Karl Marx

Aan Pavel Vasiljevitsj Annenkov


Geschreven: 28 december 1846
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2009

Laatste bewerking: 05 februari 2009


28 december 1846

Voornamelijk omdat het hem aan historische kennis ontbrak zag de heer Proudhon niet in, dat de mensen door hun productieve krachten te ontplooien, dus door te leven, zekere onderlinge verhoudingen ontwikkelen, en dat het karakter van deze verhoudingen zich onvermijdelijk wijzigt met de verandering en groei van deze productieve krachten. Hij zag niet in, dat de economische categorieën slechts abstracties zijn van deze reële verhoudingen en slechts waarheden zijn voor zover deze verhoudingen bestaan. Aldus vervalt hij tot de vergissing van de burgerlijke economen, die in deze economische categorieën eeuwige en niet-historische wetten zien — wetten, die slechts van kracht zijn voor een zeker stadium van historische ontwikkeling, voor een zeker ontwikkelingsstadium der productieve krachten. Oftewel: in plaats van de politiek-economische categorieën te beschouwen als abstracties van reële, voorbijgaande historische maatschappelijke verhoudingen, maakt de heer Proudhon er een mystieke kwestie van en ziet in de reële verhoudingen slechts de vleeswording van deze abstracties. Deze abstracties zijn op hun beurt formules, die in de schoot van God de Vader sluimeren sinds de schepping van de wereld.

Hier wringt onze brave heer Proudhon zich in wanhopige gedachtekronkels. Indien al deze economische categorieën emanaties van een goddelijk hart zijn, indien ze het verborgen en eeuwige leven van de mensen vormen, hoe komt het dan ten eerste, dat er een ontwikkeling bestaat en ten tweede, dat de heer Proudhon geen conservatief is? Deze overduidelijke contradicties legt hij uit aan de hand van een heel systeem van antagonismen. Ter belichting van dit systeem van antagonismen nemen we een voorbeeld.

Het monopolie is goed, omdat het een economische categorie is en dus een emanatie van God. De concurrentie is goed, omdat deze ook een economische categorie is. Maar de fout zit hem in de realiteit van het monopolie en de realiteit van de concurrentie. Erger nog: het monopolie en de concurrentie vreten elkaar aan. Wat nu? Aangezien deze twee eeuwige ideeën van God elkaar tegenspreken, lijkt het de heer Proudhon zonneklaar, dat in de schoot van God meteen ook de synthese van beide ideeën rust, waarin het kwaad van het monopolie wordt opgeheven door de concurrentie en vice versa. De strijd tussen beide ideeën zal tot gevolg hebben, dat alleen hun goede zijde naar voren komt. Men moet God dit geheime idee ontfutselen en dan in praktijk brengen en alles zal dik in orde zijn. Men moet de synthetische formule vinden, die verborgen ligt in het duistere verstand van de mensenmassa. De heer Proudhon presenteert zich zonder enig aarzelen als degene die dit geheim ontsluiert.

Doch laten we een ogenblik het werkelijke leven buiten beschouwing laten. In het huidige economische leven vindt u niet alleen de concurrentie en het monopolie, maar tevens ook hun synthese, die geen formule is maar een ontwikkeling. Het monopolie verwekt de concurrentie, de concurrentie verwekt het monopolie. Deze gelijkstelling neemt echter de complicaties van de huidige situatie niet weg, zoals de burgerlijke economen menen en veroorzaakt daarmee een nog moeilijkere en nog meer verwarde situatie. Oftewel, door de grondslag te veranderen, waarop de huidige economische verhoudingen berusten, door de huidige vorm van de productie te liquideren, liquideert u niet alleen de concurrentie, het monopolie en hun antagonisme, maar ook hun eenheid, hun synthese — een ontwikkeling waarin ook het werkelijke evenwicht tussen de concurrentie en het monopolie tot stand komt.

Nu geef ik u een voorbeeld van mijnheer Proudhons dialectiek.

Vrijheid en slavernij vormen een antagonisme. Ik hoef niets te zeggen over de goede dan wel slechte kanten van de vrijheid. Wat de slavernij betreft valt er niets te zeggen over de kwade kanten ervan. Het enige wat uitleg behoeft is de goede zijde van de slavernij. Ik heb het niet over indirecte slavernij, over de slavernij van het proletariaat. Ik heb het over de directe slavernij van de zwarten in Suriname, in Brazilië, in de zuidelijke gebieden van Noord-Amerika.

