Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Problemen van de socialistische moraal

(College van 24 januari 1964)

Ik zal me vandaag met enkele moeilijke problemen van de socialistische moraal bezighouden. Het essentiële verschil tussen de oude moraal en de socialistische moraal kan met een paar woorden op de volgende wijze uitgedrukt worden. De belangrijkste elementen van de oude moraal waren: deemoed, berusting in het lot, hoop op een hogere gerechtigheid, invoeging van de mens in de maatschappelijke hiërarchie. In de socialistische moraal staan andere begrippen op de voorgrond: solidariteit, weerstand, twijfel aan al het overgeleverde, zelfvertrouwen, vastberadenheid om de omstandigheden te veranderen. Dat zijn natuurlijk, geconfronteerd met de werkelijkheid, grote woorden. Voordat ik met mijn uiteenzettingen begin, zal ik daarom eerst weer een paar vragen voorlezen die intussen door toehoorders ingeleverd zijn.

Ik heb me al in het vorige college met de tegenwerping beziggehouden dat de moraal de taak zou hebben om de natuurlijke driften van de mens te kanaliseren en in te perken. Een toehoorder schrijft dat er nog een biologische drift is waarover ik in het geheel nog niet gesproken heb, namelijk de geldingsdrang, die zich in de volgende uitingsvormen vertoont:

“Streven naar macht, eerzucht, streven naar roem, wedijver, prestatiesport, ijdelheid – Wilhelm Busch zegt: ‘Niets is de mens zo eigen en niets staat hem zo aan als het dragen van ordetekenen en lintjes.’”

Verder schrijft die toehoorder: “Mijn mening dat de drift biologisch te bepalen is, zou ik met de volgende voorbeelden willen motiveren, die stellig niet alleen door andere biologische driften verklaard kunnen worden:
1. Kleine kinderen vechten met elkaar om te zien wie de sterkste is; ze schreeuwen tegen elkaar om te zien wie het hardst kan schreeuwen.
2. Kleine kinderen nemen elkaars speelgoed af, ofschoon zij hetzelfde speelgoed zelf bezitten.
3. De pikorde bij kippen.
4. Machtsstrijd bij dieren die geen natuurlijke vijanden hebben, bijv. olifanten, waar dus de noodzaak dat de sterkste de aanvoerder van de kudde is niet aanwezig is.”

Deze vraag brengt ons op een tweede, die luidt:
“In uw negende college wees u op een verschijnsel dat u bonapartisme noemde. Houdt u dit tijdperk voor slechts eenmaal na iedere revolutie mogelijk of zouden zich dergelijke periodes als nasleep van een bepaalde revolutie meerdere malen kunnen herhalen? Acht u speciaal nog meer stalinistische periodes principieel mogelijk? Zo ja, bestaat de mogelijkheid om deze te verhinderen?”

Verder schrijft een andere toehoorder:
1. “U gebruikt vaak de woorden goed en kwaad of slecht, vooral met betrekking tot de mens. Wat is uw maatstaf, waaraan meet u goed en kwaad?
2. Hoe kan men de volgende verschijnselen in de DDR, die zich op de weg naar het socialisme bevindt, verklaren: is de oorzaak in de bijzondere situatie van de splitsing van Duitsland te zoeken? Zijn het gevolgen van het dogmatisme en van de cultus van persoonsverheerlijking? Zijn het noodzakelijkheden op de weg naar het communisme? Zijn de politici daarvoor verantwoordelijk?
a) reis-, emigratie- en informatiebeperkingen;
b) bestraffing van politieke grappen, vooral wanneer die leden van de regering betreffen;
c) bestraffing van zogenaamd staatsvijandige uitlatingen;
d) discriminatie wegens het niet deelnemen aan de jeugdwijding bij studiemogelijkheden en bevordering;
e) discriminatie wegens het niet deelnemen aan verkiezingen;
f) nadelen voor niet-leden van de arbeiders- en boerenklasse, bijv. bij inschrijving aan een universiteit of hogeschool, bij het verkrijgen van studietoelagen en bij het bezoek van voorbereidend hoger onderwijs.”

