Georges Vereeken

Regering van de volmachten 1933


Geschreven: 1933
Bron: Heruitgave als brochure omstreeks 1974 door Vereeken, met toen toegevoegde commentaar. Uitgegeven door de Revolutionair Marxistische Tendens, afd.: België; fotokopies: AMSAB
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2008

Laatste bewerking: 9 september 2008


Zie ook:
Massastaking, partij en vakbonden
Beknopte historische inleiding over het trotskisme
Fascisme en massapsychologie

Aan alle mijnwerkers
Is dit het einde van de crisis?
De Gemeentelijke- en Wetgevende verkiezingen
Socialistische vooruitgang en communistische doorbraak
Pacifisme of geweld
De volmachten
Radicalisatie
Bij wijze van voorwoord L. D. Trotski
De politieke situatie na de volmachten — Perspectieven
Waarom was er geen actieve weerstand?
Ons ordewoord: Voor een socialistische regering
De vrees van de reformistische leiders: een actie van de massa
De houding van de minderheden — Klassenstrijd
De houding van de stalinistische partij
De macht van de bezittende klasse is versterkt
De fascistische dreiging
De fascistische kern: Verdinaso
“Strijd”methodes van de pennenlikkers van “Le Peuple”
Het “Legion Nationale”
Is een samenwerking tussen het Vlaams en Waals fascisme mogelijk?
Oorlogsbedreigingen
Het probleem van de macht en van de Staat
Vooruitzichten
Enige verduidelijkingen

Van ‘De dagen van oproer van juli 1932’ en ‘De algemene staking van de mijnwerkers’ naar de regeringsvolmachten

Gericht aan de werkers kenschetste de Federatie van de “Chevaliers du Travail[1] op de volgende wijze de bewonderenswaardige strijd van de werkers uit het Henegouwse maar vooral de algemene staking van de 200.000 mijnwerkers:

Aan alle mijnwerkers

Hier volgt de tekst van een pamflet dat door de Federatie van Les Chevaliers du Travail onder de mijnwerkers werd verspreid.

Kameraden,

Alle moed, opofferingsgeest en overwinningswil ten spijt, die door u allen, gesyndiceerden en niet-gesyndiceerden in de loop van uw staking aan de dag werd gelegd, zijn jullie verplicht geweest terug aan het werk te gaan zonder voldoening te hebben verkregen.

In alle mijnen zijn de lonen verlaagd en ge ondergaat ondanks de beloften van de patroonsregering en vakbondsleiders, de patronale reactie.

Welke zijn de oorzaken van uw nederlaag?

Het waren niet alleen de patroons en hun regering, de gendarme, de politie en hun rechtbanken, met al hun repressiewreedheid die tegen uw beweging streden, maar ook de leiders van de Centrale van de Mijnwerkers en al de bonzen van de grote syndicale organisaties, die niets hebben verwaarloosd om u in uw strijd te isoleren, om te beletten dat de werkers van de andere corporaties zich met u solidair zouden verklaren.

Het verbond van de repressiekrachten van regering en patronaat, daarbij geholpen door de uitputtingstactiek van de leiders van de Centrale, hebben overwonnen op uw weerstand.

Het ordewoord tot werkhervatting, dat door de leiders van de Centrale werd uitgevaardigd zonder voorafgaande raadpleging van alle mijnwerkers heeft tot de werkhervatting geleid op het moment dat het, niet alleen voor het patronaat van de mijnen, maar voor alle patroons en voor de regering noodzakelijk was, dat de mijnwerkersstaking werd beëindigd, opdat zij hun reactionaire aanvallen tegen alle werkers tezamen konden voortzetten.

Het staat onomstotelijk vast dat uw staking, door haar krachtdadige aanvang en door het feit dat de werkers van andere sectoren zich in deze strijd lieten meeslepen, de bourgeoisie en regering de schrik op het lijf heeft gejaagd.

Ge zou ongetwijfeld een snelle overwinning op het patronaat behaald hebben, indien de syndicale leiders en de politieke leiders van de BWP [2] de algemene staking in Henegouwen niet hadden gebroken door tot werkhervatting op te roepen, in plaats van de staking over het gehele land uit te breiden.

Indien je nu verslagen bent, is dit te wijten aan het verraad van de leiders van de Centrale en hun medeplichtigen, de leiders van de Syndicale Commissie [3] van de grote centrales en van de BWP, die uw staking hebben gewurgd en de genadeslag hebben gegeven.

Ondanks de nederlaag, is het onloochenbaar dat ge door uw staking een morele zege hebt behaald op al uw tegenstanders, omdat gij, al of niet gesyndiceerde mijnwerkers, de moed kunnen opbrengen de strijd aan te gaan tegen het patronaat en zijn uithongeringsregering; ge hebt u in de strijd kunnen verenigen en een voorbeeld van verzet gegeven aan alle arbeiders.

