Rosa Luxemburg
De crisis der sociaaldemocratie


Hoofdstuk V

Maar het tsarisme! Dit was het ongetwijfeld, dat voor de houding van de partij, speciaal in het eerste ogenblik van de oorlog de doorslag heeft gegeven. De sociaaldemocratische fractie had in haar verklaring het parool gegeven: tegen het tsarisme! De sociaaldemocratische pers heeft daaruit spoedig de strijd om de cultuur voor geheel Europa gemaakt. De Frankfurter Volksstimme schreef reeds op 31 juli:

De Duitse sociaaldemocratie heeft sedert lang het tsarendom beschuldigd als de bloedige toeverlaat van de Europese reactie, sedert de tijd, toen Marx en Engels met scherpe blikken elke beweging van dit barbaarse regiem volgden tot op heden, als het de gevangenissen met politieke misdadigers vult en toch voor elke arbeidersbeweging siddert. Nu zou de gelegenheid komen onder de Duitse vanen met deze verschrikkelijke bende af te rekenen.

Pfalzische Post in Ludwigshaven op dezelfde dag:

Dat is een grondslag, die onze onvergetelijke August Bebel heeft ingeprent. Het gaat hier om de strijd van de beschaving tegen het barbarendom, daar is ook het proletariaat op zijn post.

De Münchener Post van 1 augustus:

In de plicht der landsverdediging laten wij ons niet tot burgers tweede klasse maken.

Het Volksblatt van Halle op 5 augustus:

Wanneer het juist is, dat wij door Rusland aangegrepen werden en alle berichten hebben dat tot nu toe te verstaan gegeven dan spreekt het vanzelf, dat de sociaaldemocratie alle middelen voor de verdediging goedkeurt. Het tsarisme moet met alle kracht uit het land worden geworpen!

En op 18 augustus: “Nu echter de ijzeren dobbelstenen aan het rollen gegaan zijn, nu is het niet slechts de plicht van de vaderlandsverdediging, van het nationale zelfbehoud, die ons zoals alle andere Duitsers het wapen in de hand drukt, maar ook het bewustzijn dat wij met de vijand, tegen wie wij in het Oosten strijden, tegelijk de vijand van alle vooruitgang en van alle beschaving bestrijden... De nederlaag van Rusland is tegelijk de overwinning van de vrijheid in Europa.”

De Volksfreund van Brunswijk schreef op 5 augustus:

De onweerstaanbare druk van het militaire geweld trekt allen met zich mee. Maar de klassenbewuste arbeiders volgen niet slechts het geweld van buiten, zij volgen hun eigen overtuiging wanneer zij de grond, waarop zij staan, voor de inbraak van het Oosten verdedigen.

De Arbeiterzeitung van Essen verklaarde reeds op 3 aug.:

Als nu dit land door de besluiten van Rusland bedreigd wordt, dan zullen de sociaaldemocraten, gelet op het feit, dat de strijd het Russische bloedtsarisme, de miljoenenvoudige boosdoener aan vrijheid en beschaving geldt, zich door niemand in het land laten overtreffen in vervulling van plichten en offervaardigheid ... Weg met het tsarisme! Weg met het toevluchtsoord van het barbarendom! Dat zal dan het parool zijn.

Evenzo de Volkswacht van Bielefeld op 4 augustus:

Het parool is overal hetzelfde: Tegen het Russische despotisme en de Russische achterhoudendheid.

Het partijblad van Elberfeld op 5 augustus:

Het gehele Westelijke Europa heeft het levensbelang het afschuwelijke, moorddadige tsarisme uit te roeien. Dit belang van de mensheid wordt echter verdrukt door de begeerte van de kapitalistische klassen van Engeland en Frankrijk de winstmogelijkheden tegen te houden, die tot dusver het Duits kapitaal exploiteerde.

De Rheinische Zeitung in Keulen:

Doet uw plicht vrienden, ongeacht waarheen u het lot voert. Gij strijdt voor de beschaving van Europa, voor de vrijheid van uw vaderland en uw eigen welvaart.

