Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

HET MARXISME-LENINISME VOORBIJ?

Ik wil hier over het marxisme-leninisme een reeks beschrijvende oordelen geven plus een evaluatie met enkele kritische opmerkingen. Er zullen dus ook waardeoordelen volgen. Voor een dergelijke materie geloof ik trouwens niet in een neutraal exposé. Ik ben niet partijgebonden, nooit lid geweest van een communistische partij, was nooit trotskist of maoïst. Marx heeft mij sterk beïnvloed en met het leninisme heb ik in 1969 gebroken. Dat is ongeveer mijn positie.

Het marxisme

Eigenlijk zouden we grondig moeten onderzoeken wat het marxisme inhoudt maar daarvoor ontbreekt hier de plaats. Zeker moet onthouden worden dat het gaat om een visie die het dialectisch-dynamisch karakter van alle dingen beklemtoont. Elke werkelijkheid evolueert via tegenstellingen, er is geen blijvende harmonie. Bovendien, tweede stelling, is de realiteit wezenlijk materieel van aard; psychische en spirituele gegevens zijn daarvan niet onafhankelijk, maar eruit voortgekomen en erop gebouwd.

Op grond van genoemde dialectische en materialistische uitgangspunten hebben Marx en Engels een algemene visie op de geschiedenis ontwikkeld met als basis het socio-economisch proces. Zij betrekken in hun theorie daaromtrent de evolutie van de productiekrachten en productieverhoudingen, de vorming en verspreiding van de meerwaarde, de ontwikkeling van de technologie, de accumulatie en concentratie van het kapitaal. Wat de algemene lijnen betreft, beweegt de mensheid zich van de slavernij via de feodaliteit naar het kapitalisme, met de fundamentele antithese tussen de burgerij en het proletariaat, en van dit kapitalisme naar het socialisme.

In verband met de meerwaarde moet ik twee tendensen in het marxisme vermelden. Het gaat erom die waarde terug te laten vloeien naar de arbeid en niet hoofdzakelijk naar het kapitaal, zoals thans gebeurt. Door socialisten wordt dat aangeklaagd als een fundamenteel onrecht. Om dat proces op te heffen zijn er twee wegen: men kan de meerwaarde rechtstreeks doen belanden bij de arbeid (arbeidssocialisme à la Rosa Luxemburg) of werken via een algemene herverdelingsinstantie, met name de staat (staatssocialisme). Tot laatstgenoemde vorm behoorde het Oost-Europese model. Er is in het marxisme steeds een strijd geweest tussen die twee bewegingen, denk maar aan de trotskisten tegen de stalinisten. Ook in onze tijd zijn de marxisten het hierover onderling grondig oneens.

Het leninisme

Het leninisme is een van de voortzettingen van het marxisme. Als men de term marxisme-leninisme gebruikt, doet men in zekere zin al aan ideologie. Men stelt dat het leninisme uit het marxisme ontstaan is – wat waar is – maar ook dat die twee op noodzakelijke wijze met elkaar verbonden zijn, in die betekenis dat wie zich marxist noemt ook leninist moet zijn. Wat vatbaar is voor discussie, want er zijn marxisten die het leninisme niet volgen en ik behoor tot hen.

De vraag is of het leninisme een getrouwe voortzetting is van het marxisme. Wat een aantal economische stellingen van Marx betreft, kan niet ontkend worden dat Lenin die gevolgd heeft, bijvoorbeeld op het vlak van de klassenstrijd. Ere wie ere toekomt: Lenin was de allereerste politicus die geprobeerd heeft de marxistische ideeën in de praktijk toe te passen. Maar hij deed dat in een land met weinig industrie en veel landbouw. Marx geloofde niet in een dergelijke politiek. Alleen uit het hoogontwikkeld kapitalisme kan het socialisme ontstaan.

Lenin wou kost wat kost het socialisme introduceren in zijn vaderland. Dat was niet in de lijn van het denken van Marx. Volgens de leermeester was een hoge industriële ontwikkeling met de productie van een groot surplus de voorwaarde voor de vestiging van het socialisme. Aangezien Rusland in 1917 nog overwegend agrarisch was, handelde Lenin antimarxistisch. Ook de terreur onder Stalin en de afgang in de late jaren tachtig kunnen geïnterpreteerd worden als bewijzen dat Marx gelijk had.

