Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Voorwoord bij de Duitse uitgave (1930)

Terwijl dit boek ter perse gaat in de Duitse taal is het volledige denkende deel van de arbeidersklasse en in zekere zin de gehele ‘beschaafde’ wereld met buitengewone aandacht de economische wending en de naweeën ervan aan het volgen die nu plaats vinden in het grootste deel van het voormalige tsarenrijk. De meeste aandacht in dit verband is ontstaan bij het probleem van de collectivisatie van het boerenbezit. Niet geheel verrassend; op dit gebied krijgt deze breuk met het verleden een buitengewoon meeslepend karakter. Maar een juiste evaluatie van de collectivisatie is niet voor te stellen zonder een algemeen beeld van de socialistische revolutie. Ook hier, op een hoger niveau, raken we er wederom van overtuigd dat op het gebied van de marxistische theorie niets zo verduidelijkend werkt als de praktijk. De allerkleinste en naar het lijkt, meest ‘abstracte’ verschillen van mening, worden, als ze niet goed worden doordacht, in een later stadium onvermijdelijk in de praktijk gebracht. En de praktijk laat geen enkele theoretische fout onbestraft.

Het collectiviseren van het boerenbezit is natuurlijk een zeer noodzakelijk en fundamenteel onderdeel van de socialistische verandering van de samenleving. Maar de omvang en het tempo van de collectivisatie worden niet alleen bepaald door de wil van de regering, maar uiteindelijk door de economische factoren, het economische niveau van het land, de onderlinge verhouding tussen de industrie en de landbouw en daarmee ook het technische niveau van de landbouw.

De industrialisatie is de drijvende kracht van de moderne cultuur en alleen al hierom de enig voorstelbare basis van het socialisme. In de omstandigheden van de Sovjet-Unie betekent industrialisatie in de eerste plaats het versterken van de basis van de arbeidersklasse als heersende klasse. Tegelijkertijd schept het de technische en materiële voorwaarden voor de collectivisatie van de landbouw. Het ontwikkelingstempo van beide processen is onderling van elkaar afhankelijk. De arbeidersklasse heeft belang bij een zo’n hoog mogelijk tempo van beide processen, in die mate dat de nieuw te scheppen maatschappij het beste wordt verdedigd tegen buitenlandse dreiging en er tegelijkertijd een bron ontstaat voor de systematische verbetering van de materiële omstandigheden van het ploeterende volk.

Het te bereiken tempo wordt evenwel begrensd door de algemene staat van het materiële en culturele niveau van het land, door de verhoudingen tussen stad en land en door de grootste behoeftes van de bevolking, die in staat zijn om vandaag op te offeren, omdat morgen alles beter wordt, maar alleen tot een bepaald niveau. Het optimale tempo, feitelijk het beste en meest oplevende, is die, welke niet alleen de snelste groei van de industrie en collectivisatie op een gegeven moment genereert, maar er ook in slaagt het sociale regime van de noodzakelijke stabiliteit te voorzien, in de eerste plaats een versterking van de band tussen de arbeiders en de boeren, zo de basis leggend voor dan mogelijke toekomstige successen.

Met dit uitgangspunt is het dus van doorslaggevend belang vanuit welk historisch criterium de staat en de partij leiding geven aan de planning van de economische ontwikkeling. Hierin zijn twee stromingen te onderscheiden: (a) de bovengenoemde koers ter economische versterking van de heerschappij van de arbeiders in een land, tot nieuwe overwinningen in de proletarische wereldrevolutie (het uitgangspunt van de Russische Linkse Oppositie) en (b) het opbouwen van een geïsoleerde nationale socialistische samenleving en ook nog zo snel mogelijk (de huidige partijlijn).

Dit zijn twee verschillende en uiteindelijk haaks tegenover elkaar staande opvattingen over socialisme. Hieruit vloeien ook de verschillen in richting, strategie en tactiek.

