Leo Michielsen
Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging
Hoofdstuk 7 van deel 2 - II


Opmars naar de tweede revolutie

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

Lenin had van de Duitse regering bekomen dat hij, vanuit Zwitserland, naar Rusland kon overkomen. De reis gebeurde in een speciale (overigens verzegelde) trein. Op 16 april 1917 kwam Lenin te Petrograd toe; zijn weerkeer uit de lange ballingschap was een triomf.

Al direct legde Lenin zijn beroemde “Aprilstellingen” voor aan de partij. Aanvankelijk was daarover veel aarzeling in het Centraal Comité.[113] Lenin stelde dat de partij de strijd moest aanbinden voor de overgang van de burgerlijk-democratische naar de socialistische revolutie; de voorbije revolutie was slechts de eerste etappe, nu moest een tweede worden voorbereid, waarin de heerschappij van de bourgeoisie zou ten val worden gebracht. Daartoe was een machtsoverdracht nodig van de Voorlopige Regering terug naar de Sovjets. Lenin oordeelde dat die machtsoverdracht vreedzaam kon verlopen, mits de Sovjets voldoende zelfbewust optraden. Maar dat was ondenkbaar, zolang de Sovjets door mensjewieken en sociaal-revolutionairen overheerst werden. Het kwam er dus voor de bolsjewieken in de eerste plaats op aan de politieke leiding van de Sovjets te veroveren, de andere twee partijen – overigens met puur democratische middelen – uit te schakelen.

De sovjetrepubliek zou niet direct het socialisme invoeren, wel een reeks overgangsmaatregelen treffen:
- nationalisatie van de grond, confiscatie van de grond van de landheren en verdeling onder de boeren;
- samenvoeging van alle banken tot één nationale bank en controle daarop door de Sovjet van de Arbeidersafgevaardigden;
- invoering van arbeiderscontrole op het beheer van de bedrijven, die voorlopig nog kapitalistisch bezit blijven.

Van nu af voerde de bolsjewistische partij haar agitatie en propaganda onder de leuzen: “Weg met de oorlog” en “Alle macht aan de Sovjets.” Deze agitatie werd gevoerd in de sovjets, in de vakbonden, in de fabrieken, bij de soldaten aan het front ... De partij groeide snel: begin mei telde ze reeds 80.000 leden.

De radicalisatie in het land leidde tot een aanpassing in de Voorlopige Regering: de rechtervleugel werd verzwakt door het ontslag van generaal KORNILOV, van GOETSJKOV (oktobrist) en van MILJOEKOV (cadet); de linkervleugel werd versterkt door de intrede van de mensjewieken SKOBOLEV en TSERETELLI en van de sociaal-revolutionair TSJERNOV. Dat gebeurde midden mei 1917.

De radicalisatie in het land vond ook zijn weerslag in de schoot van de sovjets. Telkens er nieuwe verkiezingen plaatsgrepen, wonnen de bolsjewieken terrein. Toch waren op het Alrussisch Sovjet-Congres (16 juni) de bolsjewieken nog erg in de minderheid: zij hadden iets meer dan 100 afgevaardigden tegenover de 700 mensjewieken, sociaal-revolutionairen en anderen. Het lag dan ook voor de hand dat dit congres besloot de Voorlopige Regering te steunen, o.a. in haar oorlogspolitiek. Zo besloot het Sovjet-Congres op 1 juli te Petrograd een grootscheepse manifestatie te organiseren ter ondersteuning van Kerenski, minister van oorlog. Maar precies in Petrograd groeide de invloed van de bolsjewieken heel snel, zo aanzienlijk dat de manifestatie van 1 juli niet ten gunste, maar tegen de Voorlopige Regering uitdraaide; 400.000 man stapten op in hoofdzaak achter leuzen als: “Weg met de oorlog”, “Weg met de kapitalistische ministers” en “Alle macht aan de Sovjets.”