Waarin ge niet gelukt bent, maar de ervaring van uw staking zal u in de toekomst hierbij helpen, is, dat ge niet hebt kunnen beletten dat de leiders van de Centrale ‘uw staking’ in handen hebben genomen, om u klein te krijgen door uitputting en wurging.

Om hun verraad in de toekomst te voorkomen, zult ge moeten overgaan tot het aanstellen van stakingscomités, samengesteld uit verenigde stakers, Chevaliers du Travail en andere gesyndiceerden zowel als niet-gesyndiceerden, verenigd in dezelfde kameraadschappelijkheid om samen voor de overwinning te strijden.

Deze comités moeten regionaal en nationaal verenigd worden, opdat de leiding van de staking in handen van de stakers zou blijven. En niet opnieuw in die van de reformistische leiders; de verraders en de medeplichtigen van patronaat en regering.

De staking van de mijnwerkers heeft, ondanks zijn mislukking als gelukkig gevolg gehad, dat een groot aantal niet gesyndiceerden de rangen van de syndicale organisaties hebben vervoegd, waarbij ze hun wil aantonen om weerwraak te nemen. Deze stroming naar de syndicaten moet versterkt worden. In de putten moet het ordewoord zijn: allen naar het syndicaat!!

De beste methode om een goed resultaat te bekomen is de controle van de bondsboekjes aan de putten.

De mijnwerkers mogen zich in de syndicaten niet beperken tot de rol van louter bijdragebetalers. Zij moeten de voorbereiding van de strijd eisen:
- Tegen elke vorm van inkrimping;
- Vóór loonsverhoging (de prijs van de huisbrandkolen is verhoogd van 20 tot 30 en 40 F. per ton. Daarbij komt dat de patroons de bestellingen niet kunnen bijhouden.);
- Vóór een minimum dagloon, gewaarborgd per categorie;
- Vóór de verovering van de zesurendag en de onmiddellijke eis tot het behoud van de rusttijd op maandag;
- Vóór meer veiligheid op het werk.

Kameraden, verenigde mijnwerkers, Chevaliers du Travail en anderen al óf niet gesyndiceerden, om u tegen het patronaat te verdedigen, hun aanvallen af te slaan en tegen hen in het offensief te gaan, moet ge u in de putten verenigen, om samen de strijd aan te gaan voor de verdediging van uw belangen, en in uw respectievelijke syndicaten uw leiders het eenheidsfront van de syndicale organisaties afdwingen voor de strijd tegen het patronaat.

De Federatie van Les Chevaliers du Travail
Maison du Peuple, Gilly

Het is waar, de werkers van het Henegouwse, en in het bijzonder de mijnwerkers, zijn moreel niet verslagen. De repressiekrachten, het patronaat en haar instellingen hebben hen fysisch tot toegevingen gedwongen.

De capitulatie zonder strijd, die zich enige maanden later in Duitsland zou voordoen, zou op sinistere wijze het tegenovergestelde beeld laten zien. De Duitse arbeidersklasse werd als klasse ontwricht. De meest strijdvaardige socialistische, communistische en trotskistische militanten vulden de concentratiekampen, die voor velen onder hun het einde zou betekenen, de prijs die zij voor hun strijdvaardigheid moesten betalen.

Een deel van de arbeidersklasse verkoos echter de zijde van de overwinnaars. Maar de meerderheid onder hen was totaal gedesoriënteerd en gedemoraliseerd. En tot op heden hebben deze werkers nog steeds de moraal niet kunnen heroveren, die destijds de twee voornaamste machten deed beven, nl. de baronnen van de zware industrie en het Pruisisch militarisme.

Wat tevens moet worden opgemerkt is dat de arbeiders van dit land toen reeds de “voordelen” van de collectieve overeenkomsten door hadden. In de kroniek van hetzelfde nummer van La Voix Communiste [4] van Verviers, leest men:

“We hebben reeds verschillende malen aangetoond, door klare en precieze feiten, op welke manier de arbeiders steeds bedrogen worden met het huidige conventiesysteem, waarvan de syndicale bureaucratie zoveel schijnt te houden”.

Waar onze kleine voorhoedegroep zich vooral mee bezig hield, was het mechanisme van het kapitalistisch systeem aan de werkers te doen begrijpen een systeem dat regelmatig economische crisissen met zich meebrengt met zijn nasleep van ellende of, wat erger is, naar oorlog voert.

Wij hebben, (soms wel eens wat onhandig) geschreven dat Marx en Engels aan de arbeidersbeweging een wetenschappelijke analyse van het kapitalistisch systeem hebben gegeven, zij hebben de fundamentele tegenstellingen, die inherent aan dit systeem zijn, blootgelegd: de toe-eigening door de kapitalisten van de meerwaarde die door de arbeiders wordt voortgebracht; de onbeperkte ontwikkeling van de productiekrachten maar de begrenzing van de markten; de wet van de tendentiele daling van de winstvoet die het voortdurende proces van centralisatie en concentratie van de productieve krachten en hun wisselwerking versnelt; de onmiddellijke en concurrentiele strijd om de markten, de grondstoffen en de herverdeling van de wereld; de verscherping van de klassenstrijd en het perspectief van ofwel het socialisme ofwel de barbarij.

