Jasper Schaaf
Karl Marx, Bekend en onbekend
Hoofdstuk 20


LENINS ‘VOLKSVRIENDEN’

— Gooi het maar in m’n pet! Als dat een polemicus is, weet ik niet wat een doodgewoon keffertje is! —

Wladimir Iljitsch Lenin[298]

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

In 1894 schreef Lenin Wat zijn de ‘volksvrienden’ en hoe bestrijden zij de sociaal-democraten?[299] Historisch is dit een interessante reeks artikelen, want tezamen vormen deze een van de allereerste omvangrijke marxistische teksten van Lenin. Nu nog vinden we er aspecten in terug die alleszins het herlezen waard zijn.

Opmerkelijk is dat Lenin zich van meet af aan op een marxistisch standpunt stelt, ook al meent hij later zelf dat dit marxisme nog tekortkomingen kende, zoals die vaker voorkwamen in de sociaal-democratie ten tijde van de Tweede Internationale. Wat dat laatste betreft gaat het bijvoorbeeld om soms nog vrij vlakke opvattingen over de materialistisch dialectiek, ook daar waar Lenin met verve Marx’ en Engels’ opvattingen verdedigt als een wetenschappelijke benadering van de dialectiek.

De grote waarde van Lenins Volksvrienden is de gedetailleerde verdediging van Marx’ Het kapitaal en de marxistische theorie. Bovendien vormt deze de basis van Lenins pleidooi voor de sociaal-democratie als revolutionaire beweging, tegenover allerlei vormen van opportunisme waarin weliswaar emancipatoire doelen worden gesteld, maar die onvoldoende fundament hebben deze en samenhangende maatschappelijke doelstellingen waar te maken. Gevolg is dat dergelijk opportunisme ondanks het soms frisse begin keer op keer na enige tijd toenadering zoekt tot de gevestigde macht.

Actueel? Men denke aan allerlei actuele vormen van halfslachtig liberalisme en andere D’66-achtige verschijnselen waarin gedaan wordt alsof men het beste met ‘het volk’ voorheeft, maar ondertussen wel de tegenstellingen verdoezelt tussen rijk en arm, arbeid en werkloosheid, recht en onrecht of tussen maatschappelijke rijkdom versus maatschappelijk uitgestoten worden en vervreemding. Misschien op het eerste gezicht een wat gewaagde parallel, maar dergelijke hedendaagse opvattingen herinneren toch aan de ideeën van de ‘volksvrienden’. Deze miskenden de maatschappelijke tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Daar tegenover put Lenin uit de rijke bron van Marx’ werk, die hij tevens gebruikt om de ideologische en politieke eenheid van de revolutionaire sociaal-democratie te versterken.

Waarom was een kritiek op de ‘volksvrienden’ van belang? In het tijdschrift Roeskoje Bogatstwo (Russische Rijkdom) schreven liberale ‘narodniki’ als N. Michailowski tegen het marxisme. De ‘narodniki’ vormden een beweging die voor het volk (narod) wilde opkomen en hierbij bij uitstek de boeren zag als revolutionaire kracht, niet de arbeidersklasse. Deze beweging koos eerst voor terreur, maar trad in de negentiger jaren van de vorige eeuw meer en meer op voor verzoening met de tsaar, terwijl gelijktijdig liberale elementen binnen de ‘narodniki’ opkwamen en het revolutionaire moment wegebde.

Centraal verschil van mening tussen de Russische revolutionaire sociaal-democratie en de ‘narodniki’ betreft de betekenis van het kapitalisme als maatschappelijk stelsel en de bevrijdende rol die in dit stelsel gespeeld wordt en moet worden door de in loondienst werkende bevolking. De ‘narodniki’ zochten de bevrijding in de boeren-dorpsgemeenschap. Zij zagen de opkomst van industrie in Rusland niet als een beslissende factor in de ontwikkeling van dat land.

De bekendste Russische marxist die aan het einde van de vorige eeuw ideologische strijd leverde tegen de ‘narodniki’ was Plechanow, die toentertijd Lenin sterk beïnvloedde. Opmerkelijk nu in Lenins artikel tegen de ‘volksvrienden’ is dat dit teruggaat naar de oorspronkelijke bron. Michailowski valt Marx aan, dus Lenin gebruikt vele werken van Marx en daarnaast enkele geschriften van Engels om Michailowski’s ongelijk te beargumenteren. Lenin vervalt niet in een klakkeloos herhalen van Plechanows betoog tegen de ‘narodniki’, maar gaat regelrecht door naar de inhoud, naar de kern van het probleem.

Teruglezend zijn sommige Russische details van honderd jaar oud misschien niet direct boeiend, de kernpunten zijn echter nog altijd heel herkenbaar. Lenin betoogt dat Marx van de feitelijke ontwikkeling van de geschiedenis uitgaat en objectieve tendenzen daarin blootlegt. Marx citerend, wijst hij erop dat in de maatschappelijke productie van het leven de mensen bepaalde verhoudingen aangaan, productieverhoudingen die overeenkomen met een bepaalde ontwikkelingsfase van de materiële productiekrachten. Het geheel van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de basis waarop zich een juridische en politieke bovenbouw verheft en die overeenstemt met bepaalde maatschappelijke bewustzijnsvormen. In zijn uitgebreide uitleg van de opvattingen van Marx en Engels noemt Lenin vervolgens de toepassing van het materialisme in de sociologie – dus het historisch materialisme – een geniaal idee.

