Rosa Luxemburg
De crisis der sociaaldemocratie


Hoofdstuk VI

De andere kant van het optreden der sociaaldemocratie was de officiële aanvaarding van de godsvrede, d.w.z. het stopzetten van de klassenstrijd gedurende de oorlog. De in de Rijksdag op 4 augustus voorgelezen verklaring van de fractie was zelf het eerste bedrijf van dit prijsgeven van de klassenstrijd haar tekst was van tevoren met de vertegenwoordigers van de rijksregering en van de burgerlijke partijen overeengekomen, het plechtig bedrijf van de 4de augustus was een achter de coulissen voorbereid patriottisch proefstuk voor het volk en voor het buitenland, waarin de sociaaldemocratie reeds de door haar aangenomen rol naast andere deelnemers speelde. De inwilliging van de kredieten door de fractie gaf het parool aan alle leidende instanties van de arbeidersbeweging. De vakbewegingsleiders bewerkten onmiddellijk het stopzetten van alle loonacties en deelden dit uitdrukkelijk aan de ondernemers officieel mee met een beroep op de patriottische plichten van de godsvrede. De strijd tegen de kapitalistische uitbuiting werd voor de duur van de oorlog vrijwillig opgegeven.

Dezelfde vakbewegingsleiders namen de levering van stedelijke arbeidskrachten aan de agrariërs op zich, om hun het ongestoorde binnenhalen van de oogst te verzekeren. De leiding der sociaaldemocratische vrouwenbeweging proclameerde de vereniging met de burgerlijke vrouwen voor de gemeenschappelijke nationale vrouwendienst, om de belangrijkste na de mobilisatie in het land overgebleven arbeidskracht der partij in plaats van voor sociaaldemocratische agitatie op te roepen voor nationale samaritanendiensten als de verdeling van soepen en het verschaffen van raad enz. Onder de socialistenwet had de partij de verkiezingen voor het parlement het meest benut om ondanks alle staat van beleg en vervolging van de sociaaldemocratische pers opklaring te verbreiden en haar positie te handhaven. Nu deed de sociaaldemocratie bij de parlementaire verkiezingen voor de Rijksdag, de landdagen en de gemeentelijke vertegenwoordigingen officieel afstand van elke verkiezingstijd, d.w.z. van elke agitatie en voorlichting in de zin van de proletarische klassenstrijd en bracht de verkiezingen terug tot haar eenvoudige burgerlijke inhoud: het binnenhalen van mandaten, waarover zij zich met de burgerlijke partijen heel eendrachtig verstond. Het stemmen van de sociaaldemocratische vertegenwoordigers voor de begroting in de landdagen en gemeenteraden met uitzondering van de Pruisische en Elzas-Lotharingense landdagen onder plechtig beroep op de godsvrede, onderstreepte de scherpe breuk met de praktijk voor het uitbreken van de oorlog.

De sociaaldemocratische pers, met hoogstens een paar uitzonderingen, verkondigde luid het beginsel van de nationale eenheid voor het levensbelang van het Duitse volk. Zij waarschuwde direct bij het uitbreken van deze oorlog voor het opvorderen van het tegoed uit de spaarkassen, waardoor zij naar haar krachten de verontrusting van het economische leven in het land verhoedde en het belangrijke gebruik der spaarkassen voor de oorlogsleningen verzekerde; zij waarschuwde de proletarische vrouwen er voor haar mannen in het veld over eigen nood en die der kinderen te berichten en ried haar aan door schilderingen van liefelijk familiegeluk en door vriendelijke beschrijving van de hulp, die tot nu toe geboden werd, geruststellend en opbeurend te werken.[1] Zij prees de opvoedende arbeid van de moderne arbeidersbeweging als belangrijk hulpmiddel van de oorlogvoering bv. in het volgende klassieke proefstuk:

Ware vrienden herkent men slechts in de nood. Dit oude spreekwoord wordt op dit ogenblik een waar woord. De gekwelde, als een vod behandelde en vervolgde sociaaldemocraten komen als één man op voor de bescherming van het vaderland en de Duitse vakverenigingscentrale, die men in Pruisen-Duitsland het leven dikwijls zo zuur maakte, berichten in onderlinge overeenstemming dat hun beste mensen zich onder het vaandel bevinden. Zelfs kranten van de ondernemers van de soort van de Generalanzeiger maken dit feit bekend en merken daarbij op, dat zij er van overtuigd zijn, dat deze mensen hun plicht zullen vervullen als de anderen en dat daar, waar zij staan, de slagen wellicht het dichts zullen vallen.

Wij zijn er echter zeker van, dat onze geschoolde vakverenigingsmannen nog meer kunnen dan er op los slaan. Met de moderne massalegers is het oorlogvoeren voor de generaals niet makkelijker geworden; het moderne infanteriegeschut, waarmee men bijna tot op 3000 meter, zeker echter tot op 2000 meter nog treffers kan bereiken, maakt het voor de legeraanvoerders geheel onmogelijk grote troepenformaties in gesloten marscolonnes vooruit te brengen. Daar moet tijdig uit elkaar worden getrokken en dit uit elkaar trekken vordert weer een veel groter aantal patrouilles en zo’n discipline en klaarheid van blik, niet slechts bij de afdelingen, maar ook bij elk man op zichzelf, dat in deze oorlog getoond zal worden, hoe opvoedend de vakverenigingen gewerkt hebben en hoe goed men zich op deze opvoeding in zo ernstige dagen als die van thans verlaten kan. De Russische en de Franse soldaat mogen wonderen van dapperheid verrichten, in het koele rustige beraad zal hem de Duitse vakverenigingsman de baas zijn. Waarbij nog komt dat de georganiseerde mensen dikwijls in de grensgebieden alle gangen als hun broekzak kennen, dat vele vakverenigingsfunctionarissen ook over talenkennis beschikken, enz. Wanneer het dus in 1866 heette, dat de opmars der Pruisische troepen een overwinning van de schoolmeester geweest was, dan zal men ditmaal van een overwinning der vakverenigingsambtenaren kunnen spreken. (Frankfurter Volksstimme van 18 aug. 1914).

Het theoretische orgaan der partij die Neue Zeit (no. 23 van 25 september 1914) verklaarde:

Zolang de vraag alleen luidt overwinning of nederlaag, dringt zij alle andere vragen terug, zelfs die naar het doel van de oorlog. Dus eerst recht alle verschillen van de partijen, klassen, naties binnen het leger en de bevolking.

En in nummer 8 van 27 november 1914 verklaarde dezelfde Neue Zeit in de beschouwing De grenzen der Internationale:

De wereldoorlog splitst de socialisten in verschillende kampen en overwegend in verschillende nationale kampen. De Internationale is niet in staat dat te verhinderen. Dat betekent, zij is geen werkzaam werktuig in de oorlog, zij is wezenlijk een instrument van de vrede. Haar grote historische taak zou zijn strijd voor de vrede, klassenstrijd in de vrede.