Maar terwijl wij ons best deden om een beetje klaarheid te brengen, maakten de theorieën van Kautsky en De Man het mogelijk voor de sociaaldemocratische militanten om de werkers passief te houden. Hun bedrieglijk objectief was: het einde van de crisis afwachten en de terugkeer van de welvaart!!

Het is juist dat op dit moment van de wereldcrisis er zich een zeker evenwicht in de handel voordeed tussen vraag en aanbod. De beurswaarden van de grondstoffen, deze van de naamloze vennootschappen en monopolies, weerspiegelden door hun stabiliteit deze tendens.

Ondertussen bleef de ganse linkerzijde van de arbeidersbeweging, de BWP inbegrepen, herhalen dat deze crisis een laatste crisis was. De stalinistische communisten waren de hardnekkigste verdedigers van deze stelling. Voor hen betekende dit de “derde en laatste” periode van het kapitalisme waarin ze de overtuiging van Stalin en Molotov volgden.

Het is ook deze overtuiging van deze laatste crisis van het kapitalisme die Spaak tot een talentvol maar louter verbaal “revolutionair” bekeerde.

Hier volgt wat wij ervan dachten. In La Voix Communiste schreven we op 18 september 1932:

Is dit het einde van de crisis?

In de algemene pers, al dan niet officiële spreekbuis van het kapitaal, spreekt men over niets anders dan van “symptomen die het einde van de crisis aanmelden”.

De economen die meesters zijn in de kunst om zodanig te knoeien met de statistieken van de wereldstocks en de daling van de groothandelsprijzen, dat deze zeggen wat zijzelf willen, orakelen nu plechtig. De “schitterendste” personaliteiten uit de bankwereld hebben hun optimistische praatjes al gereed. Sir Josiah Stamp, directeur van de Bank van Engeland zei:

“...Het is zeker dat de crisis nog niet geëindigd is en het herstel zou wel eens van lange duur kunnen zijn, nochtans zijn er vandaag tekenen aanwijsbaar, die ons een onvoorwaardelijk optimisme veroorloven. Het ritme van de sanering zou trouwens gestimuleerd kunnen worden, door de groothandelsprijzen te verhogen.
Ik geloof dat het psychologisch moment nu gekomen is om daartoe over te gaan. Inderdaad, men moest het ogenblik afwachten waarop de prijsdaling het laagste niveau had bereikt, en dat, anderzijds, de bestaande stocks bijna uitgeput waren. We staan vandaag voor dit dubbele criterium. De gunstigste tijd voor de sanering is dus aangebroken...
De volksmassa’s, verzot op gunstkoopjes en goedkope waar, vergissen zich wanneer ze op nieuwe prijsverlagingen speculeren. De prijzen zullen stijgen en moeten stijgen zo zeker als de zonsopgang. Een prijsstijging zou de verbruikers, die momenteel afzien van elke aankoop, tot kopen aanzetten, doordat ze verdere prijsstijgingen vrezen, die ten andere onafwendbaar, onoverkomelijk, onvermijdelijk zijn.
Dit zou de ondernemingsgeest en de productie terug aanwakkeren...”.

Communisten, die hun overtuigingen op basis van concrete feiten baseren, die pasklare formules verwerpen, communisten beantwoorden zonder omwegen de meest optimistische redevoeringen en blijven beweren dat de grondvesten zelf van het kapitalisme elke oplossing van zijn moeilijkheden onmogelijk maakt.

De concurrentie die de basis is van de huidige samenleving, legt haar onverbiddelijke wetten op. Elk van de wedijverende kapitalistische groepen wordt gedwongen door de noodzaak om ten alle prijze te kunnen exporteren, ondanks de belemmeringen van de douanetarieven.

In een verdeelde en herverdeelde wereld, waarin oorlog om de afzetgebieden een absolute noodzakelijkheid wordt, is terugkeer niet mogelijk en is een ontspanningspolitiek niet mogelijk.

Om te overleven, is iedere kapitalistische groep, zonder één enkele uitzondering, tot verkopen verplicht, al was het tegen de laagste prijzen, waarbij hij dan ofwel zijn algemene kosten, de salarissen, moet verminderen, ofwel zijn productie aan dezelfde prijs moet verhogen enz.

Onverschillig welke methode deze of gene groep zal gebruiken, het zal altijd en om het even welk geval zodanig gebeuren dat dit ten koste van de arbeidsinspanning en de levensvoorwaarden van onze klasse moet geschieden.

