Jasper Schaaf
Karl Marx, Bekend en onbekend
Hoofdstuk 16


DE NUTTIGE POLITIEKE OMWEG

Zoals Marx die ziet in 1853

— De een geeft het geld, de ander verricht de arbeid —

Uitspraak van de schepenen van Joachimsthal (Bohemen) ten tijde van het opkomend handelskapitalisme, in 1549[225]

— Omdat zij het echter niet wagen, zelf openlijk op te treden, proberen ze tegen de katoenvorsten te stoken, wanneer ze via de weg van de geestelijkheid van de staatskerk de macht van het volk tegen hen ophitsen. —

Karl Marx[226]

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

De omweg – of de indirecte inzet in het algemeen – blijkt soms een heel effectieve te zijn, uiteindelijk de snelste weg naar resultaat.

Kijk maar eens, heel boeiend, na jarenlange acties voor korter werken en voor een vijfendertigurige werkweek in de jaren tachtig en negentig, hebben veel mensen het idee dat het allemaal maar weinig geholpen heeft en de werkdruk groter is dan ooit. En dan opeens komt via een omweg de kortere werkweek pontificaal terug op de agenda. Via een omweg, indirect, misschien wel op een geheel oneigenlijke manier, nu de Vereniging voor Openbaar Onderwijs het door vele bezuinigingen op onderwijs en opleidingen ontstane grote tekort aan leerkrachten denkt te kunnen oplossen door invoering van een vierdaagse werkweek.[227] Vier dagen wat langer werken voor de leerkracht en de basisschoolleerling. Een opvatting die weliswaar gevoed wordt door discussies over arbeidstijdverkorting in de afgelopen jaren, maar die afgedwongen wordt door de economische situatie en de jarenlange bezuinigingen op onderwijs. Die leidden tot een resultaat waar men van links tot rechts nu danig mee in zijn maag zit.

Misschien lijkt het een storm in een glas water, en is de discussie al lang – zij het voorlopig – voorbij op het moment dat de lezer dit boek leest.

Voorlopig? Jazeker, zonder aan koffiedikkijkerij te doen is de kans groot dat vroeg of laat met alle geweld de strijd over korter of langer werken weer opduikt, omdat het een essentie van de klassenstrijd is. Dat deze kwestie via omwegen op de politieke agenda belandt is niet zo vreemd. Het is zoals de filosoof Hegel spreekt over de ‘list der rede’, of ‘de listige rede’. Hoofdzaken in de redelijke ontwikkeling, in de vooruitgang, worden soms via listen, trucs en omwegen bereikt. De vooruitgang moet zich immers doorzetten, op straffe van grote historische problemen. En zo worden mensen op gepaste momenten gedwongen zich te schikken in de ‘wetmatige’ vooruitgang.

Spelen dan alleen listen een rol? Welneen, de strijd voor korter werken, de welbewuste klassenstrijd vormt een belangrijk deel van de ontwikkeling waarin de voorwaarden voor verandering worden opgebouwd. De precieze wijze waarop deze strijd verloopt en de wijze waarop resultaten worden geïncasseerd, kunnen echter grillig en onverwacht zijn. Ook onverwachte medestanders kunnen helpen dit resultaat te incasseren.

Nog een voorbeeld van een indirect, in dit geval een vertraagd succes? Wanneer er zich kansen voordoen, moeten die worden gegrepen, en het moment van de kans is soms een geheel andere dan van tevoren verwacht werd. Historisch bezien is het regelmatig zo geweest dat eisen pas werden ingewilligd een sociaal-economisch of maatschappelijk moeilijke periode, terwijl deze politiek wel al eerder actueel waren. Dit verschijnsel is bijvoorbeeld te zien bij het invoeren van het algemeen kiesrecht na de Eerste Wereldoorlog.[228] De strijd voor algemeen kiesrecht was in de periode ervoor massaal gevoerd. Na de Eerste Wereldoorlog, tijdens de ‘bibberperiode van de bourgeoisie’,[229] werden ‘plotseling’ oude eisen op dit punt ingewilligd, mede uit angst voor een vanuit Rusland overwaaiende proletarische revolutie. Directe acties werken vaak indirect door. Soms wordt pas in een langetermijnperspectief de doorwerking zichtbaar.