De Schleswig-Holsteinische Volkszeitung van 7 augustus schreef:

Natuurlijk leven wij in de tijd van het kapitalisme en heel zeker zullen wij ook na de grote oorlog klassenacties hebben. Maar deze klassenacties zullen zich afspelen in een vrijere staat dan wij thans kennen, deze klassenacties zullen zich veel meer tot economisch terrein beperken en de behandeling der sociaaldemocraten als uitgestotenen, als burgers van de tweede rang, als politiek rechtlozen zal in de toekomst onmogelijk zijn, wanneer het Russische tsarendom verdwenen is.

Op 11 augustus schreef de Hamburger Echo:

Want niet alleen hebben wij de verdedigingsoorlog te voeren tegen Engeland en Frankrijk, wij moeten bovenal de oorlog voeren tegen het tsarisme en die voeren wij met alle geestdrift. Want het is een oorlog voor de beschaving.

En het partijorgaan van Lübeck verklaarde nog op 4 sept:

Wanneer de vrijheid van Europa gered wordt, dan heeft Europa dat, nadat de oorlog eenmaal ontketend is, aan de kracht van de Duitse wapenen te danken. Het is de doodsvijand van alle democratie en alle vrijheid, waartegen onze voornaamste strijd gaat.

Zo klonk het uit de Duitse partijpers in veelstemmig koor. De Duitse regering ging in het beginstadium van de oorlog op de aangeboden hulp in: zij stak met achteloze hand de lauwertak van de bevrijder der Europese beschaving aan haar helm. Ja, zij schikte zich, zij het met blijkbare tegenzin en tamelijk plompe bevalligheid in de rol van bevrijder der naties. De generale staven der beide grote legers (“für die beide grauße Armees”) hebben zelfs “nood kent geen gebod” geleerd te smoezen en krauwen in Russisch-Polen de “Schnorrer und Verschwörer” (de landlopers en de samenzweerders) achter de oorlokken. Aan de Polen werd insgelijks een wissel op het paradijs afgegeven, natuurlijk voor de prijs, dat zij tegen hun tsaristische regering in massa hetzelfde hoogverraad begaan, voor het pogen waarvan de Duala Manga Bell in Kameroen onder het krijgsrumoer door geluidloos en zonder moeilijke gerechtsprocedure werd opgehangen. En deze berensprongen van het Duitse imperialisme in nood maakte de sociaaldemocratische partijpers mede. Terwijl de Rijksdagfractie met discreet zwijgen het lijk van het opperhoofd der Duala’s bedekte, vervulde de sociaaldemocratische pers de lucht met jubelend leeuwerikengezang over de vrijheid, die door Duitse geweerkolven aan de arme slachtoffers van het tsarisme gebracht zou worden.

Het theoretische orgaan der partij die Neue Zeit schreef in het nummer van 28 augustus:

De grensbevolking van het Rijk van Vadertje heeft jubelende de Duitse voorhoedetroepen begroet want wat in deze streken aan Polen en Joden zit, heeft het begrip vaderland altijd slechts in de gedaanten van corruptie en knoet te genieten gekregen. Arme duivels en werkelijk vaderlandsloze gezellen, zouden deze mishandelde onderdanen van de bloedige Nicolaas, zelfs waneer zij de lust daartoe zouden hebben opgebracht, niets te verdedigen hebben dan hun ketenen en daarom leven en bewegen zij zich nu in dat ene begeren en hopen, dat de Duitse geweerkolven, de Duitse vuisten het gehele tsaristische systeem zo vroeg mogelijk zouden kunnen vernietigen... Een doelbewuste politieke wil leeft ook, terwijl de donderslagen van de wereldoorlog over hun hoofden ontladen, in de Duitse arbeidersklasse: zich tegen de bondgenoten van het Oostelijke barbarendom in het Westen te verweren, om tot een eervolle vrede met hen te komen, en voor de vernietiging van het tsarisme de laatste ademtocht van man en paard beschikbaar te stellen.