Miljoenen en miljoenen werkers over de ganse wereld kennen sinds jaren het onbeschrijfelijk lijden, omdat de inspanningen van de bourgeoisie om uit haar tegenstellingen te geraken, alléén maar kunnen gericht zijn tegen de verdrukte klasse. Hierdoor vergroot de bourgeoisie nog de crisis.

Een verlichting van de crisis, een zeer voorbijgaande verlichting, kan alléén maar tot stand komen door een verhoging van de consumptie. Het ligt de burgerij niet, die op een koorddanser lijkt boven een afgrond en die over geen andere balanceerstok beschikt dan over het aanpassingsvermogen van de massa’s aan het lijden, het ligt haar niet het minste gebaar van goede wil te tonen om een deeltje van het geld aan de werkers terug te geven dat zij hen dagelijks besteelt.

De toestand van de wereldeconomie verbeteren, dat is de taak van de arbeidersklasse. Zij alléén is daartoe bekwaam, zij alleen, die voor de hoogmoedige sociaaldemocratie enkel goed genoeg geacht wordt om de winsten voor haar meesters van de geldaristocratie uit te zweten.

Door de 6-uren werkdag en een toereikend loon af te dwingen, zou men een verbetering van de crisis kunnen verwachten, maar, we herhalen het, slechts een tijdelijke verbetering. Niet eerder.

En al die tendentieuze redevoeringen van de merkwaardigste hoogzeehaaien van het internationaal kapitaal zullen daar niets aan veranderen.

De vloed van optimisme, die men van alle kanten opbouwt om de werkers beter te kunnen bedriegen, zal als een kaartenhuis inéénvallen, wat de sociaaldemocratische leiders er ook over mogen denken, bonzen die er alléén maar op uit zijn hun lekker rustig leventje van vroeger te hernemen en die de telefoon op hun bureau ongerust bekijken in de permanente vrees om hiermee te worden opgeroepen naar de arbeiders die zich in deze of gene fabriek tegen de ellende verzetten...

De kunstmatige pogingen van de bourgeoisie zal spaak lopen tegen de muur van de werkelijkheid, die zonder twijfel nieuwe puinhopen zal veroorzaken en nieuwe ellende zal ophopen.

De werkers, wier toestand steeds slechter wordt, zullen hun aandacht niet laten afleiden van de verschrikkelijke werkelijkheden van het ogenblik.

De huidige internationale discussie over het Duitse voorstel waarin het recht tot herbewapening wordt geëist, terwijl het tezelfdertijd de afbakening bepaalt van de tegengestelde blokken rond Amerika enerzijds en anderzijds rond Frankrijk, is op zichzelf al een ernstige verwittiging voor onze klasse. Het betekent dat de opinie van de internationale bourgeoisie op een oorlog aanstuurt en zij alles in het werk zal stellen om de arbeiders erbij te sleuren.

Enkele weken later, oktober 1932, ontvingen we van Trotski een rapport van kameraad Field, een militant van de organisatie in de Verenigde Staten.

Het document besloot dat we aan de vooravond stonden van een ommekeer in de economische conjunctuur. Trotski zelf was van oordeel dat deze gedeeltelijk en beperkt zou zijn. Hetgeen door de feiten werd bewezen.

In 1939 werd de nieuwe crisis opgelost door de Tweede Wereldoorlog.

De gemeentelijke- en wetgevende verkiezingen

Het jaar 1932 werd niet enkel gekenmerkt door stakingen en oproer; het was ook het jaar van de verkiezingen.

Op gemeentelijk vlak nam onze organisatie een stoutmoedige beslissing. Terwijl onze internationale organisatie van mening was dat elke afdeling, zoals de internationale organisatie zelf, moest handelen als een fractie van de communistische partijen en van de Internationale, besloten wij uitsluitend aan de gemeentelijke verkiezingen deel te nemen.

Dit was het logisch gevolg van onze snelle uitbreiding en onze invloed in de streek van Charleroi.

Uit een lange politieke verklaring, die deze deelneming moest verantwoorden, citeren we de volgende concrete beslissingen, die van politiek realisme en eensgezindheid getuigen:

“De communisten doen mee aan de verkiezingen om hun krachten te meten en om de ontwikkeling te zien van hun invloed, maar ook om de leugens van de burgerlijke democratie te ontmaskeren, om aan de werkers op de belachelijkheid en de onbeduidendheid van de parlementaire “veroveringen” te wijzen en hen de enige weg aan te tonen de organisatie van de revolutionaire strijd.
Het geeft hen, de communisten, de kans de werkers van de steden en het platteland op te roepen tot de rechtstreekse strijd voor hun levensvoorwaarden: strijd voor de 6-urige werkdag (wat zou toelaten dat al de werklozen het werk zouden kunnen hernemen); strijd voor de verhoging van de lonen; voor de werkloosheidsvergoedingen; voor de halvering van de huishuur met schadevergoeding van de kleine eigenaars door de openbare macht; voor het stemrecht op 18 jaar voor alle arbeiders (mannen en vrouwen).”

