Ernest Mandel

Verkiezingen, programma’s en toekomstige regering


Geschreven: februari 1961
Bron: Links nr. 7 18 februari 1961
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008

Laatste bewerking: 10 oktober 2008


Zie ook:
§ Structuurhervormingen en medebeheer

De structuurhervormingen zijn plots zeer populair geworden. Wie zegt dat dit in verband staat met de verkiezingen? En wie was het weer die beweerde, dat die structuurhervormingen onze bevolking koud laten? Vandaag jammert een beursblad als L ’Echo de la Bourse over de trage expansie van onze economie. Vooral vanaf 1953 is dit het geval, zegt dat blad. Welnu, in oktober 1954 heeft het buitengewoon congres van het ABVV reeds op dit verschijnsel gewezen en er de nodige lessen uit getrokken. Zij werden samengevat in één formule: structuurhervormingen. Hoe hebben de beursbladen er toen mee gelachen en gespot! Ondertussen schijnt hun de lust om te lachen wel te zijn vergaan. Zou de grote staking daar voor iets tussen zitten?

Dhr. Fraeters, adjunct algemeen secretaris van het ACV, beklaagt er zich eveneens over (zie De Nieuwe Gids van 10 februari) dat men ‘sinds jaren (sic) over structuurhervormingen praat’ zonder dat daar iets van in huis is gekomen. Met de beste wil van de wereld herinneren wij ons niet dat het ACV over structuurhervormingen praatte, noch in 1953, noch in 1954, 1955, 1956 noch zelfs in 1957. Nochtans schiep toen de catastrofe van Marcinelle een politiek klimaat waarin bijvoorbeeld de nationalisatie van de steenkoolmijnen door een groot gedeelte van de openbare opinie werd aanvaard. André Renard voerde toen een publiek twistgesprek over dat onderwerp met dhr. Gust Cool. Van de kant van het ACV waren er maar alleen bezwaren, afleidingsmanoeuvres en pogingen om in troebel water te vissen. Van echte structuurhervormingen was toen geen sprake.

Het is een feit dat het ABVV alleen in België voor structuurhervormingen heeft gestreden, van 1954 tot 1957. Het is een feit dat de BSP en de KP in de loop van 1958 naar die stelling overzwenkten. Indien nu het ACV — met de mond — eveneens voor structuurhervormingen opkomt, dan bewijst dit alleen dat onze actie reeds veel resultaten heeft opgeleverd, en dat zij veel populairder is dan sommige ‘rechtsen’ in onze eigen rijen willen doen geloven. Vanwege de christelijke leiders is het dwaas, nu te beweren dat wij ons programma ... van hen zouden hebben afgeschreven! Dit is speculeren op de vergetelheid en de domheid van het kiezerscorps. Maar de mensen van bij ons zijn minder vergeetachtig en minder dom dan de christelijke heren dit geloven. Zij zullen daarmee plezier beleven op de dag van de verkiezingen!

‘Last but not least’ is er P.H. Spaak in hoogsteigen persoon, die voor de ‘Cercle Gaulois’ — wel inderdaad de meest geschikte plaats voor een socialist om zijn terugkeer in de Belgische politiek te vieren — de spot dreef met al die medeburgers welke nog sterven van schrik voor ‘economische programmaties en nationalisaties’, daar waar die hervormingen overal elders in de Westerse wereld als gangbare munt worden aanvaard. Dit is de bescheiden bijdrage van onze grote man voor de campagnes voor structuurhervormingen, waardoor hij op de hem eigen manier bevestigt, dat hij de verwittiging van partijvoorzitter Collard heeft begrepen, en zijn kiesstrijd — ten minste formeel — op basis van het partijprogramma van 1959 gaat voeren.

Een verdachte eensgezindheid

Nu kan die verbazingwekkende eensgezindheid — van stakers en ratten; van ABVV en ACV, met enkele grote bankiers en andere gasten van de ‘Cercle Gaulois’ er nog bijgevoegd om het beeld af te ronden — wel niet aan een toeval worden toegeschreven. De stagnatie van de Belgische economie is een vandaag door iedereen aanvaard — en betreurd — feit. Haar te boven komen door een brutale aanslag op de levensstandaard van de werkende bevolking, dat was de bedoeling van de Eenheidswet, en dit doel is niet bereikt (en kan onder de huidige machtsverhoudingen ook niet worden bereikt). De heren van de overkant moten het dus wel enigszins anders aan boord leggen, willen zij hun bootje terug vlot maken en toch niet teveel balast afwerpen.

Hier komt hun de reeds herhaalde onderstreepte dubbelzinnigheid van het begrip ‘structuurhervormingen’ ter hulp. Inderdaad: welk gewoon volksmens verstaat er nu het verschil tussen ‘programmatie’ en ‘planning’, tussen ‘georiënteerde, geleide en planeconomie’, tussen een ‘zuivere’ en een ‘gemengde’ Nationale Maatschappij van Investeringen? Voor de grote massa is dat allemaal kerklatijn.

