Leo Michielsen
Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging
Hoofdstuk 6 van deel 2 - II


De eerste revolutie van 1917

Om de revolutie van 12 maart 1917 – 27 februari volgens de oude stijl[109] – te begrijpen, dient te worden in acht genomen:
- de ellende van de derde oorlogswinter, de onhoudbare honger, de verschrikkelijke koude;
- de demoralisatie van de soldaten;
- de plannen bij de heersende klassen om een paleisrevolutie door te voeren.

Hier vermelde titels raadplegen?
Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief
of de: Zoekpagina

De aanloop tot de revolutie was eerder aarzelend. Het “Russische Bureau” van de communistische partij besloot op de verjaardag van de “zwarte zondag” 1905 een grote actie op touw te zetten. De oproep tot staking had wel succes: op 21 januari waren er 150.000 stakers in Petrograd, d.i. ongeveer 30 % van het totale aantal arbeiders aldaar. Maar de geplande betoging werd van bij de aanvang door de politie uiteengedreven en vond geen doorgang. Dan viel de beweging gedurende enkele weken stil.

Op 27 februari moest in het Taurispaleis de ZITTIJD VAN DE DOEMA geopend worden. De mensjewieken deden een oproep tot de Petrogradse arbeiders om die dag een optocht naar het Taurispaleis te ondernemen en de Doema te steunen bij haar eis om een “regering van nationaal heil.” Aldus wilden de mensjewieken de arbeidersklasse voor de parlementaire hervormingseisen van de bourgeoisie mobiliseren. Dat paste in hun schema: de burgerlijke revolutie onder leiding van de bourgeoisie, de arbeidersklasse slechts supplementaire stootkracht aan de basis. De bolsjewieken aanvaardden dat plan niet. Zij wilden de arbeidersklasse als zelfstandige macht om eigen doeleinden en met eigen leuzen zien optreden, nl. tegen de oorlog, tegen de honger, tegen het tsarisme. Om zich duidelijk af te zetten tegenover de mensjewieken deden de bolsjewieken een oproep tot staking en manifestatie op 26 februari. Onderhandelingen tussen bolsjewieken en mensjewieken om tot één betoging op dezelfde dag te komen, mislukten. Uiteindelijk riep de bolsjewistische partij op tot betoging op 26 én 27 februari, maar onder haar leuzen.

Deze manifestaties hadden slechts een matig succes. Als de oproep van de organisatie niet samenvalt met het spontane moment bij de massa, dan doet ook de alles meesleurende golf zich niet voor.

Maar op 2 maart begon de staking bij POETILOV, waaraan 30.000 arbeiders deelnamen. Die beweging, overigens uitgebreid tot nog andere bedrijven, hield nog aan op 8 maart, toen de bolsjewieken – ter gelegenheid van de internationale vrouwendag[110] – opriepen tot algemene staking. Ditmaal zou de beweging doorzetten, zich tot revolutie ontwikkelen. Vanaf 8 maart begonnen de enkele beslissende Petrogradse dagen, die een einde aan het tsarisme zouden stellen. Het moment van de spontane beweging en de organiserende oproep vielen nu samen. Op 8 maart waren er 90.000 stakers; in de namiddag kwam het op de Nevski Prospekt tot zware rellen met de politie. Op 9 maart waren er 200.000 stakers, waren er tienduizenden manifestanten, waren er in de betogingen vele vrouwen, dikwijls met hun kinderen; die dag vielen de eerste doden. Op 10 maart was de staking praktisch algemeen; ze was een uitgesproken politieke staking in het teken van de strijd tegen de oorlog en tegen de autocratie; die dag slaagden de manifestanten erin zich hier en daar wapens te verschaffen.
Op 11 maart werd de manifestatie opstand; in de voormiddag werd een aanzienlijke groep betogende arbeiders nog door de politie uiteengeslagen; maar in de namiddag sloot zich een peloton soldaten bij de manifestanten aan en opende het vuur op de bereden politie; nog verscheidene gevallen van verbroedering met de soldaten deden zich voor. 12 MAART WAS DE DAG VAN DE BESLISSING; toen kantelden de troepen over naar de zijde van de revolutie; in de morgen schaarden 10.000 soldaten zich aan de kant van het proletariaat; tegen het einde van de dag waren er dat 60.000. Bovendien maakten de arbeiders zich in het arsenaal meester van 40.000 geweren. Tegen de avond was de hoofdstad in handen van de opstandige arbeiders en soldaten. Groepen opstandelingen begonnen ministers, generaals en ambtenaren te arresteren en revolutionairen uit de gevangenissen te bevrijden.

Het Taurispaleis, waar de Doema moest samenkomen, werd bezet en op een minimum van tijd werd de SOVJET VAN PETROGRAD ingesteld. Een VOORLOPIG EXECUTIEF COMITE werd aangesteld, waarin o.a. zetelden: 3 Doemaleden, 2 mensjewieken, 3 bolsjewieken, 3 sociaal-revolutionairen. Op voorstel van Molotov werd de Sovjet met afgevaardigden van de soldaten uitgebreid. Zo kwam voor de eerste maal een Sovjet van arbeiders EN SOLDATEN tot stand.[111] Daarmee werd langs deze omweg het bondgenootschap tussen arbeiders (die het initiatief van de opstand hadden genomen) en boeren (in soldatenpak) bevestigd.

