Henriette Roland Holst - van der Schalk
De revolutionaire massa-actie
Hoofdstuk 9


Algemene conclusies
Vooruitzichten van de revolutionaire massa-actie

Aan het einde van ons onderzoek gekomen, willen wij de algemene conclusies waartoe het ons leidde, thans nog kort samenvatten.

Fundamentele veranderingen in de maatschappelijke orde, zoals het stellen van de eigendoms- en klassenverhoudingen op een nieuwe grondslag dit zijn, worden altijd voorbereid door een lange evolutie in het economische, sociale en geestelijke leven maar kunnen enkel hun beslag krijgen door middel van hevige botsingen tussen de ondergaande en de opkomende klassen. De beslissingen in deze botsingen vallen door de acties van de massa’s, die, opgezweept door stoffelijke ellende, aangevuurd door zedelijke verontwaardiging en geleid door historische intuïtie, in bepaalde momenten aan hun elementaire hartstochten de vrije loop laten en met spontane, scheppende energie in onweerstaanbare aandrang de oude maatschappijvormen vernietigen en tevens de grondpeilers van de nieuwe oprichten. Zo zijn alle grote politieke en sociale omwentelingen collectieve scheppingen van de geïnspireerde, tot haar uiterste graad omhoog gevoerde energie van de massa’s.

De bronnen van de inspiratie van revolutionaire massa-acties zijn de sociaal-zedelijke idealen, waartoe de maatschappelijke vooruitzichten en de geestelijke levenswaarden van opkomende klassen in een bepaalde periode zijn samengevloeid. Het imperialistische kapitalisme kan zomin als één vroegere maatschappijvorm ten val gebracht worden en plaats maken voor een hogere fase van samenleving, anders dan door de elementaire kracht van massale bewegingen. Deze zullen van te onweerstaanbaarder kracht zijn, in hoe hoger mate de socialistische overtuiging tot de allesbeheersende gedachte van de massa’s is geworden en de Internationale hun geestelijk vaderland.

De reformistisch-opportunistische richting, door de arbeidersklasse in de laatste twintig jaar ingeslagen, heeft tot gevolg gehad haar vertrouwen in de scheppende intuïtie te verzwakken en de mechanisch-methodische activiteit tot de alleen zaligmakende te verheffen. Het diskrediteren van de historische inspiratie was een verlies, dat ook door de grote en waardevolle versterking van collectieve zelfbeheersing en verantwoordelijkheid niet goed gemaakt werd. Maar de wereldoorlog heeft door zijn geweldige ontketening van elementaire gevoelens en hartstochten, zijn verzwakking, verstoring of vernietiging van de arbeidersorganisaties de muren van het bekrompen hoogmoedige rationalisme omvergeworpen, dat meende door van boven gereglementeerde, van te voren vastgestelde ‘bewegingen’ een wereld te kunnen winnen, geen rekening hield met de hartstocht, de verbeelding verachtte, de geestdrift wilde temmen tot lastdier en de worsteling voor de algehele vernieuwing van de sociale orde doen verlopen langs banen, afgebakend als met passer en liniaal.

De proletarische revolutie, dat is de lange eindstrijd van de arbeidende massa’s voor de socialistische maatschappij, zal rijk zijn aan rechtstreekse botsingen tussen deze massa’s en de betaalde of niet-betaalde beschermers van de imperialistische dwangstaat.

Deze acties zullen zich in gewichtige opzichten van die uit alle vroegere tijdperken onderscheiden.

Zij zullen dit ten eerste door de omstandigheid dat de massa’s in de langdurige oefenschool van de organisatie die zij doorliepen en die ook de ongeorganiseerden beïnvloed heeft, zelftucht en zelf bedwang hebben geleerd, wat in géén vroeger tijdperk het geval was. Zonder deze eigenschappen, zonder organisatorische samenhang en zonder de geestelijke kracht die deze verleent zou elke aanval op die twee geweldige machten: de imperialistische staat en het grote kapitaal, een hopeloze zaak zijn. In de proletarische revolutie zullen de massa-acties doorgaans plaats vinden onder leiding van een in revolutionaire organisaties gegroepeerde voorhoede, en ook dit zal hun karakter, vergeleken bij dat van vroegere perioden, belangrijk wijzigen. In alle vaste politieke of economische verbindingen toch (club, partij, vakorganisatie) overwegen in de regel de bewuste wil en het redenerende verstand, zoals in de kortstondige verbindingen van de samengestroomde volksmenigte de elementaire aandriften domineren. Daarom ook kan men verwachten dat de revolutionaire volksbeweging van de naaste toekomst (waarin de aanvankelijk nog ongeorganiseerde massa’s zich rondom een blijvende kern zullen groeperen), zich meer dan één vroegere door bewuste redelijke wil zal laten leiden, al zal haar daarom geenszins het element van intuïtie en spontaniteit ontbreken, dat ten allen tijde aan de handelingen van enkelen zowel als van massa’s pas onfeilbare zekerheid en scheppende kracht heeft verleend. In hoe hogere mate het bewuste, redelijke denken en het zedelijke willen — dat is het wetenschappelijk gefundeerde, door sociaal-idealisme geadelde revolutionaire socialisme — als geestelijk leider van de komende massabewegingen zal optreden, hoe minder woeste doldriftigheid, toornige wraakzucht en in het algemeen alle onberekenbare en ongetemde impulsen daarbij een rol zullen spelen, hoe gestadiger en vaster hun gang zal zijn.