Lenin heeft een eigen politieke theorie opgebouwd omdat er op dat gebied een lacune bestond in het wetenschappelijke socialisme. Is die nieuwe visie een aanvulling of een vervalsing van het marxisme?

Wat is de inhoud van het politieke leninisme? Men vestigt de dictatuur van het proletariaat of, nauwkeuriger, van het industriële proletariaat. Daar in Rusland slechts een zeer beperkt deel van de bevolking aan dit criterium beantwoordde was er dus een kleine machtsbasis. Lenin heeft wel gepoogd het landbouwproletariaat voor het nieuwe regime te winnen, maar was in feite een voorstander van een snelle uitbreiding van het aantal industriearbeiders. Stalin is die gedachte trouw gebleven. Als een politiek systeem zich vestigt op een kleine minderheid, kom je hoe dan ook tot terreur. Je moet een zeer brede achterban hebben, wil je democratische instellingen kunnen invoeren en doen gedijen.

Lenins politieke theorie bevat een aantal fundamentele identiteiten. De vraag is of die ‘gelijkheden’ wel in overeenstemming zijn met het klassieke marxisme. Ten eerste wordt het partijensysteem gelijkgesteld met het bestaan van slechts één partij. Marx heeft nooit geëist dat er maar één enkele partij mocht worden toegelaten.

De tweede identiteit bevat de stelling dat de partij en de staat samenvallen, aan elkaar gelijk zijn. Dat betekent dat de overheid op alle niveaus in handen is van leninisten, die slechts verantwoording moeten afleggen aan hun partijleiders. Het hoeft geen betoog dat een dergelijk principe vatbaar is voor betwisting. In het westen bestaat de traditie dat er een grondig onderscheid moet bestaan tussen de staat en de partijen. Als een of meerdere politieke formaties de overheid volledig bezetten, ontstaat er een verregaande politisering van de ambtenarij en verdwijnt elke gezonde scheiding van de machten. Uit de Verlichting hebben we geleerd dat een staatsbestel en een partijformatie niet tot elkaar gereduceerd mogen worden.

De derde identiteit houdt in dat partij en massa samenvallen. De keuze van de enkeling moet wijken voor de wil van de massa en die wordt ondergeschikt aan de beslissing van de partij. De partij is de voorhoede van de massa en weet het daarom altijd beter. Als zij een beslissing neemt die het grote publiek niet zint, zeggen de politieke leiders: wij weten beter wat de massa nodig heeft dan de massa zelf. Als zij iets wil dat wij afkeuren, betekent dat eigenlijk dat de massa niet weet wat in haar eigen belang is. Een fraaie redenering.

Lenin heeft met betrekking tot de internationale politiek een interessante theorie over het imperialisme opgebouwd, waarvan bepaalde onderdelen hun volle actualiteit behouden.

Vooral de basisidee dat het wereldkapitalisme de onderdrukking en uitbuiting van hele gebieden bewust steunt en bevordert in dienst van de eigen ontwikkeling, blijft waardevol. Modern uitgedrukt: niet het noorden geeft ontwikkelingshulp aan het zuiden, maar het zuiden aan het noorden.

Lenin is de man van ‘het socialisme in één land’.

Hij heeft een deel van de planeet uit het kapitalistische wereldsysteem willen lichten, van de andere landen willen isoleren om er een marxistisch project te verwezenlijken. Of dat experiment haalbaar was, hebben tal van linkse politici, onder anderen Trotski, betwijfeld. Nu het communisme in Oost-Europa is verdwenen, gaan er steeds meer stemmen op die beweren dat de hele proefneming, gezien de machtsverhoudingen op wereldschaal, niet kon lukken. En in de toekomst ook nooit zal kunnen lukken, voegen sommigen eraan toe. Het is evenwel verdacht zich zo overmoedig over de toekomst uit te laten.