In verscheidene gemeenten heeft de officiële communistische partij (de stalinisten) geen afdeling (Châtelineau, Gilly, Mont-sur-Marchienne, Auvelais, Ransart), alléén de ‘Opposition’ heeft hier een communistische activiteit ontplooid; in deze gemeenten deed de ‘Opposition Communiste de Gauche’ een beroep op de werkers om hun actie goed te keuren door voor onze kameraden te stemmen.

In andere gemeenten hebben én de ‘Opposition’ én de stalinisten een afdeling (vb. Jumet). Onze kameraden hebben voorgesteld een gemeenschappelijke communistische lijst samen te stellen de stalinisten hebben geweigerd.

We hebben ons niet voorgesteld in Jumet; maar terwijl we de vergissingen van de stalinisten aan de kaak stelden, hebben we in Jumet en in de andere gemeentes de werkers opgeroepen te stemmen voor de Kommunistische Partij, opdat de arbeiders niet voor twee communistische lijsten zouden staan met de duidelijke bedoeling de stroming van de werkers naar het communisme niet af te remmen maar integendeel te versterken.

In de rest van het land, d.w.z. daar waar noch de Opposition Communiste noch de Kommunistische Partij een kandidaat hadden, hebben we de kameraden en sympathisanten gevraagd de noodzaak in te zien om hun stem uit te brengen voor de sociaaldemocraten tegen de reactie.

Vele werkers staan nog onder de invloed van de sociaaldemocratie. Daar waar er geen communistische kandidaten zijn, is stemmen voor de sociaaldemocratie het beste middel om haar met de rug tegen de muur te plaatsen, en op deze wijze haar onmacht om aan socialisme te doen aan het licht te brengen.

Daags na de gemeenteverkiezingen publiceerde La Voix Communiste van 16 oktober 1932 de volgende verklaring, getekend door de ‘Opposition de Gauche’:

Socialistische vooruitgang en communistische doorbraak

De uitslagen van de verkiezingen in geheel het land tonen een socialistische vooruitgang en een communistische doorbraak aan in de geïndustrialiseerde centra van Henegouwen. Niet alleen de werkers in het algemeen, maar ook een deel van de middenklasse hebben tegen de reactionaire politiek van de klerikale-liberale-democratische-christelijke regering gestemd.
- De stijging van de levensduurte, was het gevolg van de contingenteringsmaatregelen door de regering genomen;
- De bedreiging tot vermindering van de werklozensteun, ouderdomspensioen en de invaliditeitspensioenen voor oud-strijders;
- De bedreiging tot vermindering van de wedden van de staatsbeambten.

Alle beperkingsmaatregelen die de regering wil toepassen om het derde miljard te vinden dat nodig is om het deficit van het budget te dekken, hebben bijgedragen om de misnoegde en verontruste massa’s met de socialisten tot blokvorming te verbinden tegen deze reactionaire politiek.

De traditionele verkiezingsdemagogie van de BWP heeft in die massa’s een gunstig terrein gevonden.

“Om de reactie te verslaan, stem socialist” was het ordewoord van de BWP.

Het is zo zoet om te geloven dat het volstaat “socialist” te stemmen om de reactie te verslaan, dat de grote meerderheid van de werkers, ondanks de ontgoochelingen van het verleden, zich nog in slaap laten wiegen door deze oude illusie.

Wij verheugen ons over de linkse wending bij de verkiezingen die een ontevredenheid aantoonde welke zich door middel van de stemming uitdrukte. Het ellendige is, dat de BWP, die op electoraal gebied hiervan profijt heeft getrokken en in plaats van dit misnoegen om te zetten in een werkelijke strijd tegen de reactie, deze onvrede integendeel op parlementair vlak kanaliseert en aan de BWP aldus een uitlaatklep verschaft die de mogelijkheden van een noodzakelijke directe strijd vertraagt, terwijl de BWP de massa er juist toe had moeten brengen te verhinderen, dat de reactie zijn plannen verwezenlijkt.

De gehele socialistische pers begint reeds tegen de regering te schreeuwen: “ontslag of ontbinding”.

Zich steunend op het succes van de gemeentelijke verkiezingen van de BWP, roepen de socialistische leiders tot de reactionaire regering “Trap het af”.

Het is nochtans diezelfde regering waaraan diezelfde socialistische leiders gedurende de grote stakingen tegen de ellende in de laatste julimaand hun vertrouwen gaven.

Toen weigerden de socialistische leiders zich op de rechtstreekse acties van de massa’s te steunen om de regering te verplichten af te treden, omdat de strijdende arbeiders van de socialistische leiders in de regering daden zouden hebben geëist tegen de reactie, maatregelen om de ellende van de arbeidersklasse te verlichten.