Ook het feit, dat niet de gewapende opstand, maar de burgerlijke en de militaire arbeidsweigering de voornaamste vorm van de revolutionair proletarische massa-actie zal zijn, zal er toe bijdragen in haar de lagere, antisociale aandriften en impulsen binnen perken te houden. De arbeidersklasse, die in de massale staking een onbloedig machts- of geweldmiddel van enorme kracht bezit, zal zoveel mogelijk elk wapengeweld vermijden, tenzij genoopt door overmachtige drang tot zelfbehoud, of wanneer revolutionaire intuïtie het aanwijst als een toets voor de gezindheid van het leger. En hoe meer de massa werkelijk socialistisch gaat denken en voelen, hoe meer zij voor het aanwenden van geweld zal terugschrikken, zowel uit besef van de grote nadelen die daaruit voor haar eigen zaak kunnen volgen als uit weerzin tegen het gebruik van de barbaarse methoden, waarvan zij de scherpe tegenstelling inziet tot haar eigen aspiraties en haar moraal. Daarom zal wapengeweld àl minder voorkomen, hoe dieper de massa’s doortrokken worden van socialistische gezindheid. Steeds duidelijker zal de vreedzame, onbloedige, massale dienst- en arbeidsweigering tegenover de imperialistische cultus van het geweld haar volle zedelijke grootheid en sociale macht openbaren. Niet met ‘de wapenen van de barbaren’ zal het rijk van vrede en vrijheid gesticht worden; de ketenen zullen eerst afvallen van het lichaam van de gemartelde mensheid, wanneer zij in haar overgrote meerderheid bereid is liever te sterven dan verder haar tirannen te dienen. Dan echter, als de geestelijke eenheid van de arbeidende massa’s een feit geworden is en hun standvastigheid onwankelbaar bevonden, dan zullen deze ketenen afvallen schier vanzelf, ‘gelijk dauw’.

In de strijd tegen het imperialisme zullen de verschillende delen van de arbeidersklasse de bekrompenheid van hun speciale ideologie overwinnen. De in de sociaaldemocratie en de moderne vakverenigingen georganiseerden zullen het wachten op het woord van de leiders moeten afleren; zij zullen moeten rijpen tot het besef dat het socialisme niet veroverd kan worden door samengaan met burgerlijke partijen en deelneming aan burgerlijke regeringen, zij zullen hun hoogmoedige verachting voor de ‘anarchie’, de ‘wilde stakingen’, de spontane bewegingen van de ongeschoolde en ongeorganiseerde, ellendige massa’s moeten afleggen. Ondanks alle ruwheden en uitspattingen van deze bewegingen, ja ondanks stuitende, afschrikwekkende bijverschijnselen, die aanvankelijk onvermijdelijk zijn, zullen de georganiseerde arbeiders ze moeten leren waarderen als een element onmisbaar voor de vernietiging van de imperialistisch-kapitalistische dwangorde.

Daarentegen zullen de anarchisten en in ‘t algemeen de anti-parlementairgezinde socialisten hun kleinburgerlijke waan moeten overwinnen, dat het maatschappelijke bezit en gebruik van de huidige productiemiddelen mogelijk zou zijn zonder algemene, nationale en internationale organen van de gemeenschap. De anarcho-syndicalisten zullen hun strijd moeten leren begrijpen als datgene wat hij in werkelijkheid is: een strijd zowel om als tegen de staatsmacht. Zij zullen in die strijd pas hun volle kracht kunnen inzetten wanneer zij zich bevrijd hebben van de dwaling, die hen thans belet om de politieke gebeurtenissen in en buiten het parlement geregeld als uitgangspunt voor socialistische agitatie en socialistische actie te gebruiken. Dan pas zullen zij in het stembiljet een strijdmiddel gaan waarderen, dat revolutionaire afgevaardigden in staat stelt tot scherpe ontleding en kritiek, tot onverbiddelijke aanklacht tegen de imperialistische geweldenarij, en dat daardoor van het parlement uit de rechtstreekse revolutionaire activiteit van de massa’s in ogenblikken van politieke crisis ten zeerste bevordert en ondersteunt. Dan pas zullen zij inzien dat revolutionaire volksbewegingen zich nooit anders ontwikkelen dan in wisselwerking met gebeurtenissen op politiek gebied, bepaalde daden van parlement en regering.