Lenin was ongetwijfeld een van de grootste politieke genieën van de laatste twee eeuwen. Hij heeft onder andere een echte moderne partij uitgevonden. De oudste moderne politieke formatie was de burgerlijke, liberale partij. Eerst ontstonden er lokale kringen van notabelen (dokters, advocaten, bankiers, industriëlen, handelaars enzovoort) die rond de verkiezingen bijeenkwamen om de lijsten met kandidaten voor politieke ambten samen te stellen. ‘En petit comité’, na een lekker diner, werden de belangrijkste zaken geregeld. In de tweede helft van de vorige eeuw ontstond de sociaaldemocratische partij, een massaformatie van arbeiders, met lidgelden, secties, wijkafdelingen en een complex organigram.

Lenin heeft in de twintigste eeuw een volstrekt nieuw soort formatie opgericht, de communistische partij. Een orgaan, bestaande uit kleine cellen van vijf tot tien man. Er zijn twee soorten: volgens plaats (de lokale afdelingen) en beroep (de werkafdelingen). Vooral de beroepscellen waren efficiënt. De arbeiders-partijleden in een onderneming konden tijdens de schafttijd hun boterhammen vlug opeten en zo dagelijks tijd vrijmaken om een partijvergadering in hun bedrijf bij te wonen. En ze wisten precies waarover ze het hadden want ze kenden hun werkmilieu.

Lenins partij is gemaakt voor het verzet, de revolutie, het clandestiene. De cellen zijn slechts via één persoon verbonden met elkaar en met de hogere organen zodat, als één lid gevangen wordt, die slechts een zeer beperkt aantal kameraden kan verklikken. Bij de sociaaldemocraten, die in de volle openbaarheid opereren, kan een gevaarlijke tegenstander in korte tijd het hele apparaat oprollen.

Het stalinisme

Stalin steunt, economisch gezien, op het industriële proletariaat dat hij via een geforceerde omschakeling sterk heeft uitgebreid. Politiek beschouwd berust zijn macht op de partij, die de staat heeft ingepalmd.

Vader Stalin was, achteraf bekeken, erg verwant met de klassieke Russische tsaar. Soms zitten de politieke en culturele factoren, die het verloop van het geheel bepalen, veel dieper dan radicale en haastige hervormers vermoeden. In West-Europa hebben we de overgang van de feodaliteit naar de moderniteit over drie eeuwen gespreid. Stalin wou dat in enkele decennia realiseren. Dat is mislukt. Rusland is in tal van opzichten tsaristisch gebleven. Je vindt er door de communistische ideologie heen allerlei kenmerken van de feodaliteit in terug. Een feodaal systeem is piramidaal gestructureerd met een superchef, een chef, een souschef, een sous-souschef, enzovoorts. Idem dito in het Russische communisme. Ook het fascisme is op dat model gebaseerd en Hitler was er gek op (Führer, Oberführer, Sturmführer, Obersturmführer, enzovoorts). In het moderne, democratische, postfeodale bestel, verwoord door de filosofen van de Verlichting, houden zelfstandige krachten elkaar in evenwicht. Meerdere machtscentra controleren en relativeren elkaar dankzij een ingenieus pluralistisch regelgeheel.

Stalin heeft het hele maatschappelijke leven gepolitiseerd. Voor elke sociale functie stelde hij een politieke controleur aan. De economie verloor elke vorm van autonomie. Ook de cultuur (godsdienst, onderwijs, wetenschap, kunst) werd gepolitiseerd, denk aan de theorie van het socialistische realisme. Met die panpolitisering ging een verregaande bureaucratisering gepaard. Letterlijk alles werd aan piramidale gezagspatronen onderworpen. Van het democratisch centralisme van Lenin (mogelijkheid tot vrije discussie in de fase voor de beslissing, discipline en eensgezindheid erna) bleef niets over.