Na de machtige beweging van de algemene staking in Henegouwen tot stilstand en gebroken te hebben; werd de algemene staking van de mijnwerkers gewurgd. Terwijl het ongenoegen van de werkers ten opzichte van de leiders van de BWP tijdens de staking duidelijk tot uiting was gekomen, behaalt ondanks dit alles de BWP een ontegensprekelijk verkiezingssucces, dat ons bewijst met welke graad van parlementaire illusies de arbeidersklasse van dit land nog behept zijn.

De communistische doorbraak is inderdaad aanzienlijk. Het feit dat de communisten in vele gemeenten hun posities hebben versterkt, stemmen winnen, en hun intrede hebben gedaan in de gemeenteraden, is een succes geworden, maar toch niet in verhouding tot de werkelijke invloed die de communisten hadden gedurende de laatste staking.

De grote meerderheid van de arbeiders heeft, nadat zij zich tegen de posities van de BWP verzet had, ondanks het feit dat zij zich (in Henegouwen) op het vlak van de directe strijd had opgesteld, welke door de communisten was voorgesteld, en ondanks het verraad van de reformistische chefs, meer uit vrees voor erger dan uit vertrouwen in de BWP-leiders, voor de socialisten gestemd.

Door de werkers op te roepen om voor hen te stemmen konden de communisten slechts één belofte doen: hen helpen in de strijd voor de verdediging van hun belangen. Zonder in de verkiezingsdemagogie te vervallen, konden ze niet zeggen: stem voor ons en wij zullen verhinderen dat de reactionaire patronale regering hun aanvallen tegen uw levensvoorwaarden voortzet.

Deze oprechte politiek kon alléén de meest strijdvaardige arbeiders naar de communisten doen overhellen. Hun aantal over het gehele land gezien, maar vooral in de industriële centra van het land, is reeds zo aanzienlijk dat men mag hopen dat ze die werkers, die zich in de verkiezingen nog niet hebben kunnen ontdoen van de sociaaldemocraten, zullen kunnen winnen in de directe strijd voor de verdediging van hun belangen.

Wat de massa’s die “socialist” stemden van de verkiezingen verwachten, is de stopzetting van de aanvallen op hun levensvoorwaarden en dat die voorwaarden zelfs zouden verbeteren. Dit is echter maar mogelijk indien de werkers zelf de strijd aangaan tegen het patronaat en zijn regering.

In deze strijd zijn en blijven de socialistische leiders de meest verbeten tegenstanders, en de werkers die voor hen hebben gestemd, zullen zich door de levensbehoeften verplicht zien zich bij de ordewoorden van de communisten aan te sluiten.

De “Opposition de Gauche”

Er was geen enkele overdrijving in onze titel. Hieronder de bewijzen.

In de 16 gemeenten van de streek van Charleroi, waar de KP en de Opposition de Gauche hun kandidaten voorstelden, behaalden ze 22.520 stemmen tegen de socialisten: 70.388

In de gemeenten Gilly, Châtelineau, Mont-sur-Marchienne en Ransart, behaalde de Opposition de Gauche alléén, 5.364 stemmen. Het was een kenschetsend feit dat in Jumet, waar wij de KP voorgesteld hadden een gemeenschappelijke lijst te vormen, wat door hen geweigerd werd, en waar we de arbeiders als ordewoord hadden gegeven te stemmen voor de KP, behaalde zij 3.259 stemmen, hetzij 43 % van al de stemmen die uitgebracht waren voor socialisten en communisten tezamen.

Dit bewijst dat een gemeenschappelijke strijd het mogelijk gemaakt zou hebben nog dieper in de sociaaldemocratische verkiezingskorps te dringen.

Dit kort overzicht van de verkiezingen in de streek van Charleroi waar de KP en de Opposition de Gauche een niet te onderschatten rol hadden gespeeld tijdens de staking, moeten we niet uit het oog verliezen dat de BWP niettegenstaande zijn steun aan het kapitalisme, over het gehele land genomen, een verkiezingszege had behaald, die vooral het gevolg was van de ellende die de werkers en zelfs de kleine zelfstandigen te verduren hadden tijdens de crisis.

Deze verkiezingszege bevestigde zich zelfs in de wetgevende verkiezingen van 27 november van 1932, waaraan de Opposition de Gauche, gezien onze zwakte, niet deelnam.

In het voordeel van het communisme zelf hadden we aan de Kommunistische Partij een gemeenschappelijke lijst voorgesteld voor de hele streek van Charleroi. Tegenover de voorziene afwijzing hebben we dezelfde tactiek aangenomen als in Jumet.