Tot slot nog een vraag: de toehoorder meent dat het communisme iets is wat nooit bereikt kan worden, de volledige verwezenlijking van een ideaal absoluut communisme zou een utopie zijn. Maar anderzijds “zou het verwezenlijkt worden, dan was dat het eind van de ontwikkeling. Wanneer alle mensen dezelfde opvattingen over goede en slechte moraal zouden hebben, dan was er geen discussie en geen verdere ontwikkeling. Dat zou tegelijk vervelend zijn en waard om nagestreefd te worden. Het zou tegelijk geluk en ongeluk zijn. Is dat niet een opheffing van de dialectiek? Is de stilstand van de ontwikkeling onafwendbaar? Wat komt er na het communisme?”

Is het communisme een utopie? Wanneer men het als de absolute en definitieve opheffing van alle maatschappelijke tegenstellingen opvat, is het inderdaad een utopie. Het is dan een idee dat wij ons misschien nauwelijks kunnen voorstellen, een fantastische ideale toestand van de menselijke samenleving in een verre toekomst. In deze absoluutheid gedacht, is hij het nooit bereikbare einddoel van de ontwikkeling van de menselijke cultuur. Maar tegelijk is het communisme ook een tijdperk waarvan wij allen het begin beleven. Het zal een lang tijdperk met veel stadia en verschillende formaties zijn. Zoals het achter ons liggende tijdperk van de uitbuitersmaatschappijen verschillende formaties en fasen doorlopen heeft, zal ook het communisme aan voortdurende verandering en ontwikkeling onderhevig zijn. Het kenmerkende karakter van dit tijdperk van het communisme zal bestaan in het opgeheven zijn van de fundamentele tegenstellingen van het uitbuiterstijdperk, namelijk alle tegenstellingen die op de uitbuiting van de mens door de mens berusten. Maar de volmaakt morele maatschappij, die het ideale doel van de ontwikkeling is, zal nooit verwezenlijkt worden. Dat doel zullen we steeds alleen maar naderen, stap voor stap, met grote en met kleine stappen, met grote hartstochtelijke controversen, ook in de toekomst. Iets dergelijks kan men ook van het oercommunisme zeggen. Wetenschappelijk gezien is het een fictie. Het is geen utopie. Maar in absolute zuiverheid heeft het in zekere zin slechts bestaan om zich onmiddellijk te wijzigen en zich in zijn absoluutheid op te heffen. Wilde een opperhoofd naar voren kunnen komen, dan moesten er eerst alleen maar gelijken zijn.

Ik geloof niet dat men deze ontwikkeling uit een “natuurlijke” geldingsdrang kan afleiden. Ik geloof dat de geldingsdrang in de vorm zoals hij in de menselijke maatschappij tot uiting komt, pas ontstaat, wanneer in de maatschappij een hiërarchische structuur ontstaan is. Naarmate zo’n hiërarchische structuur zich gevormd en geconsolideerd heeft, wordt de geldingsdrang zelfs een noodzakelijkheid voor de individuen. Zij trachten meer te schijnen dan zij zijn, omdat zij op de maatschappelijke ladder omhoog willen klimmen. Natuurlijk blijkt dit verband tussen hiërarchische opbouw en geldingsdrang ook in de periode van het bonapartisme en van het stalinisme. Als we deze verschijnselen redelijk willen beoordelen, dan mogen we ze echter niet slechts algemeen en los van de feitelijke historische processen beschouwen. We moeten ons allereerst eens de vraag stellen: wat zijn de karakteristieke trekken van de socialistische ontwikkeling? Het socialisme is een fase van de overgang. Het is eigenlijk geen maatschappelijke formatie. Het is de overgang van het tijdperk van de uitbuitersmaatschappijen naar het communistische tijdperk. Het is een tussenstadium, een proces van onophoudelijke verandering. Daarom ligt aan zijn moraal de solidariteit van de massa’s en van de revolterende mensen ten grondslag, hun activiteit, hun gebrek aan inschikkelijkheid en hun ontevredenheid. Dit zijn allemaal eigenschappen die in een periode van omwenteling aan den dag moeten treden. In deze fase worden in de eerste plaats de economische voorwaarden voor de bevrijding van de mens van de uitbuiting geschapen. Wanneer men bedenkt dat de socialistische revoluties zich om historische redenen, die ik hier verder niet wil nagaan, in achtergebleven landen doorgezet hebben, dan is het duidelijk dat hiertoe een enorme inspanning noodzakelijk is. De mensen moeten hard werken en zullen persoonlijk zeer weinig van deze arbeid profiteren. Er moet vergaard worden voor de toekomst. De uitbuiting van de mens door de mens verandert in een soort zelfuitbuiting voor de toekomst. Voor zeer veel leden van de maatschappij is dit verband natuurlijk niet te doorzien. Zij zien slechts de harde arbeid en de ellende van hun leven. Zij vergelijken hun levensstandaard met de levensstandaard in hoog ontwikkelde geïndustrialiseerde kapitalistische landen. Zij zien niet dat in dit tijdperk alles gedaan moet worden om er zo snel mogelijk doorheen te komen. De socialistische dynamiek zal er steeds naar streven om dit tijdperk te bekorten. Met enorme inspanningen werken wij voor onze toekomst, niet voor het heden. De revolutionairen van dit tijdperk, de prestaties van de staat moeten er steeds op uit zijn om het doel zo snel mogelijk te bereiken. Want zolang de levensstandaard niet in overeenkomst is met de algemene productie, zal het volk ontevreden zijn, omdat het zich in vergelijking met de bevolking van andere industrielanden benadeeld voelt. De leiders van een socialistische staat bevinden zich in een gecompliceerde situatie. Hoe sneller zij naar het doel streven, des te minder kunnen ze aan het volk geven. Hoe minder ze het volk geven, des te meer weerstand zal er tegen hun politiek ontstaan en des te meer moeilijkheden zullen er zijn. Het is een soort vicieuze cirkel. Vertraagt men de ontwikkeling van het socialisme door minder productiegoederen voort te brengen en meer te verbruiken, dan maakt men de mensen tevredener. Wil men echter de ontwikkeling versnellen, dan worden de mensen ontevreden.