In het door de wereldoorlog ontketende tijdperk van algemene economische, politieke, nationale en sociale beroering, zal de massa-actie haar karakter van landelijke begrensdheid snel en volkomen verliezen. Niet alsof een of ander revolutionair centraal lichaam, een vernieuwd Internationaal Socialistisch Bureau, het in zijn macht zal hebben om op een gegeven moment het wereldproletariaat te mobiliseren en zijn onafzienbare gelederen tegen het wereldkapitaal in actie te brengen! Wie dit verwacht is nog bevangen in de voorstellingen van een vorig tijdperk. Evenmin als werkelijke massale strijd toen, in landelijke afmetingen, door bevel van boven ontketend kon worden, evenmin zal dit thans in internationale afmetingen kunnen geschieden. Een internationaal centraal orgaan kan het wachtwoord uitgeven voor een algemene betoging van het wereldproletariaat, een algemene actie van dit proletariaat ontketenen kan het niet.

Maar door het feit, dat het imperialisme in de loop van de wereldoorlog de arbeidersmassa’s steeds duidelijker internationaal aanvalt en dit zal blijven doen ook na de oorlog in de bandietenpolitiek van Duitsland en niet minder van Japan tegen de Russische revolutie openbaart dit feit zich reeds op de meest brute wijze — overschrijdt de actie van de massa’s onvermijdelijk alle nationale grenzen en verkrijgt zij een internationaal karakter. Reeds beleven wij de aanvang van de algemene strijd van het proletariaat van de wereld tegen het wereldkapitaal, een strijd, die het proletariaat niet planmatig beraamt, maar waarin het noodgedwongen zich te weer stelt.

De nieuwe fase, die de proletarische klassenstrijd thans intreedt, brengt onvermijdelijk haar problemen en gevaren voor de arbeidende massa’s mede, gelijk iedere sociale activiteit, ieder ingrijpen van enkeling of groep met onverbiddelijke noodzakelijkheid doet. Het treffende woord van Nietzsche over ‘het gevaarlijke leven’ herinnert aan het feit, hoe elk handelen onberekenbare krachten ontketent en onberekenbare gevolgen heeft.

De geschiedenis van de proletarische klassenstrijd leert dat de ergste belemmeringen, de grootste hinderpalen voor de zegepraal van de arbeidersklasse niet die zijn welke het geweld van de heersende klasse opricht: het proletariaat eindigt altijd met die, hetzij te ontwijken, hetzij te verbrijzelen, maar de nieuwe, niet vooruit berekende en onberekenbare gevolgen van zijn eigen daden. De tactiek van de geleidelijke vooruitgang, op de staf van de wettelijkheid geleund, scheen zo veilig en onfeilbaar, zij scheen met haast mechanische zekerheid naar de overwinning te moeten voeren. Maar onder de inwerking van de sociaalpsychologische verandering in de arbeidersklasse zelf, door de indirecte actie teweeggebracht, bleek deze weg uit te lopen op enkel teleurstellingen, afhankelijkheid, verzwakking en onmacht: hij bleek een nieuwe omweg te zijn.

De nieuwe wegen die het socialisme thans inslaat bieden gevaren van geheel andere aard.