Hierop baseert hij zijn kritiek op de ‘volksvriend’ Michailowski. Als ‘narodnik’ moet deze de wetmatigheid van de maatschappelijke ontwikkeling, zoals Marx die ziet, wel ontkennen. In Marx’ opvatting is de materiële, de sociaal-economische ontwikkeling cruciaal. Want daarop is de belangrijke, doorslaggevende rol van de arbeidersklasse gebaseerd. Die rol tracht Michailowski te negeren, omdat hij de boeren in Rusland de essentiële rol bij een maatschappelijke omwenteling wil laten spelen. Daarom moet Michailowski Marx’ materialisme en wetenschappelijke inzet bagatelliseren. Voor Lenin, in dit opzicht vergelijkbaar met Plechanow – al zal Lenin later ook Plechanows denken bekritiseren –, is de verdediging van Marx’ historisch materialisme daarom van groot politiek gewicht.

Deze verdediging van het materialisme komt op vele plaatsen in zijn werk terug, met name in Materialisme en empiriocriticisme. Het gaat om een politiek belang: de revolutionaire sociaal-democratie in Rusland valt en staat met de erkenning van de wetenschappelijkheid van Marx’ uitgangspunt en de theoretische verwerking ervan in Het kapitaal en andere geschriften.

Lenin concludeert, ironisch maar tegelijk het gewicht van de discussie uitdrukkend, tegenover Michailowski: ‘Kan men zich nu een amusantere curiositeit voorstellen dan het feit, dat er mensen zijn, die het klaarspelen Het kapitaal te lezen zonder daarin het materialisme te vinden?’[300] Lenin verwijt Michailowski selectief te lezen. Hij leest Het kapitaal en De armoede van de filosofie[301] zonder Marx’ materialisme, zonder het wetenschappelijk zoeken naar objectieve verbanden, zonder de productieverhoudingen als de wortels van de politieke verhoudingen op te merken, althans op hun functie en doorslaggevende betekenis te beoordelen.

Eigentijds komt Lenins kritiek op Michailowski over, wanneer hij hem verwijt eenzijdig te zijn in zijn politieke analyse. De ‘volksvriend’ beklaagt de boeren die van hun grond worden verdreven en in armoede vervallen, zonder de achterliggende veranderende verhoudingen mee te wegen, met name de opkomst van het kapitalisme. Daardoor miskent Michailowski de maatschappelijke hoofd-tegenstelling die erdoor ontstaat. Naast de toenemende armoede van de massa is er de verrijking van de minderheid van de bevolking. Michailowski tilt het ene verschijnsel, de verarming, eruit en miskent het andere verschijnsel, de kapitalistische concentratie en verrijking, terwijl beide toch nauw samenhangen. Daardoor, meent Lenin, kan hij het ene noch het andere werkelijk begrijpen.

1894 of honderd jaar later?[302] Er is afgelopen twee decennia meer dan genoeg en in vele kringen gepraat over de massawerkloosheid. Als men hierbij de bredere maatschappelijke en economische samenhang niet wil zien, dan zal noch de armoede, noch de rijkdom aan de andere kant worden begrepen. En ondanks alle bezuinigingen die oplossingen zouden bewerkstelligen, wordt er geen enkel sociaal vraagstuk echt opgelost. Lenin laat in zijn Michailowski-kritiek zien dat bij het miskennen van de grote maatschappelijke tegenstellingen welwillendheid, naïviteit en ‘kwade’ opzet zo makkelijk door elkaar gaan lopen. Michailowski wil wel degelijk verbeteringen, maar is in zijn vooringenomenheid ten aanzien van de Russische ontwikkelingen overtuigd geraakt van de onjuistheid van het socialisme. Vanuit die vooringenomenheid verdraait hij wél de waarheid, wat Lenin met behulp van tal van feiten wil aantonen. Vanwege die verdraaiing waarop Michailowski’s betoog uitmondt kan Lenin cynisch stellen: ‘Gooi het maar in m’n pet! Als dat een polemicus is, weet ik niet wat een doodgewoon keffertje is!’

Lenin verwerpt het verheerlijken van niet-industriële productiewijzen en laat aan de hand van feiten en cijfers zien dat de zelfstandigheid van handwerkers, van de kleine producenten op schijn berust. Zij zijn van de kapitalistische markt en productieverhoudingen afhankelijk geworden. De arbeid wordt door het kapitaal overheerst, ook in die beroepen van welke de ‘narodniki’ hun heil verwachten.

De ‘narodniki’ schrijven, zo vervolgt Lenin, met betrekking tot de handwerksbedrijven de oorzaak van uitbuiting toe aan verschijnselen die buiten de productieverhoudingen liggen, terwijl bij de uitbuiting van arbeiders zij wel zien dat deze gebaseerd is op de productieverhoudingen zelf. Marx’ Het kapitaal laat echter zien dat het geheel van kapitalistische productieverhoudingen de uitbuiting van de arbeid met zich mee brengt, van welke vorm van productieve arbeid dan ook.