De klassenstrijd is dus door de sociaaldemocratie op 4 augustus 1914 en tot aan de komende vredesluiting als niet bestaand verklaard. Duitsland veranderde zich bij de eerste donder van de Krupp-kanonnen in België in een wonderland van de klassensolidariteit en van de maatschappelijke harmonie. Hoe moet men zich dit wonder eigenlijk voorstellen? De klassenstrijd is, zoals bekend, niet een uitvinding, niet een vrije schepping van de sociaaldemocratie die door haar willekeurig en uit eigen beweging gestopt kan worden. De proletarische klassenstrijd is ouder dan de sociaaldemocratie; als een elementair product van de klassenstrijd ontvlamt hij reeds bij de intocht van het kapitalisme in Europa. Niet de sociaaldemocratie heeft eerst het moderne proletariaat tot de klassenstrijd gebracht, zij is veeleer zelf door de klassenstrijd in het leven geroepen, om doelbewustheid en samenhang in de verschillende plaatselijke en tijdelijke fragmenten van de klassenstrijd te brengen. Wat is daarin nu door het uitbreken van de oorlog veranderd? Heeft soms de private eigendom, de kapitalistische uitbuiting, de klassenheerschappij opgehouden? Hebben soms de bezitters bij het opwellen van het patriottisme verklaard: nu ten overstaan van de oorlog geven wij, zolang het duurt, de productiemiddelen: grond en bodem, fabrieken, werken in het bezit van de gemeenschap, doen wij afstand van het uitsluitende profijt der goederen, schaffen wij alle politieke voorrechten af en offeren die op het altaar van het vaderland, zolang het in gevaar is?

De veronderstelling is hoogst smakeloos en doet aan het abc-boek van kinderen denken. En toch zou dit de enige voorwaarde zijn, waarop logisch de verklaring van de arbeidersklasse zou hebben kunnen volgen: de klassenstrijd is stopgezet. Maar er gebeurde natuurlijk niets van die aard. Integendeel: alle eigendomsverhoudingen, de uitbuiting, de klasseheerschappij, zelfs de politieke onderdrukking in haar veelvoudige Russisch-Duitse gedaante zijn intact gebleven. Aan de economische, sociale en politieke structuur van Duitsland heeft de donder der kanonnen in België en Oost-Pruisen niet het minste veranderd. De opheffing van de klassenstrijd was dus een heel eenzijdige maatregel. Terwijl de binnenlandse vijand van de arbeidersklasse, de kapitalistische uitbuiting en onderdrukking gebleven zijn, hebben de leiders der arbeidersklasse, sociaaldemocratie en vakverenigingen, in patriottische grootmoedigheid de arbeidersklasse aan deze vijand voor de duur van de oorlog strijdloos uitgeleverd. Terwijl de heersende klassen in volle wapenrusting van haar bezitters en overheersersrechten bleven, werd aan het proletariaat door de sociaaldemocratie de ontwapening aanbevolen. Het wonder van de klassenharmonie, van de verbroedering van alle lagen in een moderne burgerlijke maatschappij heeft men reeds eenmaal beleefd in het jaar 1848 in Frankrijk.

“In de gedachten van de proletariërs” schrijft Marx in zijn Klassenkampfen in Frankreich “die de geldaristocratie met de bourgeoisie in het algemeen verwisselden; in de inbeelding van de republikeinse brave zielen, die het bestaan zelfs van de klassen loochenden of hoogstens als gevolg van de constitutionele monarchie toegaven; in de huichelachtige frases van de tot nu toe van de heerschappij uitgestoten burgerlijke fracties was de heerschappij der bourgeoisie afgeschaft met de invoering van de republiek. Alle koningsgezinden veranderden zich toen in republikeinen en alle miljonairs van Parijs in arbeiders. De frase, die overeenstemde met deze denkbeeldige opheffing van de klassenverhoudingen was de fraternité, de algemene verbroedering en broederschap. Deze gemoedelijke abstractie van de klassentegenstellingen, dit sentimentele vergelijk der tegenover elkaar staande klassenbelangen, deze dweepzieke verheffing boven de klassenstrijd, de fraternité, zij was het eigenlijke stopwoord van de Februarirevolutie... Het Parijse proletariaat zwelgde in deze grootmoedige beneveling met fraternité... Het Parijse proletariaat, dat in de republiek zijn eigen schepping zag, stemde natuurlijk met iedere daad van de voorlopige regering in, die haar gemakkelijker in de burgerlijke maatschappij zijn plaats liet veroveren. Door Caussidière liet het zich gewillig voor politiediensten gebruiken om het eigendom van Parijs te beschermen, zoals het de loonconflicten tussen arbeiders en patroons door Louis Blanc liet beslechten. Het was zijn erezaak voor de ogen van Europa de burgerlijke eer van de republiek onaangetast te laten.