Vanwege de beperkingen van dit voorwoord kunnen we niet uitgebreid ingaan op de kwestie van het opbouwen van het socialisme in één land. We hebben hier al heel wat geschriften aan gewijd, met name de “Kritiek op het Ontwerpprogramma van de Komintern”. We zullen ons hier tot de onderliggende hoofdzaken beperken. Laten we eerst in herinnering roepen dat de theorie voor het eerst werd uitgesproken door Stalin in de herfst van 1924, volledig in tegenstelling met niet alleen de tradities van het marxisme en de school van Lenin, maar ook met wat hij in het voorjaar van datzelfde jaar op papier had gezet. Uit principieel oogpunt is het vertrek van de stalinistische ‘school’ uit die van het marxisme over de kwesties van socialistische opbouw niet minder belangrijk en drastisch als bijvoorbeeld die van de breuk van de Duitse sociaaldemocraten met het marxisme over zaken als oorlog en patriottisme in 1914, precies tien jaar voor de stalinistische ommezwaai. Deze vergelijking is niet toevallig. De ‘fout’ van Stalin, net als de ‘fout’ van de Duitse sociaaldemocratie is nationaal socialisme.

Het marxisme neemt de wereldeconomie als uitgangspunt, niet als een optelsom van alle nationale delen maar als een machtige en onafhankelijke realiteit die is ontstaan uit de internationale arbeidsverdeling en de wereldmarkt en die zich in ons tijdperk als heer en meester gedraagt op de binnenlandse markten. De productiekrachten van de kapitalistische samenleving hebben al lang haar nationale grenzen overgroeid. De imperialistische oorlog van 1914-1918 was daar mede een bewijs van. Op technisch productieniveau zou een socialistische samenleving op een hoger niveau moeten staan dan het kapitalisme. Te pogen een nationaal geïsoleerde socialistische samenleving op te bouwen betekent, ondanks alle voorbij komende successen, een tegenwerking van de productiekracht, zelfs vergeleken met het kapitalisme. Om te proberen, nog los van de geografische, culturele en historische omstandigheden van de ontwikkeling van het land, deel uitmakend van de wereldeenheid, een afgesloten proportionele afspiegeling te maken van alle takken van de economie binnen een nationaal raamwerk, betekent het najagen van een reactionair Utopia. Dat de herauten en supporters van deze theorie desalniettemin toch deelnemen aan internationale revolutionaire strijd (met welk succes is een vraagstuk van geheel andere orde) komt omdat ze, als hopeloze eclectici, het abstracte internationalisme mechanisch combineren met reactionair utopisch nationaal socialisme. En de kroon op dit samenraapsel is het programma van de Komintern dat op het Zesde Congres werd aangenomen.

Om zeer duidelijk een der belangrijkste theoretische fouten die ten grondslag liggen aan het nationale socialistische concept bloot te leggen, hoeven we slechts te citeren uit een recent gepubliceerde toespraak van Stalin, gewijd aan de interne problemen van het Amerikaans communisme.[1] “Het zou fout zijn”, zo stelt Stalin, argumenterend tegen een der Amerikaanse fracties, “om de specifieke bijzonderheden van het Amerikaanse kapitalisme buiten beschouwing te laten. De Communistische Partij moet daar in haar werk rekening mee houden. Maar een grotere fout zou zijn als alle activiteit van de Communistische Partij op deze specifieke aspecten zou worden gericht. Omdat de basis van het werk van alle Communistische Partijen, inclusief de Amerikaanse Communistische Partij, is gegrondvest op de algemene kenmerken van het kapitalisme, die voor alle landen hetzelfde zijn en niet de specifieke kenmerken van welk bepaald land dan ook. Juist daarop rust het internationalisme van de Communistische Partijen. De specifieke kenmerken zijn slechts aanvullend op de algemene kenmerken.” (Bolsjewiek nr.1; 1930, p.8).

Deze zinnen laten wat duidelijkheid betreft niets te wensen over. Onder de dekmantel van een economische rechtvaardiging van het internationalisme, schotelt Stalin ons in werkelijkheid een rechtvaardiging van het nationale socialisme voor. Het is een verkeerde voorstelling van zaken te stellen dat de wereldeconomie simpelweg de som is van alle nationale delen, die allemaal van hetzelfde type zijn. Het is onjuist te stellen dat specifieke kenmerken ‘slechts aanvullend zijn op de algemene kenmerken’, zoals wratten op een gezicht. In werkelijkheid vormen de nationale bijzonderheden een originele combinatie van de algemene kenmerken van het wereldproces. Die originaliteit kan van doorslaggevend belang zijn voor de revolutionaire strategie voor een zeer lange periode. Laat het voldoende zijn ons te herinneren dat de arbeidersklasse van een onderontwikkeld land aan de macht is gekomen, vele jaren eerder dan de arbeidersklasse in de ontwikkelde landen. De geschiedenis toont aan dat, ondanks de beweringen van Stalin, het absoluut verkeerd is om de activiteit van de Communistische Partijen te baseren op zekere ‘algemene kenmerken’, oftewel op een abstract type van het nationale kapitalisme. En het deugt al helemaal niet te stellen dat ‘hierop het internationalisme van de Communistische Partijen rust’. In werkelijkheid rust deze op de beperkingen van de nationale staat, die een rem is geworden op de ontwikkeling van de productiekrachten. Het nationale kapitalisme kan niet worden begrepen, laat staan worden gereconstrueerd, behalve als onderdeel van de wereldeconomie.