Bij de tienurendag, net als bij de arbeidstijdverkorting in de jaren tachtig van deze eeuw, is het juist een economisch zwakke periode waarin (bepaalde) resultaten worden geboekt.[230] De kapitalistische textielindustrilen, de ‘Manchestermänner’ die hun afzetmarkten zien krimpen, worden genoodzaakt hun arbeiders korter te laten werken, het deel dat ze niet direct uitstoten in het arbeidsreserveleger. Zo creëren ze arbeidsreservetijd, die ze onmiddellijk weer opeisen bij een aantrekkende economie. Dit laatste gebeurt daadwerkelijk in de periode 1848-1853, zoals vaker, tot op de dag van vandaag.[231]

Historische feiten vinden hun oorzaak dus niet alleen in directe actie, ook in indirecte en onverwachte, en vaak in een vertraagde beweging. Hierover – met een knipoog naar Hegels ‘list der rede’, wanneer hij spreekt over ‘openbare’ en ‘geheime’ geschiedenis – schrijft Marx in 1853 in een krantenartikel voor de New-York Daily Tribune.[232] Dit gaat onder andere over de strijd voor de tienurendag. In de strijd voor een gereguleerde werktijd, ten gunste van de arbeiders die strijden tegen ongebreidelde uitbuiting, staan in 1853 landadel en kerk aan de kant van het proletariaat, althans in de ‘openbare’ politiek. Marx legt het geheim hierachter uit, de achterliggende oorzaken van de ogenschijnlijk vreemde coalitie die daadwerkelijk helpt de tienurendag te realiseren. Onverwachte, desnoods tijdelijke medestanders leggen óók hun gewicht in de schaal.

Voor wat meer te zeggen over dit krantenartikel, eerst nog wat over de geschiedenis van de tienurendag, hoe Marx hierover denkt, en over de artikelen die hij voor de Amerikaanse krant schrijft.

De klassenstrijd om de arbeidsduur is oud. Bovendien is deze strijd in veel alledaagse arbeidssituaties heftig aanwezig. De strijd voor wettelijke regulering van de arbeidstijd, naar de tienurendag, de achturendag en recenter de vijfendertigurige werkweek, vergt een verhaal op zich. Een verhaal met veel ups en downs, een steeds op een ander niveau terugkerende strijd, omdat het ook de strijd om de meerwaarde en om zeggenschap is, de klassenstrijd zelf. Teveel om in dit bestek allemaal te noemen en uit te diepen. Veel hierover vindt men bij L. Karsten, De achturendag.[233]

Vaak spreekt men over het ontstaan van het kapitalisme als een beweging waarin de voormalige slaaf, de horige boer nu als (relatief) vrij mens tot weer in een dwangsituatie belandt. Hij wordt immers gedwongen zijn arbeid te verkopen, aanvankelijk vrijwel uitsluitend op voorwaarden van de kapitalist.

Dit blijkt echter slechts een deel, een zeer algemeen aangeduid deel van de werkelijke ontwikkeling te zijn. In de latere Middeleeuwen tot in de 18e, zelfs in het begin van de 19e eeuw bestaat een grote groep van bekwame ambachtslieden die in hoge mate nog de eigen arbeidstijd kan regelen. Het industriële kapitalisme, sinds het ontstaan van de grote Engelse textielfabrieken, betekent voor hen – nu tot textielarbeider geworden – de ontvreemding van het beslissingsrecht over de eigen arbeidstijd.[234] Men moet hierbij denken aan de periode van ongeveer 1770-1800. Dit impliceert dat sindsdien de klassenstrijd naast principiële punten als de strijd voor een deel van de winst, voor hoger loon, voor het bezit van de productiemiddelen en om de politieke macht, óók een strijd omvat voor zelfbeschikking over de eigen arbeid en arbeidstijd. Het is een principiële strijd van de kapitalist om in te mogen grijpen in de directe werkverhoudingen van de arbeider. Het is een principiële strijd van de arbeider om (volledige) zeggenschap te krijgen over de ook voor hem nieuwe werk- en eigendomsverhoudingen.