Op diezelfde 1 juli zette de Voorlopige Regering een grootscheeps offensief in. De hoop bestond deze militaire operatie niet alleen tegen de Duitse legermacht maar ook tegen de bolsjewieken aan te wenden: werd het een mislukking, dan kon de schuld aan de demoraliserende woelarbeid van de bolsjewieken geweten worden. Het werd natuurlijk een mislukking. De onwil van de soldaten om zich te laten afslachten had nu eenmaal de bovenhand. De tijding over het mislukte offensief bracht de hoofdstad in beroering. De verontwaardiging was grenzeloos. Op 16 juli begonnen – op aansporing van anarchistische militanten – demonstraties in Petrograd, meer bepaald in het district Wijborg. Het werd een massale beweging voor “alle macht aan de Sovjets” . De volgende dag, spijts de pogingen van de bolsjewieken, kreeg de manifestatie op bepaalde momenten het karakter van een gewapende opstand. Maar de regering had nog troeven in handen, zij beschikte nog over troepeneenheden, Kozakken en “junkers” (eenheden leerlingen van de officiersschool), die konden ingezet worden. De demonstraties werden met scherp uiteengedreven en de regering vatte nu de harde repressie aan tegen de bolsjewieken: het redactiegebouw van de “Pravda” en de drukkerij “Troed” werden verwoest, de bolsjewistische bladen werden verboden, de revolutionaire troepenafdelingen van het garnizoen werden uit Petrograd verwijderd en naar het front gestuurd; Kamenev, Trotski, Rykov, Loenatsjarski, Kollontaj en zovele andere militanten werden gearresteerd, een bevel tot aanhouding werd tegen Lenin uitgevaardigd, de zetel van de bolsjewistische partij werd bezet.[114] Mensjewieken en sociaal-revolutionairen waren daarmee op de positie van de contrarevolutie terechtgekomen. De vreedzame weg naar de socialistische revolutie was van nu af geblokkeerd.
KERENSKI WERD MINISTER-PRESIDENT, stelde generaal Kornilov aan het hoofd van de strijdkrachten, trad dictatoriaal op, herstelde de doodstraf in het leger, voerde de censuur opnieuw in, enz.

Lenin hield zich in Finland verborgen en het VIe congres van de RSDAP(b) ging strikt illegaal door te Petrograd van 8 tot 19 augustus.

Hier bleek hoe snel de partij in die dagen groeide: zij telde reeds 240.000 leden. Alhoewel Lenin persoonlijk niet aanwezig was, toch speelden zijn voorstellen een kapitale rol op dit congres. Nieuwe partijstatuten werden aangenomen. De partij diende te worden opgebouwd volgens de beginselen van het DEMOCRATISCH CENTRALISME.[115] Op het VIe congres werd de GROEP VAN TROTSKI (de “interregionalisten” of “miejrayonka”) in de bolsjewistische partij opgenomen. Het nieuwe Centrale Comité telde 21 leden. Het omvatte naast bolsjewieken als Lenin, Stalin, Zinovjev, Boecharin, Sverdlov, Dzerzjinkski, Preobrazhensky, e.a. nog vier leden van de gewezen “miejrayonka”, o.a. Trotski en Oeritski.

Overigens kwam het VIe congres tot de conclusie dat sinds enige weken de situatie compleet veranderd was, dat het contrarevolutionair gewelddadige optreden van de Voorlopige Regering enkel nog de mogelijkheid van omverwerping door wapengeweld open liet. Vermits de meeste Sovjets nog steeds overwegend door mensjewieken en sociaal-revolutionairen werden geleid, die zich zonder meer aan de Voorlopige Regering onderwierpen, had de situatie van een dubbele macht in feite opgehouden te bestaan. De leuze “Alle macht aan de Sovjets” was niet langer bruikbaar.

* * *

De macht van Kerenski was in feite gesteund op de generaals. Uiteraard draagt het bondgenootschap met contrarevolutionaire krachten het gevaar in zich van een rechtse staatsgreep. Zo dreigde het ook in Rusland te verlopen. Kornilov en zijn generaals bereidden een staatsaanslag voor. Zij wilden Kerenski en zijn ploeg uit het zadel lichten om een directe militaire dictatuur in te stellen. Als datum voor de machtsgreep was 9 september bepaald. Er zou opgemarcheerd worden tegen Petrograd, bakermat en centrum van de revolutie. De Kozakkengeneraal Krymov zou aan het hoofd van zijn “wilde divisie” de opmars leiden. Op 8 september werd het ultimatum aan Kerenski overgemaakt. Nu moet men wel in acht nemen dat de regering Kerenski toch in hoofdzaak uit socialisten – zij het dan uiterst rechtse – bestond. Capituleren voor de generaals zou hun politiek discrediet onherroepelijk bezegeld hebben. Kerenski weigerde derhalve de macht af te staan en deed een beroep op alle revolutionaire krachten om de staatsgreep te verijdelen.