Elke spontane massabeweging heft uit haar midden plotseling onbekende persoonlijkheden omhoog, die door de kracht van hun wil de massa’s in hoge mate beïnvloeden en suggereren. Gedurende de periode die achter ons ligt werden de leiders regelmatig door de organisaties gekozen, zij waren aan deze verantwoordelijk en bij de leden bekend. Naarmate zich een stand van gekozen leiders vormde, die meer en meer zelfstandig werd van de massa — en naarmate minder de geschiktheid, dan wel het prestige van een persoon over zijn verkiezing en vooral zijn herkiezing als leider besliste, werden de misbruiken erger, die tot het huidige morele verval van het leidersschap hebben gevoerd. Maar dit neemt niet weg dat de verantwoordelijkheid van de leiders van de organisatie een sterk redelijk en zedelijk element bevat, dat bij de onverantwoordelijke leiders van een ongeorganiseerde massa zo goed als geheel wegvalt. Hier is het gevaar veel groter dat avonturiers, lokagenten en verraders de beweging opzettelijk op verderfelijke banen zullen voeren. Rusland, het land waar voor en gedurende de wereldoorlog de geweldigste massabewegingen plaats vonden, heeft daarvan vele voorbeelden opgeleverd. Zo schijnt er bv. weinig twijfel aan te bestaan dat duistere handlangers van de reactie zich in juli 1917 te Petrograd onder de bolsjewieken hebben gemengd en de massa aangestookt tot de gewapende betogingen die alle bekende revolutionaire leiders op dat ogenblik ontrieden. Dit gevaar kan alleen worden opgeheven, wanneer de enkelingen die de massa vormen, zo vast van wil en klaar van denken zijn dat zij zich noch door ongeduld, noch door verontwaardiging, noch door overmoed tot een avontuurlijke politiek laten meeslepen, en ook in ogenblikken van de grootste politieke opwinding hun verstand laten spreken.

Dit is hierom zo moeilijk, omdat veel meer dan de indirecte de directe massa-actie aanleiding geeft tot afwisselende stemmingen van overmoed en neerslachtigheid, tot hoogst subjectieve waarderingen van de algemene situatie. Elk succes heeft al te licht overschatting van eigen kracht en onderschatting van die van de tegenstanders ten gevolge, elke mislukking diepe mismoedigheid en inzinking van de strijdkracht. Het besef dat geen op zichzelf staande uitbarsting van massale kracht, hoe groot haar resultaten ook schijnen, het kapitalistische systeem in waarheid dodelijk kan treffen, dat de overwinning een lange strijd vereist, is voor de zegevierende massa even moeilijk te verwerven als de overtuiging, dat ook een ‘mislukte’ actie voor de verslagenen tot uitgangspunt kan worden van een nieuwe aanval. De massa is geneigd om, na een gelukte actie, het gevoel van het op dat ogenblik bereikbare te verliezen, koortsachtig vooruit te dringen, zich steeds grootser omvangrijker doeleinden te stellen, zolang tot zij door de heersende klassen, die hun krachten intussen verzameld en hun vijanden zoveel mogelijk geïsoleerd hebben, gedwongen wordt een beslissende slag te aanvaarden in voor haar ongunstige omstandigheden. Verloren massa-acties daarentegen leiden doorgaans tot een nasleep van onderlinge verwijten en twisten, tot verzwakking van de organisatie, verslapping van de strijdlust en morele inzinking.

Echter, reeds heeft de zelfopvoeding van de arbeidersklasse in het vorige tijdperk haar in zekere mate geleerd, zich boven deze schommelingen te verheffen. Zij oordeelt nuchterder dan voorheen over de machtsverhoudingen van de klassen, zij laat zich minder opwinden door overwinningen en minder neerslachtig door nederlagen, zij herstelt zich spoediger dan voorheen. Zij heeft de evolutionaire inhoud van het marxistische denken tot op zekere hoogte in zich opgenomen en ziet beter dan weleer de noodzakelijkheid van een langdurige overgangstijd in, zij gelooft minder aan het wonder van een plotselinge bevrijding.

Dit alles echter is heden in hogere mate van toepassing op de georganiseerde dan op de ongeorganiseerde massa: wat de eerste door de tucht aankwekende werking van de organisatie reeds verwierf, zal de tweede in de strijd zelf door harde ervaring moeten verwerven.

Ondanks alle gevaren die het proletariaat bedreigen moet dit thans de weg van de revolutionaire massa-actie betreden: geen andere staat hem open, geen andere leidt tot het doel. Een onderdrukte klasse kiest haar wapens niet, zij is niet vrij een bepaalde strijdwijze al of niet toe te passen, integendeel de historisch-sociale omstandigheden dwingen haar. Het proletariaat kan evenmin in de imperialistische era door het stembiljet en het collectieve contract aan zijn slavernij een einde maken, als het in de periode van het liberalisme tot revolutionaire massa-acties kon overgaan.