Hier volgt de verkiezingsuitslag, in vergelijking met die van 1929

19291932
Socialisten803.36370 z.866.75273 z.
Katholieken816.09375 z.899.56779 z.
Liberalen368.84228 z.333.52624 z.
Frontisten132.56911 z. 126.1268 z.
Communisten49.1291 z.65.8133 z.

Het is slechts tegen het einde van de staking dat ik uitgenodigd werd het woord te voeren voor de stakende mijnwerkers in Ransart. Tot dan toe had de afdeling van Charleroi me afzijdig gehouden, uit vrees dat ik de staking zou “politiseren”. Het is echter de enige politieke meeting geworden die onze organisatie van Charleroi, gedurende het gehele verloop van de staking heeft gehouden.

Daar we geen zaal konden krijgen, werd de meeting op een omheind stuk weiland gehouden, dat van een mijnwerker was, die het ons ondanks dat hij van vele kanten onder druk werd gezet, ter beschikking had gesteld.

Vier à vijfhonderd werkers hadden plaats genomen op het gras. Een tiental rijkswachters, met het geweer aan de voet, hadden plaats gevat achter de omheining van prikkeldraad. Hen kon geen mooier beeld verlangen om het probleem van het geweld aan te vatten.

Het is onbegonnen werk uit te leggen hoeveel gedachten zich in een duizelingwekkende snelheid me voor de geest kwamen in een dergelijke omstandigheid. De tegenwoordigheid van die rijkswachters, zonen of vaders van arbeiders, tot de tanden bewapend, en die menigte stakers, die getekend waren door uitputting van de lange strijd en ondervoeding. Dit alles gaf mij een stimulans die vruchtbaar bleek te zijn. Feiten, ideeën en argumenten, die zich gedurende jaren hadden opgehoopt, moesten slechts zo duidelijk mogelijk ‘verlost’ worden om in de gewetens van deze werkers te worden gegrift.

Het was ook zelfs tegen die uitgebuitenen in uniform, dat ik me richtte. Voor wat mezelf betreft, was deze uitstorting van overtuigende argumenten een echte uitleving. Gedurende meer dan een uur schetste ik de korte geschiedenis van geweld, dat uitgeoefend werd door de bezittende en dominerende klassen, om hun rijkdommen te beveiligen die zij uit de slaven, de lijfeigenen, de loon en weddetrekkenden hadden geperst, en om er steeds maar meer uit te halen. Het was voor vele mijnwerkers, zelfs voor de kameraden van onze organisatie een ongewone maar concrete taal. De besluiten die ik er uit trok zijn verschenen in een artikel dat als titel kreeg:

Pacifisme of geweld

Het omverwerpen van het verfoeilijk regiem, dat aan een kleine minderheid van parasieten toelaat een leven te leiden van luxe en losbandigheid, terwijl ondervoeding de grote massa fysisch ontaart.

Het kapitalisme verslaan en het socialisme in stellen dat is de platonische wens van de socialistische leiders, de hartstochtelijke wil van de communisten en de diepe verzuchting van de proletarische massa’s.

Om dit te verwezenlijken is er slechts één weg de kapitalistische bezitters onteigenen van al hun productie- en ruilmiddelen, deze socialiseren, een maatschappij vormen die gebaseerd is op de noden van het volk en niet meer op de koude berekeningen van het vraatzuchtig profijt van een bende wettelijke dieven: de financiële- en industriële magnaten.

Ogenschijnlijk is daarin geen verschil tussen de reformisten en de communisten. Er gaat geen dag voorbij waarbij de BWP het niet heeft over de nationalisatie van de mijnen, van de industrieën enz., dat dit een eerste noodzakelijkheid is geworden om aan de catastrofale situatie te verhelpen waarin de mensheid gestort is.

Voor de zesendertigste maal heeft Delattre [5] in de Kamers een voorstel ingediend tot nationalisaties, die nu moet rusten bij de voorgaande in de onderste schuiven van de parlementaire archieven.

De ganse reformistische actie gaat en zal het verkiezingskader en de parlementaire redevoeringen nooit te buiten gaan. Heel hun werkelijke actie draait slechts uit op een poging om zekere resultaten te bekomen binnen het kader van de legaliteit van het kapitalistisch regiem, langs een vreedzame weg: langs de geweldloosheid.

De reformisten echter, en de geschiedenis bewijst ons dit, bekampen met het grofste, met het bloeddorstigste geweld, al diegenen, en in de eerste plaats de communisten, die niet zoals zij denken maar die overtuigd zijn dat de enige juiste en concrete weg om die objectieven te bereiken, de weg is van het geweld.

Enkele dagen voor het uitbreken van de oproerige stakingen van Henegouwen, sloofde Gailly [6] als volmaakte demagoog zich uit op de meeting, die aan het slot van de “nationale” manifestatie van de werklozen onder de hoede van de reformistische leiders was georganiseerd, om aan de 2.000 aanwezige proletariërs te bewijzen dat de BWP door socialisatie van de productiemiddelen de zwarte ellende wilde beëindigen, die de wereld in zijn greep houdt, maar dat deze revolutie een vreedzame revolutie zou zijn.