De economische bijzonderheden van de verschillende landen zijn helemaal niet van ondergeschikt belang. Het is voldoende om bijvoorbeeld Engeland en India, of de Verenigde Staten en Brazilië, met elkaar te vergelijken. De bijzondere kenmerken van een nationale economie, hoe groot de verschillen ook zijn, vormen allemaal een onderdeel van een hogere realiteit, die wereldeconomie wordt genoemd. En daarop rust uiteindelijk het internationalisme van de communistische partijen.

Stalins beschrijving van nationale bijzonderheden als eenvoudige aanvulling op de algemene kenmerken toont, niet geheel toevallig, zijn begrip (of beter onbegrip), in schreeuwend contrast met de wet van ongelijke ontwikkeling van het kapitalisme. Zoals bekend wordt deze wet door Stalin als de meest belangrijke, fundamentele en universele van alle wetten gepropageerd. Met behulp van de wet van ongelijke ontwikkeling, die hij heeft omgevormd tot een lege abstractie, probeert hij alle vraagstukken van het bestaan op te lossen. Het meest verbazingwekkende is eigenlijk dat hij niet ziet dat de nationale bijzonderheden niets anders zijn dan het algemene product van de ongelijkheid in historische ontwikkeling, haar uiteindelijke resultaat simpel gezegd. Het enige wat we nodig hebben is een juist begrip van die ongelijkheid, haar in haar volle omvang te beschouwen en ook daarin het prekapitalistische verleden mee te nemen. Een snellere of langzame ontwikkeling van de productiekrachten; de uitgerekte, soms daartegenover, samentrekkende karakter van hele historische tijdperken – bijvoorbeeld, de middeleeuwen, het gildesysteem, het verlichte absolutisme, parlementarisme, de ongelijke ontwikkeling van verschillende takken in de economie, verschillende klassen, rangen en standen, verschillende sociale instellingen, verschillen in cultuur – dit alles ligt ten grondslag aan die nationale ‘bijzonderheden’. De bijzonderheid van een nationaal sociaal type is de kristallisatievorm van de ongelijkheid van haar ontwikkeling.

De Oktoberrevolutie is het meest monumentale bewijs van de ongelijkheid in het historisch proces. De theorie van de permanente revolutie voorspelde de Oktoberrevolutie, het bewijs dat deze theorie was gebaseerd op de wet van ongelijke ontwikkeling. Niet in abstracte vorm, maar in de materiële kristallisatie van Ruslands sociale en politieke bijzonderheden.

Stalin heeft de wet van ongelijke ontwikkeling erbij gesleept, niet om de machtsovername van de arbeidersklasse in een achterlijk land te voorzien, maar om, na het voldongen feit, in 1924, de arbeidersklasse op te zadelen met de taak een nationale socialistische staat op te bouwen. Maar juist op dat terrein kun je de wet van ongelijke ontwikkeling niet toepassen, want zij kan de wetten van de wereldeconomie noch uitschakelen, noch vervangen. Integendeel, zij is aan deze ondergeschikt.