Wanneer Marx in 1853 schrijft over de noodzaak van de tienurendag, doelt hij hiermee tegelijk op een veel verderliggend perspectief. De (utopisch) socialist Robert Owen publiceerde vooral in de periode 1813-1817 belangrijke werken waarin hij veel van zijn sociale ideeën uiteenzette. Onder andere een sterk pleidooi voor de achturendag, die hij beschouwt als een rationele etmaalindeling. Immers, dan krijgen ouders goed de gelegenheid hun kinderen op te voeden en van de arbeid uit te rusten.[235] Marx en Engels, die inhoudelijk diverse ideeën welbewust van de oudere socialisten overnemen, pleiten ook voor de achturendag. Al vroeg in hun werk zien zij het socialisme (ook) als volledige beheersing van de (arbeids)tijd door het proletariaat; zie De Duitse ideologie.[236] Later, in 1866 bij de oprichting van de Eerste Internationale, maken ze van de achturendag een belangrijk programmapunt. In de woorden van Marx: ‘We verklaren de beperking van de arbeidsdag tot een eerste voorwaarde, zonder welke elk ander streven naar verbetering en emancipatie wel moet mislukken. Zij is hoognodig, om de gezondheid en lichamelijke energie van de arbeidersklasse, dat wil zeggen de overwegende massa van iedere natie, te herstellen en om voor haar de mogelijkheid van geestelijke ontwikkeling, maatschappelijk verkeer en sociale en politieke activiteit zeker te stellen. Daarom stellen wij 8 arbeidsuren als wettelijke beperking van de arbeidsdag voor.’[237]

Voor Marx is de klassenstrijd over de arbeidstijd principieel. Van de directe en indirecte strijd op dit punt ontgaat hem weinig. Zo is het begrijpelijk dat hij in de krantenartikelen die hij voor de New-York Daily Tribune schrijft ook hierover komt te spreken.

Wat waren dat trouwens voor artikelen? In augustus 1851 wordt hij vanuit New York gevraagd medewerker te worden van deze krant, wat hij ongeveer tien jaar zal blijven. In een voor Marx financieel moeilijke tijd betekent dit een welkome inkomstenbron, waarbij hij bovendien door Engels wordt geholpen, die een deel van de artikelen schrijft die onder Marx’ naam verschijnen.[238]

De door Marx voor deze krant geschreven stukken bevatten vele analyses en feiten, vooral ook over de politiek van Engeland, maar dit breed opgevat. Engeland ‘rules the waves’. Inderdaad, het is ook de internationale kapitalistische en koloniale politiek die aan de orde is. Scherpzinnig speurt hij belangrijke feiten na en plaatst die steeds in een verderliggend verband. Steeds verder kijkt Marx, zodat er een vérgaande politiek-historische analyse zichtbaar wordt. Het aardige van deze politieke stukken in de New-York Daily Tribune is dat Marx niet alleen – zoals elders zo vaak gebeurt – beschrijft wat de kerk of de kapitalist vindt, maar evenzeer snedig ingaat op achterliggende motieven en belangen, die het politieke optreden van actuele actoren helpen verklaren.

Onderhavig stuk van Marx verschijnt op 15 maart in de Amerikaanse krant. Het gaat behalve over ‘de klerus en de strijd om de tienurendag’ ook over de debatten in het Engelse parlement, de uitsluiting van joden uit het Britse Lagerhuis en de grote hongersnood die veel mensen treft, en veel mensen via de emigratie naar Amerika uitdrijft.[239] Over ‘economische vluchtelingen’ gesproken ...

Opmerkelijk in deze periode is dat de tienurenwetgeving niet alleen door directe acties van de arbeidersklasse wordt bereikt, maar ook met behulp van onverwachte ‘vrienden’: de adel en de kerk. De politieke omweg, waarin de kerk en zelfs de landadel kiezen voor de tienurendag, is echter weer niet zó ver om, wanneer naar de achterliggende motieven wordt gekeken. En dat te doen is koren op Marx’ molen. De kerk, waar Marx hier over spreekt is vooral de protestantse, anglicaanse geestelijkheid die in 1853 aansluit bij de strijd van de arbeiders voor de tienurendag tegen de fabrieksheren, de Manchester-lieden, dus de industriëlen van de katoen en het linnen. Marx herinnert de lezer eraan, dat de Engelse arbeiders sinds 1802 een voortdurende strijd voeren voor de regulering van de arbeidstijd.[240]

In 1847 wordt eindelijk een tienurenwet aangenomen, na lange, herhaalde en massale strijd in talloze vormen. Deze maatregel oogt op het eerste gezicht mooier dan hij is, want geldt alleen voor vrouwen en kinderen. Bovendien ontdekt het creatieve kapitaal op dat moment onmiddellijk de ploegenarbeid, waarbij steeds kinderen werken naast volwassenen. Op die manier is de kinderarbeid permanent inzetbaar. In 1850 wordt vervolgens deze ploegenarbeid parlementair veroordeeld, maar tegelijk wordt dan weer de tienurenwet opgerekt tot een tienenhalf-urenwet.[241] De Engelse arbeiders moesten toen opnieuw strijden voor de tien uren, en daartoe eisten ze een inperking van de looptijd van de machines.

