Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

SOLIDARITEIT

Allen voor één, één voor allen, dat is het wezen van het begrip solidariteit. Wie zich solidair voelt, weet zich verbonden met een groter geheel, heeft een saamhorigheidsbesef en is bereid de gevolgen van die houding te dragen. Hij acht zich verantwoordelijk voor wat meer is dan zijn eigen persoon.

Mensen die zich solidariseren zijn onderling hoofdelijk gehouden tot iets dat hun eigen ik overstijgt, ze zijn, zoals dat plechtig wordt uitgedrukt, eensgezind in beginsel en belangen. In die zin spraken we tegenwoordig over een solidariteitsbelasting, een schatting van rijkeren ten voordele van armeren.

Solidariteit, als een zich één voelen, betekent dus een uitbreiding van het ego tot een ruimere eenheid: je gezin, je wijk, gemeente of stad, de mensheid of nog ruimer: de gemeenschap van alle levende wezens, de planeet met alles wat erop zit, het heelal. Mensen kunnen hun identiteit verruimen, hebben groepsgevoelens, zijn ondanks alle persoonlijke avonturen kuddedieren. Ze zijn niet louter ik gericht, maar bezitten het vermogen tot empathie, waardoor ze zich kunnen verplaatsen in een ander, kunnen binnendringen in ervaringen die niet de hunne zijn.

In het solidariteitsfenomeen bestaan er gradaties naargelang het slechts gaat over een verbondenheid in het denken, of in dat cognitief proces én het voelen, of daar nog bovenop een inzet met daden. Een petitie ondertekenen getuigt uiteraard van een minder diepgaand engagement dan een vertrek naar Zaïre als lid van Artsen Zonder Grenzen. Met wie zijn we solidair? ‘Met alle wezens die zijn tekortgedaan,’ antwoorden de ethisch gevorderden onder ons. U kent het lijstje: de zieken, eenzame ouden van dagen, gehandicapten, armen. Je kunt blijven opnoemen: de wezen, de dementen, de uitgetreden priesters, de Ghanese hoeren in Antwerpen en Brussel, de loslopende kinderen in Brazilië, de mishandelde dieren. Maar daarover gaan we hier niet janken, we zitten niet in een godsdienstige uitzending. In mijn eigen verleden heb ik geprobeerd me in te zetten voor de vrijheidsstrijd van de Algerijnen, voor de mensen rond Lumumba, Gizenga en Mulele, die het corrupte schrikbewind van Mobutu bestreden, voor de Vietnamezen in hun oorlog met de Verenigde Staten, tegen de aanslag op het Iraakse volk in de golfoorlog. Als het over mijn directe omgeving gaat, denk ik aan mijn solidariteit met veel gezakte studenten. Waardevolle jongeren, wier talenten niet werden gewaardeerd. Aan het Hitcs in Brussel zei ik eens tegen een jongen: ‘U hebt een bijzonder origineel, moedig en kritisch werkstuk voor mijn vak gemaakt, met die attitude haalt u het tweede jaar waarschijnlijk niet.’

De term solidariteit klinkt de laatste jaren goed in de oren. Lekker vaag en niet te radicaal. In de jaren veertig-vijftig was de term ‘communistisch’ respectabel, nu is het een scheldwoord. Langzaam komt het woord ‘socialistisch’ ook in het verdomhoekje terecht, nette lieden durven alleen nog de term ‘sociaaldemocratisch’ in de mond nemen. Maar o wee, veel nog voorzichtiger mensen lusten dat woord evenmin en houden het op solidariteit. Daarmee kun je verschillende kanten uit. Een solidaire schuldeiser mag hoofdelijk het totale bedrag opeisen terwijl een solidaire schuldenaar aansprakelijk is voor de gehele schuld. Er bestaat een leer, die gebaseerd is op de solidariteitsgedachte, het zogenaamde solidarisme. Iedereen moet zich solidair opstellen met de volkseenheid. Ondernemingen dienen tot het welzijn van de gemeenschap en die gemeenschap dient tot het heil van de ondernemingen. Een theorie tussen het liberalisme en het socialisme, zoals u weet.

Hoed u voor het pansolidarisme dat predikt dat iedereen solidair moet zijn met iedereen. De armen met de rijken, de daklozen met de villabewoners. Niet onaardig verzonnen, de havenots worden aangemaand de samenhorigheid met de profiteurs te versterken en de bewoners van de sloppen moeten de sjeiks toejuichen. Herinnert u zich nog de uitspraak van solidarist Wilfried Martens dat hij zoveel hield van het Zaïrese volk en zijn leiders?

Ik ben niet blind. Solidariteit wordt misbruikt als zoethoudertje. We dekken alles toe, waarde landgenoten, verlustigen ons in een universele schijnharmonie in eigen voordeel. Iedereen moet een allemansvriendje worden. De Dolle Mina’s waren de eerste vrouwen die de zogenaamde solidariteit van aangeslagen mannen botweg weigerden. Als ze me zeggen dat ik solidair moet zijn met de raad van bestuur van de Universiteit in Gent, waar ik werk, met het college van de gemeente waar ik woon, met de regering van het land, waarvan ik burger ben, weet ik dat ze me willen onderwerpen aan een doorgaans conservatief establishment. Voor dat soort kritiekloze gehoorzaamheid bedank ik.

Ik ken de truc. De wereld creëert grote, onaanvaardbare ongelijkheden die bewust in stand worden gehouden. Wat doe je dan met de miljoenen die mentaal en moreel in het gelid moeten blijven? Je zegt dat solidariteit de basisplicht is. Zet je in voor het geheel. Wij, meesters van het moment, zorgen voor het welzijn van het geheel, dus moet iedereen ons steunen. Wie ons tegenwerkt is een onwaardig burger want hij schaadt het geheel.

Als solidair-zijn niet gekoppeld wordt aan een nog fundamentelere richtlijn, namelijk het streven naar meer gelijkheid en gelijkwaardigheid, is het opium.

Tekst voor de VPRO, programma De Vlaamse Connectie
Uitgezonden op 24 maart 1992