Het nationaliteitenprobleem? Lenin schreef er een bijdrage over en aan aankomende jongeren werd verteld dat hij dat vraagstuk had opgelost. Stalin, zelf een Georgiër, centraliseerde alle macht in de Russische republiek, met name in Moskou. Allerlei talen, godsdiensten, culturen werden meedogenloos onderdrukt in de puurste fascistische stijl. Met socialisme had dat beleid in wezen niets te maken, hoeveel keren de partijbazen dat woord ook in de mond namen. Een vraagstuk dat niet werkelijk is opgelost, komt altijd weer boven water, kijk maar naar de huidige etnische conflicten.

Er bestaat een theorie die zegt dat er eigenlijk geen groot verschil is tussen Stalin en Hitler. Solzjenitsyn, een romantische en nationalistische mysticus, die uit het pre-industriële tijdperk lijkt te zijn opgedoken, maakt weinig onderscheid tussen het concentratiekamp van Hitler en de goelag van Stalin. Onder invloed van die gedachtegang zijn sommige postmodernistische Franse denkers, vaak oud-maoïsten, die naar een stevig rechtse ideologie huppelden, nog een paar stappen verdergegaan. ‘U bent marxist? Dan bent u een stalinist’ ... Of straffer: ‘Gelooft u in het socialisme? U bent dus voorstander van de goelag.’ Deze vuile truc wordt kwistig verspreid onder miljoenen westerlingen en kent succes. Marx heeft met antihumanitaire terreur niets te maken.

In een bepaald opzicht zijn Hitler en Stalin met elkaar vergelijkbaar. Rusland bij het begin van onze eeuw en Duitsland in de jaren twintig waren de economische wedloop in het wereldkapitalisme aan het verliezen. Hitler wou kost wat kost de achterstand op de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk inhalen en koos voor het nationaalsocialisme om snel én een grootschalige industrialisering én een geografische expansie te realiseren. Ook Stalin wilde het westen spoedig bijbenen en overtreffen. Daarom introduceerde hij een geforceerde productiewijze en veralgemeende hij de terreur. Of zijn geobsedeerd, zelfs paranoïde beleid op rekening van het marxisme geschreven mag worden, is zeer de vraag. Ik denk dat zo’n door rechts gehanteerde beschuldiging onzin is.

Het trotskisme

Trotski heeft zich in naam van Marx verzet tegen de pervertering van het Russische communisme. Na conflicten met Stalin verliet hij zijn vaderland en werd door de geheime politie van zijn oud-medestander vermoord. Onder de vele discussiepunten vermeld ik er drie. Ten eerste klaagde Trotski de verwording van het democratische centralisme aan. Hij bestreed de teloorgang van de vrije, democratische gedachtewisseling binnen alle partijorganen. Stalin had van de partijtucht een karikatuur gemaakt en de politieke macht geconcentreerd in handen van een bureaucratische top. Ten tweede had de heerser in Moskou de socialistische basisdemocratie verraden door de sovjets, de echte arbeidsraden, op te doeken ten gunste van het staatsapparaat, zie de hier eerder genoemde tegenstelling tussen arbeidssocialisme en staatssocialisme. Ten derde pleitte Trotski voor een waarachtig democratisch internationalisme van alle arbeiders, waar ook ter wereld, en veroordeelde hij het beleid van de stalinisten, die in internationale kwesties de belangen van de Sovjet-Unie lieten prevaleren.

Uit het optreden van Trotski en de verspreiding van de naar zijn naam genoemde partijen over alle wereldcontinenten blijkt dat het marxisme niet op een botte manier vereenzelvigd kan worden met het stalinisme. Trotski heeft terecht beklemtoond dat elke tendens tot bureaucratisering wezenlijk antimarxistisch is.

