Michael Bakoenin
Over anarchisme, staat en dictatuur
Hoofdstuk 7


VII Het marxisme en de staat

(Uit een brief aan La Liberté, 5 oktober 1872[20]).

Nadat u de banvloek gepubliceerd hebt die het marxiaanse congres te Den Haag zojuist over mij heeft uitgesproken, zult u het billijk vinden, nietwaar, mijn antwoord op te nemen. Ziehier.

De triomf van de heer Marx en de zijnen is volledig geweest. Nu de marxianen zeker waren van een meerderheid die zij lang met veel handigheid en zorg hadden voorbereid en georganiseerd, zij het niet met veel eerbied voor die beginselen van Moraal, Waarheid en Gerechtigheid[21] die men zo dikwijls in hun redevoeringen aantreft en zo zelden in hun daden, nu hebben zij het masker afgelegd en zoals dat machtsminnende betaamt stoutmoedig de slavernij verordonneerd over het volk van de Internationale, steeds nog uit naam van die volkssoevereiniteit die voortaan alle gegadigden voor de regering over de massa’s tot springplank zal dienen.

Indien de Internationale minder levenskrachtig was, indien zij — zoals de marxianen zich dat voorstellen slechts gegrond was op de organisatie van leidinggevende centra, en niet op de werkelijke solidariteit van de wezenlijke belangen en aspiraties van het proletariaat uit alle landen van de beschaafde wereld, op de spontane en vrije federalisatie van arbeiderssecties en -federaties, onafhankelijk van iedere bedillerige bevoogding — dan zouden de besluiten van dat rampzalige Congres in Den Haag, die al te welwillende en getrouwe belichaming van de marxiaanse theorieën en praktijk, genoeg geweest zijn om haar te vermoorden. Zij zouden deze schitterende associatie, waaraan — ik constateer het graag — de heer Marx bij de oprichting een even intelligent als energiek aandeel gehad heeft, belachelijk en zelfs verfoeilijk gemaakt hebben.

Een universele staat, regering, dictatuur! De droom van een Gregorius VII, Bonifatius VIII, Karel V. Napoleon komt in nieuwe gedaanten maar met nog steeds dezelfde pretenties terug in het kamp van de sociaaldemocratie! Kan men zich iets kluchtigers voorstellen, maar ook iets walgelijkers? Te beweren dat een groep personen, zelfs wanneer dit de intelligentste en best gezinde waren, de gedachte, de ziel, de leidende en verenigende wil van de revolutionaire beweging en economische organisatie van het proletariaat uit alle landen zou kunnen vormen -het is een dusdanige ketterij tegen het gezond verstand en de historische ervaring, dat men zich met verbazing afvraagt hoe een zo intelligent man als de heer Marx zoiets heeft kunnen bedenken.

De pausen hadden tenminste de absolute waarheid nog als excuus, die zij door de genade van de Heilige Geest in handen zeiden te hebben en waarin zij verondersteld werden te geloven. De heer Marx heeft geen zulk excuus. en ik zal hem niet het onrecht aandoen te menen dat hij zich voorstelt wetenschappelijk iets te hebben uitgevonden dat de absolute waarheid benadert. Maar zodra het absolute niet bestaat, kan er voor de Internationale geen onfeilbaar dogma zijn en bijgevolg ook geen officiële politieke of economische theorie — en onze congressen mogen nooit aanspraak maken op de rol van oecumenische concilies die verplichte beginselen proclameren voor alle aanhangers en gelovigen.

Er bestaat slechts één werkelijk verplichte wet voor alle leden, personen, secties en federaties van de Internationale en deze vormt er de echte, de enige basis van. Dat is, in al haar volledigheid, in al haar consequenties en toepassingen: De internationale solidariteit van de arbeiders uit alle beroepen en uit alle landen in hun economische strijd tegen de uitbuiters van de arbeid.

De werkelijke, levende eenheid van de Internationale berust uitsluitend op de werkelijke organisatie van deze solidariteit door de spontane actie van de arbeidersmassa’s en door de absoluut vrije — en hoe vrijer des te machtiger federatie van de arbeidersmassa’s van alle talen en naties: en niet door hun vereniging per decreet en onder de knoet van welke regering ook.

