Jasper Schaaf
Karl Marx, Bekend en onbekend
Hoofdstuk 4


DE BALANS VAN FRIEDRICH ENGELS

— Ik verzoek u in het bovenstaande mijn woorden niet op een goudschaaltje te wegen, maar de samenhang in het oog te houden; ... —

Friedrich Engels[34]

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

Marx is geboren op 5 mei 1818 en gestorven op 14 maart 1883. Voor zijn vriend en medestrijder Engels zijn deze data 28 november 1820 en 5 augustus 1895. Ruim twaalf jaar heeft Engels Marx overleefd. Na Marx’ dood kreeg Engels een dubbele verantwoordelijkheid. Tot die tijd waren zij samen leidinggevend in de ontwikkeling van theorie en politieke praktijk van de internationale revolutionaire arbeidersbeweging. Die taak rust daarna op Engels. Niet alleen in de ontwikkeling vooruit blijft hij de grote inspirator, maar vaak vraagt men hem om een nadere verklaring van zijn vroegere uitspraken en die van Marx. Immers, de socialistische arbeidersbeweging is een macht van betekenis geworden, een macht met vrienden en vijanden. De vrienden vragen om raad, de vijanden verguizen de partij. De eersten krijgen die raad, tegen de tweede groep moet Engels zich teweerstellen.

Hoe vraagt men raad aan Engels in een tijd zonder elektronische communicatiemiddelen? Mondeling of per brief. De laatste vorm is van het grootste belang, want door de uitgebreide briefwisselingen van K. Marx, F. Engels, W. Liebknecht, A. Bebel, W.I. Lenin en vele andere – ook Nederlandse – voorlieden van de arbeidersbeweging is ongelooflijk veel bekend, dat anders verloren zou zijn gegaan. Van al die correspondenties is die van Engels van uitzonderlijk belang. De latere brieven vervullen diverse functies en één ervan is dat er een balans wordt opgemaakt. Bij vragen van aanhangers en kritiek van tegenstanders geeft Engels vaak een bondige overzichtelijke beschouwing van het historisch materialisme. Hij resumeert daarin de vele gesprekken met Marx en de beoordelingen die zij samen maakten, zonder er toentertijd direct over te schrijven. Daar waar vroegere geschriften in de felle politieke polemiek soms scherp stelling moesten betrekken, kan Engels later terugkijkend het historisch verband verder beoordelen, en een evenwichtige nabeschouwing geven.

Evenwichtig, waarmee niet zozeer is bedoeld dat Engels eerdere ideeën afzwakt, maar vooral dat hij de context ervan weergeeft, en waar nodig de betekenis van samenhangende aspecten nader verklaart. Soms corrigeert Engels wél. Wanneer de feiten ánders bewijzen dan eerdere inzichten verwachtten, vinden de sterk wetenschappelijk ingestelde Marx en Engels het nooit een probleem vroegere uitspraken te corrigeren.

Van de brieven van Marx en Engels heeft Pegasus, de uitgeverij van de voormalige CPN, destijds een kleine mooie bundel uitgegeven.[35] Prachtig scholingsmateriaal dat een herdruk verdient. De meeste brieven van deze bundel stammen uit de latere jaren van Engels’ leven. Zijn intentie hierbij is om medestanders en geïnteresseerden met goede raad terzijde te staan, zoals spreekt in de brieven aan F. Mehring van 14 juli 1893 en W. Borgius van 25 januari 1894.

In deze twee brieven herstelt Engels een historisch- en dialectisch-materialistische balans. Blijvende kern van het historisch materialisme is de bekende basis-bovenbouwthese: de sociaal-economische verhoudingen zijn in doorslaggevende mate bepalend voor de politieke, juridische en algehele culturele ontwikkeling. Dit is een belangrijke ontdekking van Marx die door hem en Engels keer op keer met verve verdedigd is. In eerdere werken gaven beiden al aan dat het hier een dialectische relatie betreft. De economie bepaalt de politiek, maar dat wil niet zeggen dat die politiek slechts klakkeloos volgt. Politieke maatregelen benvloeden ook op hun beurt het economisch proces. Maar de dominantie van de economie blijft in deze dialectische verhouding bestaan.