Die oproep was zeker niet speciaal tot de communisten gericht. Maar toch waren het in de eerste plaats de bolsjewieken die het gewapend verzet van de arbeidersklasse organiseerden, die de revolutionaire legereenheden tegen Kornilov in het gelid brachten, die – overigens met veel succes – agitators naar de “wilde divisie” en andere troepeneenheden van Kornilov stuurden om ze afvallig te maken. De bolsjewieken bestreden Kornilov zonder Kerenski te steunen. Integendeel, zij legden het er op aan om Kerenski zoveel mogelijk te discrediteren, o.a. door aan te tonen hoe – objectief beschouwd – de politiek van Kerenski de “Korniloviade” in de hand had gewerkt.

Kornilov mislukte totaal: zijn soldaten weigerden te marcheren. Krymov joeg zich een kogel door het hoofd. Kornilov en zijn trawanten (o.a. Denikin) werden aangehouden (maar spoedig weer vrijgelaten door Kerenski).

De verijdeling van deze aanslag heeft de verhoudingen in het land grondig gewijzigd. Vooreerst bleek nu dat de bolsjewistische partij de beslissende kracht van de revolutie was geworden. De communistische partij had in deze aangelegenheid een rol gespeeld, alsof zij de staatsmacht reeds in handen had. Overigens konden de bolsjewieken van nu af weer openlijk optreden. Men oordeelde het echter veiliger dat Lenin ondergedoken bleef.

In de schoot van de Sovjets groeide de invloed van de bolsjewieken nu zeer snel. In de Petrogradse Raad werd Trotski president. De leiding van de Moskouse Sovjet kwam in handen van de communisten. Hetzelfde gebeurde op vele andere plaatsen. Tevens traden de Sovjets weer als een strijdbare kracht op het voorplan. De leuze “Alle macht aan de Sovjets” kon dus opnieuw vooropgesteld worden. Met dit verschil nochtans dat het perspectief van de VREEDZAME MACHTSOVERDRACHT NIET LANGER BESTOND. Daarvoor was Kerenski te zeer met de bourgeoisie en met zekere generaals verbonden.

In september kwam Lenin tot de conclusie dat het beslissende moment naderde waarop het dilemma zich zou stellen: of alle macht aan de Sovjets, of aan de generaals; of de gewapende opstand, of de contrarevolutie. “Er is geen middenweg. Onmogelijk nog langer te wachten. Dan gaat de revolutie ten onder.” Het is in deze termen dat Lenin de kwestie stelde op 28 september in een brief aan het Centraal Comité. De leden van het C.C. stonden stom verbaasd over dit schrijven van Lenin. Zij hadden niet het gevoelen dat men zo direct op weg was naar een revolutionaire situatie, waarin alles op alles moest worden gezet.

Lenin liet zich leiden door volgende gegevens:
- Het gevaar van een tweede poging tot contrarevolutionaire machtsgreep door de generaals was niet denkbeeldig;
- De militaire toestand verslechtte bestendig en de bedreiging bestond dat Petrograd, het meest actieve revolutionaire centrum, door de Duitsers zou worden bezet;
- Er was de algemene bestendige verslechtering van de economische toestand; er was de honger die steeds nijpender werd, de werkloosheid die uitbreidde...;
- Ook de boeren waren definitief in beweging gekomen; ze geneerden zich niet om de heerlijke domeinen onder elkaar op te delen, alle verbodsbepalingen van de Voorlopige Regering ten spijt. Tevens groeide de invloed van de communisten bij de boeren;
- De onderdrukte nationaliteiten, de Finnen, de Oekraïners, de volkeren van de Kaukasus en van Centraal-Azië waren in beroering gekomen en konden niet langer in toom gehouden worden door de Voorlopige Regering;
- De ontevredenheid over, en het discrediet van de Voorlopige Regering bleek ook hieruit dat groepen linkse sociaal-revolutionairen en linkse mensjewieken toenadering zochten met de bolsjewieken;
- De bolsjewieken waren volop bezig de leiding van haast alle Sovjets te verwerven; een kapitale troef;
- De strijdvaardigheid en het bewustzijn van de massa’s waren, volgens Lenin, verder gevorderd dan de meerderheid van de communistische partijleiding vermoedde.