Dat uit deze steeds bredere organisatie van de militante solidariteit van het proletariaat tegen de burgerlijke uitbuiting de politieke strijd van het proletariaat tegen de bourgeoisie moet ontstaan en ook inderdaad opkomt wie kan eraan twijfelen? Marxianen en wij zijn op dit punt eensgezind. Maar onmiddellijk doemt het probleem op dat ons zo diepgaand van de marxianen scheidt. Wij zijn van mening dat de noodzakelijk revolutionaire politiek van het proletariaat de vernietiging der staten tot onmiddellijk en enig doel moet hebben. Wij begrijpen niet hoe men over internationale solidariteit kan spreken wanneer men de staten in stand wil houden -tenzij men als de grote keizers en pausen droomt van de staat, dat wil zeggen de universele slavernij: door haar aard zelve vormt de staat immers een breuk in deze solidariteit en bijgevolg een voortdurende bron van oorlog. Evenmin begrijpen wij dat men over vrijheid van het proletariaat of werkelijke bevrijding van de massa’s in en door de staat zou kunnen spreken. Staat wil zeggen: overheersing, en iedere overheersing veronderstelt de onderwerping van de massa’s en bijgevolg hun uitbuiting ten gunste van een of andere regerende minderheid.

Wij staan — zelfs als revolutionaire overgangsfase — geen Nationale Conventies of Wetgevende Vergaderingen toe, noch voorlopige regeringen of zogeheten revolutionaire dictaturen; want wij zijn ervan overtuigd dat de revolutie alleen in de massa’s oprecht, eerlijk en waarachtig is, en dat zij, wanneer in handen van enkele regerende personen geconcentreerd, onvermijdelijk en onmiddellijk tot reactie verwordt. Dit is onze overtuiging — het is hier niet het moment die nader uit te werken. De marxianen hangen volledig tegengestelde opvattingen aan. Als goede Duitsers zijn zij bewonderaars van de staatsmacht en noodzakelijkerwijs ook profeten van de politieke en sociale discipline, voorvechters van de van boven naar onder gevestigde orde — alles uit naam van het algemeen kiesrecht en de soevereiniteit der massa’s, voor wie het geluk en de eer zijn weggelegd aan gekozen meesters te mogen gehoorzamen. De marxianen staan geen andere bevrijding toe dan die zij van hun zogenaamde Volksstaat verwachten. Zij staan tegenover het patriottisme zo weinig vijandig dat hun Internationale maar al te vaak de kleuren van het pangermanisme voert. Er bestaat tussen de bismarckiaanse en de marxiaanse politiek ongetwijfeld een zeer duidelijk verschil, maar tussen de marxianen en ons ligt een afgrond. Zij willen regeren, wij zijn onder alle omstandigheden anarchisten.

Dit zijn de twee voornaamste politieke tendensen die momenteel de Internationale in twee kampen splitsen. Aan de ene kant staat eigenlijk alleen Duitsland; aan de andere in verschillende mate Italië, Spanje, de Zwitserse Jura, een groot deel van Frankrijk, België, Holland, en in een zeer nabije toekomst de Slavische volkeren. Deze twee tendensen botsten op het Congres in Den Haag en dankzij de grote handigheid van de heer Marx, dankzij de volstrekt kunstmatige organisatie van zijn laatste Congres, behaalde de Duitse tendens de overwinning[22] . Betekent dit dat het vreselijke probleem zou zijn opgelost? Het is zelfs nog niet werkelijk ter discussie gekomen; omdat de meerderheid gestemd heeft als een goed gedrild regiment, heeft zij iedere discussie onder haar stem vermorzeld. De tegenstelling bestaat dus levendiger en dreigender dan ooit, en ondanks alle bedwelmingen van overwinning zal de heer Marx zelf ongetwijfeld niet de illusie koesteren dat hij er zo gemakkelijk af kan komen.

En mocht hij zelfs een ogenblik een dergelijke dwaze hoop gehad hebben, dan is deze snel de bodem ingeslagen door de solidaire steun, het formeel zo bescheiden maar in wezen des te energieker en veelbetekenende protest van de afgevaardigden uit de Jura. Spanje. België, Holland — om over Italië maar te zwijgen zich zelfs niet verwaardigde afgevaardigden naar dit te openlijk vervalste Congres te zenden.