Deze basis-bovenbouwthese (of -theorie) is maar al te vaak vulgair en ondialectisch uitgelegd. Alsof heel de cultuur onkritisch achter de economie aanzwabbert. Bovendien maakt zo’n vulgaire uitleg de revolutionaire marxistische theorie onnodig kwetsbaar. Immers, de werkelijkheid is zo simpel niet. En als de critici een voorbeeld vonden waarin een bovenbouwverschijnsel grote invloed had op de sociaal-economische ontwikkeling, dan deed men al te graag alsof heel Marx’ werk er volkomen naast zat. Dergelijke voorbeelden zijn vrij makkelijk te vinden. Wanneer een wetenschappelijk-technologische ontdekking (bijvoorbeeld de computer) de economie beïnvloedt (bijvoorbeeld wanneer mede door die computer ‘overbodig’ bankpersoneel ontslagen wordt), dan zou heel het marxisme weerlegd zijn.

Marx en Engels hebben hun historisch materialisme altijd als dialectische theorie gepresenteerd, maar in hun strijdbaarheid evenzeer de op den duur, én in vele concrete gevallen direct doorslaggevende economische invloed geaccentueerd. In zijn brieven vindt Engels het nodig om terugkijkend als relatieve correctie, de verhouding van basis en bovenbouw nog eens kritisch uit te leggen. Laat Engels het zelf maar zeggen: ‘Verder ontbreekt nog slechts één punt, dat echter ook in de zaken van Marx en mij regelmatig niet genoeg naar voren is gehaald en met betrekking waartoe ons allen gelijke schuld treft. Wij hebben namelijk allen aanvankelijk de voornaamste nadruk gelegd en moeten leggen op het afleiden van de politieke, juridische en overige ideologische opvattingen en de door deze opvattingen bewerkstelligde handelingen uit fundamentele economische feiten. Daarbij hebben wij wegens de inhoudelijke zijde de formele kant verwaarloosd: de wijze, waarop deze opvattingen enz. totstandkomen. Dat heeft de tegenstanders dan ook een welkome aanleiding gegeven voor misverstanden, resp. verdraaiingen, waarvan Paul Barth een treffend voorbeeld is.’[36]

Engels legt vervolgens uit hoe naar zijn mening de ideologie werkt en dat de ideoloog, de ‘denker’ zijn handelen beoordeelt vanuit zijn denken, en daardoor vaak dat handelen als in laatste instantie gefundeerd beschouwd door dat denken zelf. Hij geeft aldus een kernachtige schets van de filosofisch-idealistische positie, waarvan Marx’ en Engels’ basis-bovenbouwthese nu zo krachtig, en op concrete wijze afstand van neemt. Krachtig afstand-nemen: maar het denken doet er wel toe, want het blijft gaan om interacties van materiële verhoudingen, handelen en denken.

In de brief van 1894 komt Engels terug op dezelfde kwestie. Hij stelt de dialectische verhouding van basis en bovenbouw als volgt aan de orde: ‘Wij zien de economische voorwaarden als datgene, wat de historische ontwikkeling in laatste instantie bepaalt. (...) Hier moeten echter twee punten niet over het hoofd worden gezien:

A. De politieke, juridische, filosofische, religieuze, literaire, artistieke enz. ontwikkeling berust op de economische ontwikkeling. Maar zij reageren ook allemaal op elkaar en op de economische basis. Het is niet zo, dat de economische toestand oorzaak en alleen actief is en al het andere slechts passief gevolg, maar er is een wisselwerking op grondslag van de zich in laatste instantie steeds doorzettende economische noodzakelijkheid. (...)

