Leon Trotski
Geschiedenis der Russische Revolutie


Bijlage I. Bij het hoofdstuk “De eigenaardigheden van de ontwikkeling van Rusland”

Het vraagstuk van de eigenaardigheden der historische ontwikkeling van Rusland en in samenhang daarmee van zijn toekomstige lotgevallen vormde gedurende vrijwel de gehele negentiende eeuw de grondslag van alle twisten en groeperingen onder het Russisch intellect. De Slavofielen en de Westersgezinden beantwoordden deze vraag verschillend, maar beiden even beslist. Zij werden opgevolgd door de narodniki en de marxisten. De narodniki hadden, voordat hun richting onder invloed van het burgerlijk liberalisme definitief haar betekenis verloor, lang en hardnekkig een bijzondere ontwikkelingsgang van Rusland met voorbijgaan van het kapitalisme verdedigd. De narodniki zetten in dit opzicht de slavofiele traditie voort, doch ontdeden zich daarbij van de monarchistisch-kerkelijk-panslavistische elementen en gaven een revolutionair-democratisch karakter aan deze traditie.

De opvattingen van de slavofielen waren, bij al hun reactionaire fantasterij, evenals die van de narodniki, bij al hun democratische illusie, in wezen geenszins louter speculaties, maar gebaseerd op onloochenbare en daarbij zeer sterke eigenaardigheden in de ontwikkeling van Rusland, die alleen maar eenzijdig bekeken en verkeerd beoordeeld werden. Het Russisch marxisme, dat de identiteit der ontwikkelingswetten voor alle landen aantoonde, verviel in zijn strijd met de narodniki meermalen in dogmatische schablones en legde daarbij neiging aan de dag met het badwater het kind weg te gooien. Deze neiging komt buitengewoon sterk tot uiting in vele werken van den bekende professor Pokrowski.

In het jaar 1922 maakte Pokrowski bezwaar tegen de historische opvatting van de schrijver van dit boek, aan welke de theorie van de permanente revolutie ten grondslag ligt. Wij achten het nuttig, althaps voor lezers, die zich niet alleen voor het dramatisch verloop der gebeurtenissen, maar ook voor de leer van de revolutie interesseren, de meest belangrijke uittreksels uit ons antwoord aan professor Pokrowski, dat in twee nummers van het centraal orgaan van de Partij, de “Pravda” van 1 en 2 juli 1922, gepubliceerd werd, hier op te nemen.

Over de eigenaardigheden van de historische ontwikkeling van Rusland

Pokrowski publiceerde een aan mijn boek “1905” gewijd artikel dat een - helaas negatief! - bewijs ervan is, welke een gecompliceerd iets de toepassing van de methoden van het historisch materialisme op de levende geschiedenis van de mensheid is en onder welke schablones de geschiedenis niet zelden gebracht wordt, zelfs door zo goed ingelichte personen als Pokrovski.

Het boek (dat Pokrovski aan kritiek onderwierp) is geschreven met de directe bedoeling, de oplossing van een machtsverovering door het proletariaat zowel in tegenstelling tot de oplossing van een burgerlijk-democratische republiek, alsook tot de oplossing van een democratische regering van het proletariaat en de boeren historisch te motiveren en theoretisch te rechtvaardigen... Deze gedachtengang heeft bij een niet gering aantal marxisten, of liever gezegd bij de overgrote meerderheid van hen, de meest felle theoretische verontwaardiging opgewekt. Verontwaardigd waren niet alleen de mensjewieken, maar ook Kamenev en Rosjkov (een bolsjewistisch historicus). Hun standpunt was “im grossen und ganzen” het volgende: de politieke heerschappij van de bourgeoisie moet aan de politieke heerschappij van het proletariaat voorafgaan; de burgerlijk-democratische republiek moet eerst een lange historische leerschool voor het proletariaat zijn; een poging, om deze fase over te slaan, is avontuurlijk; hoe kan het Russische proletariaat zich deze taak stellen, als de arbeidersklasse in het Westen de macht nog niet veroverd heeft, enz., enz. Gezien vanuit het standpunt van dit schijnmarxisme, dat zich beperkt tot historische schablones en formele analogiën, historische tijdperken maakt tot een logische opeenvolging van starre sociale categoriën (feodalisme, kapitalisme, socialisme, absolutisme, burgerlijke republiek, dictatuur van het proletariaat) - gezien vanuit dit standpunt moet de oplossing van een machtsgreep door de arbeidersklasse in Rusland een verwerpelijk prijsgeven van het marxisme lijken. Intussen blijkt bij een ernstige empirische beoordeling van de sociale krachten, zoals deze in de jaren 1903/05 tot uitdrukking kwamen, terstond reeds, welk een levenskracht de strijd van de arbeidersklasse tot verovering van de macht had. Is dit een eigenaardigheid, of is het er geen? Vooronderstelt zij sterke eigenaardigheden van de totale historische ontwikkeling of niet? Hoe kreeg het proletariaat van Rusland d.w.z. van (met verlof van Pokrovski) het meest achterlijke land van Europa, zo’n taak te vervullen?

