Index
(lett.: aanwijzing: meestal gebruikt als afkorting voor indexcijfer).

= het cijfer dat de verhouding van een prijs of hoeveelheid tot een vroeger als grondslag aangenomen grootheid aanwijst (vb. de prijs voor een product was in 1960 200 F; hij bedraagt thans 220 F; men neemt 1960 als basis- of referentiejaar: de prijs van 1960 = index 100. Thans zou deze index 110 bedragen, in ons voorbeeld).

Enkele veel gebruikte indexen zijn:
- index der industriële productie (= de ontwikkeling van de productie – sectoren of algemeen – sinds het referentiejaar);
- index der groothandelsprijzen, – der kleinhandelsprijzen (= de evolutie van de prijzen in de groot- en kleinhandel).

Deze laatste wordt vaak als index der levensduurte gebruikt, m.a.w. om na te gaan hoe de prijzen van de gebruikelijke bestaansmiddelen sinds een referentiejaar gewijzigd zijn. Hoewel deze opvatting onjuist is, zal het verschil toch gering zijn indien de index der kleinhandelsprijzen ook voldoende representatieve diensten en noodzakelijke uitgaven bevat (vb. huishuur; lichaamszorgen; interestvoet, enz.).

Aangezien de koopkracht daalt bij stijgende prijzen, heeft men o.a. in België de lonen zoveel mogelijk gekoppeld aan de index der kleinhandelsprijzen. Het verlies aan koopkracht wordt hierdoor grotendeels goedgemaakt. Burgerlijke economisten verwijten daarom echter aan de syndicaten dat zij voortdurend inflatieverschijnselen veroorzaken (door de zgn. loon-prijzenspiraal). Wij moeten hierbij opmerken dat de koppeling van de lonen aan de index enkel uitgedacht werd om het verlies aan koopkracht, tengevolge van gestegen prijzen, goed te maken. Geen enkel kapitalistisch regime kan echter een prijzenstabiliteit garanderen (het is niet meester van de economie, dus ook niet van de prijsvorming).

De aanpassing van de lonen aan de stijging der prijzen is dus een gevolg, geen oorzaak van inflatie!

MWBEL