Dit protest [23] is zelf duidelijk slechts een zwakke voorloper van de geweldige oppositie die in alle werkelijk van beginsel en hartstocht der sociale revolutie doordrongen landen zal opkomen. En deze storm zal geheel ontketend zijn door de zo ongelukkige vooringenomenheid van de marxianen, van het politiek probleem een grondslag, een verplicht beginsel voor de Internationale te maken. Inderdaad is op dit moment tussen beide boven aangegeven tendensen geen verzoening mogelijk. Slechts de praktijk van de sociale revolutie, van nieuwe grote historische ervaringen, de logica der gebeurtenissen zullen hen vroeg of laat tot een gezamenlijke oplossing brengen; en sterk overtuigd van de juistheid van onze beginselen, koesteren wij de hoop dat de Duitsers zelf — de arbeiders van Duitsland en niet hun leiders -zich uiteindelijk aan onze zijde zullen scharen om die gevangenissen der volken die men staten noemt te vernietigen, en om de politiek te veroordelen, die in feite niets anders is dan de kunst om de massa’s te overheersen en te plukken.

Maar wat nu te doen? Nu momenteel een oplossing en verzoening op politiek terrein onmogelijk zijn, moet men elkaar wederzijds bestaansrecht gunnen en ieder land het onvervreemdbaar recht laten de politieke tendensen te volgen die het het meest aanstaan of het best aan zijn bijzondere situatie aangepast schijnen. Men dient bijgevolg alle politieke kwesties uit het verplicht program van de Internationale te verwerpen en de eenheid van deze grote associatie uitsluitend te zoeken op het terrein van de economische solidariteit. Deze solidariteit verenigt ons, terwijl de politieke vraagstukken ons noodlottig scheiden.

Zeker zullen Italianen noch Spanjaarden. Zwitsers, Fransen, Belgen, Hollanders, noch de Slavische volken, die historische vijanden van het pangermanisme, noch zelfs het proletariaat uit Engeland en Amerika, zich ooit onderwerpen aan de politieke tendensen die momenteel door de eerzucht van zijn leiders aan het Duitse proletariaat worden opgelegd. Maar zelfs wanneer we veronderstellen dat de nieuwe Algemene Raad[24] tengevolge van deze ongehoorzaamheid al die landen door verbodsbepalingen treft, en een nieuw oecumenisch concilie van de marxianen hen excommuniceert en tot van de Internationale uitgestotenen verklaart — zou dat de economische solidariteit die noodzakelijk, natuurlijk en feitelijk tussen het proletariaat uit alle landen en dat van Duitsland bestaat, verminderen? Wanneer de Duitse arbeiders in staking gaan, wanneer zij in opstand komen tegen de economische tirannie van hun werkgevers, of tegen de politieke tirannie van een regering die de natuurlijke beschermer is van kapitalisten en andere uitbuiters van de volksarbeid — zou het proletariaat uit alle door de marxianen geëxcommuniceerde landen dan met de armen over elkaar blijven staan, als onverschillig toeschouwer van die strijd? Nee, het zal zijn gehele armzalige geldschat afstaan en wat meer is, het zal tot de laatste druppel zijn bloed geven voor zijn Duitse broeders, zonder hun vooraf te vragen in welk politiek systeem zij hun bevrijding menen te moeten zoeken. Daar ligt dan de werkelijke eenheid van de Internationale: in het gemeenschappelijk streven en de spontane beweging van de volksmassa’s uit alle landen en niet in de een of andere regering of een uniforme politieke theorie die door een algemeen Congres aan deze massa’s is opgelegd.

Dit is zo duidelijk dat men wel door machtswellust verblind moet zijn om er niets van te begrijpen.

Ik kan me desnoods nog voorstellen dat gekroonde of ongekroonde despoten van de scepter der wereld konden dromen; maar wat te zeggen van een vriend van het proletariaat, van een revolutionair die voorgeeft ernstig de bevrijding der massa’s na te streven, die zich opwerpt als opperste leider en scheidsrechter van alle revolutionaire bewegingen die in verschillende landen kunnen losbreken, en zo durft dromen van de onderwerping van het proletariaat uit alle landen aan één enkele gedachte, ontloken in zijn eigen brein!

