De reproductie van het maatschappelijke kapitaal


Het maatschappelijke kapitaal. De samenstelling van het totale maatschappelijke product. De kapitalistische reproductie omvat zowel het directe productieproces als het circulatieproces.

Om de reproductie te laten plaats hebben, moet het kapitaal de mogelijkheid hebben zijn kringloop zonder onderbreking te doorlopen. Dat wil zeggen uit de geldvorm overgaan in de productieve vorm, uit de productieve vorm in de warenvorm, uit de warenvorm in de geldvorm enzovoort. Dat geldt niet alleen voor ieder afzonderlijk kapitaal, maar ook voor alle kapitalen die in de maatschappij bestaan. “ De kringlopen van individuele kapitalen verstrengelen zich echter, veronderstellen en bepalen elkaar, vormen juist door die verstrengeling de beweging van het totale maatschappelijk kapitaal.”[boek 2, hoofdstuk 18 – MIA][59]

Het maatschappelijke kapitaal is de hele hoeveelheid van afzonderlijke kapitalen in hun totaliteit en in hun onderlinge verbondenheid. Tussen de afzonderlijke kapitalistische ondernemingen bestaat een veelzijdige samenhang: de ene onderneming levert de andere machines, grondstoffen en andere productiemiddelen, andere producerende levensmiddelen, die door de arbeiders gekocht worden en de consumptiemiddelen en luxegoederen, die door de kapitalisten gekocht worden. Elk van de afzonderlijke kapitalen is ten opzichte van de andere zelfstandig, maar tegelijkertijd zijn ze alle met elkaar verbonden. Deze tegenstelling komt naar voren in de reproductie en de circulatie van het totale maatschappelijke kapitaal. Ten gevolge van de anarchie van de productie, die het kapitalisme eigen is, komen de veelzijdige verbindingen tussen de afzonderlijke kapitalen slechts elementair aan de oppervlakte.

Bij de beschouwing van het proces van de reproductie en circulatie van het totale maatschappelijke kapitaal veronderstellen we, om het vraagstuk niet al te ingewikkeld te maken, dat de hele economie van het land kapitalistisch gedreven wordt (dat de maatschappij dus alleen uit kapitalisten en arbeiders bestaat) en dat het totale constante kapitaal in de loop van een jaar volledig verbruikt wordt en de waarde ervan volledig in het jaarlijkse product opgaat.

Het totale maatschappelijke product is niets anders dan het maatschappelijke kapitaal (met een toename in de vorm van meerwaarde), dat in de warenvorm uit het productieproces is voortgekomen. Om de productie voort te zetten moet het maatschappelijke product gerealiseerd, dat wil zeggen verkocht worden. De realisatie van het maatschappelijke product is de omzetting ervan uit de warenvorm in de geldvorm.

Zoals reeds eerder uiteen werd gezet, valt het totale maatschappelijke kapitaal vanuit het oogpunt van de waarde ervan in drie bestanddelen uiteen: het eerste vervangt het constante kapitaal, het tweede vervangt het variabele kapitaal, het derde vormt de meerwaarde. De waarde van het maatschappelijke product is dus gelijk aan c + v + m. Bij de realisatie van de geproduceerde waren moeten de kapitalisten de waarde ervan ontvangen, omdat ze alleen onder deze voorwaarde de productie opnieuw kunnen aanvangen. De indeling van het maatschappelijke product naar de waarde betekent dat de verschillende bestanddelen ervan een verschillende rol in de reproductie spelen. Het constante kapitaal moet in het productieproces blijven. Het variabele kapitaal wordt omgezet in arbeidsloon, dat de arbeiders voor consumptiedoeleinden uitgeven. De meerwaarde wordt in geval van eenvoudige reproductie geheel verbruikt door de kapitalisten; in het geval van uitgebreide reproductie wordt de meerwaarde gedeeltelijk door de kapitalisten verbruikt en gedeeltelijk gebruikt voor de aankoop van extra productiemiddelen en de betaling van extra arbeidskrachten.