Nadat de sociaaldemocratische fractie aan de oorlog het karakter van een verdediging der Duitse natie en van de beschaving had toegedicht, verschafte hem de sociaaldemocratische pers zelfs het karakter van de bevrijder der vreemde naties. Hindenburg werd de uitvoerder van het testament van Marx en Engels! Het geheugen heeft aan onze partij in deze oorlog beslist een noodlottige poets gebakken: terwijl zij al haar grondslagen, geloften en besluiten van de internationale congressen juist op dat ogenblik ten volle vergat, toen het om de toepassing ging, heeft zij zich tot haar pech een testament van Marx herinnerd en het juist op dat ogenblik uit de stof van de tijd voor de dag gehaald; toen het er slechts toe kon dienen, daarmee het Pruisische militarisme te versieren, aan welks bestrijding Marx tot de laatste ademtocht van man en paard wilde geven. Het waren de bevroren trompettonen van de Neue Rheinische Zeitung van de Duitse Maartrevolutie tegen het Rusland der lijfeigenen van Nicolaas I, die plotseling in het jaar van het heil 1914 in het oor van de Duitse sociaaldemocratie drongen en haar arm in arm met het Pruisische Jonkerdom de Duitse geweerkolven tegen Rusland van de grote revolutie in de hand drukten. Maar hier geldt het juist herziening (revision) toe te passen en de parolen uit de tijd der Maartrevolutie aan de hand van de geschiedkundige ervaring van welhaast 70 jaren te toetsen. In 1848 was het Russische tsarisme inderdaad het toevluchtsoord van de Europese reactie. Een echt product van de bodem der Russische sociale verhoudingen, in wier middeleeuwse basis van goederenruil in natura het diep wortelde, was het absolutisme de beschermer en tegelijk oppermachtige bestuurder der door de burgerlijke revolutie geschokte en vooral in Duitsland door het beslaan van kleine staten verzwakte monarchistische reactie.

Nog in 1851 kon Nicolaas I door de Pruisische gezant von Rochow in Berlijn laten weten, dat hij het zeker gaarne zou hebben willen zien, dat in november 1848 bij het binnenrukken van generaal von Wrangel in Berlijn de revolutie in de wortel verstikt zou zijn geweest, en dat er nog andere ogenblikken geweest waren, waarop men geen slechte grondwet zou hebben behoeven te geven. Of een andere keer in een vermaning aan Manteuffel dat hij met vertrouwen er op rekende, dat het koninklijke ministerie onder uwe leiding, tegenover de Kamers met alle, beslistheid de rechten van de kroon en de conservatieve grondbeginselen tot haar recht zou laten komen. Dezelfde Nicolaas kon ook nog een Pruisische minister-president de Alexander Nevski orde verlenen ter erkenning van zijn voortdurende pogingen tot bevestiging van de wettelijke orde in Pruisen. Reeds de Krimoorlog heeft daarin een grote verandering gebracht. Hij bewerkte het militaire en daarmee ook politieke bankroet van het oude regiem. Het Russische absolutisme zag zich verplicht de weg van hervormingen te betreden, zich te moderniseren, aan te passen bij de burgerlijke verhoudingen, en daarmee had hij zijn pink aan de duivel toegestoken, die hem nu reeds vast bij de arm heeft en tenslotte helemaal zal halen. De uitkomsten van de Krimoorlog waren tegelijk een leerrijke proef op het dogma van de bevrijding, die men aan een geknecht volk met geweerkolven zou kunnen brengen. Het militaire bankroet bij Sedan verschafte aan Frankrijk de republiek. Maar deze republiek was niet een geschenk van de Bismarckse soldateske. Pruisen had evenals thans aan andere volkeren niets te bieden dan het eigen Jonkerregime. De republiek was in Frankrijk de innerlijk gerijpte vrucht van sociale worstelingen sedert 1789 en van drie revoluties. De krach bij Sebastopol werkte als die bij Jena bij het ontbreken van een revolutionaire beweging in het land, leidde hij slechts tot uiterlijke vernieuwing en tot nieuwe bevestiging van het oude regiem. Maar de hervormingen van de zestiger jaren in Rusland, die de baan vrij maakten voor de burgerlijk-kapitalistische ontwikkeling, konden alleen met geldmiddelen van de burgerlijk-kapitalistische economie verwezenlijkt worden. En deze middelen werden door het West-Europese kapitaal geleverd uit Duitsland en Frankrijk.