In februari 1848 had dus het Parijse proletariaat in naïeve illusie ook de klassenstrijd afbesteld, maar let wel, nadat het door zijn revolutionaire actie de Julimonarchie vernietigd en de republiek bevochten had. De 4de augustus 1914, dat was de op haar kop gekeerde Februarirevolutie. De opheffing van de klassentegenstellingen niet onder de republiek, maar onder de militaire monarchie, niet na een overwinning van het volk over de reactie, maar na een overwinning der reactie op het volk, niet bij de afkondiging van liberté, égalité, fraternité, maar bij de afkondiging van de staat van beleg, de wurging van de persvrijheid en de opheffing van de grondwet! De regering proclameerde plechtig de godsvrede en nam daarop de handslag van alle partijen om hem eerlijk in stand te houden. Maar als ervaren politicus vertrouwde zij de belofte niet helemaal en verzekerde zij zich de godsvrede met de tastbare middelen van de militaire dictatuur.

De sociaaldemocratische fractie accepteerde ook dat zonder protest en tegenstand. Met geen woord keerde zich de verklaring in de Rijksdag van de fractie van 4 aug. en ook die van 2 december tegen de oorvijg van de staat van beleg. Met de godsvrede en de oorlogskredieten keurde de sociaaldemocratie zwijgend de staat van beleg goed, die haar zelf gebonden aan de vaderlandse voeten van de heersende klassen legde. Daarmee erkende zij tevens, dat voor de verdediging van het vaderland de staat van beleg, de kneveling van het volk, de militaire dictatuur noodzakelijk waren. Maar de staat van beleg was tegen niemand anders dan de sociaaldemocratie gericht. Alleen van haar kant kon men tegenstand, moeilijkheden en protestacties tegen de oorlog verwachten. In één adem, waarin, men met toestemming van de sociaaldemocratie de godsvrede, dus de opheffing van de klassentegenstellingen proclameerde, werd zij zelf de sociaaldemocratie in staat van beleg verklaard, tegen de arbeidersklasse de strijd in zijn scherpste gedaante, in de vorm van de militaire dictatuur, geproclameerd. Als vrucht van haar capitulatie verkreeg de sociaaldemocratie, wat zij in het ergste geval van een nederlaag bij besliste tegenstand zou hebben gekregen: de staat van beleg! De plechtige verklaring van de Rijksdagfractie beroept zich voor de motivering van de kredietinwilliging op het socialistische beginsel: het zelfbeschikkingsrecht van de naties. De eerste stap van de zelfbeschikking der Duitse natie in deze oorlog was het dwangbuis van de staat van beleg, waarin men de sociaaldemocratie stak! Een grotere zelfbespotting van een partij heeft de geschiedenis wel nauwelijks ooit gezien. Met het aanvaarden van de godsvrede heeft de sociaaldemocratie voor de duur van de oorlog de klassenstrijd verloochend. Maar daarmee verloochende zij de basis van haar eigen bestaan, haar eigen politiek. Wat is elk van haar ademtochten anders dan klassenstrijd?