Door een fetisj van de wet van ongelijke ontwikkeling te maken, verklaart Stalin deze toereikend als basis voor een nationaal socialisme. Niet als een algemeen type voor alle landen, maar bijzonder, messiaans, puur Russisch. Volgens Stalin is het alleen in Rusland mogelijk om een zelfvoorzienende socialistische staat op te bouwen. Alleen al hierdoor verheft hij Ruslands nationale bijzonderheden niet alleen boven de ‘algemene kenmerken’ van ieder kapitalistisch land, maar ook boven de wereldeconomie als geheel. Precies daar begint de fatale misrekening van Stalins hele voorstelling van zaken: de bijzonderheid van de Sovjet-Unie is zo vol potentie dat dit het mogelijk maakt om het socialisme binnen de eigen grenzen op te bouwen, ongeacht wat er met de rest van de wereldbevolking gebeurt. Wat er in andere landen gebeurt, die niet van het messiaanse stempel zijn voorzien, hun bijzonderheden, zijn slechts ‘aanvullend’ op de algemene kenmerken, een wrat in het gezicht. ‘Het zou een fout zijn om de activiteiten op die bijzonderheden te richten’, leert Stalin ons. En dat is de moraal voor de Amerikaanse en dus ook de Engelse, Zuid-Afrikaanse en Servische CP, maar – niet voor de Russische, wiens activiteiten niet gebaseerd zijn op de ‘algemene kenmerken’ maar juist op de ‘specifieke’. Daaruit komt de ronduit tweeslachtige strategie van de Komintern voort. Terwijl de Sovjet-Unie de ‘klassen liquideert’ en het socialisme opbouwt, moet de arbeidersklasse van alle andere landen, de nationale omstandigheden volledig buiten beschouwing latend, verplicht aan de hand van de kalender (5 augustus, 6 maart, enz.) gecoördineerde activiteit ontplooien. Messiaans nationalisme wordt aangevuld met abstract bureaucratisch internationalisme. Dit dualisme zit in het hele programma van de Komintern verweven en ontdoet het van enig wezenlijk belang.

Als we bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en India als twee tegenpolen van het kapitalistische type beschouwen, zijn we gedwongen om toe te geven dat het internationalisme van de Britse en Indiase arbeiders niet voortkomt uit hun overeenkomst in identiteit of leefomstandigheden, maar op hun onzichtbare onderlinge afhankelijkheid. Een succes voor de bevrijdingsbeweging in India vooronderstelt een revolutionaire beweging in Groot-Brittannië en andersom. Het is noch in Engeland, noch in India, mogelijk een onafhankelijke socialistische staat op te bouwen. Beiden zullen moeten binnentreden als delen van een groter geheel. Hierop en alleen hierop rust de het rotsvaste fundament van marxistisch internationalisme.

De Pravda van 8 maart 1930 legde Stalins onfortuinlijke theorie nog eens uit, nu in de zin dat het ‘socialisme als een sociaaleconomische formatie’, oftewel een vastgesteld systeem van productieverhoudingen, volledig kan worden gerealiseerd op ‘het nationale grondgebied van de Sovjet-Unie’. Iets heel anders is ‘de uiteindelijke overwinning van het socialisme’ in de zin van een garantie tegen een interventie van de kapitalistische omcirkeling – want de uiteindelijke overwinning van het socialisme ‘vereist feitelijk de overwinning van de arbeidersrevolutie in een aantal ontwikkelde landen’. Wat een trieste achteruitgang in het theoretisch denken heeft er niet plaatsgevonden, dat dit soort rammelende leerstellingen met een geur van geleerdheid worden afgedrukt in het centrale orgaan van de partij van Lenin! Laten we voor een ogenblik aannemen dat het mogelijk zou zijn het socialisme als afgerond systeem te realiseren binnen de afgeschermde grenzen van de Sovjet-Unie. Dan zou dat de ‘uiteindelijke overwinning’ moeten betekenen, want hoe zou er dan nog sprake kunnen zijn van een mogelijke interventie? De socialistische orde veronderstelt hoge niveaus van techniek en cultuur en de solidariteit van de bevolking. Wanneer de Sovjet-Unie slaagt in de volledige opbouw van het socialisme, zal zij, naar wij aannemen bestaan uit een bevolking van 200 of 250 miljoen mensen. Over wat voor interventie hebben we het dan? Welk kapitalistisch land, of coalitie van kapitalistische landen zou erover durven denken om onder zulke omstandigheden te interveniëren? De enig denkbare interventie zou die van de kant van de Sovjet-Unie zijn. Maar zou die nodig zijn? Nauwelijks. Het voorbeeld van een onderontwikkeld land dat in de loop van een aantal vijfjarenplannen in staat is om geheel op eigen kracht een machtige socialistische samenleving op te bouwen zou de nekslag zijn voor het wereldwijde kapitalisme en zou de kosten van de wereldwijde arbeidersrevolutie tot een minimum, zo niet nul, reduceren. Om die reden leidt Stalins gehele ontwerp feitelijk tot de afschaffing van de Komintern. En inderdaad, wat zou nog haar historisch belang zijn, als het lot van het socialisme wordt bepaald door de allerhoogste autoriteit, de staatsplanningscommissie van de Sovjet-Unie? In zo’n geval wordt de rol van de Komintern, samen met de beruchte “Vrienden van de Sovjet-Unie”, het verdedigen van de opbouw van het socialisme tegen interventie; feitelijk dus de rol van grenswachter.