Ik geloof dat de heer Marx een zeer ernstig, zij het niet altijd zeer oprecht revolutionair is, dat hij werkelijk de opstand van de massa’s nastreeft; en ik vraag me af hoe hij erin slaagt niet te doorzien dat de vestiging van een universele dictatuur, collectief of individueel, een dictatuur die min of meer het werk van een hoofdingenieur van de wereldrevolutie zou uitvoeren en de opstandige massabeweging in alle landen regelen en leiden zoals men een machine bedient — dat de vestiging van een dergelijke dictatuur op zich al voldoende zou zijn om de revolutie om zeep te brengen, om alle volksbewegingen te verlammen en te vervalsen. Waar is de man, waar is de groep mensen, met hoe groot genie ook, die de hoop zou durven koesteren alléén de oneindige massa belangen, tendensen, acties te bevatten en begrijpen. die zo verschillend zijn in ieder land, iedere provincie, iedere plaats, ieder beroep een massa die in haar geweldig geheel de toekomstige sociale revolutie vormt, verenigd maar niet gelijkgeschakeld, door een groot gemeenschappelijk streven en enkele fundamentele beginselen die van nu af in het bewustzijn van de massa’s zijn overgegaan?

En wat te denken van een internationaal Congres dat zogenaamd in het belang van deze revolutie aan het proletariaat van de gehele beschaafde wereld een regering oplegt, die is bekleed met dictatoriale macht, met het hogepriesterlijke inquisitierecht om regionale federaties op te schorten, geboden uit te vaardigen aan gehele naties uit naam van een zogeheten officieel beginsel, dat niets anders is dan de gedachte van de heer Marx, door de stem van een kunstmatige meerderheid in absolute waarheid omgezet? Wat te denken van een Congres dat ongetwijfeld om zijn dwaasheid nog duidelijker te laten blijken — deze dictatoriale regering naar Amerika verbant, na haar te hebben samengesteld uit waarschijnlijk zeer eerlijke maar onbeduidende lieden die onwetend genoeg zijn en het Congres zelf onbekend? Onze vijanden, de bourgeois, zouden dus gelijk hebben wanneer zij onze congressen bespottelijk maken en verklaren dat de Internationale Arbeidersassociatie de oude tirannieën slechts bestrijdt om er een nieuwe voor in de plaats te stellen, dat zij om de oude absurditeiten waardig te vervangen er een nieuwe voor wil creëren! (...)

‘Nu tengevolge van Frankrijks nederlaag het initiatief van de socialistische beweging van Frankrijk naar Duitsland is overgegaan’, zei men in de Volksstaat, ‘zijn grote verplichtingen op ons komen te rusten’.[25]

In deze woorden vindt men de hele gedachtegang, alle hoop, alle ambitie van de marxianen terug. Zij geloven werkelijk dat de militaire en politieke overwinning die de Duitsers onlangs op Frankrijk behaalden, het begin is van een groot tijdperk in de geschiedenis, waarin Duitsland geroepen wordt in alle opzichten de eerste rol in de wereld te spelen, zonder twijfel ten gunste van de wereld zelve. ( ...)

Wat de heer Bismarck voor de politieke en bourgeois. wereld gedaan heeft, wil de heer Marx nu voor de socialistische wereld doen, binnen het proletariaat van Europa: het Franse initiatief vervangen door het Duitse initiatief en de Duitse overheersing; en omdat er volgens hem en zijn discipelen geen vooruitstrevender Duitse gedachte dan de zijne bestaat, heeft hij gemeend dat het moment gekomen is om deze theoretisch en praktisch in de Internationale te doen triomferen. Dat is het enige doel geweest van de Conferentie die hij in september 1871 te Londen bijeen liet komen.[26] (...)