Maar om de sociale oorzakelijkheid die de daden van de klassen bepaalt, mogen wij niet de rol van de mens als actieve factor van de ontwikkeling voorbij zien; zulk een factor te zijn, dat is de vrijheid die de mens geniet. Het proletariaat is geen machine, in beweging gebracht door een vreemde macht. Het zet zichzelf in beweging, gedreven door wil, gevoel, begeerte en inzicht, al zijn de richting, het tempo en de vormen waarin het zich beweegt, van maatschappelijke factoren afhankelijk. In zijn strijd zien wij de manifestatie van een algemene levens- en ontwikkelingswet, een wet, die de evolutie der gehele ons bekende organische natuur beheerst en die wellicht een universeel karakter draagt. Het willen en begeren, de levensdrang van alle organismen, de geest, het bewustzijn in de mens, handelt, treedt op, ontwikkelt zich, weliswaar gebonden aan zijn stoffelijke omgeving en aan stoffelijke omstandigheden, maar terwijl deze omstandigheden de ritmen en vormen van de sociale en sociaalpsychische manifestaties mede bepalen, worden zij tevens door die manifestaties gemodificeerd.

In de massa-actie werkt geen blinde kracht, door mechanische noodzakelijkheid gedreven. In haar werken willende, voelende en denkende mensen, dat is wezens vatbaar voor opvoeding tot sterker willen, zuiverder voelen en juister denken. Daarom is het wezen van de massa-actie evenmin onveranderlijk, als dat van welke andere sociale categorie ook. Het verandert zeker met het geheel van de omstandigheden, maar ook met de gesteldheid van de massa zelf mede, en naarmate deze hoger stijgt in inzicht, in redelijk willen, in overtuiging en in altruïstische gezindheid, zal zij de gevaren meer overwinnen die van alle spontane actie onafscheidelijk zijn. Tot die stijging mee te werken is de taak van de propaganda in de meest uitgebreide betekenis, van de revolutionair-socialistische agitatie, wetenschap en kunst. Wij weten hoe de meest logische argumentatie en het vurigste beroep op de gevoelens van de massa deze niet tot handelen brengen, wanneer de economisch-sociale voorwaarden ontbreken, die haar tot activiteit prikkelen. Het woord, de gedachte, de wil, zij zijn machteloos tegenover de druk van het gehele maatschappijcomplex waarvan zij maar een onderdeel zijn, een kracht tussen vele andere krachten. Negentien eeuwen prediking van de christelijke moraal hebben dit bewezen. Maar wij weten ook dat rede, gevoel en wil de krachten zijn die te samen het algemeen sociale complex veranderen, de motoren waardoor de mensenwereld beweegt.

En daarom vertrouwen wij, dat het revolutionaire socialisme op het uitbreken en het karakter van de komende massa-acties invloed uitoefenen kan. Zo het volkomen juist is, dat men een revolutie niet kan ‘maken’, dat is haar door verstandelijk betoog en wilsinwerking teweegbrengen, zo is het even juist dat men het rijpingsproces van haar sociaalpsychische voorwaarden stelselmatig vermag te bevorderen of tegen te werken. Wie passief ‘afwachten’ wil, tot de omstandigheden het proletariaat ‘van zelf’ tot massale strijd brengen, heeft van de lessen van de geschiedenis niets begrepen. Aan alle grote revolutionaire beroeringen ging een onvermoeide propaganda, een rusteloos aanroepen van de geesten en zielen vooraf. En zo het proletariaat heden, gaande door de woestijnen van de ellende en niet de afgrond van nog veel dieper ellende voor ogen, nog niet internationaal tot massale revolutionaire actie overgaat, dan ligt zeker een van de oorzaken van zijn vloekwaardige passiviteit in de stelselmatige tegenwerking die de idee van de rechtstreekse, spontane actie sedert jaren bij de officiële leiders ontmoette.

Het tijdperk van revolutionaire massaworstelingen komt zeker, maar het is een groot verschil hoe het komt, of deze uitbreken als elementaire uitbarstingen van wanhoop, elementaire reacties tegen ondragelijke ellende, dan wel door de bewuste wil van massa’s die de natuur en de historische noodzakelijkheid van hun eigen optreden hebben leren begrijpen, van massa’s die hun eigen onbegrensde gevoelskrachten, hun vermogen tot zelfopoffering en zelfverzaking, hun energie en hun hartstocht in dienst stellen van hun redelijke overtuiging en hun zedelijke wil.

Slechts in dit geval zal de revolutionaire massa-actie, wier doel de verovering van het socialisme is, niet lange donkere nachten van verwarring doorstrijden en diepe donkere zeeën van bloed doorwaden moeten, maar haar zuivere, blanke geestdrift, haar orde ook te midden van gewoel, haar grootmoedigheid ook te midden van de felste strijd, zij zullen inluiden de dagende verlossing, de bevrijding van de mens uit de banden van de economische overmacht en de eenheid van de mensheid.