En waarin bestaat de achterlijkheid van Rusland? Daarin, dat Rusland de geschiedenis van de West-Europese landen eenvoudig herhaalt, alleen maar met vertraging! Maar zou men dan kunnen spreken van een machtsgreep door het Russische proletariaat? Het proletariaat heeft echter (wij zijn zo vrij, daaraan te herinneren) deze macht veroverd. Waarom gaat het dan eigenlijk? Daarom, dat onder druk en invloed van de hogere cultuur van het Westen de niet twijfelachtige en niet voor betwisting vatbare vertraging van de ontwikkeling van Rusland niet een eenvoudige herhaling van het West-Europees historisch proces, maar diepgaande bijzonderheden teweegbrengt, welke een aparte studie vereisen.

De sterke eigenaardigheid van onze politieke situatie, welke vóór de aanvang van de revolutie in Europa reeds tot de zegevierende Oktoberrevolutie geleid heeft, lag in de bijzondere machtsverhoudingen tussen de verschillende klassen en de staatsmacht. Pokrowski en Rosjkow hadden, toen zij met narodniki of liberalen twistten en aantoonden, dat de organisatie en de politiek van het tsarisme door de economische ontwikkeling en de belangen van de bezittende klassen bepaald werden, in wezen gelijk. Pokrowski heeft het echter mis, indien hij dit tegen mij wil herhalen.

Een gevolg van onze vertraagde historische ontwikkeling met de imperialistische landen om ons heen was, dat onze bourgeoisie geen tijd vond, het tsarisme omver te werpen, voordat het proletariaat tot een zelfstandige revolutionaire macht geworden was.

Die kwestie, welke voor ons het centrale probleem is, be staat voor Pokrowski echter in het geheel niet...

Pokrowski schrijft: “Het is buitengewoon aanlokkelijk, het moscovitische Rusland van de zestiende eeuw tegen de achtergrond van de verhoudingen van het ganse Europa uit die tijd te schilderen. Het tot de huidige dag, zelfs in marxistische kringen, heersend vooroordeel over de vermeende primitiviteit van de economische basis, waarop het Russische absolutisme ontstaan is, is door niets beter te weerleggen.” En verder: “Dit absolutisme in zijn werkelijk historische samenhang te laten zien, als een van de aspecten van het handelskapitalistische Europa... dit is een opgave, die niet alleen voor de historicus buitengewoon interessant, maar ook voor de lezer uit pedagogisch oogpunt zeer belangrijk is: er bestaat geen radicaler middel, om een einde te maken aan de legende van de “eigenaardigheid” van het Russisch historisch proces.” Pokrowski loochent, naar wij zien, volkomen de primitiviteit en achterlijkheid van onze economische ontwikkeling en brengt tegelijkertijd de eigenaardigheid van het Russisch historisch proces terug tot het rijk der legende. De kern van de zaak is echter daarin gelegen, dat Pokrowski volkomen gehypnotlseerd is door de betrekkelijk vergaande ontwikkeling van de Russische handel in de zestiende eeuw, welke zowel door hem, als ook door Rosjkow opgemerkt is. Het is moeilijk te begrijpen, hoe Pokrowski tot zo’n vergissing komen kon. Men zou werkelijk moeten menen, dat de handel de basis van het economisch leven en de enigste betrouwbare maatstaf hiervan is. De Duitse economist Karl Bücher heeft ongeveer twintig jaar geleden gepoogd, in de handel (de weg van producent tot consument) het criterium van de gehele economische ontwikkeling te ontdekken. Struve haastte zich natuurlijk, deze “ontdekking” in de Russische economische “wetenschap” over te planten. De theorie van Bucher werd toentertijd terstond en volkomen terecht door de marxisten afgewezen. Wij zoeken het criterium van de economische ontwikkeling in de productie - in de techniek en de maatschappelijke organisatie van de arbeid -, terwijl wij de weg, welke het eindproduct van producent tot consument doorloopt, als een secundair verschijnsel beschouwen, welker wortels in de productie zelf te zoeken zijn.