De directe slavernij is evengoed een grondslag van onze hedendaagse industrie als de machines, het krediet etc. Zonder slavernij is er geen katoen, zonder katoen geen hedendaagse industrie. De slavernij gaf de koloniën waarde, de koloniën schiepen de wereldhandel en de wereldhandel is een noodzakelijke voorwaarde voor de zware industrie met machines. Tot het instellen van de negerhandel leverden de koloniën de Oude Wereld heel weinig producten en veranderden het aanzien van de wereld niet merkbaar. Aldus is de slavernij een economische categorie van enorme betekenis. Zonder slavernij zou Noord-Amerika — het meest progressieve land — tot een patriarchaal land zijn geworden. Veeg alleen Noord-Amerika van de wereldkaart en u krijgt de anarchie, het volledige verval van de handel en van de hedendaagse beschaving. Doch de liquidatie van de slavernij zou inhouden dat Amerika van de wereldkaart wordt geveegd. Daarom treft men de slavernij, juist doordat deze een economische categorie is, sinds de schepping van de wereld bij alle volkeren aan. De hedendaagse volkeren zijn er slechts in geslaagd de slavernij bij zichzelf te verhullen en deze openlijk in te voeren in de Nieuwe Wereld. Wat nu begint de heer Proudhon na deze bespiegelingen over de slavernij? Hij gaat de synthese zoeken tussen de vrijheid en de slavernij, het ware gouden midden, met andere woorden — het evenwicht tussen slavernij en vrijheid.

De heer Proudhon heeft heel goed begrepen, dat de mensen fijne stof, linnen, zijdeweefsel produceren en het is een grote verdienste dit te begrijpen. Maar wat de heer Proudhon niet heeft begrepen is het feit, dat de mensen analoog aan hun productieve krachten tevens maatschappelijke verhoudingen creëren, waaronder zij fijne stof en linnen produceren. Nog minder heeft de heer Proudhon begrepen, dat mensen, die maatschappelijke verhoudingen creëren naast hun materiële productie, hiernaast ook ideeën en categorieën creëren, oftewel abstracte, ideale weerspiegelingen van deze maatschappelijke verhoudingen. Aldus zijn de categorieën net zo min eeuwig als de verhoudingen die zij weerspiegelen. Dit zijn producten van historische en voorbijgaande aard. Voor de heer Proudhon daarentegen vormen juist de abstracties, de categorieën de oorzaak van de eerste orde. Naar zijn mening maken zij en niet de mensen geschiedenis. De abstractie, de categorie, beschouwd als zodanig, dus geïsoleerd van de mensen en hun materieel handelen, is uiteraard onsterfelijk, onveranderlijk, onbeweeglijk. Zij vormt slechts een maaksel van het zuivere verstand, wat simpelweg inhoudt, dat de abstractie als zodanig abstract is. Boeiende tautologie!

Aldus vormen de economische verhoudingen, beschouwd in de vorm van categorieën, voor de heer Proudhon eeuwige formules die noch een herkomst hebben, nog een ontwikkeling.

Met andere woorden: de heer Proudhon beweert niet rechtstreeks, dat het burgerlijke leven voor hem een eeuwige waarheid is. Hij beweert dit indirect door de categorieën te verafgoden, die in de vorm van ideeën de burgerlijke verhoudingen weerspiegelen. Zodra de producten van de burgerlijke maatschappij zich aan hem voordoen in de vorm van categorieën, ideeën, houdt hij ze voor uit eigen wil opkomende, met een eigen leven begiftigde eeuwige wezens. Hierdoor treedt hij niet buiten de grenzen van de burgerlijke horizon. Aangezien hij te maken heeft met burgerlijke ideeën en deze als eeuwige waarheden beschouwt, zoekt hij een synthese tussen deze ideeën, hun evenwicht en ziet niet dat de hedendaagse weg naar dit evenwicht de enig mogelijke is.

