Infrastructuur
(lett.: onderbouw)

- economisch: de onderbouw van de economische bedrijvigheden;
deze omvat de blijvende onroerende voorzieningen, zoals fabrieken, wegen, kanalen, pijpleidingen, enz. Op zichzelf produceert de infrastructuur niets, maar zonder haar is er geen efficiënte productie mogelijk. Typisch verschijnsel in de kapitalistische landen: de meeste infrastructuurwerken moeten door de Staat betaald worden.

- sociaal: net van sociale instellingen die in een moderne maatschappij vereist zijn. Wij denken hierbij aan verplegings- en verzorgingsinstellingen, bejaardentehuizen, sociale diensten, enz.

- cultureel: idem op cultureel gebied (scholen, cultuurcentra, ontspanningslokalen, theaters en opera’s, enz.).

- marxistische terminologie: de materiële basis van elke maatschappij. Deze wordt bepaald door de economische structuur (-> productieverhoudingen). De infrastructuur is dus de primaire maatschappelijke opbouw.

SUPERSTRUCTUUR (lett.: bovenbouw)
- in de marxistische terminologie: de maatschappelijke structuur die voortvloeit uit de infrastructuur. Anders gezegd: de instellingen en de ideeën zijn het gevolg van de economische onderbouw.
Zo zijn recht, godsdienst, kunst, politiek e.d. elementen van de superstructuur. Zij zijn afgeleide verschijnselen, niet primair! Het recht beschermt bv. in onze landen de kapitalistische eigendomsverhoudingen en zoekt zgn. “algemene” morele argumenten ter verdediging van deze stelling (-> ideologie).

MWBEL