Sedert die tijd ontstond de nieuwe verhouding, die tot op de huidige dag voortduurt: het Russische absolutisme wordt door de West-Europese bourgeoisie in stand gehouden. Niet meer de Russische roebel rolt in de diplomatenkamers en zoals prins Wilhelm von Preuszen nog in 1854 bitter klaagde, tot in de voorkamers van de koning, maar omgekeerd rollen Duits en Frans goud naar Petersburg om daar het tsarenregiem te voeden, dat zonder deze levenwekkende sappen reeds lang zijn rol zou hebben uitgespeeld. Sedert is het tsarisme niet meer alleen een product van de Russische verhoudingen: zijn tweede wortel bestaat uit de kapitalistische verhoudingen van West-Europa. Ja, de verhouding verandert zich sedertdien met elk tiental jaren meer. In dezelfde mate als niet de ontwikkeling van het Russische kapitalisme aan de wortel van de alleenheerschappij in Rusland, gegroeid in de binnenlandse verhoudingen, meer geknaagd wordt, versterkt de andere West-Europese wortel steeds meer. Bij de financiële ondersteuning kwam in groeiende mate door de concurrentie van Frankrijk en Duitsland na de oorlog van 1870 de politieke ondersteuning. Hoe meer uit de schoot van het Russische volk zelf revolutionaire krachten tegen het absolutisme omhoog komen, des te meer botsen zij op weerstanden uit West-Europa, dat aan het bedreigde tsarisme morele en politieke versterking verschaft. Toen bij het begin van de tachtiger jaren de terroristische beweging van het oudere Russische socialisme het tsarenregiem voor een ogenblik zwaar schokte, zijn autoriteit naar binnen en naar buiten vernietigd had, juist toen sloot Bismarck met Rusland zijn verdrag van wederzijdse verzekering af en verschafte aan Rusland in de internationale politiek dekking in de rug. Hoe meer naar Rusland aan de andere kant door de Duitse politiek werd gedongen, des te ruimer werd het de beurs van de Franse bourgeoisie geopend. Uit beide bronnen puttend, verlengde het absolutisme zijn bestaan in de strijd tegen de nu stijgende vloed van de revolutionaire beweging in het land. De kapitalistische ontwikkeling, die het tsarisme met eigen handen koesterde en verzorgde, droeg eindelijk vrucht: sedert de negentiger jaren begint de revolutionaire massabeweging van het Russische proletariaat. Onder het tsarisme geraken de fundamenten in het eigen land aan het slingeren en trillen.

Het voormalige toevluchtsoord van de Europese reactie ziet zich spoedig gedwongen, zelf een slechte grondwet te schenken en moest voor de wassende vloed in eigen huis nu zelf een reddend toevluchtsoord zoeken. En het vindt dat in Duitsland. Het Duitsland van von Bülow draagt de schuld der dankbaarheid, die Pruisen van Wrangel en Manteuffel was aangegaan. De verhouding ondergaat een directe omkeer: Russische hulpverleningen tegen de Duitse revolutie worden vervangen door Duitse hulpverleningen tegen de Russische revolutie. Spionage, uitwijzingen, uitleveringen, een regelrechte demagogen ophitsing uit de zalige tijden der heilige alliantie wordt in Duitsland tegen de Russische strijders voor de vrijheid ontketend, die hen tot aan de drempel van de Russische revolutie vervolgt. De ophitsing vindt in het jaar 1904 in het Köningsberger proces niet alleen haar bekroning: zij belicht hier als met bliksemlicht de gehele historische weg der ontwikkeling sedert 1848, de totale omkeer van de verhouding tussen het Russische absolutisme en de Europese reactie. Tua res agitur! (uw belang staat op het spel) roept een Pruisisch minister van Justitie aan de heersende klassen van Duitsland toe, met de vinger wijzend naar de wankele fundamenten van het tsaristisch regime in Rusland. De oprichting van een democratische republiek in Rusland zou op Duitsland op de gevoeligste wijze inwerken, verklaart in Königsbergen de eerste openbare aanklager Schülze. “Brandt het huis van mijn buurman, zo loopt ook het mijne gevaar.” En zijn helper Gaspar onderstreept: “Het is natuurlijk van veelbetekenende invloed op de publieke belangen van Duitsland, of het bolwerk van het absolutisme bestaan blijft of niet. Ongetwijfeld kunnen de vlammen van een revolutionaire beweging makkelijk naar Duitsland overslaan...”