Het artikel poogt de juistheid van het ontwerp van Stalin met behulp van de nieuwste en meest verse economische gegevens aan te tonen. “Juist nu,” stelt de Pravda, “nu de productieverhoudingen van het socialistische type steeds dieper wortel schieten, zowel in de industrie als in de agricultuur door de groei van de staatsboerderijen, door de enorme kwantitatieve en kwalitatieve groei van de collectieve boerenbeweging en de liquidatie van de koelak als klasse op basis van volledige collectivisatie, is dat het beste bewijs van het jammerlijke failliet van de trotskistische-zinovjevistische theorie van nederlaag, die feitelijk neerkomt op een mensjewistische ontkenning van de legitimiteit van de Oktoberrevolutie (Stalin),” aldus de Pravda van 8 maart 1930.

Dit zijn werkelijk opmerkelijke zinnen, niet alleen vanwege hun welbespraakte toon, die een verwarring in het denken verhult. Samen met Stalin beschuldigt de schrijver van het artikel in de Pravda het trotskistische ontwerp van het ‘ontkennen van de legitimiteit van de Oktoberrevolutie’. Maar het was juist dit ontwerp, de theorie van de permanente revolutie, waarin de schrijver van dit werk de onvermijdelijkheid voorspelde van de Oktoberrevolutie, dertien jaar voordat zij plaatsvond. En Stalin? Zelfs na de Februarirevolutie, zo’n zes tot zeven maanden voor de Oktoberrevolutie, kwam hij nog naar buiten als een gewone revolutionaire democraat. De noodzaak voor Stalin om stilletjes en voorzichtig van een democratische naar een socialistische positie te veranderen, ontstond pas toen Lenin in Petrograd arriveerde op 3 april 1917 en meedogenloos het gevecht opende tegen de toegeeflijke ‘oude bolsjewieken’ en hen keer op keer op de hak nam. Deze innerlijke ‘overgang’ van Stalin, die hij trouwens nooit voltooide, vond hoe dan ook niet eerder plaats dan 12 jaar nadat ik de ‘legitimiteit’ van de machtsovername door de arbeiders in Rusland voor die van de arbeidersklasse van het Westen had aangetoond.

Maar tijdens het uitwerken van mijn theoretische prognose van de Oktoberrevolutie heb ik nooit geloofd dat de Russische arbeidersklasse door de staatsmacht over te nemen, het voormalige tsarenrijk zou kunnen onttrekken aan de loop van de wereldeconomie. Wij marxisten kennen de rol en het doel van de staatsmacht. Bij lange na is het niet alleen een passieve weerspiegeling van de economische processen, zoals de sociaaldemocratische bedienden van de burgerlijke staat haar behandelen. Macht kan van enorm belang zijn, zowel reactionair als progressief, afhankelijk van welke klasse de macht in handen heeft. Desalniettemin is de staatsmacht een instrument van de overkoepelende machtsstructuur. De overgang van de macht van het tsarisme en de bourgeoisie in handen van de arbeidersklasse zet noch de processen, noch de wetten van de wereldeconomie buiten spel. Natuurlijk raakten na de Oktoberrevolutie de economische banden tussen de Sovjet-Unie en de wereldmarkt verzwakt. Maar het zou een gruwelijke fout zijn om een tijdelijke fase in het dialectische proces tot algemeenheid te verheffen. De internationale arbeidsverdeling en het supranationale karakter van de moderne productiekrachten behouden niet alleen hun invloed op de Sovjet-Unie, maar die invloed zal nog drie tot tien keer groter worden, naar mate en in verhouding tot de economische ontwikkeling van de Sovjets.