Welke rol kon zij nu gedurende de oorlog spelen, nadat zij haar levensbeginsel: de klassenstrijd had opgegeven? Met de verloochening van de klassenstrijd gaf de sociaaldemocratie voor de duur van de oorlog aan zichzelf congé als actieve politieke partij, als vertegenwoordigster van de arbeiderspolitiek. Daarmee sloeg zij zich echter ook haar voornaamste wapen uit de hand: de kritiek op de oorlog van het bijzondere standpunt van de arbeidersklasse. Zij liet de vaderlandsverdediging over aan de heersende klassen en vergenoegde zich er mee de arbeidersklasse onder haar commando te plaatsen en voor de rust onder de staat van beleg te zorgen, d.w.z. de rol van gendarme der arbeidersklasse te spelen. Door haar optreden heeft de sociaaldemocratie echter ook nog ver boven de duur van de tegenwoordige oorlog uit de zaak van de Duitse vrijheid, waarvoor na de verklaring der fractie nu de kanonnen van Krupp zorgen, zwaar in gevaar gebracht. In de leidende kringen der sociaaldemocratie wordt op het vooruitzicht gebouwd, dat na de oorlog een belangrijke uitbreiding van de democratische vrijheden der arbeidersklasse, de burgerlijke gelijkberechtiging als loon voor haar vaderlandslievend optreden in de oorlog, verleend zou worden. Maar nog nooit in de geschiedenis zijn aan overheerste klassen door haar politieke rechten als drinkgeld voor aan de heersende klassen aangenaam optreden verleend. Integendeel is de geschiedenis bezaaid met voorbeelden van de snode woordbreuk der heersers zelf, in zulke gevallen, waarin plechtige beloften voor de oorlog gedaan waren. In werkelijkheid heeft de sociaaldemocratie door haar optreden niet de toekomstige uitbreiding van de politieke vrijheden in Duitsland verzekerd, maar die voor de oorlog bestonden, ernstig geschokt. De manier, waarop in Duitsland de opheffing van de vrijheid van drukpers, de vrijheid van vergadering, van het openbare leven zowel als de staat van beleg nu lange maanden zonder elke strijd, ja met gedeeltelijke bijval juist van sociaaldemocratische zijde [2] wordt verdragen, is zonder voorbeeld in de geschiedenis van de moderne maatschappij.

In Engeland heerst volledige persvrijheid, in Frankrijk is de pers op geen stukken na zo gekneveld als in Duitsland. In geen land is de openbare mening in die mate verdwenen, eenvoudig door de officieuze mening door het bevel van de regering vervangen als in Duitsland. Ook in Rusland kent men alleen het vernielende rode potlood van de censor, die de oppositionele mening vernietigt, geheel onbekend is daarentegen de instelling, dat de oppositionele pers door de regering geleverde gereed gemaakte artikelen moet afdrukken, dat zij in eigen artikelen bepaalde opvattingen moet vertolken, de haar door regeringsinstanties in vertrouwelijke gesprekken met de pers gedicteerd en aanbevolen worden.

Ook in Duitsland zelf was gedurende de oorlog van 1870 niets beleefd, dat overeen kwam met de tegenwoordige toestand. De pers verheugde zich over onbeperkte vrijheid en begeleidde de oorlogsgebeurtenissen tot grote ergernis van Bismarck met ten dele scherpe kritieken zowel als met een levendige strijd van meningen, vooral ook over oorlogsdoeleinden, Vragen van annexatie, vragen op de grondwet betrekking hebbende enz. Toen echter Johann Jacoby gearresteerd werd, ging een storm van verontwaardiging door Duitsland en Bismarck heeft zelfs de drieste aanslag der reactie als een ernstige misgreep van zich af geschoven.