Hier was eindelijk met handen te grijpen, hoe de mooi de feiten van de geschiedkundige ontwikkeling ondergraaft, op de kop zet, de oude frase van het toevluchtsoord der Europese reactie begraven had. De Europese reactie, die der Pruisische Jonkers in de eerste plaats, is het, die nu het toevluchtsoord van het Russische absolutisme is. Daaraan houdt het absolutisme zich nog vast, in haar kan het dodelijk getroffen worden. De lotgevallen van de Russische revolutie zouden dat bevestigen. De revolutie werd neergeslagen. Maar juist de oorzaken van haar voorlopig mislukken zijn als men die wat nader beschouwt, leerrijk voor de positie van de Duitse sociaaldemocratie in de tegenwoordige oorlog. Twee oorzaken kunnen ons de nederlaag verklaren van de Russische opstand in het jaar 1905-1906 ondanks zijn prachtige prestaties aan revolutionaire kracht, doelklaarheid en taaiheid. De ene oorzaak ligt in het innerlijke karakter van de revolutie zelf; in haar enorm historische program, in de massa van economische en politieke problemen, die zij evenals voor een eeuw de grote Franse Revolutie aan de orde gesteld heeft en waarvan enkele als het agrarisch probleem tenslotte in het raam van de huidige maatschappelijke orde niet opgelost kunnen worden in de moeilijkheid een moderne staatsvorm voor de klassenheerschappij der bourgeoisie tegen de contrarevolutionaire tegenstand van de gehele bourgeoisie van het rijk te scheppen. Van hier uit gezien, mislukte de Russische revolutie, omdat zij juist een proletarische revolutie met burgerlijke zaken, of als men wil een burgerlijke revolutie met proletarisch-socialistische strijdmiddelen, een botsing van twee tijdvakken onder bliksem en donder was, een onweer zowel van de vertraagde ontwikkeling der klassenverhoudingen in Rusland zowel, als van de overrijpheid van de ontwikkeling in West-Europa.

Van hier uit gezien is ook haar nederlaag in het jaar 1906 niet haar bankroet, maar een natuurlijk slot van het eerste hoofdstuk, waarop latere hoofdstukken met de noodzakelijkheid van een natuurwet moeten volgen. De werkelijke oorzaak was weer van buitenlandse aard: zij lag in West-Europa. De Europese reactie ijlde weder haar benauwde beschermeling te hulp. Nog niet met kruit en lood, ofschoon de Duitse geweerkolven reeds in 1905 in Duitse vuisten slechts op een wenk van Petersburg wachtten, om het naburige Polen binnen te rukken. Maar met hulpmiddelen, die even werkzaam waren met financiële subsidies en met politieke bondgenootschappen greep men het tsarisme onder de armen. Met Frans geld verschafte men zich de kartetsen, waarmee het de Russische revolutionairen neersloeg en uit Duitsland verkreeg het de morele en politieke sterkte uit de diepte van de smaad omhoog te klimmen, de Japanse torpedo’s en de proletariërsvuisten het hadden neergeslagen. In 1910 ontving het officiële Duitsland het Russische tsarisme met open armen. De ontvangst van de bloedbevlekten bij de toren van de Duitse rijkshoofdstad, was niet alleen de zegen van Duitsland voor de worging van Perzië, maar bovenal voor het beulswerk van de Russische contrarevolutie, was het officiële banket van de Duitse en Europese beschaving op het vermeende graf der Russische revolutie. En merkwaardig! Toen zij deze provocerende lijkenfuif op de hecatomben van de Russische revolutie in haar eigen huis bijwoonde, zweeg de Duitse sociaaldemocratie geheel en had het testament van onze beide meesters uit het jaar 1848 totaal vergeten. Terwijl in het begin van de oorlog, sedert de politie het veroorlooft het kleinste partijblad zich in bloedige uitdrukkingen tegen de beul van de Russische vrijheid benevelde, heeft in 1910, toen de beul in Potsdam onthaald werd, geen toon, geen protestactie, geen artikel de solidariteit met de Russische vrijheid verkondigd, tegen de ondersteuning der Russische contrarevolutie een veto uitgebracht!