In wezen doet hij wat alle brave bourgeois doen. Allen zeggen ze u, dat de concurrentie, het monopolie etc. in principe, ofwel bekeken als abstracte begrippen, de enige grondslagen van het leven zijn, maar dat ze in praktijk veel te wensen overlaten. Allen wensen zij de concurrentie zonder de fatale gevolgen van de concurrentie. Allen wensen zij het onmogelijke, ofwel de condities van het burgerlijke leven zonder de noodzakelijke gevolgen van deze condities. Allen begrijpen zij, dat de burgerlijke productievorm een historische en voorbijgaande vorm is, net zoals dat het geval was met de feodale. Deze vergissing komt voort uit het feit, dat voor hen de mens als bourgeois de enige grondslag is van elke maatschappij, vanwege het feit dat zij zich geen dergelijke maatschappij voorstellen, waarin de mens zou ophouden bourgeois te zijn.

De heer Proudhon is derhalve doctrinair. De historische ontwikkeling die een ommekeer in de wereld van nu teweegbrengt, wordt bij hem herleid tot de opgave om het juiste evenwicht te ontdekken, de synthese van twee burgerlijke ideeën. Aldus ontsluiert deze handige jongen met behulp van kronkels de verborgen goddelijke idee, de eenheid tussen twee gescheiden ideeën, die slechts hierom gescheiden zijn, omdat de heer Proudhon ze heeft gescheiden van het praktische leven, van de hedendaagse productie, die een combinatie is van die reële zaken, die door deze ideeën weerspiegeld zijn. Op de plaats van de grote historische ontwikkeling, die voortspruit uit het conflict tussen de reeds verworven productieve krachten der mensen en hun maatschappelijke verhoudingen, die niet meer corresponderen met deze productieve krachten; op de plaats van de vreselijke oorlogen, die plaats gaan vinden tussen de verschillende klassen van één natie en tussen verschillende naties; op de plaats van de praktische en revolutionaire activiteiten van de massa’s, die als enige bij machte zullen zijn deze collisies tot een einde te brengen, — op de plaats van deze omvangrijke, langdurige en gecompliceerde ontwikkeling stelt de heer Proudhon de primitieve ontwikkeling (mouvement cacadauphin) die zich in zijn hoofd afspeelt. Oftewel de geschiedenis wordt gemaakt door geleerden, mensen die God zijn geheime idee weten te ontfutselen. En het gewone volk hoeft alleen maar hun openbaringen in praktijk te brengen.

U begrijpt nu, waarom de heer Proudhon een verstokte vijand is van elke politieke beweging. De oplossing van de huidige problemen berust voor hem niet in een gemeenschappelijk handelen, maar in een dialectisch rondcirkelen in zijn hoofd.

Aangezien voor hem de categorieën de drijvende krachten zijn, is er geen reden het praktische leven te wijzigen om de categorieën te wijzigen. Het is precies omgekeerd. De categorieën moeten worden gewijzigd en het resultaat ervan zal de verandering van de bestaande maatschappij zijn.

In zijn wens de contradicties goed te maken laat de heer Proudhon de volgende vraag geheel links liggen: moet niet juist de grondslag van deze contradicties worden omvergeworpen? Hij heeft alles weg van een politieke doctrinair, die én de koning én de kamer van gedeputeerden én de kamer van pairs wil handhaven in de hoedanigheid van onderdelen van het maatschappelijke leven, als eeuwige categorieën. Hij zoekt slechts een nieuwe formule om deze krachten in evenwicht te brengen, waarvan het evenwicht nu juist bestaat in de huidige ontwikkeling, waar één van deze krachten afwisselend de meerdere of de mindere is van de andere. Zo probeerde in de 18e eeuw een groot aantal middelmatige koppen de ware formule te vinden om evenwicht te brengen in de maatschappelijke standen, de adel, de koning, de parlementen enz., en de dag daarop was er geen koning meer, noch de parlementen, noch de adel. De juiste manier om evenwicht in dit antagonisme te brengen was de omverwerping van de maatschappelijke verhoudingen, die dienden als de grondslag voor deze feodale instellingen en de grondslag van het antagonisme tussen deze feodale instellingen. Aangezien de heer Proudhon aan de ene kant eeuwige ideeën, categorieën van het zuivere verstand stelt, en aan de andere kant de mensen en hun praktische leven, dat naar zijn mening van toepassing is in deze categorieën, zult u bij hem van begin af aan een dualisme aantreffen tussen het leven en de ideeën, tussen de ziel en het lichaam — een dualisme dat in verschillende vormen terugkeert. U ziet nu, dat dit antagonisme slechts het onvermogen van de heer Proudhon is om de herkomst en de alledaagse historie van de categorieën, die hij verafgoodt, te doorzien.

