Consumptiemaatschappij
(consumptie = gebruik en verbruik van goederen)

= beklemtoning van een typisch aspect van het neokapitalistische systeem, nl. de enorme belangrijkheid van de consumptie.

De productiebezitters moeten steeds meer produceren (-> wetten van het kapitalisme). Ze zijn minder bekommerd om wat of hoe ze produceren dan om de afzetmogelijkheden van het voortgebrachte: afzet moet winst opleveren.

Het publiek wordt door de publiciteit zodanig gemanipuleerd om te kopen dat het de slaaf van de consumptie wordt (o.a. auto’s, voeding, genotsartikelen). Het maatschappelijk leven wordt daardoor in functie van het verbruik gesteld (vb. arbeiders die hun gezondheid kapotmaken door over te werken om hun leningen af te betalen -> kredietaankopen). Bovendien wordt vooral het persoonlijk verbruik gestimuleerd, ten koste van de collectieve consumptie (vb. auto tegenover tram, trein of bus), ondanks - volgens de kapitalisten: omwille van - de grote verspillingen die daaraan verbonden zijn.

Reacties tegen de consumptiemaatschappij zijn o.a.
- verbruikersmaatschappijen en -groeperingen: trachten de mens bij zijn consumptie te helpen (vb. door de kwaliteit-prijsverhouding te onderzoeken);
- hippie, provo, revo, enz.: willen de overdreven consumptie ontvluchten en trachten zo ‘eenvoudig’ mogelijk te leven (minimum aan comfort);
- boomplantacties, groencomités, enz.: willen het leefmilieu beschermen tegen de ongebreidelde lucht- en waterbezoedeling, tegen de aftakeling van de natuur die hun oorsprong vinden in de onbeperkte industrialisering om aan de consumptiebehoeften te kunnen voldoen.

MWBEL 1969