Om deze ontevredenheid te overwinnen en een snellere opbouw mogelijk te maken, moet men alles doen om de massa van geestdrift te vervullen. Men moet het proberen met de middelen van de overreding. Het is geen gemakkelijke strijd om de mensen in het socialisme te laten geloven zonder hun materiële belangen onmiddellijk te kunnen bevredigen. De materiële belangen van de enkeling zijn in strijd met de belangen van de totale ontwikkeling. Dat is een van de belangrijkste moeilijkheden van de socialistische opbouw. Was dat maar de enige moeilijkheid, dan was het nog niet zo erg. Er komen nog veel moeilijkheden bij die door de historische ontwikkeling gegeven zijn. Daar was de oorlog tegen Hitler, daar was de overval op de Sovjet-Unie. Er zijn ook sterke krachten in de wereld die de opbouw van het socialisme belemmeren. Ik zal dat hier niet in details uiteenzetten. Ik verzoek u alleen steeds voor ogen te houden wat allemaal met elkaar in strijd is, economisch en politiek, in een land waar het socialisme opgebouwd wordt. Het feit dat alle accumulatie van productiegoederen slechts met de persoonlijke offers van miljoenen mensen gekocht kan worden, leidt er gemakkelijk toe dat een ieder die hiertoe uit gebrek aan overtuiging niet bereid is, als een vijand van de ontwikkeling beschouwd wordt. Zo ontstaat er een vijandigheid tegen iedereen die twijfelt en bezwaren maakt, die niet zonder meer bereid is de politieke principes van de socialistische opbouw te aanvaarden. Wie niet hartstochtelijk aan deze opbouw deelneemt raakt ten slotte in de verdenking een knecht van de ideologie van de tegenstander of zelfs een agent van het westelijke kapitalisme te zijn. Dat zijn natuurlijk allemaal verschijnselen die aan het ware wezen van het socialisme vreemd zijn. Maar het is uiterst moeilijk om aan dit gevaar te ontkomen. Wanneer dan ook nog een man als Stalin aan de top komt te staan, dictator wordt en zichzelf voor absolute wijze en alwetende houdt, wiens woorden steeds als een evangelie verkondigd worden, als er zich een hiërarchie met vele trappen vormt, een grote politieke bureaucratie die een het gehele leven omvattende controle uitoefent, dan is het bijna onvermijdelijk dat baantjesjagers en huichelaars zich in een voordelige positie manoeuvreren, doordat zij, zonder zelf overtuigd te zijn, voortdurend grote woorden gebruiken om bij de hogere instanties in een goed blaadje te staan. Er ontstaat op een nieuwe bijzonder efficiënte wijze een hiërarchisch systeem van buitengewone taaiheid en levenskracht. Het is moeilijk om het te overwinnen, zelfs wanneer het noodzakelijke inzicht ontstaan is en steeds meer mensen begrepen hebben dat men het moet overwinnen. Deze overwinning is zo moeilijk, omdat in zo’n systeem natuurlijk zeer veel mensen niet op grond van werkelijke kwaliteiten in bepaalde posities en functies terecht gekomen zijn, maar juist door dat weerzinwekkende vermogen in zo’n systeem op zo’n plaats te kunnen komen. Toch is het probleem niet in de eerste plaats een probleem van de personen. Vervanging van personen zal ook onvermijdelijk zijn. Maar dat is niet het primaire, maar het secundaire. Wat veranderen moet is de innerlijke verhouding. Wat noodzakelijk is, wat bij het socialisme als bestaansvoorwaarde hoort en wat in de periode van het stalinisme verloren was gegaan, dat is de democratie. Socialisme is zonder democratie niet te verwezenlijken. Wat ik hier zeg, heeft Lenin telkens en telkens weer in alle scherpte en duidelijkheid gezegd. Hij heeft gewaarschuwd voor het verstoren van de democratie en er op gewezen welke verschrikkelijke gevolgen de vernietiging van de democratie bij de opbouw van het socialisme moet hebben. Slechts door democratie kunnen wij de massa van de noodzaak van de strijd voor het socialisme overtuigen en voor deze strijd winnen.