Tot zover, zegt Marx dan, is dit de ‘openbare’, de algemeen bekende geschiedenis van de tienurenwet, maar deze heeft ook nog een ‘geheime’ geschiedenis. Daarin komen de belangen naar voren die in het geding zijn en de wisselende posities van adel, kerk en kapitaal verklaren, uitgelegd op een manier die Marx’ historisch materialisme zo kenmerkt. Marx beschrijft hoe de grondadel in 1831 door de aanname van de ‘Reformbill’ een belangrijke nederlaag tegen de bourgeoisie heeft geleden. Deze wet hervormt het kiesrecht waardoor adellijke, feodale rechten sterk worden verminderd en de industriële bourgeoisie toegang krijgt tot het parlement.

Dit verlies in de klassenstrijd tussen adel en bourgeoisie kan de landadel niet verkroppen. Zijn ‘heilige belangen’ worden meer en meer door de vrijhandel en afkalvende politieke macht bedreigd. Een van de middelen die de adel dan kiest is filantropische belangen te verdedigen, met behulp van de anglicaanse kerk, zo ook op te komen voor bepaalde rechten van de arbeiders tegen de bourgeoisie. Het is een coalitie in de klassenstrijd, vooral vertegenwoordigd door de conservatieve parlementariër en grootgrondbezitter Lord Ashley.[242] In 1847 is de tijd rijp – ook door andere politieke gebeurtenissen[243] – voor een voorstel in het parlement voor de tienurendag.

De grondadel neemt hiermee wraak op de bourgeoisie, vanwege verloren politieke en economische rechten. Opmerkelijk hierbij is dat het zelfs de industriëlen van Manchester in 1847 niet slecht uitkomt dat de arbeidsduur wordt beperkt, omdat door een korte economische crisis er op dat moment toch al korter wordt gewerkt.[244] Wanneer echter de economie prompt erna aantrekt, verliest de wolf zijn schaapskleren en zullen de Manchester-lieden met alle middelen de nieuwe wet ontduiken, zowel via rechterlijke ingrepen als door ondermijning van alle controle. Ondanks dat speelt de klassenstrijd tussen adel en bourgeoisie de arbeiders in deze periode in de kaart. Zelf heeft het proletariaat immers nog vrijwel geen rechten en is ook niet parlementair vertegenwoordigd. De anglicaanse kerk en adel vullen een leemte, vooral uit eigenbelang en slechts tijdelijk, en ideologisch ingevuld met filantropische motieven.

De kerk is nauw met de adel verbonden en dient in haar strijd voor de tienurendag duidelijk ook eigen belangen. Het gaat om de anglicaanse kerk die traditioneel verbonden is met de adel, terwijl de Manchester’ industriëlen vaak tot de niet-klerikale ‘dissenters’ behoren.[245] Inhoudelijk en materieel heeft de anglicaanse kerk een groot belang, omdat een van de motieven om de arbeid te beteugelen is dat kinderarbeid moet worden beperkt, zodat kinderen naar school kunnen. Lord Ashley en de zijnen geven de school een belangrijke morele taak, waarvan in hun visie de dagelijkse uitvoering geheel bij de staatskerk, de anglicaanse kerk zal liggen. Al met al dient deze kerk hier een weldoordacht traditioneel belang, gekoppeld aan traditionele waarden én het klassenbelang van adel en grootgrondbezit. Onderwijs en kerk vormen aldus een belangrijke ideologische positie in de feitelijke politieke klassenstrijd. Dit traditionele belang keert zich tegen de vooruitstrevende industriëlen die zich vanuit hun klassenbelang keren tegen de nog verder vooruitstrevende arbeidersklasse én tegen reactionaire motieven.

Marx analyseert kritisch en met de nodige ironie de kortetermijn-klassenstrijd, waarin opmerkelijke coalities mogelijk zijn. Hij wijst op het tijdelijke ervan: ‘De toorn van de grondheren is na 1850 meer en meer weggeëbd, ...’[246] Dat betekent dat zij compromissen sluiten uit eigenbelang, waarbij ze ploegendienstarbeid weliswaar verwerpen, maar intussen wel toegeven op de arbeidsduur door een tienenhalf-urige werkdag te accepteren.