Inderdaad, het C.C. oordeelde het moment nog niet gekomen om de opstand direct en concreet voor te bereiden. Op aandringen van Kamenev en Boecharin besloot de partijleiding (met 6 tegen 4 en 6 onthoudingen, o.w. Trotski) Lenins nota van 28 september niet naar de partijorganisaties door te zenden. Lenin was daarover razend. Hij voelde heel precies aan hoe het klimaat bij de massa’s was; hij zag dat de revolutionaire situatie bezig was heel snel te rijpen; hij wist dat revolutionaire momenten zeldzaam zijn in de geschiedenis en dat, als men deze gelegenheid liet passeren, de zaak voor jaren zou verloren zijn.

Voor het begin van de maand november was een congres van de Sovjets voorzien. In een schrijven van 12 oktober aan het C.C. betoogde Lenin dat de revolutie moest voltrokken zijn vóór de samenkomst van dit Sovjetcongres. Die bijeenkomst afwachten, zei hij, zou “een complete idiotie of een compleet verraad” zijn. Een revolutie wordt niet door een congres maar door een gewapende volksopstand verwezenlijkt. Het Sovjetcongres moet voor het voldongen feit geplaatst worden, zodat het de nieuwe situatie, uit de volksopstand ontstaan, kan onderschrijven en consolideren. “De overwinning van de opstand is VERZEKERD; wij moeten op het onverwachts vanuit drie punten toeslaan: vanuit Petrograd, Moskou en de Baltische Vloot.”

Lenin, die er zich rekenschap van gaf dat het C.C. niet wilde marcheren, verliet Finland (16 oktober) en vestigde zich (ondergedoken) in Wijborg, de revolutionaire arbeiderswijk van Petrograd, zodat hij zich dichter bij het C.C. en bij het operatieterrein bevond. Naar een Petrogradse conferentie die op 20 oktober doorging, stuurde Lenin een brief met de aanbeveling direct de opstand voor te bereiden. Men ging er niet op in. Op 21 oktober een nieuwe brief: “uitstel is de dood; de macht kan gegrepen worden, men moet ze grijpen.” Op 23 oktober ging een geheime vergadering door van Lenin met 11 leden van het C.C. De discussie duurde van 5 uur in de namiddag tot 3 uur ’s morgens. Lenin betoogde: “de politieke situatie is helemaal rijp voor de opstand.” Zinovjev en Kamenev aanvaardden dat niet. Maar de anderen, (o.a. Trotski, Stalin, Sverdlov, Kollontaj) ondersteunden Lenin. De conclusie dat de opstand moest worden doorgevoerd, werd met 10 tegen 2 gestemd ... maar men bepaalde nog geen precieze datum. Zinovjev en Kamenev legden zich niet bij dat besluit neer. Zij eisten een voltallig C.C. Dat ging door op 29 oktober, overigens nog uitgebreid tot vertegenwoordigers van de Petrogradse partijorganisaties. De datum werd nog steeds niet bepaald, wel werden een reeks concrete maatregelen vastgelegd.

Zinovjev en Kamenev waren nog steeds niet overtuigd en zij begingen de onverantwoordelijkheid in de pers het besluit van de opstand aan te vallen ... en dus bekend te maken!! Enkele dagen later zagen zij hun fout in...

_______________
[113] Zinovjev verwierp Lenins “Aprilstellingen”. Kamenev weigerde ze in de Pravda te publiceren, tenzij onder de vorm van een persoonlijk artikel van Lenin, om ze reeds ’s anderendaags in de kolommen van het partijblad te hekelen. Maar op een partijconferentie die afgevaardigden van de bolsjewistische organisaties van Petrograd verenigde, werden Lenins stellingen met 20 tegen 6 en 9 onthoudingen aangenomen.
[114] Als men de latere houding van de communisten tegen mensjewieken en sociaal-revolutionairen wil beoordelen moet men er ook deze feiten bij betrekken.
[115] In deze formule betekent DEMOCRATIE:
- verkiezing van de leidende organen;
- partijbesluiten bij meerderheid genomen;
- partijbesturen moeten periodiek voor hun basisorganisatie verantwoording afleggen.
CENTRALISME betekent:
- de besluiten van de meerderheid zijn ook bindend voor de minderheid;
- de besluiten van de hogere organen zijn voor de lagere organen en voor alle leden van de partij onvoorwaardelijk bindend.