Men kan mensen veel bevelen en voorschrijven, maar men kan hun niet voorschrijven wat zij moeten denken. Het denken van de mens is het enige wat zich werkelijk en volledig aan ieder soort van bevel onttrekt. Op het denken kan men slechts invloed uitoefenen wanneer men zelf bereid is om zijn standpunt te allen tijde aan kritiek bloot te stellen, wanneer men steeds bereid is zakelijk te argumenteren en ook ieder zakelijk argument als zodanig te erkennen. Het grootste geduld tegenover andersdenkenden, zakelijkheid in de politieke argumentatie en de bereidheid ook eigen fouten in te zien en toe te geven, zijn de fundamentele voorwaarden voor alle politieke arbeid in het socialisme; want zonder de vrijwillige bereidheid van de massa kunnen we weinig bereiken. De 20e en de 22e partijdag van de communistische partij in de Sovjet-Unie waren grote beslissende stappen op de weg naar het herstel van de socialistische democratie.

In verband met de problemen van de socialistische moraal rijst de vraag naar de bronnen van de criminaliteit in het tijdperk van het socialisme. Ik zal eerst de gewone criminaliteit in ogenschouw nemen en niet de activiteit van politieke tegenstanders. Omdat er in de periode van de socialistische opbouw nog particulier eigendom bestaat en omdat men naarmate men particulier eigendom kan hebben, ook welstand kan genieten en macht kan uitoefenen, is er ook criminaliteit, d.w.z. de verleiding om zich door diefstal, inbraak, moord en doodslag onrechtmatig in het bezit van materiële goederen te stellen. Deze criminaliteit zal bestaan zolang men voordelen door het bezit van materiële goederen kan genieten. Zij is de onvermijdelijke keerzijde van iedere ongelijkheid in de verdeling van de maatschappelijke rijkdom. In het socialisme geldt het principe: loon naar prestatie. Wie veel presteert zal veel hebben; wie weinig presteert, zal weinig hebben. Zolang dit principe geldt, zullen sommigen veel hebben en anderen weinig. Daarbij is het geenszins altijd de schuld van hen die weinig presteren dat hun bijdrage aan het maatschappelijke product geringer is. De omstandigheden van hun persoonlijke ontwikkeling, waarvoor zij immers, geen verantwoording dragen, waren vaak alleen beslissend voor het feit dat zij geen hogere kwalificaties konden verwerven. Het behoefde nog geen luiheid te zijn. Zelfs wanneer luiheid bij een mens optreedt, zouden we die als een sociaal verschijnsel moeten zien en niet als een individuele eigenschap. Voor sociale verschijnselen moeten we ons medeverantwoordelijk voelen. Zolang het sociale probleem niet opgelost is, zullen er enkelingen zijn die het probleem in zekere zin langs particuliere weg willen oplossen door zich het volkseigendom direct toe te eigenen. En zo lang zal men ook wel iets moeten ondernemen om dat te verhinderen. Er zullen rechtbanken moeten zijn die zich met zulke daden bezighouden.