En toch heeft juist de triomfreis van de tsaar in 1910 aan Europa beter dan wat ook onthuld, dat de neergeslagen Russische proletariërs niet slechts het offer van de vaderlandse reactie, maar ook de West-Europese reactie is, dat zij zich thans precies zoals de Maartstrijders van 1848 niet alleen tegen de reactie in het eigen land, maar ook tegen haar toevluchtsoord in het buitenland de schedels stuk lopen. Doch de levende bron van de revolutionaire energie in het Russische proletariaat is zo onuitputtelijk als de kelk van zijn lijden onder het dubbele knoetregiem van het tsarisme en het kapitaal. Na een periode van de onmenselijkste kruistocht der contrarevolutie begon de revolutionaire gisting opnieuw. Sedert 1911, sedert het bloedbad van de Lena verzamelde zich de arbeidersmassa opnieuw tot de strijd; de vloed begon te stijgen en te schuimen. De economische stakingen omvatten in Rusland naar de officiële gegevens in 1910: 46.623 arbeiders met 256.385 dagen, in 1911: 96.730 arbeiders met 768.556 dagen, in de eerste vijf maanden van 1912: 98.771 arbeiders met 1.214.881. De politieke massastakingen protestacties, demonstraties omvatten in 1912: 1.005.000 arbeiders, in 1913: 1.272.000 arbeiders. In het jaar 1914 steeg de vloed met dof gemor steeds dreigender en hoger. Op 22 januari, het feest van het begin der revolutie was er een demonstratieve massastaking van 200.000 arbeiders. In juni schoot juist als voor de uitbarsting der revolutie van 1905, de grote steekvlam in de Kaukasus, in Bakoe in de hoogte. 40.000 arbeiders gingen hier in massastaking. De vlam sprong dadelijk naar Petersburg over: op 17 juli staakten hier 80.000, op 20 juli 200.000 arbeiders, op 23 juli begon de algemene werkstaking zich over het gehele Russische rijk uit te breiden, barricaden werden reeds gebouwd, de revolutie was op mars... Nog enkele maanden en zij zou zeker met wapperende vanen optrekken. Nog enige jaren en zij zou wellicht het tsarisme zodanig kunnen lamleggen, dat het niet meer te gebruiken zou zijn geweest voor de voor het jaar 1916 voorgenomen dans van alle imperialistische staten. Wellicht zou daardoor de gehele wereldpolitieke constellatie veranderd zijn, een streep zijn gehaald door de rekening van het imperialisme... Maar de Duitse reactie haalde omgekeerd weer een streep door de revolutionaire berekeningen van de Russische beweging.

Door Wenen en Berlijn werd de oorlog ontketend en hij begroef de Russische revolutie onder de puinhopen vermoedelijk weer voor jaren. De Duitse geweerkolven vernietigden niet het tsarisme maar zijn tegenstanders. Zij verschaften aan het tsarisme de populairste oorlog, die Rusland sedert een eeuw had. Alles werkte ditmaal voor de morele stralenkrans van de Russische regering: de voor iedereen buiten Duitsland zichtbare provocatie van de oorlog door Wenen en Berlijn, de godsvrede in Duitsland en het door hem ontketende delirium van het nationalisme, het lot van België, de noodzakelijkheid de Franse republiek bij te springen, nog nooit had het absolutisme een zo ongehoord gunstige positie in een Europese oorlog. De hoopvol uitfladderende vaan van de revolutie ging in de wilde draaikolk van de oorlog onder, maar zij zonk met ere en zal weder uit de wilde slachting omhoog komen ondanks de Duitse geweerkolven, ondanks de overwinning en nederlaag van het tsarisme op de slagvelden. Ook de nationale opstanden in Rusland mislukten. De naties hebben zich blijkbaar door de bevrijdersroeping van de Hindenburgse krijgsbenden minder van de wijs laten brengen dan de Duitse sociaaldemocratie. De Joden, een praktisch volk als zij zijn, konden zich het eenvoudige rekenvoorbeeld aan de vingers aftellen, dat de Duitse vuisten die niet eens hebben klaar gespeeld hun eigen Pruisische reactie, bv. het drieklassenkiesrecht te verbrijzelen, wel weinig geëigend zijn het Russische absolutisme te verpletteren.