De althans naar zijn oppervlakte grote omvang van de Russische handel in de zestiende eeuw is - hoe paradoxaal dit ook vanuit het standpunt van het criterium van Bücher-Struve lijken mag - juist uit de buitengewone primitiviteit en achterlijkheid van de Russische volkshuishouding te verklaren. De West-Europese stad werd beheerst door handwerks- en handelsgilden. Bij ons waren de steden allereerst administratief-militaire, derhalve consumerende en niet produceerende centra. Het leven in de vorm van handwerksgilden in het Westen ontstond op een betrekkelijk hoog peil van economische ontwikkeling, toen alle fundamentele processen van handenarbeid zich reeds van de landbouw gescheiden, zich in zelfstandige takken van handwerk veranderd en eigen organisaties en een eigen centrum gevormd hadden, nl. de stad, met een vaste, hoezeer ook in de eerste tijd tot een bepaald gebied beperkte markt. De middeleeuwse Europese stad had derhalve als grondslag een betrekkelijk sterke economische differentiatie, welke geordende betrekkingen tussen de stad als centrum en haar landbouwende omgeving schiep. Daarentegen kwam onze economische achterlijkheid vooral daarin tot uiting, dat het handwerk zich nog niet van de landbouw gescheiden en de vorm van huisarbeid behouden had. Hier staan wij dichter bij Indië dan bij Europa, zoals onze middeleeuwse steden dichter bij de Aziatische dan bij de Europese stonden, en zoals ons absolutisme, dat tussen het Europese absolutisme en de Aziatische despotie in stond, in vele opzichten dichtbij deze laatste kwam.

De ruil der producten veronderstelde bij de onmetelijke grootte van ons land en de schaarste van de bevolking (naar men menen zou, eveneens een afdoend objectief kenmerk van achterlijkheid), dat het handelskapitaal op grote schaal de rol van bemiddelaar vervulde. De grote omvang hiervan was juist mogelijk, doordat het Westen op een veel hoger peil van ontwikkeling stond, zijn ingewikkelde behoeften had, zijn kooplieden en zijn waren zond en daardoor bij ons de omzet van de handel op onze buitengewoon primitieve en grotendeels barbaarse economische basis stimuleerde. Deze grootste eigenaardigheid van onze historische ontwikkeling buiten beschouwing te laten, betekent een over het hoofd zien van onze ganse historie.

Mijn Siberische werkgever (ik moest twee maanden lang bij hem het aantal poeds en arsjins in zijn boeken noteren) Jacov Andrejevitsj Tsjernych – dit was niet in de zestiende, maar in het begin van de twintigste eeuw – heerste door middel van zijn handelstransacties bijna onbeperkt binnen het rayon Kirenski. Jacov Andrejevitsj kocht bij de Toengoesen tabak op, bij de popen van de afgelegen dorpsdistricten het graan, dat zij als loon in natura ontvingen, bracht van de jaarmarkten in Irbit en Nisjni-Nowgorod katoen mee naar huis en was de voornaamste leverancier van jenever (in het gouvernement Irkoetsk was toentertijd het brandewijnmonopolie nog niet ingevoerd). Jacow Andrejevitsj was analfabeet, maar miljonair (naar de toenmalige, niet naar de huidige betekenis van de “nullen”). De “dictatuur” van hem als vertegenwoordiger van het handelskapitaal was onbetwist. Hij placht zelfs niet anders dan van “mijn Toengoesjes” te spreken. De steden Kiresnk, Wercholensk, evenals Nisjne-Ilimsk waren residenties van de isprawniks en pristaws, de koelaken, die in wederkerige hiërarchische afhankelijkheid leefden, allerlei kleine beambten en armzalige handwerkslieden. Ik kon daar geen georganiseerd handwerk, als basis van cen economisch stadsleven, ontdekken, noch corporaties, noch gilden, noch gildenfeesten, ofschoon Jacow Andrejevitsj als “koopman van het tweede gilde” gold. Waarlijk, dit stukje levende Siberische werkelijkheid geeft ons een veel dieper inzicht in de historische eigenaardigheden van Rusland dan datgene, wat Pokrovski erover zegt. Inderdaad. De handelstransacties van Jacow Andrejevitsj strekten zich uit van de middelloop van de Lena en haar Oostelijke zijrivieren tot Nisjni-Novgorod en zelfs Moskou. Niet veel handelsfirma’s van het Europees continent kunnen zulke afstanden op hun handelskaart aanwijzen. Toch was deze handelsdictator – door de Siberische boeren de “Kruiskoning” genoemd – het meest volkomen en meest overtuigend symbool van onze economische achterlijkheid, barbarij, primitiviteit, bevolkingsschaarste, verspreidheid van de boerendorpen en gemeenten, van de onbegaanbare landwegen, die tijdens het hoge water in het voorjaar en in de herfst gedurende twee maanden moerassen vormen om gehele rayons, districten en dorpen, waardoor ieder verkeer belemmerd wordt, alsook van het algemene analfabetisme enz., enz. Tsjernych kon op de basis van de Siberische (Middel-Lena) barbarij opklimmen tot handelsman van betekenis, omdat het Westen - “Rusland”, “Moskou” - druk uitoefende en Siberië op sleeptouw nam en zo een mengsel van nomadenachtige economische oertoestand en wekkers uit Warschau tot stand bracht.