Ik heb eens in de gevangenis in de nazitijd een bankrover leren kennen. Bankrovers zijn zeer geziene misdadigers. Zij vormen de elite van deze beroepstak en zien met geringschatting en verachting op alle andere takken van het criminele bedrijf neer. Zij genieten in de gevangenissen groot aanzien. De bankrover vertelde mij dat hij altijd alleen maar het schoonste werk gedaan had. Hij had zijn ondernemingen steeds wetenschappelijk voorbereid. Ettelijke duizenden marken had hij moeten investeren voordat hij tot een bankroof kon overgaan. Het was hoogst interessant om te horen wat er zo al voor methodes waren om de situatie in de betrokken bank grondig te verkennen, totdat ten slotte de bankroof iets heel ongevaarlijks was. Hij werkte ook steeds zonder wapen. Bovendien – zo vond hij – werd immers ook niemand persoonlijk benadeeld. De bank is immers tegen zulke zaken verzekerd. Eigenlijk zouden de verzekeringsmaatschappijen de verzekeringspremies ten onrechte innen, als geen bankrovers hun bedrijf uitoefenden. Ten slotte – zo zei hij – arme mensen worden zeker niet benadeeld en de rijken wier geld ik dan wegneem, die hebben het immers ook maar gestolen! Dat was zijn moraal.

Een arme drommel die aan het verhongeren is, voelt zich in zijn recht als hij van de rijke ook zonder diens toestemming neemt wat hij nodig heeft. Deze particuliere oplossing van de sociale conflicten door middel van diefstal is natuurlijk een verkeerde theorie. Zo zullen we ons doel van gerechtigheid voor allen nooit bereiken. Roof en diefstal moeten daarom ook in het socialisme verhinderd worden, ook door gerechtelijke straffen. Maar naar mijn mening zou in een socialistisch land de doodstraf niet mogen bestaan. Ik ben een absoluut en beslist tegenstander van de doodstraf. De doodstraf is een zeer kwalijke zaak. Ik geloof dat men er over enkele eeuwen nauwelijks begrip voor zal hebben dat nog in het midden van de 20e eeuw progressieve landen die straf kenden. Zij zal als een barbaarsheid gevoeld worden, die evenveel afschuw zal wekken als de voorstelling van menseneterij tegenwoordig. De noodzakelijkheid van de doodstraf wordt gewoonlijk door de voorstanders met de verschrikkelijkste moorden gemotiveerd, met de moorden op onschuldige kinderen. De verontwaardiging over zulke wandaden moet atavistische neigingen in ons wakker roepen. Maar ik geloof dat het wijzen op deze misdaden maar een voorwendsel is. Uiteindelijk wordt de doodstraf slechts geëist om politieke tegenstanders uit de weg te kunnen ruimen. In oude tijden was het zelfs het recht van vorsten en koningen de afvalligen, die tegen hun staat en macht in opstand gekomen waren, zelf met het zwaard te vonnissen. Eigenlijk is deze toestand nog overal aanwezig waar de doodstraf bestaat. Ik zelf was ter dood veroordeeld, maar ik ben er aan ontsnapt. Ik heb echter meegemaakt dat mijn beste vrienden terechtgesteld werden. Deze belevenis heeft van mij een besliste tegenstander van de doodstraf gemaakt. Ik kan deze straf ook niet goedkeuren als men mij voorhoudt dat er toch vreselijke oorlogsmisdadigers zijn, ontzettende barbaren in menselijk gedaante, zoals bijv. de bewakers in de concentratiekampen en gevangenissen, die gevangenen vermoord en gefolterd hebben. Een moderne staat mag zijn handen niet met bloed bezoedelen, alleen omdat anderen het gedaan hebben.