Nochtans verbergt dit subtiel verschil in betekenis tussen geleerde termen, dat op het eerste zicht alleen voor de hoogleraren en andere geleerde heren toegankelijk is, een hemelsbreed verschil tussen twee opvattingen van sociaal economische politiek: ofwel het opkalfateren van het zieke kapitalisme, met klassensamenwerking en stagnatie (of verlaging) van de levensstandaard van de werkende klasse, onder het mom van ‘structuurhervormingen’ naar Nederlands model; ofwel een stoutmoedige aanval op de kapitalistische structuur van onze economie, met het oprichten van een belangrijke publieke sector in nijverheid en kredietwezen, onder voorwaarden van democratisch zelfbeheer door de werkende mensen zelf, en van een nieuwe fase van vooruitgang in arbeid- en levensvoorwaarden voor de hele werkende bevolking.

Ofwel geneesheer zijn aan het bed van het zieke kapitalisme; ofwel die ziekte benutten om een nieuwe economie en een nieuwe maatschappijvorm in de schoot van de oude stervende wereld te ontvouwen: dat is het dilemma.

Op het partijcongres van september 1959 werd ons plechtig door leden van het Partijbureau beloofd, dat het niet in hun bedoeling kon liggen dokter te spelen aan het ziekbed van het kapitalisme. Wel, des te beter. Partijvoorzitter Collar heeft erop gewezen, dat we met heel ons programma naar de kiesstrijd trekken. Die verklaring is duidelijk genoeg. Wij hebben geen reden, de goede trouw en de goede bedoelingen van die vrienden in twijfel te trekken. Maar wij begrijpen maar al te goed wat de term ‘structuurhervormingen’ in de mond van de heren Fraeters en C° vandaag betekent. Het komt er dus op aan, na de verkiezingen streng te waken over de verantwoordelijke, stipte toepassing van ons programma, en elke deelname aan een regering te weigeren die niet het belangrijkste gedeelte van dit programma in haar regeringsverklaring heeft opgenomen.

... die fatale gevolgen zou kunnen hebben

Men kan beweren dat wij hier enkel onze ‘marxistische vooroordelen’ laten spreken, en niet met beide benen op de grond staan. Is de politiek niet de ‘kunst van het mogelijke’? Kan iemand zo dwaas zijn te geloven dat wij na de volgende verkiezingen een algemene meerderheid of een coalitiemeerderheid zouden kunnen verkrijgen, op grond van ons ‘maximaal’ programma van structuurhervormingen? En waarom dan stug een trapsgewijze toepassing van dit programma afwijzen, wanneer de CVP vandaag reeds voor de toepassing van een gedeelte van dat programma kan worden gewonnen?

Wij geven grif toe, dat we aan een ‘antikapitalistisch’ vooroordeel lijden, zoals we grif toegeven dat wij van nature uit een ‘vooroordeel’ hebben tegen armoede, uitbuiting, onderdrukking, werkloosheid, knevelarij, ongelijkheid en andere beroemde deugden van ons huidig maatschappelijk bestel. Maar die ‘vooroordelen’ doen hier niets ter zake. Wij zijn gaarne bereid ons uitsluitend te plaatsen op het terrein van de doelmatigheid, van het realisme, van de praktijk. De vraag moet alleen op de juiste wijze worden geformuleerd. Zij mag niet luiden: ‘Kunnen wij onze medewerking weigeren aan een trapsgewijze toepassing van sommige structuurhervormingen?’ Zij moet integendeel zo luiden: ‘Kunnen wij op ons de verantwoordelijkheid nemen van een economische politiek die niet in staat is het grondeuvel van onze economische stagnatie te overwinnen?’.

Met andere woorden: vormt ons programma van structuurhervormingen een geheel, en is het een minimum, beneden hetwelk een sanering van onze economie onmogelijk is? Wij menen dat dit inderdaad het geval is. En daarom is het verantwoord, al dat verbaal gescherm met ‘programmatie’ en ‘indicatieve planning’ als volksbedrog te veroordelen. Want wat dat in werkelijkheid betekent, dat is aan de BSP regeringsverantwoordelijkheid opleggen zonder dat zij in staat zal zijn te verhinderen dat wij hier binnen enkele jaren 3 tot 400.000 werklozen gaan krijgen! En dat is, naar onze bescheiden mening, lijnrecht in tegenstelling met de belangen van de BSP, van de werkende klasse en van de democratie in dit land.

Ons programma vormt een geheel

De stagnatie van onze economie is in laatste instantie te wijten aan een te lage investeringsvoet en, aan te weinig privaat initiatief op het gebied van het oprichten van nieuwe nijverheden, en op het gebied van technologisch onderzoek en innovatie. Dit is wederom te wijten aan de dode hand van de holdings, die op heel ons bedrijfsleven drukt. Daarom is het sleutelstuk van de structuurhervormingen het oprichten van een nationale maatschappij van beleggingen, beschikkend over een groot uitgangskapitaal (bijvoorbeeld 5 miljard F.) en bevoegd om rechtstreeks of onrechtstreeks (langs de controle van de holdings om) de financiële groepen te dwingen een gedeelte van hun kapitalen in die nieuwe nijverheden te beleggen zonder dat zij daarbij medezeggenschap over die nijverheden verkrijgen.