Mijn brief is al te lang geworden en nu moet ik wel blijven stilstaan bij mijnheer Proudhons uitvallen tegen het communisme. Intussen zult u het met mij eens zijn, dat iemand die de huidige toestand van de maatschappij niet heeft begrepen, nog minder die beweging kan begrijpen, die streeft naar de vernietiging van deze maatschappij en de literaire uitdrukkingen van deze revolutionaire beweging.

Het enige punt waarop ik het volstrekt eens ben met de heer Proudhon is zijn afkeer van socialistische sentimentaliteit. Vóór hem haalde ik me veel vijandschap op het lijf met mijn bespottingen van het socialisme van schaapskoppen, sentimenteel en utopisch. Maar maakt de heer Proudhon zelf zich geen vreemde illusies door zijn sentimentaliteit van de kleinburger, — ik bedoel zijn declamaties over het gezin, de echtelijke liefde en al zijn banaliteiten, — te stellen tegenover de socialistische sentimentaliteit, die bijvoorbeeld bij Fourier heel wat dieper gaat dan de pretentieuze platheden van onze brave Proudhon? Hij voelt zelf zo goed heel de nietigheid van zijn conclusies aan, zijn volledig onvermogen om over al deze zaken te spreken, dat hij plotseling, buiten zichzelf in een woede geraakt, in irae hominis probi [toorn van een edel mens. Red.], hij begint te brullen, gaat tekeer, scheldt, ontmaskert, beschuldigt, vervloekt, slaat zich op de borst en pocht tegenover God en de mensen dat hij rein is van socialistische smerigheden. Hij geeft geen kritiek als criticus op de socialistische sentimentaliteit. Als een heilige, als een paus spreekt hij het anathema uit over de arme zondaars en bewierookt de kleine bourgeoisie en de deerniswekkende liefdes en patriarchale illusies van de huiselijke haard. En dit is niet toevallig. De heer Proudhon is van top tot teen een filosoof, een econoom van de kleine bourgeoisie. Een kleinburger in een ontwikkelde maatschappij wordt, vanwege zijn eigen positie, enerzijds socialist en anderzijds econoom, oftewel hij is verblind door de grandeur van de grote bourgeoisie en voelt mee met het lijdenschap van het volk. Hij is tegelijkertijd én bourgeois én volk. In het diepst van zijn hart is hij trots dat hij onpartijdig is, dat hij het ware evenwicht gevonden heeft, dat de pretentie heeft zich te onderscheiden van het gulden midden. Zo’n kleinburger verafgoodt de contradictie omdat de contradictie de grondslag van zijn bestaan is. Hijzelf is niets anders dan de vleesgeworden maatschappelijke contradictie. Hij moet in theorie rechtvaardigen wat hij is in de praktijk en de heer Proudhon behoort de verdienste toe een wetenschappelijke uitdrukking te hebben gegeven aan de Franse kleinbourgeoisie; dit is werkelijk een verdienste omdat de kleinburgerij een onderdeel is van alle komende sociale revoluties.

Ik had graag de mogelijkheid om u met deze brief mijn boek te zenden over politieke economie, maar tot op heden is het mij niet gelukt om dit werk uit te geven, noch de kritiek op de Duitse filosofen en socialisten [Bedoeld is hier het door Marx geconcipieerde werk Een historische studie van de politiek en de politieke economie. Red.], waarover ik u vertelde in Brussel. U kunt zich niet voorstellen op wat voor problemen zo’n uitgave in Duitsland stoot, ten eerste van de kant van de politie en ten tweede van de kant van de uitgevers, die zelf belanghebbende vertegenwoordigers zijn van al die stromingen die ik aanval. En wat onze eigen partij betreft: deze is niet alleen arm, maar bovendien is een aanzienlijk aantal leden van de Duitse communistische partij boos op mij vanwege het feit, dat ik ageer tegen hun utopieën en declamaties.

Vertaald uit het Frans


Zoek knop