De Polen, aan de drievoudige hel van de oorlog prijsgegeven, konden weliswaar hun bevrijders uit Wreschen, waar het Duitse Onze Vader aan Poolse kinderen met bloedige striemen op het lichaam ingeranseld werd en uit de Pruisische landbouwkolonies niet luid antwoorden op de veelbelovende boodschap; zij zouden echter in stilte de Duitse kernachtige spreuk, van Götz von Berlichingen in een nog kernachtiger Pools vertaald kunnen hebben. Allen, Polen, Joden en Russen, hebben wel heel gauw de eenvoudige ontdekking gedaan, dat Duitse geweerkolven, waarmee men hun de schedel inslaat, hun niet de vrijheid, maar de dood brengen. De bevrijdingslegende van de Duitse sociaaldemocratie met het testament van Marx in deze oorlog is echter meer dan een slechte grap: zij is een lichtzinnigheid. Voor Marx was de Russische revolutie een ommekeer in de wereld. Al zijn politieke en historische perspectieven waren met het voorbehoud verbonden: voor zover niet intussen in Rusland de revolutie uitbreekt. Marx geloofde aan de Russische revolutie en verwachte haar, zelfs toen hij nog het Rusland van de lijfeigenen voor ogen had. De revolutie was intussen gekomen. Zij had niet bij de eerste stoot gewonnen, maar zij is niet meer uit te bannen, zij staat op de dagorde, zij richtte zich weer op. En daar marcheren plotseling Duitse sociaaldemocraten met Duitse geweerkolven op en verklaren de Russische revolutie van nul en generlei waarde, zij schrappen haar uit de geschiedenis. Zij hebben plotseling de registers van 1848 getrokken: leve de oorlog tegen Rusland! Maar in het jaar 1848 was er in Duitsland revolutie, in Rusland starre, hopeloze reactie. In het jaar 1914 daarentegen had Rusland de revolutie in het lijf, in Duitsland heerste echter het Pruisische Jonkerdom.

Niet van Duitse barricaden, als Marx in 1848, maar direct uit het soldatencachot, waar hen een simpele luitenant hield opgesloten, rukten de Duitse bevrijders van Europa voor hun culturele roeping tegen Rusland uit! Zij rukten uit broederlijk gearmd, een vereend volk, met het Pruisische Jonkerdom, dat het sterkste toevluchtsoord van het Russische tsarisme is; gearmd met de ministers en de openbare aanklagers van Königsbergen in het teken van de godsvrede, rukten zij tegen het tsarisme uit en beukten de geweerkolven de schedels van de Russische proletariërs! Een bloedige historische klucht, een brutaler bespotting van de Russische revolutie en van het testament van Marx kan nauwelijks uitgedacht worden. Zij vormt de donkerste episode in het politieke optreden van de sociaaldemocratie gedurende de oorlog. Een episode moest namelijk de bevrijding van de Europese beschaving toch slechts worden. Het ongemakkelijke masker werd door het Duitse imperialisme al gauw gelicht, het front keerde zich openlijk tegen Frankrijk en vooral tegen Engeland. Een deel van de partijpers maakte ook deze draai snel mee. Zij begon in plaats van de bloedtsaar hetzelfde Albion en zijn bekrompenheid aan de algemene verachting prijs te geven en de beschaving van Europa in plaats van het Russische absolutisme van de Engelse heerschappij ter zee te bevrijden. De heilloos verwarde situatie, waarin de partij zich gestoken heeft, kon zich niet scherper uiten, dan in de krampachtige pogingen het betere deel van de partijpers dat, geschrokken door het reactionaire front, bovenal moeite deed de oorlog terug te dringen naar het oorspronkelijke doel, vast te koppelen aan het testament van onze meesters d.w.z. aan een legende die zij zelf, de sociaaldemocratie, geschapen had! Met bezwaard hart heb ik mijn leger tegen een buurman moeten mobiliseren, met wie het op zoveel slagvelden gemeenzaam gestreden heeft. Met oprecht leed zag ik een door Duitsland trouw bewaarde vriendschap verbreken. Dat was eenvoudig, open en eerlijk. De sociaaldemocratische fractie en de pers had die uitspraak in een artikel van de Neue Rheinische Zeitung omgewerkt. Toen nu de retoriek van de eerste oorlogsweken door de prozaïsche lapidaire stijl van het imperialisme werd verjaagd, loste zich de enige zwakke verklaring voor het optreden der Duitse sociaaldemocratie in nevel op.