Dit speelt in 1853 wanneer Marx zijn krantenartikel schrijft, en dit betekent de zoveelste opleving van de strijd om de lengte van de werkdag. De adel en grondbezitters proberen daarom opnieuw greep te krijgen op de beweging voor de kortere werkdag en massa-aanhang onder handwerkslieden en arbeiders te verwerven. Het middel dat zij kiezen is die van de ‘omweg’, van de weg via de geestelijkheid van de anglicaanse staatskerk. Daar slaat het motto hierboven op. De landadel waagt het niet openlijk tegen de katoenvorsten op te treden, gezien zijn wankelende positie in de klassenstrijd, maar maakt gebruik van de (om)weg van de geestelijkheid van de anglicaanse staatskerk, om de macht van het volk voor zijn eigen positie in te zetten. De reactie, de groepen die oude rechten en belangen veilig willen stellen, beschikt noch over het fabriekssysteem, noch over de arbeid. Zij moet dus andere middelen inzetten.

Marx zet zo de posities duidelijk neer en lardeert zijn stuk met enkele mooie uitspraken van geestelijken die optreden tegen fabrieksheren die God en wettelijk gebod aan hun laars lappen, als het gaat om de uitbuiting van de arbeid en de arbeiders. En passant laat hij de andere kant ook nog even zien, de Manchester’ industriëlen die ‘dissenter’ zijn en zich tegen de staatskerk richten. Waarom? Marx spot hier mee: de Manchester-lieden zijn vooral verliefd op de dertien miljoen Britse Pond die de staatskerk hen als belasting afhandig maakt.

Marx keert zich zelden op moralistische wijze tegen adel, kerk, grootgrondbezit of tegen de Manchester-lieden, maar tekent hun posities in de klassenstrijd uit. Steeds klinkt daarin de verderliggende vooruitgang van de klassenstrijd door, waarin de arbeidersklasse werkelijk macht verwerft en het kapitalisme wordt opgeheven in een ingewikkeld en langdurig proces. Marx tekent posities uit: het concreet-historische verloop, de werkelijke dialectiek, de verwarrende knopen, de talloze omwegen en tegenstrijdigheden. Die vormen tezamen een werkelijke vooruitgang, waartoe de arbeidersklasse in het hier en nu bewust haar op het heden en toekomst gerichte stappen dient te zetten.