Naarmate de tijding van de overwinning te Petrograd toekwam aan de fronten en in de andere steden, verbreidde zich de revolutie. Op 14 maart kwamen er Sovjets tot stand te Samara, Saratov, Moskou... Tsaar Nicolaas II, die zich tot op het laatste moment geen rekenschap gaf van de ernst van de situatie, werd er door een paar afgezanten van de Doema van overtuigd troonsafstand te doen ten gunste van zijn broeder Michel. Dat was op 15 maart. Met de aanstelling van de nieuwe tsaar heeft de revolutie echter geen rekening gehouden.

In de regel behoorde in de Sovjets, zoals ze uit de revolutie ontstonden, de meerderheid aan de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen. De bolsjewieken waren wel overal vertegenwoordigd, maar slechts als minderheid.[112] De drie linkse partijen waren het er wel over eens dat de revolutie “burgerlijk” was, maar overigens verschilden hun inzichten grondig. De bolsjewieken waren van mening dat de Sovjets de organen van de nieuwe staatsmacht moesten worden en dat de revolutie moest worden verdergezet. De mensjewieken en sociaal-revolutionairen integendeel oordeelden dat de revolutie voltooid was en dat de macht essentieel de bourgeoisie toekwam. Zij wensten de Sovjets niet als dragers van de staatsmacht te behouden. Zij onderhandelden daarom met de liberalen van de Doema en kwamen tot de vorming van een VOORLOPIGE REGERING aan wie de macht overgedragen werd. Aan het hoofd van deze regering stond prins LVOV; verder zetelden daarin MILJOEKOV, leider van de cadetten, GOETSJKOV, leider van de oktobristen, verscheidene vertegenwoordigers van de bourgeoisie en ook de sociaal-revolutionair KERENSKI.

Met de erkenning van de Voorlopige Regering door de Sovjets heeft het proletariaat zich politiek laten onteigenen, zij het dan niet volledig, want de Sovjets werden niet ontbonden. Ze bleven als een stuk feitelijke macht behouden. Rusland leefde onder het regime van een DUBBELE MACHT.

De vraag kan worden gesteld waarom de Sovjets hun macht vrijwillig afstonden,waarom de arbeidersklasse zich zonder enig protest politiek liet onteigenen. Dat lag voor de hand, volgende factoren in acht genomen:
- gebrek aan politiek bewustzijn en ervaring bij de arbeidersklasse;
- de aanwezigheid in de Sovjets van vele vertegenwoordigers van de boeren;
- de invloed van de kleinburgerlijke boerenmentaliteit, van de kleinburgerlijke ideologie op de arbeidersklasse.

“Na de Maartrevolutie”, schreef Lenin, “sleurde een reusachtige kleinburgerlijke golf alles mee, verdrukte zij het klassebewuste proletariaat, niet alleen door haar getalsterkte, maar ook ideologisch. Zeer brede lagen van arbeiders werden op politiek gebied met kleinburgerlijke opvattingen besmet.”

Hierin trachtten de bolsjewieken verandering te brengen. Hun tactiek bestond erin de massa’s te mobiliseren langs de strijd tussen de twee machten, langs de strijd van de Sovjets tegen de Voorlopige Regering. Centraal stonden daarbij twee thema’s:
- STRIJD VOOR DE VREDE: onmiskenbaar was dat een van de doeleinden van de revolutie geweest, maar de Voorlopige Regering wenste de oorlog – overigens krachtdadiger dan de tsaar – voort te zetten;
- STRIJD VOOR DE GRONDVERDELING ONDER DE BOEREN: ook op dat punt wenste de Voorlopige Regering tot geen verwezenlijkingen over te gaan.

Sinds de revolutie was Rusland een land van aanzienlijke liberale vrijheden geworden; niet door enige wettelijke schikking, maar in feite waren vrijheid van woord, vrijheid van pers, van vergadering, vereniging en demonstratie gevestigd geworden.

De bolsjewistische partij, uit de illegaliteit getreden, telde toen 40 à 45.000 leden, de meesten nog maar zeer recent toegetreden. De partij had wel enkele algemene oriëntaties, maar zij geraakte weldra ontredderd door onenigheden omtrent de wijze waarop de zaken nu verder dienden te worden aangepakt. Het is niet overdreven te beweren dat de uitkomst door het persoonlijke optreden van Lenin werd gebracht.

_______________
[109] Na de Oktoberrevolutie besloot de sovjetregering over te schakelen naar de Gregoriaanse tijdrekening, die sinds 1582 in het katholieke Westen van toepassing was. De oude tijdrekening in Rusland stond 13 dagen ten achter op die van het Westen. Aldus wordt: 9 januari ... 21 januari; 27 februari ... 12 maart; 25 oktober ... 7 november. In deze tekst worden de gebeurtenissen, vanaf 1917, volgens de nieuwe stijl gedateerd.
[110] In 1890 werd, op voorstel van Clara Zetkin, door het Internationaal Congres van Socialistische vrouwen 8 MAART uitgeroepen tot Internationale Vrouwendag.
[111] In 1905 waren enkel arbeiders – geen soldaten – in de sovjets afgevaardigd.
[112]: In de Sovjets van Ivanovo-Vosnesensk en Krasnojarsk hadden de bolsjewieken de meerderheid, maar dat waren de enige twee uitzonderingen.