Fetisjisme
(lett. fetisj = een levenloos voorwerp dat vereerd wordt als een god)

De mens grijpt voortdurend in op de natuur: hij brengt goederen, voorwerpen en producten voort (zoals godsdienst, moraal, taal). Hij wil zich onderscheiden van die voortbrengselen (= dialectische verhouding), maar in de loop van de geschiedenis nemen bepaalde producten – in de ogen van de mensen – een onafhankelijk bestaan aan. Dit wordt het meest zo opgevat voor ideeën en abstracties (vb. geld, staat, god). Het marxisme noemt deze fetisjen, nl. ze zijn zoals echte fetisjen door de mensen gemaakt, maar ze worden als levend en werkelijk voorgesteld en heersen over de mensen.

Het fetisjisme is de basis van de meeste burgerlijke ideologieën (de idealistische filosofieën vertrekken zelfs van dergelijke fetisjen als uitgangspunt van de wereld). Het marxisme wil dit fetisjisme bevechten, nl. om de wereld terug te geven aan de mensen (= humanisme). Tussen de mensen en de fetisjen is een scheiding ontstaan (= filosofische vervreemding of aliënatie). Deze moet verdwijnen door de voortschrijdende vernietiging van de fetisjen en door de menselijke recuperatie van de krachten die de fetisjen tegen de mensen keerden (vb. het geld en de staat beheersen de mensen – vervreemding –, de mensen moet het geld en de staat opnieuw beheersen – overschrijding van de vervreemding).

(-> aliënatie, humanisme)

MWBJD 1969