Het gildenhandwerk vormde het fundament van de middeleeuwse stadscultuur, welke ook op het dorp uitstraalde. Middeleeuwse wetenschap, scholastiek, godsdienstige reformatie ontstonden op de basis van het gildenhandwerk. Bij ons bestond dat niet. Men kan zeer zeker kiemen, symptomen, aanwijzingen vinden, maar in het Westen waren het niet aanwijzingen, maar geweldige economisch-culturele formaties met het gildenhandwerk als fundament. Daarop was de middeleeuwse Europese stad gebaseerd, daarop ontwikkelde zij zich, begaf zij zich in de strijd tegen kerk en adel en reikte zij de hand aan de monarchie tegen de feodale adel. Deze stad schiep ook in de vorm van vuurwapens de technische voorwaarden voor de staande legers.

Waar waren bij ons dan steden met handwerksgilden, die ook maar in de verste verten op de steden van West-Europa geleken? Waar hun strijd tegen de feodale adel? Of heeft de strijd van de handwerkende en handeldrijvende stad tegen de feodale adel een basis voor de ontwikkeling van het Russische absolutisme gelegd? Een zodanige strijd is er door het karakter van onze steden al niet geweest bij ons, zoals wij ook geen reformatie gehad hebben. Is dit een eigenaardigheid of is het er geen?

Ons handwerk bleef in het stadium van huisarbeid, d.w.z. het scheidde zich niet van de landbouw. De reformatie bleef in het stadium van boerensecten, daar zij geen leiding van de kant van de steden kreeg. Primitiviteit en achterlijkheid schreien hier ten hemel...

Het tsarisme ontwikkelde zich als zelfstandige staatsinstelling (dit weer slechts relatief, binnen het kader van de strijd der levende historische krachten op hun economische basis) niet dank zij de strijd van machtige steden tegen een machtige feodale adel, maar ondanks de volkomen industriële bloedarmoede van onze steden en dankzij de bloedarmoede van onze feodale adel.

Polen stond, wat zijn sociale structuur betreft, tussen Rusland en het Westen in, evenals Rusland tussen Azië en Europa. Het gildenhandwerk was in de Poolse steden veel meer bekend dan in de Russische. Het gelukte deze echter niet, zo op te komen, dat zij de koningsmacht konden helpen, de feodale adel te overwinnen. De directe staatsmacht bleef in handen van de adel. Het gevolg was: een volkomen onmacht van de staat en tenslotte zijn verval.

Hetgeen wij over het tsarisme zegden, geldt ook voor het kapitaal en het proletariaat: het is onbegrijpelijk, waarom Pokrowski zijn woede slechts richt tegen het eerste hoofdstuk, dat over het tsarisme handelt. Het Russische kapitalisme beeft zich niet van handwerk via manufactuur tot fabriek ontwikkeld, omdat het Europese kapitaal, en wel aanvankelijk in de vorm van handels- en later in de vorm van geld- en industriekapitaal, zich in een tijdperk op ons wierp, waarin het Russische handwerk zich in het algemeen nog niet van de landbouw had losgemaakt. Vandaar het opkomen van de moderne kapitalistische industrie in Rusland in een economisch primitieve omgeving: een Belgische of Amerikaanse fabriek, en daaromheen vestigingen van mensen, dorpen van stro en hout, welke ieder jaar afbranden. enz. Allerprimitiefst beginstadium naast allermodernste Europese beschaving. Vandaar - de reusachtige rol van het West-Europees kapitaal in de Russische volkshuishouding. Vandaar - de politieke zwakte van de Russische bourgeoisie. Vandaar - het gemak, waarmee wij het met de Russische bourgeoisie klaarspeelden. Vandaar - de verdere moeilijkheden, toen de Europese bourgeoisie zich in de zaak mengde...