_______________
[225] Ontleend aan F. Braudel, Beschaving, economie en kapitalisme, deel 2, Het spel van de handel, Amsterdam 1989, p. 41. ‘Der eine gibt das Geld, der andere tut die Arbeit.’
[226] MEW, deel 8, p. 538. ‘Da sie es aber nicht wagen, selbst offen aufzutreten, so versuchen sie gegen die Baumwoll-Lords zu wühlen, indem sie, auf dem Wege über die Geistlichkeit der Staatskirche, die Macht des Volkes auf sie hetzen.’
[227] Zie (o.m.) Nieuwsblad van het Noorden, 21 april 1999. N.B. Strikt genomen is de vierdaagse schoolweek niet hetzelfde als de vierdaagse werkweek voor de leerkracht. In de praktijk zal blijken dat tussen beide een grote samenhang bestaat.
[228] Zie ook J. Schaaf, De toekomst van het individu als sociaal wezen, Assen 1996, p. 153.
[229] De angst voor een proletarische revolutie in Nederland was toentertijd zo diep, dat zelfs burgemeester A.R. Zimmerman van Rotterdam de leider van de SDAP Troelstra in detail adviezen gaf hoe te handelen bij een revolutie. Zie o.m. P.J. Troelstra, Gedenkschriften, vierde deel, Storm, Amsterdam 1931, pp. 191-200.
[230] Zie L. Karsten, De achturendag, pp. 88-89.
[231] Zie L. Karsten, De achturendag, pp. 88-89.
[232] K. Marx, Parlamentsdebatten – Der Klerus und der Kampf um den Zehnstundentag – Hungertod, in MEW, deel 8, pp. 535-540.
[233] L. Karsten, De achturendag, Arbeidstijdverkorting in historisch perspectief, 1817-1919, Amsterdam 1990. Tijd en plaats van de strijd voor de tienurendag waar Marx in het artikel over schrijft, worden bij Karsten beschreven in hoofdstuk 4, De aanzet in Engeland.
[234] Zie L. Karsten, De achturendag, p. 72.
[235] Zie L. Karsten, De achturendag, p. 78.
[236] Zie K. Marx, F. Engels, De Duitse ideologie, Deel I, Feuerbach, p. 35. Vgl. MEW, Bd. 3, p. 33. Het gaat hier om arbeidstijd in relatie tot de arbeidsdeling, waarbij het in de toekomst moet gaan om volledige beheersing van de arbeidstijd en de vrije tijd door de mens.
[237] K. Marx, Instruktionen für die Delegierten des Provisorischen Zentralrats zu den einzelnen Fragen (1866, gepubliceerd 1867), in MEW, deel 16, p. 192. ‘Wir erklären die Beschränkung des Arbeitstages für eine Vorbedingung, ohne welche alle anderen Bestrebungen nach Verbesserung und Emanzipation scheitern müssen. Sie ist erheischt, um die Gesundheit und körperliche Energie der Arbeiterklasse, d.h. der großen Masse einer jeden Nation, wiederherzustellen und ihr die Möglichkeit geistiger Entwicklung, gesellschaftlichen Verkehrs und sozialen und politischen Tätigkeit zu sichern. Wir schlagen 8 Arbeitsstunden als gesetzliche Schranke des Arbeitstages vor.’ Zie ook L. Karsten, De achturendag, p. 110.
[238] Zie Karl Marx, Chronik seines Lebens in Einzeldaten, zusammengestellt vom Marx-Engels-Lenin-Institut, (Moskou 1934, reprint) Glashütten im Taunus, 1971, pp. 110-111. Zie ook F. Mehring, Gesammelte Schriften, deel 3, Karl Marx, Geschichte seines Lebens, Berlin DDR 1979, pp. 234-235. Nederlandse editie (reprint) Nijmegen 1973, p. 207. Zie ook MEW, deel 27, p. 296, Brief van Marx aan Engels van 8 augustus 1851.
Marx werd voor de krant gevraagd door Charles Anderson Dana (1819-1897), een aanhanger van Charles Fourier (1772-1837). De krant telde toentertijd 200.000 abonnees. Engels schreef artikelen die onder Marx’ naam verschenen, zodat deze het honorarium kreeg. Zie Engels’ belangrijke reeks artikelen Revolution und Konterrevolution in Deutschland (1851-1852).
[239] Zie MEW, deel 8, pp. 535-540.
[240] Daarvoor was er al wel verzet tegen de methoden van de opkomende moderne kapitalistische industrie op gang gekomen, met name van geschoolde handwerkslieden, zoals de zogeheten Luddieten vanaf (ca.) 1753. Daarna komt er langzamerhand meer georganiseerd verzet van de fabrieksarbeiders. 1802 is inderdaad een belangrijk jaartal. In dat jaar wisten de scheerders van Wiltshire de invoering van nieuwere productietechnieken te verhinderen (L. Karsten, De achturendag, p. 74). Belangrijker voor de geschiedenis van de tien- en achturendag was dat in dat jaar het conservatieve parlementslid Robert Peel een fabriekswet aanvaard krijgt waarin voor het eerst de arbeid wettelijk enigszins wordt gereguleerd (Karsten, p. 76). Fabrieksleerlingen mochten ‘slechts’ twaalf uur werken, en niet langer ’s nachts. Een wet die door de Manchester-lieden makkelijk ontdoken kon worden. Ze namen in plaats van leerlingen ‘vrije kinderen’ in dienst.
[241] Zie MEW, deel 8, p. 538.
[242] Zie L. Karsten, De achturendag, pp. 81-82; zie MEW, deel 8, p. 538. A.C. Ashley, Earl of Shaftesbury, leefde van 1801-1885.
[243] Belangrijk hierbij was de wijdverbreide en invloedrijke beweging van het Chartisme, een beweging voor politieke hervormingen. Het Charter werd in 1838 gepubliceerd en eiste hervormingen als algemeen kiesrecht, jaarlijkse verkiezingen en dergelijke. Direct en indirect ging er veel invloed van uit, die leidde tot vernieuwing van het Engelse staatsstelsel, met grote uitstraling in de zich ontplooiende burgerlijke democratie elders op de wereld. Zie o.m. L. Karsten, De achturendag, pp. 85 e.v.
[244] Zie L. Karsten, De achturendag, p. 88-89.
[245] Zie MEW 8, p. 539. Onder de ‘dissenters’ bestaan diverse zowel meer progressieve als meer conservatieve opvattingen. Wat deze gemeen hebben is de afwijzing van de officiële anglicaanse leerstellingen en ceremonieel vertoon.
[246] Zie MEW, deel 8, p. 538.