Zo was de toestand in Duitsland, nadat Bebel en Liebknecht in naam van de Duitse arbeidersklasse iedere gemeenschap scherp had afgewezen met de heersende hoera-patriotten. En eerst moesten de vaderlandse sociaaldemocratie met haar 4,5 miljoen kiezers er komen, het roerende verzoeningsfeest van de godsvrede en de inwilliging der sociaaldemocratische fractie voor de oorlogskredieten, opdat over Duitsland de hardste militaire dictatuur afgekondigd werd, die ooit een mondig volk over zich heeft laten komen. Dat zoiets thans in Duitsland mogelijk is, niet slechts door de burgerlijke, maar door de zo hoog ontwikkelde en invloedrijke sociaaldemocratische pers geheel zonder strijd, zonder een poging van een noemenswaardige tegenstand genomen wordt, dit feit is voor het lot van de Duitse vrijheid van de fataalste betekenis. Het bewijst, dat de gemeenschap in Duitsland voor de politieke vrijheden thans in zich zelf geen grondslagen heeft, daar zij de vrijheid zo gemakkelijk en zonder enige wrijving kan ontberen. Vergeten wij niet, dat de povere maat van politieke rechten, die in het Duitse Rijk vóór de oorlog bestond, niet als in Frankrijk en Engeland een vrucht was van grote en herhaalde revolutionaire acties en door haar traditie in het leven van het volk was verankerd, maar het geschenk van de Bismarckse politiek, na een meer dan twintig jaren durende zegenrijke contrarevolutie. De Duitse grondwet was niet gerijpt op de velden der revolutie, maar in het diplomatische spel der Pruisische militaire monarchie, als het cement, waarmee deze militaire monarchie tot het huidige Duitse Rijk werd uitgebouwd.

De gevaren voor de vrijheidlievende ontwikkeling van Duitsland liggen niet, zoals de Rijksdagfractie meende, in Rusland, zij liggen in Duitsland zelf. Zij liggen in deze bijzonder contrarevolutionaire oorsprong van de Duitse grondwet, zij liggen in die reactionaire machtsfactoren van de Duitse samenleving, die sedert de stichting van het Rijk een voortdurende stille oorlog tegen de armzalige Duitse vrijheid gevoerd hebben; en het zijn het Oost-Elbische Jonkerdom, het grootindustriële scherpslijpersdom, het stok-reactionaire Centrum, het bankroet van het Duitse liberalisme, het persoonlijke regime en de uit al die factoren tezamen gegroeide sabelheerschappij, de koers, van Zabern die juist vóór de oorlog in Duitsland triomfen vierde. Dat zijn de werkelijke gevaren voor de beschaving en de vrijheidlievende ontwikkeling van Duitsland. En al die factoren versterken nu de oorlog, de staat van beleg en de houding der sociaaldemocratie in de hoogste mate. Er bestaat zeker een echt liberale uitvlucht voor de tegenwoordige kerkhofrust in Duitsland: dat het namelijk slechts, een tijdelijke prijsgave zou zijn voor de duur van de oorlog. Maar een politiek rijp volk kan, evenmin tijdelijk van politieke rechten en het openbare leven afstand doen als een levend mens van het ademen. Een volk, dat door zijn houding toegeeft, dat gedurende de oorlog de staat van beleg noodzakelijk is, heeft daarmee toegegeven, dat de politieke vrijheid in het algemeen ontbeerlijk is. De lijdzame instemming van de sociaaldemocratie met de tegenwoordige staat van beleg en haar inwilliging van de kredieten zonder enig voorbehoud zowel als de aanvaarding van de godsvrede betekent niets anders dan het aanvaarden van een burgerlijke vrede, die demoraliserend werkt op de volksmassa’s, de enige stut van de grondwet, in Duitsland, zoals zij op de heersende reactie, de vijand van de grondwet, aanmoedigend en versterkend werkt.