En ons proletariaat? Heeft dit de school van middeleeuwse broederschap der handwerksgilden doorlopen? Bezit het de eeuwenoude tradities van de gilden? Niets daarvan. Het werd van de houten ploeg weggerukt en direct in de fabriek geworpen... Vandaar - het ontbreken van een conservatieve traditie, het ontbreken van kasten in het proletariaat zelf, zijn revolutionaire frisheid, vandaar, naast andere oorzaken, Oktober, de eerste arbeidersregering van de wereld. Doch vandaar ook analfabetisme, achterlijkheid, gemis aan organisatie, aan systematiek bij het werk, aan culturele en technische opvoeding. Wij bespeuren al deze gebreken voortdurend bij onze economisch-culturele opbouw.

De Russische staat kwam herhaaldelijk in botsing met de militaire organisaties van de Westerse volken, die op een hoger economisch, politiek en cultureel peil stonden. Zo kwam ook het Russische kapitaal bij zijn eerste schreden in botsing met het veel verder ontwikkeld en machtiger kapitaal van het Westen en kwam het onder diens leiding. En zo trof ook de Russische arbeidersklasse bij haar eerste schreden wapens aan, welke door de ervaring van het West-Europees proletariaat ontstaan waren: de marxistische theorie, de vakverenigingen, de politieke partij. Wie het wezen en de politiek van het absolutisme slechts verklaart uit de belangen van de Russische bezittende klassen vergeet dat er behalve de achterlijke, arme en onbeschaafde uitbuiters van Rusland ook nog de rijkere, machtiger uitbuiters van het Westen geweest zijn. De bezittende klassen van Rusland moesten met de, vijandige of gedeeltelijk vijandige, bezittende klassen van Europa in botsing komen. Deze botsingen voltrokken zich door middel van de staatsorganisatie. Deze organisatie was het absolutisme. De gehele structuur en geschiedenis van het absolutisme zou anders geworden zijn, indien niet de Europese steden, het Europees buskruit (want niet wij hebben dit uitgevonden) en de Europese beurs er geweest waren.

Het absolutisme was in de laatste tijd van zijn bestaan niet het orgaan van de bezittende klassen, maar een organisatie van de Europese beurs tot uitbuiting van Rusland. Door deze dubbele rol kreeg het weer een zeer groote zelfstandigheid. Op krasse wijze kwam dit tot uiting in het feit, dat de Franse beurs in het jaar 1905 tegen de wil van de Russische bourgeoisie een lening verschafte aan het absolutisme, om dit te ondersteunen.

Het tsarisme werd in de imperialistische oorlog verpletterd. Waardoor? Doordat het op een te lage productiebasis stond (“primitiviteit”). Het tsarisme streefde wat de oorlogstechniek betreft er naar, de meest volmaakte voorbeelden te evenaren. De rijkere en meer geciviliseerde bondgenoten ondersteunden het daarbij op alle mogelijke manieren. De meest perfecte strijdmiddelen stonden daardoor ter beschikking van het tsarisme. Het had echter niet de mogelijkheid (en kon deze ook niet hebben), om deze middelen te produceren en ze (evenals de mensenmassa’s) snel genoeg per spoor en te water te transporteren. Het tsarisme verdedigde m.a.w. de belangen van de bezittende klassen van Rusland in de internationale strijd, terwijl het op een meer primitieve economische basis dan zijn vijanden en bondgenoten stond.

Deze basis werd in de oorlog door het tsarisme meedogenloos uitgebuit. d.w.z. het verslond een veel groter percentage nationaal vermogen en nationale inkomsten dan de machtige vijanden en bondgenoten. Dit feit kwam tot uiting aan de ene kant in de oorlogsschulden, aan de andere kant in de volkomen ruïne van Rusland...

Al deze omstandigheden, waardoor de Oktoberrevolutie, de overwinning van het proletariaat en de verdere moeilijkheden van deze direct bij voorbaat oorzakelijk bepaald waren, worden door de gemeenplaatsen van Pokrovski in het geheel niet verklaard.