De val van het Oostblok

Hoe komt het dat het Oostblok is gevallen? Ik volg niet de mening van Ludo Martens, de voorzitter van de PVDA, die over dat onderwerp een boek schreef. Martens noemt zich een marxist-leninist, maar is meer leninist dan marxist, want hij denkt in de eerste plaats politiek, niet economisch, zoals we bij Marx gewoon zijn. Of zijn werk leninistisch is, valt ook te betwijfelen want hij hanteert een door materialisten afgekeurde werkwijze, namelijk de ‘idealistische’ geschiedschrijving. Het gaat allemaal over personen, leiders dan, en de ene is goed, de andere slecht (een moraliserende aanpak). Lenin en Stalin waren goed, Chroesjtsjov, Brezjnev en Gorbatsjov slecht. Die verklaringsmethode is zwak omdat de rol van personen overschat wordt en die van groepen en onderliggende condities wordt onderbelicht. Waarom is de Sovjet-Unie ten onder gegaan? Ten eerste door een te geringe productiviteit, ten tweede door een verkeerde besteding van het surplus. Of dat nu onder Stalin of Chroesjtsjov gebeurde is secundair. Feit is dat wij in het westen op elk moment betere machines hadden plus beter geschoolde arbeidskrachten. Dankzij die wapens lag onze productiviteit hoger en konden we meer winst maken. Technologisch hadden we nooit een achterstand en de inzet van onze arbeidskrachten was niet geringer. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Rusland een geweldige inspanning gedaan om de puinhoop op te ruimen en dat lukte na twintig jaar. Vanaf de jaren zestig wordt het evenwel duidelijk dat het Oostblok de economische wedloop met het westen niet aankan en langzaam veld verliest. Het surplus is te klein en wordt verkeerd besteed. Je moet het overschot zo efficiënt mogelijk investeren om de productie in de toekomst te verbeteren en uit te breiden. Dat hebben de Russen onvoldoende gedaan. Ze hebben derdewereldlanden zoals Vietnam en Cuba veel steun gegeven. Dat was voor hun eigen economische ontwikkeling een verliespost. Verder heeft de partijtop zichzelf overdadig verrijkt, wat als een verspilling beschouwd kan worden. Bovendien heeft de Russische staat decennia lang voor sinterklaas gespeeld met aanzienlijke subsidies voor dit en voor dat (lage huren, goedkoop transport, goedkope voedingsmiddelen, enzovoorts). Onderwijs voor niks, lage kosten voor gezondheidszorg, uiteraard zeer positief, maar daardoor bleef er te weinig geld over voor vernieuwingen in het eigenlijke productieproces. Dat de economie de basis is van de rest, mochten politici, die zich marxisten noemden, toch wel weten.

Is de Sovjet-Unie als grootmacht door het stalinisme ten onder gegaan? De vraag is of ze onder een ander stelsel ook niet gefaald zou hebben. De zaak zit dieper dan we denken en morele uitvallen à la Ludo Martens zijn onvoldoende.

De toekomst van het marxisme-leninisme

Hoe staat het met het marxisme-leninisme in West-Europa? Herinnert u zich het eurocommunisme? Men ging zich eindelijk onafhankelijk van Moskou opstellen. Italië deed mee, Marchais in Frankrijk niet. Het werd een flop. Het leninisme op zijn Italiaans, Spaans of Belgisch trok weinig kiezers. Ook de poging om naar het centrum op te schuiven en een sociaaldemocratisch beleid te verdedigen, leverde niets op omdat er overal al sociaaldemocratische formaties waren. De voorstanders van die koers hadden, ter wille van de consequentie, hun eigen formatie beter kunnen opheffen.