Door het prijsgeven van de klassenstrijd heeft onze partij zich echter tegelijk een doeltreffende beïnvloeding afgesneden van de duur van de oorlog en de inhoud van het vredesverdrag. En hier sloeg zij haar eigen officiële verklaring in het gezicht. Een partij, die plechtig opkwam tegen alle annexaties, d.w.z. tegen onvermijdelijk logische consequenties van de imperialistische oorlog, voor zover hij militair gunstig verloopt, leverde tegelijkertijd door aanneming van de godsvrede alle middelen en wapens uit, die zouden kunnen dienen om de volksmassa’s de openbare mening in haar richting te mobiliseren, door haar een doelmatige druk uit te oefenen en zo de oorlog te controleren en de vrede te beïnvloeden. Omgekeerd: doordat zij met de godsvrede aan het militarisme rust in de rug verzekerde, stond de sociaaldemocratie daar aan toe, zonder met andere belangen te rekenen dan die der heersende klassen, zijn weg te volgen, ontketende zij zijn ongebreidelde, innerlijke imperialistische tendensen, die juist naar annexatie streven en die naar annexaties moeten leiden. Met andere woorden: de sociaaldemocratie veroordeelde door de aanneming van de godsvrede en de politieke ontwapening der arbeidersklasse haar eigen plechtige voorbehoud tegen elke annexatie er toe een machteloze frase te blijven. Maar daarmee is nog iets anders bereikt: de verlenging van de oorlog! En hier is met de klompen te voelen welk een gevaarlijke valstrik voor de proletarische politiek in het gemakkelijke dogma opgesloten is: onze tegenstand tegen de oorlog zou slechts zo lang geboden kunnen worden als oorlogsgevaar zou bestaan. Wanneer de oorlog een feit is, dan zou de rol van de sociaaldemocratische politiek afgelopen zijn, dan ging het nog slechts om overwinning of nederlaag, d.w.z. de klassenstrijd zou voor de duur van de oorlog ophouden. In werkelijkheid begint voor de politiek der sociaaldemocratie de grootste taak na het uitbreken van de oorlog.

De onder algemene instemming van de Duitse partij en vakverenigingvertegenwoordigers aangenomen resolutie van het Stuttgarter congres van de Internationale in 1907, die in 1912 te Bazel nog eens bekrachtigd werd, zegt:

Ingeval de oorlog toch zou uitbreken, is het de plicht der sociaaldemocratie, voor zijn snelle beëindiging op te komen en met alle krachten er naar te streven de door de oorlog teweeg gebrachte economische en politieke crisis te gebruiken om het volk wakker te schudden en daardoor de opheffing van de kapitalistische klassenheerschappij te bespoedigen.

Wat deed de sociaaldemocratie in deze oorlog? Het directe tegendeel van het gebod van de Congressen van Stuttgart en Bazel, zij werkt door het in willigen van de kredieten en door het zich met alle middelen houden aan de godsvrede er aan, de economische en politieke crisis, het wakker schudden van de massa’s door de oorlog te verhoeden. Zij streeft met alle krachten er naar de kapitalistische maatschappij voor haar eigen anarchie, tengevolge van de oorlog, te redden; daarmee werkt zij voor de onbelemmerde verlenging van de oorlog en de vergroting van het aantal oorlogsslachtoffers. Naar men zegt zou zoals men van de Rijksdagafgevaardigden dikwijls kon horen geen man minder op het slagveld gevallen zijn, of de sociaaldemocratische fractie de oorlogskredieten al dan niet zou hebben toegestaan. Ja, onze partijpers verkondigde algemeen de opvatting: wij moesten juist de verdediging van het land meemaken en ondersteunen om voor ons volk zo veel mogelijk de bloedige offers van de oorlog te verkleinen. De gevoerde politiek heeft het tegenovergestelde bereikt: eerst door de vaderlandse houding der sociaaldemocratie, dankzij de godsvrede in de rug, kon de imperialistische oorlog onbeschroomd zijn furies ontketenen. Tot nu toe was de angst voor binnenlandse oproeren, voor de gramschap van het noodlijdende volk de voortdurende nachtmerrie en daardoor de doelmatigste beteugeling van de oorlogszuchtigheid der heersende klassen. Bekend is het woord van von Bülow, dat men nu hoofdzakelijk uit vrees voor de sociaaldemocratie iedere oorlog zoveel mogelijk zou willen verschuiven. Rohrbach zei in zijn boek Krieg und deutsche Politik (blz. VII): Wanneer niet elementaire rampen optreden, is het enige, wat Duitsland tot vrede zou kunnen dwingen de honger van hen die geen brood hebben.” Hij dacht blijkbaar aan een honger die zich meldt, die zich waarneembaar en bemerkbaar maakt om aan de heersende klasse duidelijk te maken, dat zij rekening met zich zelf moet houden. Horen wij tenslotte, wat een op de voorgrond tredend militair en theoreticus van de oorlog, generaal von Bernhardi, zegt. In zijn grote werk Vom heutigen Kriege schrijft hij:

“Zo bemoeilijken de moderne massalegers de oorlogvoering in de meest verschillende opzichten. Bovendien echter betekenen zij op zich zelf ook een niet te onderschatten element van gevaar. Het mechanisme van zulk een leger is zo geweldig en gecompliceerd, dat het alleen dan handel- en bestuurbaar kan blijven, wanneer het raderwerk tenminste over het geheel genomen betrouwbaar werkt en sterke morele schokken van grotere omvang vermeden worden. Dat zulke verschijnselen bij een oorlog, rijk aan afwisseling, geheel uitgeschakeld zouden kunnen worden, daarop kan men evenmin rekenen als slechts op zegenrijke botsingen. Zij kunnen ook overwonnen worden, wanneer zij in beperkte omvang voorkomen. Waar echter grote, samengedrongen massa’s eenmaal uit de hand van de leiding raken, waar zij tot panische toestanden vervallen, waar de verzorging op grotere schaal tekort schiet, en de geest van weerspannigheid gaat heersen, daar worden zulke massa’s niet slechts in staat weerstand te bieden tegen de vijand, maar zij zullen voor zich zelf en voor de eigen legerleiding een gevaar worden, doordat zij de banden der discipline doen springen, de gang der operaties willekeurig verstoren en daarmee de leiding voor taken plaatsen, die zij niet in staat is te vervullen. De oorlog met moderne legermassa’s is dus onder alle omstandigheden een gewaagd spel dat de persoonlijke en financiële krachten van de staat tot het uiterste in beslag neemt. Onder zulke omstandigheden is het slechts natuurlijk, dat overal regelingen getroffen worden, die het mogelijk maken de oorlog, wanneer hij uitbreekt, snel te beëindigen en de geweldige spanning snel op te lossen, die uit de mobilisatie van gehele naties moet ontstaan.”

Zo hielden burgerlijke politici zowel als militaire autoriteiten de oorlog met de moderne massalegers voor een gewaagd spel en dit was de voornaamste beweegreden om de tegenwoordige machthebbers terug te houden van het op touw zetten van oorlogen, zowel om ingeval van het uitbreken van de oorlog op de spoedige beëindiging bedacht te zijn. De houding van de sociaaldemocratie in deze oorlog, die naar iedere richting er op gericht is om de geweldige spanning te dempen, heeft de bezorgdheid verstrooid, de enige dammen neergehaald, die de ongebreidelde stormvloed van het militarisme afweerden. Ja, er zou iets gebeuren, hetwelk noch een Bernhardi, noch een burgerlijk staatsman in de droom voor mogelijk zou hebben kunnen houden: uit het kamp der sociaaldemocratie weerklonk het parool van het volhouden, d.w.z. van de voortzetting van de mensenslachting. En zo komen sedert maanden duizenden offers, die de slagvelden bedekken, op ons geweten.

_______________
[1] Zie het artikel in het partijorgaan van Neurenberg overgenomen in de Hamburger Echo van 6 oktober 1914.
[2] De Volksstimme van Chemnitz schreef op 21 okt. 1914: “In ieder geval is de militaire censuur in Duitsland over het geheel fatsoenlijker en verstandiger dan in Frankrijk of Engeland. Het geschreeuw over de censuur, waarachter zich dikwijls het gebrek verbergt van een vaste positie ten aanzien van het probleem van de oorlog, helpt alleen de vijanden van Duitsland de leugen verbreiden, dat Duitsland een tweede Rusland zou zijn. Wie in ernst gelooft onder de tegenwoordige militaire censuur niet naar zijn gezindheid te kunnen schrijven, die legge de pen weg en zwijge.”