B. De mensen maken hun geschiedenis zelf, maar tot nu toe niet met een gezamenlijke wil volgens een gezamenlijk plan, zelfs niet in een duidelijk afgebakende gegeven maatschappij. Hun aspiraties doorkruisen elkaar en in al deze maatschappijen heerst dan ook de noodzakelijkheid, waarvan de toevalligheid de aanvulling en verschijningsvorm is. De noodzakelijkheid, die zich hier bij alle toevalligheid doorzet, is ten slotte weer de economische. (...)’[37]

Beide brieven geven in een notendop een brede visie weer op het kapitalistische heden en de socialistische toekomst. De basis-bovenbouwthese blijft volledig overeind en wordt concreet uitgediept. Basis en bovenbouw vormen een verhouding waarvan de diverse aspecten in actieve wisselwerking zich tot elkaar verhouden. Het subjectieve moment speelt een belangrijke rol, al is die in laatste instantie niet beslissend. Midden in de ontwikkeling kunnen alle momenten hun grote, specifieke invloed laten gelden. Zo ook de politieke inzet, onderwijs en scholing of literatuur en popmuziek. Bewustwording maakt deel uit van de verhouding van basis en bovenbouw. De economie kan een bepaalde vorm van denken oproepen, dat denken zelf kan een handelen stimuleren dat grote consequenties heeft voor de economische, politieke en sociale ontwikkeling.

Engels’ hier gegeven bijdrage aan de theorievorming van het communisme is belangrijk. Politiek belangrijk: een grondige analyse van de verhoudingen en een daarop gebaseerde actieve politiek kunnen veel teweegbrengen, kunnen een wereld veranderen. Tactisch-strategisch belangrijk: een welbewuste uitgebalanceerde inzet kan meer opleveren dan met een dolle kop zich storten op elke onrechtvaardigheid. Niet dat verzet niet dringend nodig is, maar als de langetermijndoelen worden vergeten, gaat veel verloren en houden mensen de strijd vaak maar kort vol. Als historische verklaring belangrijk: de basis-bovenbouwthese legt grote structuren van de ontwikkeling der volkeren bloot. Het gaat erom het hele proces te begrijpen en dit historisch proces trachten te benvloeden. Nooit los van de sociaal-economische basis, wel in kritische reactie erop en in samenhang ermee. Filosofisch-ideologisch belangrijk: Marx’ kritiek op het filosofische idealisme en op Feuerbachs te beperkte dialectiek wordt hier praktisch-concreet uitgewerkt. Praktisch, veranderend, revolutionair.

Tevens concretiseert Engels in zijn pleidooi voor een grondige en activerende bewustwording de vrijheidsopvatting van de Nederlandse filosoof Spinoza: vrijheid is inzicht in noodzakelijkheid. Wanneer die noodzakelijkheid als economisch-sociaal proces wordt begrepen, kan de vrijheid concreter gestalte krijgen. Ziehier de basis, het uitgangspunt dat laat zien waarom Marx de kritiek op de burgerlijk-politieke economie zo belangrijk vond, en Het kapitaal schreef.

Engels brengt in korte zinsneden veel van Marx’ en zijn eigen oeuvre prachtig in balans. Nu het bovenstaande uitgelegd is, is de gezochte balans van het motto aanwezig. ‘Ik verzoek u in het bovenstaande mijn woorden niet op een goudschaaltje te wegen, maar de samenhang in het oog te houden; ...’[38]

_______________
[34] K. Marx, F. Engels, Brieven over het historisch materialisme, Amsterdam 1978, p. 55. Brief van Engels aan W. Borgius, 25 januari 1894. Ook in MEW, deel 39, p. 207.
[35] K. Marx, F. Engels, Brieven over het historisch materialisme, Amsterdam 1978.
[36] Engels aan F. Mehring, 14 juli 1893, in Brieven over het historisch materialisme, pp. 46-47. De genoemde Paul Barth was hoogleraar te Leipzig. In MEW, deel 39, p. 96.
[37] Engels aan W. Borgius, 25 januari 1894, in Brieven over het historisch materialisme, pp. 53-54. In MEW, deel 39, p. 206.
[38] Engels aan W. Borgius, p. 55. In MEW, deel 39, p. 207.