Elk onderontwikkeld land dat met het kapitalisme is geïntegreerd, is door diverse fases van kleinere en grotere afhankelijkheid van andere kapitalistische landen gegaan. Maar de algemene trend van kapitalistische ontwikkeling gaat in de richting van steeds sterkere wereldwijde verbanden en wordt uitgedrukt in een toenemend volume van de wereldhandel, inclusief natuurlijk de export van kapitaal. De Britse afhankelijkheid van India is natuurlijk van een kwalitatief verschillend karakter als de Indische afhankelijkheid van Groot-Brittannië. Maar deze afhankelijkheid wordt uiteindelijk bepaald door het verschil in de respectievelijke niveaus van ontwikkeling van de productiekrachten en zeker niet in haar mate van economische zelfvoorzienendheid. India is een kolonie, Groot-Brittannië een metropolis. Maar als Groot-Brittannië vandaag te maken zou krijgen met een economische blokkade zou zij eerder ten onder gaan als India onder een vergelijkbare blokkade. En dat is tevens een overtuigend voorbeeld van de realiteit van de wereldeconomie.

Kapitalistische ontwikkeling – niet in de abstracte formules van Deel 2 van Het Kapitaal, welke als beschrijving en analyse van haar ontwikkeling niets aan belang heeft ingeboet, maar als historische realiteit – vond plaats en kon alleen maar gebeuren door een systematische vergroting van haar basis. In het proces van haar ontwikkeling richt ieder nationaal kapitalisme, als gevolg van het gevecht met haar innerlijke tegenstrijdigheden, zich tot de reserves van de ‘buitenlandse markt’, oftewel de overschotten van de wereldeconomie. De oncontroleerbare uitbreiding die voortkomt uit de permanente interne crisis van het kapitalisme vormt een progressieve kracht totdat zij omslaat in een kracht die fataal is voor het kapitalisme.

Naast en bovenop de innerlijke tegenstellingen van het kapitalisme, erfde de Oktoberrevolutie ook nog de tegenstellingen van het oude Rusland, tussen het kapitalisme als geheel en de prekapitalistische vormen van productie en die waren niet minder zwaarwegend. Deze tegenstellingen hebben, nog steeds, een materieel karakter, ze worden namelijk belichaamd door de materiële verhouding tussen stad en platteland en zijn verankerd in de specifieke verhouding en wanverhouding tussen de diverse takken van industrie en de nationale economie als geheel, etc. Een aantal van deze tegenstellingen zitten direct geworteld in de geografische en demografische omstandigheden. Ze worden in stand gehouden door een overschot of juist een gebrek van een of andere natuurlijke bron, de uit het verleden ontstane verspreiding van de bevolking, enzovoort. De kracht van de Sovjeteconomie ligt in de nationalisatie van de productiemiddelen en haar planmatige inzet. De zwakte van de Sovjeteconomie, bovenop haar achtergebleven karakter als erfenis uit het verleden, ligt in haar na-revolutionaire isolement. In haar onmogelijkheid dus om toegang te krijgen tot de bronnen van de wereldeconomie, niet alleen op een socialistische, maar zelfs op een kapitalistische basis, oftewel de normale internationale kredieten en ‘financieringen’ in het algemeen. En die spelen vaak een doorslaggevende rol voor onderontwikkelde landen. In de tussentijd verdwijnen de tegenstellingen tussen het kapitalistische en voorkapitalistische verleden van de Sovjet-Unie niet vanzelf, maar nemen integendeel juist toe vanwege de opleving na jaren van achteruitgang en vernietiging; zij herleven en worden versterkt met de groei van de Sovjeteconomie en om ze op te lossen of in ieder geval in toom te houden, vereisen ze bij iedere stap die wordt gemaakt, dat we toegang weten te krijgen tot de bronnen van de wereldmarkt.

Om te kunnen begrijpen wat er nu gebeurt in het uitgestrekte territorium dat door de Oktoberrevolutie tot nieuw leven is gewekt, is het noodzakelijk te beseffen dat bovenop de oude tegenstellingen, die heropleven door de jongste economische successen, er een nieuwe en krachtige tegenstelling bij is gekomen door het geconcentreerde karakter van de Sovjetindustrie, die de mogelijkheid tot een ongekend tempo van ontwikkeling heeft geopend, en het isolement van de Sovjet-Unie, die de mogelijkheid van een normaal gebruik van de bronnen van de wereldeconomie uitsluit. Deze nieuwe tegenstelling die bovenop de oude drukt, leidt ertoe dat er naast de enorme successen ook zeer pijnlijke problemen zijn ontstaan. Deze vinden hun directe en onheilspellende uitdrukking in het feit dat de omstandigheden van de gewone bevolking niet in hetzelfde tempo meegroeien met de algemene groei van de economie, maar vandaag juist verslechteren als gevolg van de voedselschaarste. En deze wordt dagelijks gevoeld door iedere arbeider en boer. De scherpe crisissen in de Sovjeteconomie doen ons herinneren dat de productiekrachten die onder het kapitalisme zijn ontwikkeld niet aan de nationale markt zijn aangepast en socialistisch gecoördineerd kunnen worden, maar alleen op internationale schaal kunnen worden geharmoniseerd. Of, om het anders te zeggen, de crisissen van de Sovjeteconomie zijn niet alleen groeistuipen, een kinderziekte, maar iets veel belangrijkers: namelijk de harde kanten van de wereldmarkt, precies degene waaraan we, in de woorden van Lenin; “ondergeschikt aan zijn, mee verstrengeld zijn en niet aan kunnen ontsnappen.” (Toespraak op het 11e partijcongres, 27 maart 1922).