Vanuit het oogpunt van de natuurlijke vorm bestaat het totale maatschappelijke product uit productie- en consumptiemiddelen. Bij de beschouwing van de kringloop en de omslag van het afzonderlijke kapitaal kwam de natuurlijke vorm van de waren die in de onderneming worden geproduceerd (hun gebruikswaarde) er niet op aan. Bij de beschouwing van de reproductie en circulatie van het totale maatschappelijke kapitaal verkrijgt de natuurlijke vorm van de in de maatschappij geproduceerde waren essentiële betekenis, want voor onafgebroken vernieuwing van het productieproces is het vereist dat zowel overeenkomstige productiemiddelen als consumptiemiddelen voorhanden zijn. De totale maatschappelijke productie valt uiteen in twee grote sectoren: sector I – productie van productiemiddelen, en sector II – productie van consumptiemiddelen. De consumptiemiddelen vallen op hun beurt weer uiteen in noodzakelijke bestaansmiddelen, die de behoeften van de arbeidersklasse, van de werkende massa’s bevredigen, en in luxegoederen, die alleen de uitbuitersklassen zich kunnen veroorloven. De kapitalisten drukken het levenspeil van de arbeidersklasse voortdurend omlaag en dwingen de werkende bevolking volwaardige consumptiemiddelen steeds meer te vervangen door waren van slechte kwaliteit en surrogaten. Tegelijkertijd neemt de luxe en de verspilling van de parasitaire klassen toe.

Ook de indeling van het maatschappelijke product naar zijn natuurlijke vorm wijst de verschillende bestanddelen een verschillende rol in het reproductieproces toe. Zo kan de weefstoel bijvoorbeeld alleen voor de vervaardiging van weefsels en niet voor andere doeleinden gebruikt worden; anderzijds moeten de vervaardigde kleren opgaan in de individuele consumptie.

De vraag komt dan op: op welke wijze wordt onder de anarchistische voorwaarden van de kapitalistische productie het maatschappelijke product gerealiseerd? Lenin wees er op, dat “de vraag van de realisatie juist daarin bestaat te analyseren hoe alle delen van het maatschappelijke product zowel naar de waarde ervan, als naar de stoffelijke vorm ervan vervangen worden.”[60] Het gaat er dus om hoe voor elk afzonderlijk deel van het maatschappelijke product in het opzicht van de waarde ervan (constant kapitaal, variabel kapitaal en meerwaarde) en in het opzicht van de natuurlijke vorm ervan (productiemiddelen en consumptiemiddelen) op de markt een ander deel van het maatschappelijke product te vinden is, dat het vervangt.

Bij beschouwing van de uitgebreide reproductie komt hier nog de vraag bij hoe de meerwaarde in kapitaal verandert, dat wil zeggen vanwaar de voor de uitbreiding van de productie noodzakelijke aanvullende productiemiddelen en de consumptiemiddelen voor de extra arbeiders komen.


Realisatievoorwaarden bij eenvoudige kapitalistische reproductie. Laten we allereerst de voorwaarden bekijken die noodzakelijk zijn voor de realisatie van het maatschappelijke product bij eenvoudige kapitalistische reproducties, waarbij de gehele meerwaarde opgaat in de individuele consumptie van de kapitalist. Deze voorwaarden kunnen aan de hand van het volgende voorbeeld worden toegelicht.

In sector I, de productie van productiemiddelen, bedraagt bijvoorbeeld de waarde van het constante kapitaal, uitgedrukt in miljoenen pond sterling, 4000, het variabele kapitaal 1000, de meerwaarde 1000. In sector II, de productie van consumptiemiddelen, bedraagt de waarde van het constante kapitaal 2000, het variabele kapitaal 500, de meerwaarde 500. Bij deze veronderstelling zal het maatschappelijke jaarproduct uit de volgende delen bestaan:

   I 4000c + 1000v + 1000m = 6000
II 2000c + 500v + 500m = 3000


De waarde van het in sector I geproduceerde totale product, dat bestaat in de vorm van machines, grondstoffen, materiaal enzovoort, bedraagt dus 6000. Om het productieproces te kunnen vernieuwen moet een deel van dit product, dat 4000 bedraagt, weer aan de ondernemingen van sector I verkocht worden voor de vernieuwing van het constante kapitaal van deze sector. Het resterende deel van de producten van sector I, dat de geproduceerde waarde van het variabele kapitaal (1000) en de nieuw geproduceerde meerwaarde (1000) vormt en bestaat in de vorm van productiemiddelen, wordt verkocht aan de ondernemingen van sector II in ruil voor consumptiemiddelen die opgaan in de individuele consumptie van de arbeiders en kapitalisten van sector I. De kapitalisten van sector II hebben van hun kant productiemiddelen nodig voor een bedrag van 2000 voor de vernieuwing van hun constante kapitaal.