De heer Marx bezit een heel bijzondere theorie, die overigens slechts een logische consequentie van zijn gehele systeem is. De politieke toestand van ieder land, zegt hij, is steeds het product en de getrouwe weergave van zijn economische situatie; om de eerste te veranderen behoeft men slechts de laatste om te vormen. Dat is volgens de heer Marx het hele geheim van de historische evolutie. Hij houdt in het geheel geen rekening met de andere elementen in de geschiedenis, zoals de toch overduidelijke reactie van politieke, juridische en religieuze instellingen op de economische situatie. Hij zegt: ‘De ellende brengt de politieke slavernij, de staat voort’; maar hij laat niet toe dat deze zin wordt omgedraaid en gezegd wordt: De politieke slavernij, de staat, brengt op zijn beurt de ellende voort en houdt deze in stand als een voorwaarde voor zijn bestaan; aldus moet men, om de ellende te vernietigen, de staat vernietigen’. En hoe merkwaardig: hij die zijn tegenstanders niet toestaat de politieke slavernij, de staat, als onmiddellijke oorzaak van de ellende aan te wijzen, draagt zijn discipelen van de sociaaldemocratische partij in Duitsland op de verovering van de macht en de politieke vrijheden te beschouwen als de conditio sine qua non voor de economische bevrijding.

De heer Marx miskent evenzeer volkomen een zeer belangrijk element in de historische ontwikkeling van de mensheid: het bijzondere temperament en karakter van ieder ras en ieder volk, die natuurlijk zelf het product lijn van een menigte etnografische, klimatologische, economische en historische oorzaken, maar die, eenmaal gegeven, zelfs buiten en los van de economische omstandigheden een aanzienlijke invloed uitoefenen op het lot en zelfs op de ontwikkeling van de economische krachten in ieder land. Onder deze om zo te zeggen natuurlijke elementen en karaktertrekken is er één van doorslaggevende betekenis in de afzonderlijke geschiedenis van ieder volk: dat is de intensiteit van het instinct van de opstand en daardoor van het vrijheidsinstinct, waarmee het volk begiftigd is of dat het bewaard heeft. (...)

De opstand der communards te Parijs heeft de sociale revolutie ingeluid. Het belang van deze revolutie wordt niet zozeer gevormd door de vrij zwakke pogingen waartoe zij tijd en gelegenheid vond, maar door de ideeën die zij heeft losgemaakt, het scherpe licht dat zij heeft geworpen op de ware aard en het doel van de revolutie, de hoop die zij alom heeft wakker geschud en daardoor weer de machtige schok die zij binnen de volksmassa’s van alle landen teweeg gebracht heeft vooral in Italië, waar het ontwaken van het volk dateert vanaf die opstand waarvan de voornaamste trek is: de opstand van de Commune en de arbeidersassociaties tegen de staat. Door deze opstand is Frankrijk in één klap weer in ere hersteld en heeft de hoofdstad van de wereldrevolutie. Parijs, haar roemvolle initiatief hervonden onder het oog en onder de kanonnen van de bismarckiaanse Duitsers. Het effect ervan was overal zo geweldig dat zelfs de marxianen, die al hun ideeën door deze opstand omvergeworpen zagen, genoodzaakt werden ervoor te buigen. Zij deden meer: tegengesteld aan de eenvoudigste logica en aan hun werkelijke gevoelens, verklaarden zij dat haar programma en doel de hunne waren. Dit was een waarlijk kluchtige travestie, maar noodgedwongen. Zij waren hiertoe genoodzaakt op straffe van zich door iedereen onder de voet gelopen en in de steek gelaten te zien — zo machtig was de hartstocht die deze revolutie bij een ieder had opgeroepen” [27]