Wanneer critici van de uitbuiting dit niet zien, niet het totaal van verhoudingen in hun beschouwing willen betrekken, missen zij de feiten waar het om gaat. Wanneer de ‘narodniki’ de politieke strijd van de arbeidersklasse niet als uitgangspunt nemen, maar slechts de deelbelangen van een groep die geen sleutelrol in de actuele productieverhoudingen inneemt, dan zal deze beweging zich keren tegen elk perspectief dat gericht is op essentiële verandering. Het politieke doel verwatert dan en gaat zich ten slotte richten tegen hen die wel strijden voor revolutionaire verandering. Daarom stelt Lenin dat uit een politiek program dat zich in eerste aanleg tot doel stelde de boeren te mobiliseren tot de socialistische revolutie en tegen de grondslagen van de huidige maatschappij, bij de liberale ‘narodniki’ een programma is ontstaan dat tot doel heeft de grondslagen van de kapitalistische maatschappij te bestendigen. Waarheid verwordt tot verwarring en onwaarheid, progressieve politiek tot conservatisme.

Zoals later nog vaker, benadrukt Lenin al in dit vroege artikel over de ‘volksvrienden’ het belang van de subjectieve factor, overigens zonder tot subjectivisme te vervallen. Met Marx’ theorie en de analyse van de politieke praktijk moet de revolutionaire sociaal-democratie goed haar belangrijkste directe taken zien. Deze liggen in de organisatie. Het goed organiseren van de socialistische arbeiderspartij staat voorop.

Lenin citeert in dit licht ‘de veteraan van de Duitse sociaal-democratie’ Wilhelm Liebknecht: ‘Studeren – Propageren – Organiseren.’[303] De resultaten van de studie, lees de marxistische theorie, moet men onder de arbeiders brengen om hen te helpen zich te organiseren. Wanneer men dat doet, ontstaat volgens Lenin tegelijk een middel om de theorie te behoeden voor verval in dogmatisme, utopisme, sectarisme of ‘socialistische geweeklaag’. In contact met de werkende mensen, met de arbeidersklasse moet het feitelijke proces van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkeling tot fundamenteel criterium van de theorie worden gemaakt. Op basis daarvan moet men de organisatie van de werkende mensen blijven vestigen. Teneinde op de sterkst mogelijke wijze bij te dragen uitbuiting en onderdrukking op te heffen.

Aan het eind van zijn boek beoordeelt Lenin Marx’ bijdrage aan de opheffing van de uitbuiting. Hij schrijft dat Marx als waarde van zijn theorie zag, dat ze naar haar wezen kritisch en revolutionair is. Deze laatste eigenschap, zo vervolgt Lenin, is het marxisme inderdaad volledig en onvoorwaardelijk eigen, omdat deze theorie zich direct tot taak stelt alle vormen van het antagonisme en van de uitbuiting in de moderne maatschappij bloot te leggen, hun ontwikkeling te volgen, hun voorbijgaande karakter en het onvermijdelijke van een structurele verandering aan te tonen en op die wijze het proletariaat van dienst te zijn. Opdat zo spoedig en zo gemakkelijk mogelijk aan elke uitbuiting een einde wordt gemaakt. Marx’ theorie paart een strikte wetenschappelijkheid aan een revolutionaire geest, omdat in deze theorie beide eigenschappen zijn verenigd, in één samenhang worden ontwikkeld.

_______________
[298] W.I. Lenin, Wat zijn de ‘volksvrienden’ en hoe bestrijden zij de sociaal-democraten? Antwoord op de tegen de marxisten gerichte artikelen in de ‘Roeskoje Bogatstwo’, Moskou z.j., p. 79. In W.I. Lenin, Werke, deel 1, Berlin DDR 1977, p. 190.
[299] W.I. Lenin, Wat zijn de ‘volksvrienden’ en hoe bestrijden zij de sociaal-democraten? Antwoord op de tegen de marxisten gerichte artikelen in de ‘Roeskoje Bogatstwo’, Moskou z.j., p. 79. In W.I. Lenin, Werke, deel 1, Berlin DDR 1977, p. 190.
[300] W.I. Lenin, Wat zijn de ‘volksvrienden’ en hoe bestrijden zij de sociaal-democraten?, p. 18. In W.I. Lenin, Werke, deel 1, p. 133.
[301] K. Marx, Das Elend der Philosophie, Antwort auf Proudhons ‘Philosophie des Elends’. Oorspronkelijk in het Frans verschenen in 1847; eerste Duitse uitgave in 1885. Zie MEW, deel 4, pp. 63-182.
[302] Dit hoofdstuk is geschreven in juni 1994.
[303] W.I. Lenin, Wat zijn de ‘volksvrienden’ en hoe bestrijden zij de sociaal-democraten?, p. 199. In W.I. Lenin, Werke, deel 1, pp. 301-302.