De waarde van het in sector II geproduceerde totale product, dat bestaat in de vorm van consumptiemiddelen (brood, vlees, kleding, schoeisel enzovoort, evenals luxegoederen) bedraagt 3000. Een deel van de in sector II geproduceerde consumptiemiddelen ter hoogte van 2000 wordt geruild tegen het arbeidsloon en de meerwaarde van sector I. Zo wordt het constante kapitaal van sector II vervangen. Het resterende deel producten van sector die de gereproduceerde waarde van het variabele kapitaal (500) en de nieuw geschapen meerwaarde (500) voorstelt, wordt binnen sector II gerealiseerd en komt terecht in de individuele consumptie van de arbeiders en de kapitalisten van deze sector.

Onder de voorwaarden van de eenvoudige reproductie gaan dus in de omzet tussen de twee sectoren op: 1. het variabele kapitaal en de meerwaarde van sector I, die tegen de in sector II geproduceerde consumptiemiddelen moeten worden geruild en 2. het constante kapitaal van sector II, dat tegen de in afdeling I geproduceerde productiemiddelen geruild wordt. Voorwaarde voor de realisatie bij eenvoudige kapitalistische reproductie is de volgende gelijkheid: het variabele kapitaal plus de meerwaarde van sector I moet gelijk zijn aan het constante kapitaal van sector II, dus I (v + m) = II (c). Deze voorwaarde voor de eenvoudige reproductie kan ook nog anders worden uitgedrukt. De totale hoeveelheid waren die in een jaar in sector I – door de ondernemingen die de productiemiddelen vervaardigen, geproduceerd wordt, moet gelijk zijn aan de waarde van die hoeveelheid productiemiddelen die gedurende dat jaar in de ondernemingen van beide sectoren wordt verbruikt. De waarde van de totale hoeveelheid waren die in een jaar in sector II, door de ondernemingen die consumptiemiddelen vervaardigen, wordt geproduceerd, moet gelijk zijn aan het totale inkomen van de arbeiders en kapitalisten van beide sectoren.


Realisatievoorwaarden bij uitgebreide kapitalistische reproductie. Uitgebreide kapitalistische reproductie vooronderstelt accumulatie van kapitaal. Daar het kapitaal van elke sector is samengesteld uit twee delen, het constante en het variabele kapitaal, moet ook het geaccumuleerde deel van de meerwaarde in deze twee bestanddelen uiteenvallen: een deel wordt gebruikt voor de aankoop van aanvullende productiemiddelen en een deel voor de betaling van extra arbeidskrachten. Hieruit volgt dat het jaarproduct van sector I een zeker overschot moet bevatten boven de hoeveelheid productiemiddelen die vereist is voor de eenvoudige reproductie. Met andere woorden: de som van het variabele kapitaal en de meerwaarde van sector I moet groter zijn dan het constante kapitaal van afdeling II, dus I (v + m) moet groter zijn dan II (c). Dat is de belangrijkste voorwaarde voor de realisatie bij uitgebreide kapitalistische productie.

Laten we de vooronderstellingen van de realisatie bij uitgebreide kapitalistische reproductie iets uitvoeriger bekijken.
Laat de waarde van het constante kapitaal in sector I 4000 zijn, de waarde van het variabele kapitaal 1000, de meerwaarde 1000; laat de waarde van het constante kapitaal 1500 zijn, het variabele kapitaal 750, de meerwaarde 750. Bij deze vooronderstelling zal het maatschappelijke jaarproduct als volgt zijn samengesteld:

   I 4000c + 1000v + 1000m = 6000
II 1500c + 750v + 750m = 3000

Laten we aannemen dat 500 van de meerwaarde van 1000 van sector I geaccumuleerd wordt. Overeenkomstig de organische samenstelling van het kapitaal in sector I (4 : 1) valt het geaccumuleerde deel van de meerwaarde op de volgende wijze uiteen: 400 wordt gebruikt voor de vergroting van het constante kapitaal en 100 voor de vergroting van het variabele kapitaal. Het aanvullende constante kapitaal (400) is aanwezig in het product van sector I zélf, in de vorm van productiemiddelen; het aanvullende variabele kapitaal (100) moet geruild worden door sector II, die dientengevolge ook moet accumuleren. De kapitalisten van sector II ruilen een deel van hun meerwaarde (100) tegen productiemiddelen en vormen deze productiemiddelen om tot aanvullend constant kapitaal. Dan moet overeenkomstig de organische samenstelling van het kapitaal in sector II (2 : 1) het variabele kapitaal in deze sector met 50 groeien. In sector II moeten uit de meerwaarde van 750 dientengevolge 150 geaccumuleerd worden.
Zoals bij de eenvoudige reproductie het geval was, moet sector II haar constante kapitaal van 1500 bij sector I inruilen. Sector I moet van haar kant haar variabele kapitaal van 1000 en het voor de consumptie bestemde deel van de meerwaarde van 500 bij sector II inruilen.