De geschiedenis van het marxisme-leninisme in West-Europa sinds 1944 is er een van gemiste kansen. Inzake pacifisme was er onduidelijkheid omdat de bewapening van de westerse mogendheden wél en die van het Oostblok niet of minder werd afgekeurd. Tijdens de revolte van 1968-70 stelde men zich veel te voorzichtig op. Inzake het feminisme, de beweging voor homo’s en lesbiennes en de ecologische kwestie liet men het initiatief aan anderen over. Zelfs op sociale problemen zoals de uitbreiding van de vierde wereld werd de jongste decennia onvoldoende ingegaan zodat bij de belangrijke verkiezingen van 24 november 1991 het Vlaams Blok de meeste winst boekte. De titel van deze lezing, Het marxisme-leninisme voorbij? slaat op de hele wereld. In Oost-Europa werd dit systeem opgedoekt, in West-Europa is het aanzienlijk verzwakt en innerlijk verdeeld, zie de strijd tussen stalinisten en trotskisten. In de Verenigde Staten heeft het nooit veel betekend en in Japan is het evenmin van de grond gekomen. Dat zegt niet alles want ik vermeldde alleen landen van het noorden. We moeten niet denken dat de ‘eerste wereld’ met nog geen miljard mensen de enige werkelijkheid is. Hoe moet het met de toekomst van het marxisme-leninisme in het zuiden, de landen van de derde wereld? Castro heeft tot dusver standgehouden, maar de komende jaren zijn onheilspellend. Zijn voorbeeld werd in Nicaragua en El Salvador niet gevolgd. Vietnam is mislukt, Cambodja ook. Noord-Korea en China houden stand maar Ethiopië en Angola hebben een andere koers gekozen. Anderzijds mag niet vergeten worden dat in veel derdewereldlanden goed georganiseerde marxistisch-leninistische partijen zeer actief zijn. Hieruit kan besloten worden dat de term ‘voorbij’ in de titel voorbarig is. We moeten voorzichtig redeneren. Sommige rechtse ideologen hebben zich na de val van het Oostblok zeer onvoorzichtig uitgelaten, bijvoorbeeld de Amerikaan Fukuyama, die denkt dat het kapitalisme definitief gewonnen heeft. De geschiedenis is ten einde, voortaan bestaat er nog maar één ideologie, de liberale. Fukuyama is een onwetenschappelijke profeet van de slechte soort. Hij beweert te weten wat niemand kan voorspellen. Momenteel zijn er op de planeet vier ideologieën, die om de hegemonie strijden, de liberale, de sociaaldemocratische, de fascistische en de socialistische en geen mens kan zeggen hoe dat gevecht zal evolueren. De term ‘eindigen’ mogen we niet gebruiken, dat zou te arrogant zijn.

Zal het marxisme of het marxisme-leninisme of, nog ruimer, het socialisme, verdwijnen omdat rechtse ideologen dat zo vurig hopen? Dat hangt niet af van hun wil, hun wensen. De grondvraag luidt: ‘Is het kapitalisme in staat de basisproblemen, waarmee de mensheid te kampen heeft, op te lossen?’ Ik wil het antwoord niet invullen, zoals Fukuyama, maar heb mijn diepe twijfels. En denk daarbij aan de natuurverloedering, die de laatste twintig jaar angstwekkend is toegenomen. De tropische regenwouden verdwijnen en het kapitalisme is niet in staat dat proces tegen te houden. En de schandelijke verarming van het zuiden. Afrika is een puinhoop en de rijke landen grijpen niet in. De akkoorden van de Gatt, Lomé en ga maar door, versterken de handelspositie van het noorden.

Door het ongenadige, harde wereldkapitalisme komen we langzaam maar zeker in een hopeloze toestand terecht. De vrije markt werkt irrationeel, zelfs vernietigend. En wij in het noorden, met Amnesty International maar alle aandacht vestigen op de problemen van de politieke mensenrechten. Overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar een discussie over economische ongelijkheid taboe is. De mensen uit de derde wereld zeggen: ‘Politieke democratie? Geef ons eerst een boterham.’ Armen vluchten van het zuiden naar het noorden, maar de rijke landen accepteren slechts politieke asielzoekers en dan nog maar een klein percent. Schrijnender kan het niet. Predikte het kapitalisme niet het vrije verkeer van personen en goederen? Moeten we dan als bekrompen kruideniers, de mogelijkheid uitsluiten dat de wereld nog zeer diepgaande maatschappelijke transformaties zal ondergaan? Geen prettige gedachte voor rijke westerlingen, zoals Fukuyama, uiteraard. Heeft hij eraan gedacht dat bij accumulatie en verscherping van de basisproblemen het fascisme succesvoller zou kunnen worden dan het liberalisme?

We zouden, gezien de huidige wereldomstandigheden en hun ontwikkeling, wel uitzonderlijk naïef zijn om een beaat optimisme te verkondigen. Wat er met het marxisme-leninisme zal gebeuren weet niemand, maar het socialisme is niet dood.

Tekst van een lezing gehouden, op woensdag 28 november 1991, in het Instituut voor Oost-Europa van de Katholieke Universiteit te Leuven.