Uit het bovenstaande volgt uiteraard in het geheel niet de ontkenning van de historische ‘legitimiteit’ van de Oktoberrevolutie, een gevolgtrekking die riekt naar schandelijke bekrompenheid. De overname van de macht door de internationale arbeidersklasse kan geen enkelvoudige gelijktijdige daad zijn. De politieke bovenbouw – en een revolutie is daar een onderdeel van – heeft zijn eigen dialectiek, die heerszuchtig ingrijpt in het proces van de wereldeconomie, maar haar onderliggende wetten niet afschaft. De Oktoberrevolutie is ‘legitiem’ als eerste stap in de wereldrevolutie en strekt zich onvermijdelijk over decennia uit. De interval tussen de eerste en de tweede stap blijkt veel langer te duren als we aanvankelijk hoopten, maar is desalniettemin een tussenpauze. Dit is niet veranderd in een zelfvoorzienend tijdperk van de opbouw van een nationale socialistische samenleving.

Uit de twee verschillende opvattingen over de revolutie vloeien ook twee richtlijnen voort over de (Sovjet) economische vraagstukken. De eerste vlugge economische successen, welke door Stalin in het geheel niet werden verwacht, inspireerden hem om in de herfst van 1924 naar buiten te treden met de theorie van het socialisme in één land, als hoogtepunt van het praktische vooruitzicht van een geïsoleerde nationale economie. Precies in die periode presenteerde Boecharin zijn fameuze formule dat we door het monopolie op buitenlandse handel en ons beschermend tegen wereldeconomie, in staat zouden zijn het socialisme op te bouwen, al was het met een ‘slakkengang’. Deze formule werd gedeeld door het blok van de centristen (Stalin) en de rechtsen (Boecharin). Toen al bleef Stalin er keer op keer op hameren dat het tempo van onze industrialisatie onze eigen zaak was, en geen enkele relatie had met de wereldeconomie. Deze nationale zelfgenoegzaamheid was geen lang leven beschoren, want zij was een weerspiegeling van onze prille kortstondige economische heropleving, die logischerwijs onze afhankelijkheid van de wereldmarkt juist vergrootte. De eerste schokken van deze internationale afhankelijkheid alarmeerden onze nationale socialisten omdat ze onverwacht waren. In de fasen daarna raakten ze in paniek. We moeten economische ‘onafhankelijkheid’ bereiken en wel zo snel mogelijk, met behulp van een super tempo in industrialisatie en collectivisering! Dat is de verandering die de afgelopen twee jaar heeft plaatsgevonden in het economische beleid van het nationale socialisme. De slakkengang en de krenterigheid werden vervangen door avonturisme. De theoretische basis hieronder is dezelfde gebleven; de nationaal socialistische opvatting.

De belangrijkste problemen, zoals we hierboven hebben aangetoond, komen voort uit de objectieve situatie, voornamelijk uit het isolement van de Sovjet-Unie. We zullen hier niet stilstaan bij de overweging in hoeverre deze objectieve situatie zelf het product is van de subjectieve blunders van de leiding (fout beleid in Duitsland in 1923, in Bulgarije en Estland in 1924, in Engeland en Polen in 1926, in China in 1925-27, de huidige foute strategie van de ‘Derde Periode’, enz., enz.). Maar de grootste schokken in de Sovjet-Unie ontstaan uit het feit dat de zittende leiding probeert van de nood een deugd te maken en uit het politieke isolement van de arbeidersstaat een programma schept van een economisch geïsoleerde socialistische samenleving. Dit heeft geleid tot een poging tot volledige socialistische collectivisatie van al het boerenbezit op basis van een prekapitalistische boedel – een uiterst gevaarlijk avontuur dat de hele mogelijkheid van samenwerking tussen de arbeidersklasse en de boeren ondermijnt.