Ruil tussen productiesectoren I en II

Tabel 5 Ruil tussen productie sectoren I en II

De ruil tussen beide sectoren kan alleen plaatsvinden bij gelijkheid van deze grootheden. Dat zijn de voorwaarden voor realisatie bij uitgebreide kapitalistische reproductie.


Bij de uitgebreide reproductie moet de som van het variabele kapitaal en de meerwaarde van sector I sneller groeien dan het constante kapitaal van sector II, en het constante kapitaal van sector I moet de groei van het constante kapitaal van sector II nog sneller overtreffen.

In iedere maatschappijvorm drukt de ontwikkeling van de productiekrachten zich uit in het feit dat het aandeel van de maatschappelijke arbeid dat wordt uitgegeven voor de productie van productiemiddelen toeneemt ten opzichte van het aandeel van de arbeid dat wordt uitgegeven voor de productie van consumptiemiddelen. In het kapitalisme komt de snellere groei van de productie van productiemiddelen in tegenstelling te staan met de productie van consumptiemiddelen, in de vorm van snellere groei van het constante kapitaal ten opzichte van het variabele kapitaal, dat wil zeggen in de vorm van toenemende organische samenstelling van het kapitaal. De verhoging van de organische samenstelling van het kapitaal leidt onvermijdelijk tot toenemende werkloosheid en tot een dalend levenspeil van de arbeidersklasse.


Het marktprobleem. De tegenstellingen van de kapitalistische reproductie. Zoals uit het voorgaande duidelijk wordt, zijn voor de realisatie van het maatschappelijke product bepaalde evenredigheden noodzakelijk tussen de bestanddelen ervan en dientengevolge ook tussen de bedrijfstakken en de productie-elementen. In het kapitalisme, waar geproduceerd wordt door geïsoleerde producenten die zich door winstzucht laten leiden en werken voor een onbekende markt, zijn deze evenredigheden onverbiddelijk onderworpen aan voortdurende verstoringen. Bij het onderzoek van de voorwaarden voor een normaal verloop van de eenvoudige en de uitgebreide reproductie in het kapitalisme merkt Marx op, dat zij “... hetzij op enkelvoudige hetzij op grotere schaal, die in even zovele voorwaarden voor een abnormaal verloop, voor mogelijkheden voor crises kunnen omslaan omdat het evenwicht – bij de oorspronkelijke vorm van organisatie van deze productie – zelf toevallig is.”[boek 2, hoofdstuk 21 – MIA][61] Onder de anarchistische verhoudingen van de kapitalistische productie wordt het maatschappelijke product slechts gerealiseerd met moeilijkheden en voortdurende schommelingen, die met de ontwikkeling van het kapitalisme steeds sterker worden.

Daarbij heeft de omstandigheid dat de uitbreiding van de kapitalistische productie en dientengevolge ook de vorming van de binnenlandse markt niet zozeer plaatsvindt langs de lijn van de consumptiemiddelen, maar veel meer langs de lijn van de productiemiddelen bijzondere betekenis. De groei van de productie van de productiemiddelen overtreft verre de groei van de productie van goederen voor de individuele consumptie. In de gehele kapitalistische productie nemen de consumptiemiddelen een relatief steeds kleinere plaats in. Toch kan de productie van productiemiddelen zich niet geheel onafhankelijk van de productie van consumptiemiddelen en zonder enige samenhang daarmee ontwikkelen. De bedrijven die productiemiddelen gebruiken, brengen een steeds groeiende hoeveelheid waren op de markt, die voor de consumptie bestemd is. Dus is uiteindelijk de productieve consumptie (de consumptie van productiemiddelen) steeds verbonden met de individuele consumptie, steeds daarvan afhankelijk. De omvang van de individuele consumptie van de brede volksmassa’s zijn in de kapitalistische maatschappij evenwel aan uiterst enge grenzen gebonden door de wetten van de kapitalistische uitbuiting, die de verarming van de arbeidersklasse en de boerenstand bewerkstelligen.