Wij moeten ongetwijfeld de maatschappij tegen bepaalde mensen beschermen. Wanneer men weet dat iemand tot een moord in staat is en dat al door een daad bewezen heeft, dan moet men de maatschappij tegen zo iemand beschermen. Hij moet afgezonderd worden. Maar ook moet getracht worden hem tot inzicht te brengen en op te voeden. Ook andere misdadigers – vaak zijn het ernstige psychopaten, geen normale mensen – moet men in de eerste plaats als verongelukten van onze tijd beschouwen. Men moet de maatschappij wel tegen hen beschermen, maar hen ook trachten te helpen. Het principe van vergelding door straf, door vrijheidsberoving en vernedering is onmenselijk. Het komt voort uit een primitieve atavistische denkwijze. De moderne maatschappij zal misdaden niet trachten te vergelden. Zij zal trachten de gevolgen van misdadige handelingen weg te nemen en de daders, die als hun slachtoffers eigenlijk zelf ook slachtoffers van de maatschappelijke tegenstellingen werden, in de samenleving terug te brengen en hun het leven in de maatschappij weer mogelijk te maken. Zoals de straf tegenwoordig nog uitgevoerd wordt, is in het algemeen de gevangenis een hogeschool voor criminaliteit. Veel mensen worden daar bedorven in plaats van opgevoed. Ik geloof dat onze juristen dat heel goed weten. In onze staat zijn veel pogingen gedaan en zullen verder gedaan worden om deze toestand te veranderen en de strafvoltrekking in heropvoeding te veranderen.

Socialistische moraal is nodig omdat bij de opbouw van het socialisme steeds een voortdurende tegenstelling tot oude voorstellingen en instellingen, die uit het verleden voortkomen, zal blijven bestaan. We zullen het moeilijk hebben om de socialistische moraal ingang te doen vinden, omdat zij vereist dat haar verkondigers en aanhangers in de strijd voor de opbouw en de verwezenlijking van het socialisme werkelijke voorbeelden moeten zijn. Zij moeten de kracht hebben om steeds meer mensen voor de socialistische hervorming in geestdrift te brengen en te winnen. Wat ons daarbij echter in de hele ontwikkeling tot dusver het meest belemmerd heeft, dat zijn de aan het socialisme zo vijandige tendensen van de ontbinding van de democratie, zoals die in de periode van de persoonsverheerlijking aan den dag getreden zijn. De mens werd tot huichelarij en onwaarachtigheid opgevoed. Voortdurend werden van hem politieke belijdenissen verlangd zonder dat die uit het hart kwamen. Dat alles moeten we geheel overwinnen. Wij moeten het kwaad openlijk bij de naam noemen. Wij moeten het socialisme belijden juist door tegen deze verschijnselen van politieke huichelarij zo scherp mogelijk op te treden.

Er voltrekt zich tegenwoordig in de wereld een proces van transformatie, van intensieve ontwikkeling. Dat is in veel landen van het socialisme duidelijk te zien. In de Sovjet-Unie was er grote interne strijd over veel problemen en die is er nog. Het begon met de 20e partijdag van de communistische partij en het werd voortgezet met de 22e partijdag. De uitingen van het stalinisme werden geanalyseerd en gebrandmerkt. Over veel problemen heeft men zonder iemand te ontzien openlijk gediscussieerd. Er verscheen uitgebreide literatuur over de verschrikkingen van de alleenheerschappij van het stalinisme. Ik ben er van overtuigd dat ook de discussies die thans tussen de Chinezen en de Russen plaats vinden en waar veel communistische partijen in de wereld aan deelnemen, ons tonen dat wij deze eerste fase van de postrevolutionaire periode gaan beëindigen. De problemen van de socialistische opbouw zullen nu inderdaad opgelost worden. In de Sovjet-Unie is op economisch en technisch gebied reeds enorm veel gepresteerd. Men moet daarbij bedenken welke schade dit land door de oorlog geleden heeft. Maar er is natuurlijk nog veel te doen op politiek gebied. De materiële en politieke verzekering en bevestiging van de socialistische revolutie was het centrale probleem van de periode van 1917 tot 1950-1955. Deze periode is afgesloten. De socialistische revolutie heeft zich geconsolideerd en gestabiliseerd. In economisch opzicht heeft zij sterk doorgewerkt. Nu bestaat de mogelijkheid om al de misverstanden op te ruimen die in de loop van de eerste periode ontstaan zijn. Zij is de nieuwe weg al ingeslagen, de weg van het democratische socialisme.