Verrassend genoeg, precies op het moment dat deze problemen in al hun scherpte naar voren komen, heeft Boecharin, gisteren nog theoreticus van de ‘slakkengang’, een pathetische lofzang gecomponeerd op de hedendaagse ‘furieuze galop’ van industrialisatie en collectivisering. Het valt te vrezen dat ook deze hymne eerstdaags als grootste ketterij zal worden bestempeld. Want er zijn alweer nieuwe deuntjes in de lucht. Onder invloed van de weerbarstigheid van de economische realiteit is Stalin gedwongen een stap terug te doen. Het gevaar is nu dat de avontuurlijke aanval van gisteren wordt omgezet in een paniekerige terugtocht. Deze slingerbewegingen zijn het directe gevolg van de aard van het nationale socialisme.

Een realistisch programma voor een geïsoleerde arbeidersstaat kan zichzelf niet ten doel stellen om ‘onafhankelijk’ te worden van de wereldeconomie en nog minder ‘om in de kortst mogelijke tijd’ een nationale socialistische samenleving op te bouwen. Het doel is niet om het abstracte hoogst mogelijke tempo te halen, maar wel het optimale tempo. Een tempo dat het beste past bij zowel de interne als de wereldwijde economische omstandigheden. Die de positie van de arbeidersklasse versterkt, de nationale elementen voorbereidt op de toekomstige internationale samenleving en tegelijkertijd en bovenal systematisch de levensstandaard van de arbeidersklasse verhoogt en haar verbond versterkt met de niet-uitbuitende plattelandsbevolking. Dit vooruitzicht dient de gehele voorbereidende periode van kracht te zijn, dus totdat de succesvolle revolutie in de ontwikkelde landen de Sovjet-Unie uit haar huidige isolement weet te bevrijden.

Een aantal van de hier naar voren gebrachte ideeën zijn al uitgebreider aan bod gekomen in eerder werk van de auteur, met name in de ‘Kritiek op het Ontwerpprogramma van de Komintern’. In de nabije toekomst hoop ik een brochure uit te brengen die speciaal is gewijd aan de evaluatie van de huidige fase van economische ontwikkeling van de Sovjet-Unie. Ik ben gedwongen de lezer die zich wil verdiepen in de wijze waarop het probleem van de permanente revolutie heden ten dage aan de orde wordt gesteld naar deze toekomstige werken te verwijzen. Maar de hierboven gestelde overwegingen zijn, naar ik hoop, toereikend om het grote belang te duiden van de strijd over principes zoals die zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld en zoals die nu wordt gevoerd in de vorm van twee tegenstrijdige theorieën; socialisme in één land tegenover de permanente revolutie. Dit specifieke belang van deze kwestie rechtvaardigt het feit dat we hier aan buitenlandse lezers een boek presenteren dat grotendeels is gewijd aan een kritische reproductie van de voorrevolutionaire vooruitzichten en theoretische meningsverschillen tussen Russische marxisten. Er had natuurlijk voor een andere vorm gekozen kunnen worden om deze belangwekkende zaken uit de doeken te doen. Maar deze vorm is niet door de auteur uitgezocht en evenmin naar zijn wil geselecteerd. Deze is hem opgedrongen, deels door de wil van zijn tegenstanders en deels door de concrete loop van de politieke ontwikkelingen. Ook de waarheden in de wiskunde, de meest abstracte van alle wetenschappen, kunnen het best worden begrepen door ze te leren in samenhang met de geschiedenis van hun ontdekking, dat geldt nog in grotere mate voor de concrete, in feite historisch bepaalde, waarheden van marxistische politiek. De geschiedenis van de oorsprong en de ontwikkeling van de voorspellingen over de revolutie onder omstandigheden van het prerevolutionaire Rusland zullen de lezer, naar mijn bescheiden mening, veel dichter en concreter tot de essentie van de revolutionaire taken van de wereldwijde arbeidersklasse brengen dan een droge en aanmatigende verhandeling over deze politieke ideeën, losgeweekt van de omstandigheden waaruit ze zijn voortgekomen.

L. Trotski
29 maart 1930

_______________
[1] Stalin gaf deze toespraak op 6 mei 1929 en werd gepubliceerd begin 1930, onder omstandigheden die het een bepaald ‘programmatisch’ belang deed krijgen - L.T.