Het doel van de kapitalistische productie is het behalen van winst. Middel om dat doel te bereiken is de uitbreiding van de productie. In deze zin sprak Marx van de voor het kapitalisme zo karakteristieke ‘productie terwille van de productie’, ‘accumulatie terwille van de accumulatie’. De waren worden echter uiteindelijk niet voor de productie, maar voor de bevrediging van de menselijke behoeften geproduceerd. Het middel, de uitbreiding van de productie, raakt onvermijdelijk in conflict met het doel van de kapitalist, het behalen van winst. In het kapitalisme schuilt dientengevolge een diepe onverzoenlijke tegenstelling tussen productie en consumptie.

De tegenstelling tussen productie en consumptie die in het kapitalisme schuilt, wordt gevormd door het feit dat de nationale rijkdom toeneemt, terwijl de ellende van de volksmassa’s eveneens toeneemt; dat de productiekrachten van de maatschappijen groeien zonder dat de volksconsumptie overeenkomstig groeit. Deze tegenstelling is een van de verschijningsvormen van de fundamentele tegenstelling van het kapitalisme, van de tegenstelling tussen het maatschappelijke karakter van de productie en de kapitalistische vorm van particuliere toe-eigening.

Lenin ontmaskerde de lakeien van de bourgeoisie, die de diepe tegenstellingen van de kapitalistische realisatie proberen te verhullen en onderstreepte, “... dat zelfs bij een volstrekt glad verlopende en evenredige reproductie en circulatie van het totale maatschappelijke kapitaal, de tegenstelling tussen de groei van de productie en de begrensde omvang van de consumptie onvermijdelijk is. Bovendien verloopt het realisatieproces in werkelijkheid niet volstrekt glad en evenredig, maar alleen via ‘moeilijkheden’, ‘schommelingen’, ‘crises’ enzovoort.”[62]

Men moet onderscheid maken tussen de binnenlandse markt (de warenafzet in het land zelf) en de buitenlandse markt (de warenafzet in het buitenland).

De binnenlandse markt ontstaat en breidt zich uit met het ontstaan en de groei van de warenproductie, vooral echter met de ontwikkeling van het kapitalisme, die de maatschappelijke arbeidsdeling verdiept en de directe producenten scheidt in kapitalisten en arbeiders. Door de maatschappelijke arbeidsdeling groeit het aantal bijzondere bedrijfstakken. De ontwikkeling van de ene tak breidt de markt uit voor waren die door andere takken worden geproduceerd, vooral de markt voor grondstoffen, machines en andere productiemiddelen. De klassendifferentiëring van de kleine warenproducenten, de toename van het aantal arbeiders, de hogere winsten voor de kapitalisten leiden verder tot een stijgende afzet van de door hen gekochte consumptiemiddelen. Het ontwikkelingsstadium van de binnenlandse markt tekent het stadium van de kapitalistische ontwikkeling van een land.

De vermaatschappelijking van de arbeid door het kapitalisme komt met name tot uitdrukking in het feit dat de oude versplintering van kleine economische eenheden, die eigen is aan de ruileconomie, afgeschaft wordt en dat de kleine lokale markten worden verenigd tot één grote nationale markt en later tot de wereldmarkt.

Bij het onderzoek van de reproductie en circulatie van het totale maatschappelijke kapitaal blijft de rol van de buitenlandse markt buiten beschouwing, omdat het erbij betrekken van de buitenlandse markt niets aan het vraagstuk verandert. Het erbij halen van de buitenlandse handel verlegt de vraag alleen van één enkel land naar meerdere landen, maar daardoor wordt aan het wezen van het realisatieproces niets veranderd. Dat betekent echter niet dat de buitenlandse markt geen essentiële betekenis heeft voor de kapitalistische landen. Op de jacht naar winst breiden de kapitalisten de productie ver uit buiten de grenzen van de opnamecapaciteit van de binnenlandse markt en zoeken winstgevende buitenlandse markten. De tegenstellingen van de kapitalistische realisatie komen in volle scherpte naar voren in periodes van overproductiecrises.

_______________
[59] Karl Marx, Het kapitaal, deel 2, p. 355.
[60] V.I. Lenin, Over de karakterschets van het economische romanticisme, zie Werken, 6e Russ. uitg., deel 2, p. 144.
[61] Karl Marx, Het kapitaal, deel 2, p. 500-501.
[62] V.I. Lenin, Nog een keer over het vraagstuk van de realisatietheorie, zie V.I. Lenin, Werken, 4e Russ. uitg., deel 4, p. 71.