_______________
[20] De brief, gedateerd Zürich 5 oktober 1872. waaruit dit fragment is genomen, was gericht aan de redactie van het, te Brussel verschijnende dagblad La Liberté, een der belangrijkste bladen van de Internationale, Om onbekende redenen heeft Bakoenin de brief echter niet verzonden, en deze is pas postuum gepubliceerd. De Liberté had in zijn nummers van 8 en 15 september een uitvoerig verslag gegeven van het vijfde congres van de Internationale Arbeidersassociatie, dat in Den Haag van 2 tot 9 september 1872 werd gehouden. Een officieel verslag van dit congres is nooit gepubliceerd. In het nummer van 15 september publiceerde de Liberté de door de meerderheid van het congres aangenomen resolutie, waarbij Bakoenin en twee andere leden van de Jurafederatie in Zwitserland werden geroyeerd. Bakoenin wegens het stichten in Europa van een organisatie, genoemd de ‘Alliantie’ met statuten, die ‘geheel tegengesteld waren aan die van de Internationale’ en verder wegens frauduleuze handelingen en chantage.
Het voornaamste punt van het congres — het enige congres van de Internationale waar Marx aanwezig was betrof de wijziging van de statuten. Het door Marx en Engels verdedigde voorstel, stelde de politieke actie verplicht, of zoals de door de meerderheid van het congres aangenomen resolutie het formuleerde: het proletariaat kan als klasse slechts handelen door zich tegenover alle oude, door de bezittende klassen geformeerde partijen als een afzonderlijke politieke partij te constitueren en de grote taak van het proletariaat bestaat in de verovering van de politieke macht. Na het congres bleek, dat de meerderheid slechts een minderheid van de Internationale vertegenwoordigde en dat de overweldigende meerderheid de in Den Haag genomen besluiten afwees, omdat zij de autonomie van de secties en de federaties niet wenste aangetast te zien. Buitendien bestreden de Belgische. Spaanse, Italiaanse en Franse-Zwitserse federaties de politieke partij en de verovering van de politieke macht principieel. Zowel de Spanjaarden als een aantal Russen protesteerden tegen de resolutie betreffende Bakoenin, terwijl de Jura Federatie, waarvan Bakoenin lid was het besluit van nul en generlei waarde verklaarde. Aan de in het geheim vergaderende commissie, die de zaak van Bakoenin moest behandelen, had Marx onder geheimhouding, een document getoond, waaruit de chantage van Bakoenin zou blijken. Het was een, door Netschajef geschreven, dreigbrief waarvan Marx toen hij aan de commissie suggereerde, dat deze op instigatie van Bakoenin was geschreven, het bewijs in handen had, dat er geen reden was dit aan te nemen. Voor de documentatie betreffende het Haagse Congres, zie het aanhangsel in Michel Bakounine et les Conflicts dans L’Internationale, Archives Bakounine II, Leiden, 1965, pp. 303-375. Ook marxistische historici hebben deze manipulatie als de zwartste bladzijde in het leven van Karl Marx bestempeld. Het is mede op grond van deze affaire, dat Bakoenin in dezelfde brief aan de Liberté over de lastercampagne schrijft waaraan hij van de zijde van de marxisten werd bloot gesteld. Reeds in 1848 had Marx zich weinig scrupuleus getoond toen hij in zijn dagblad de Neue Rheinische Zeitung, zonder redactioneel commentaar een bericht had afgedrukt waarin Bakoenin beschuldigd werd een tsaristisch agent te zijn. In 1870 had Marx in vertrouwelijke documenten, verzonden aan de Duitse partij, en ook naar België, lasterlijke beweringen over Bakoenin geuit, die ook hun weg naar de pers vonden. Vandaar dat Bakoenin in zijn brief aan de ‘Liberté’ onder meer schreef:
‘Met een werkelijk diep gevoel van walging zie ik mij gedwongen al deze verhalen te vertellen. Ik doe het vandaag voor de eerste en laatste maal om het publiek te tonen tegen welk soort mensen ik veroordeeld ben te vechten. Hun verbittering jegens mij, die hen nooit persoonlijk heeft aangevallen, die nooit over hun heeft gesproken, die zich zelfs systematisch onthouden heeft op hun lage aanvallen in te gaan, deze haat dragende vasthoudendheid waarmee zij mij, sinds mijn ontsnapping uit Siberië, in 1861, in hun gehele vertrouwelijke correspondentie en in al hun kranten trachten te belasteren en te onteren, is in mijn ogen een zo vreemd verschijnsel, dat ik er zelfs nu nog niet in geslaagd ben het te begrijpen. Wat zij mij aandoen is niet alleen afschuwelijk, walgelijk, het is dom. Hebben deze heren dan niet begrepen, dat zij, door mij met zo’n ongelofelijke hardnekkigheid aan te vallen, veel meer hebben bijgedragen tot mijn glorie dan ikzelf ooit had kunnen doen; want alle weerzinwekkende verhalen. die zij met zo’n vurige haat over mij rondstrooien in alle delen van de wereld, zullen vanzelf aan hun eigen dwaasheid ten gronde gaan. maar mijn naam zal blijven, en aan deze naam, waaraan zij met alle kracht hebben meegewerkt die wereldbekend te maken, aan deze naam zal de werkelijke, rechtmatige roem verbonden blijven de meedogenloze onverzoenlijke tegenstander te zijn geweest, niet van hun personen, daar bekommer ik me weinig om, maar van hun heerszuchtige theorieën en hun belachelijke en afschuwelijke pretentie op de werelddictatuur. Als ik roemzuchtig was, zou ik hen onmetelijk dankbaar zijn en hun aanvallen terzijde schuiven, want, in hun pogen mij naar beneden te halen, hebben zij gedaan wat nooit in mijn bedoeling heeft gelegen noch overeenstemt met mijn levensstijl: zij hebben mij op een voetstuk geplaatst.’
[21] De woorden ‘Waarheid, Gerechtigheid en Moraal’ werden door Marx gebruikt in de inleiding tot door hem in 1864 geschreven statuten van de Eerste Internationale.
[22] Een toespeling op het feit, dat een groot aantal van de gedelegeerden van de marxiaanse meerderheid van het Congres in feite geen organisaties van de Internationale vertegenwoordigden.
[23] Het protest betrof een verklaring van de minderheid, geïnspireerd door James Guillaume en voorgelezen door Victor Dave, die er op neer kwam dat men zich niet aan de besluiten van de meerderheid zou houden. Alle regionale federaties waaruit de Internationale bestond nl. de Federatie van de Jura, van Spanje, van Italië, van België, van Nederland, van Engeland, stelden zich achter de verklaring van de minderheid en zetten de Internationale voort op een federalistische en autonomistische basis.
[24] Een meerderheid van het Congres van Den Haag had besloten de Generale Raad, die sinds de oprichting te Londen zetelde, naar New York te verleggen. Dit wekte de woede op van de blanquistische gedelegeerden — die Marx overigens hadden gesteund in zijn voorstellen de Generale Raad een grotere macht te geven, de statuten te veranderen en Bakoenin uit te sluiten — en zij verlieten vóór het einde van het Congres. Den Haag en traden uit de Internationale. De nieuwe Generale Raad te New York had niets meer te betekenen en vertegenwoordigde in feite alleen nog maar een Noord-Amerikaanse sectie.
[25] Deze passage is gebaseerd op een artikel in de Volksstaat van 11 september 1870, het orgaan van de Duitse Sociaaldemocratische Partij, waarin een citaat voorkwam dat ontleend was aan een brief van Marx aan de Duitse partijleiding, gedateerd 20 juli 1870, waarin hij onder andere schreef: ‘De Fransen verdienen slaag. Als de Pruisen overwinnen, dan zal de centralisatie van de staatsmacht nuttig zijn voor de centralisatie van de Duitse arbeidersklasse. Het Duitse overwicht zal dan het centrum van de Europese arbeidersbeweging van Frankrijk naar Duitsland verleggen. Het overwicht van het Duitse proletariaat op wereldplan zal tevens het overwicht van onze theorie over die van Proudhon betekenen.’
[26] Op de conferentie van de Internationale in Londen, in september 1871, was reeds een resolutie aangenomen over de wijziging van de statuten intake de verovering van de politieke macht. Op het Congres in Den Haag moest dit punt worden geratificeerd om in de statuten te worden opgenomen.
[27] Bakoenin doelt hier op de in mei 1871 door Marx geschreven, maar door de leden van de Generale Raad ondertekende brochure De burgeroorlog in Frankrijk. De hierin voorkomende passages over de vernietiging van de staat, de autonomie van de Commune, de federalistische opbouw van de maatschappij zijn moeilijk in overeenstemming te brengen met de opvattingen die Marx sinds Het Communistisch Manifest had uiteengezet. Dit is ook onder meer door de marxist Franz Mehring in zijn biografie over Marx duidelijk uiteengezet.