Tezelfdertijd moet een planbureau de nijverheidstakken bepalen, die per prioriteit moeten worden ontwikkeld, en de gewesten waar de nieuwe bedrijven per prioriteit moeten worden opgericht, ten einde de bestaande werkloosheid op te slorpen en de volledige tewerkstelling voor de toekomst te vrijwaren. De door het planbureau opgestelde objectieven moeten dus verwezenlijkt worden; indien de privésector dit niet doet, moet de openbare sector zelf de nodige initiatieven nemen, waarbij de vruchten van dit initiatief uitsluitend ten dienste moeten komen van de gemeenschap.

De nationalisatie van de energiesector ten slotte geeft aan de openbare diensten het nodige instrument om drukking uit te oefenen op de kostprijzen en om een voorbeeld te scheppen van democratisch zelfbestuur, dat als baken kan dienen voor heel de werkende bevolking van ons land.

Men ziet in welke mate al die punten van het programma in mekaar overlopen. Het vormt inderdaad één geheel. Het doel is de belangen van de gemeenschap de voorrang te geven boven de belangen van de ‘vrije onderneming ’.

Geen karikatuur van structuurhervormingen

Maar wanneer men de structuurhervormingen ontzenuwt en ontmant, om haar binnen het enge keurslijf van een BSP — CVP coalitie ‘tot elke prijs’ te dwingen, dan krijgt men volgend resultaat:

1. In plaats van een planeconomie, een gewone ‘programmatie’, het is te zeggen een reeks voorspellingen over hetgeen ‘waarschijnlijk’ en ‘wenselijk’ is, zonder aanduiding van de middelen om het gewenste doel te bereiken. Dit is onder andere de inhoud van het ‘vijfjarenprogramma’ van dhr. Eyskens;

2. In plaats van de gemeenschap de voorrang te geven boven de belangen van de ‘vrije onderneming’, worden de belangen van de gemeenschap brutaal onderworpen aan deze van het kapitalisme. In plaats van een grote openbare sector, die zich in het bedrijfsleven naast de privésector ontwikkelt — en deze ofwel dwingt zich te vernieuwen, of onherroepelijk tot degradatie veroordeelt — krijgen we een zogenaamde ‘gemengde’ Investeringsmaatschappij, die in haar raad van beheer ... rechtstreekse vertegenwoordigers van de holdings telt, waaraan de concurrenten van die holdings nooit hun projecten zullen voorleggen. Dit leidt dan wederom tot de beruchte muis die de berg heeft gebaard: de structuurhervormingen komen dan praktisch op niets anders neer dan op grotere subsidies van de gemeenschap ten voordele van de privé sector (en dan meestal van de door de holdings gecontroleerde grote ondernemingen, zoals senator De Winter dit in zijn jongste verslag van de Senaatscommissie van Economische Zaken toegeeft). Het wordt dan een stelselmatige uitdeling van premies voor de luiheid;

3. Maar vermits de ervaring reeds heeft bewezen dat, zelfs met staatshulp, de ‘vrije onderneming’ in ons land geen voldoende economische expansie kan waarborgen, komt de karikatuur van ‘structuurhervormingen’ praktisch neer op de ‘verhoging’ van de jaarlijkse expansie voet van 2,5 tot 3 t.h. of van 2 tot 2,5 t.h., m.a.w. de economische expansie blijft onvoldoende: de structurele werkloosheid blijft zeer hoog, of zal zelfs nog groeien, indien de productiviteit verder stijgt zoals ze thans aan ‘t stijgen is.

Wanneer wij daaraan toevoegen, dat er waarschijnlijk een vertraging zal komen in de economische expansie van heel West Europa, waardoor wij minder kansen krijgen om de welvaart van elders naar ons over te hevelen, langs onze uitvoer om, dan wordt het beeld nog somberder. Het betekent in ‘t kort: 3 of 400.000 werklozen bij de volgende, of de daarop volgende recessie.

Men zal moeten toegeven dat het ‘onderscheid’ tussen ‘programmatie’ en ‘planificatie’, dat misschien op zichzelf gezien van geen belang is, hier tot zeer verregaande gevolgen leidt. En men zal daarom ons wantrouwen begrijpen, wanneer wij nu zoveel heren met ‘structuurhervormingen’ zien schermen.

Maar voor ons is de keuze al lang gedaan: structuurhervormingen om ons land uit het slop te halen, dank zij de ontwikkeling van een sterke publieke sector en een reeks durvende sociale hervormingen? Dat is een prachtig project, waarvoor alle socialisten uit alle kracht moeten strijden. Een karikatuur van structuurhervormingen waardoor wij op ons de verantwoordelijkheid nemen voor alle euvels van het zieke kapitalisme? Nooit! Dan nog eerder in oppositie blijven, en verder strijden met opvoeding, propaganda en metterdaad, voor ons programma, totdat de grote meerderheid van de werkende bevolking uit eigen ervaring heeft geleerd, dat er buiten dat programma geen heil voor haar bestaat!