Sindsdien hebben stakingen als de voorgaande de meest radicale ontkenning getoond van deze misdadige woordkramerij.

Eens te meer kunnen de werkers zich overtuigen tot waar de bezittende klassen zullen gaan om hun systeem in stand te houden.

Om hun levensbehoud op te eisen, staakten de mijnwerkers het werk. Zij hanteerden een recht waar de gehele arbeidersklasse zich gedurende tientallen jaren in haar strijd van had bediend.

En alleen omdat zij gestaakt hebben met de bedoeling een beetje hun ellende te verlichten, om meer brood te kunnen geven aan vrouw en kinderen, heeft de bourgeoisie en zijn Staat geen enkel ogenblik geaarzeld om in de steenkoolbekkens een heel leger rijkswachters met gepantserde wagens te sturen, arbeiders in kaki te mobiliseren tegen arbeiders in staking, het recht tot vergaderen en demonstraties op te heffen, arbeiders als lastdieren op te eisen om hun eigendommen te onderhouden, hen neer te knuppelen, hen gevangen te nemen en te beschieten.

Ziedaar het “geweldloos” antwoord van de burgerij. En dit geweld, deze brutaliteit is het antwoord op een vraag naar brood. Wat zal dan het antwoord zijn wanneer het proletariaat de onteigening zal eisen van de kapitalisten, de socialisatie van de rijkdommen om de mensheid te redden van de barbarij zoals de reformistische leiders dit zo mooi kunnen zeggen.

Het antwoord van het geweld zal in verhouding zijn met de eis.

Nochtans is deze kwestie van een overtuigende eenvoud, dat slechts het revolutionair geweld op het conservatief en onmenselijk geweld van de kapitalisten zal overwinnen, zoals dit door iedere arbeider instinctief aangevoeld wordt.

Ondertussen preken de reformisten kalmte, onderwerping en geweldloosheid, terwijl de werkers de straatstenen met hun bloed kleuren.

De communisten — het zou onverantwoordelijk zijn — brengen de arbeiders er niet toe om ieder ogenblik en onder alle omstandigheden zich met geweld tegen het geweld van de bourgeoisie te verzetten. Dit hangt in de eerste plaats af van de krachtsverhoudingen. Evenmin verwarren zij een staking met een revolutie.

Wat ze wel zeggen en daarin hebben ze honderdmaal gelijk, dat de reformisten door het prediken van de geweldloze revolutie het proletariaat bedriegt en ontwapent. Ze verduisteren moedwillig de werkelijkheid. In plaats van de werkers voor te bereiden als soldaten van hun klasse, hen moreel te wapenen voor de komende strijd, ontwapenen ze hen en leveren hen gebonden aan handen en voeten aan hun beulen uit.

Communisten zeggen, dat om de heersende klasse te onteigenen en maar één weg is de gewapende opstand. Daarom zeggen de communisten, vooral op ogenblikken dat de arbeiders het hele gewicht van de wilde repressie van het kapitalisme op zich voelen drukken: werkers, slechts het geweld en niets dan het reddingbrengend geweld van de verdrukte — en beroofde klasse zal zegevieren op het kapitalisme. Zonder dit geen onteigening, geen socialisatie en geen socialisme.

De volmachten

Het jaar 1933 zette in met een aanzienlijke prijsverhoging, vooral voor de eerste levensbehoeften. Het was het gevolg van de verhoogde indirecte belastingen met 550 miljoen frank, die door de nieuwe regering gestemd werd, nadat zij door de Kamers daartoe volmacht had gekregen.

De agitatie hernam bij de mijnwerkers. Verschillende putten uit de streek van Charleroi en omgeving waren in opschudding. In Fleurus, aan de putten van Ste. Henriette brak een staking uit. La Voix Communiste voert een aanhoudende campagne voor een algemene loonsverhoging van 10 % voor alle werkers. Aan het Centraal Comité van de KP stuurde zij een open brief waarin ze een gemeenschappelijke strijd voorstelt op de volgende punten:
1° Afschaffing van de 550 miljoen indirecte belastingen, die vooral de eerste levensnoodzakelijke voedingswaren aantasten;
2° Tegen iedere verlaging van pensioenen en werkloosheidsvergoedingen;
3° Tegen elke taks die de lonen en pensioenen van de arbeiders aantasten: erkenning van het principe van vrijstelling van belasting van het minimum vitaal loon;
4° Tegen elke verlaging van de lonen in het algemeen;
5° Strijd voor de onmiddellijke verhoging van het mijnwerkersloon;
6° Strijd tegen elk patronaal- of regeringsvoorstel dat gericht is op een verlaging van de levensvoorwaarden van de arbeiders.

Wanneer het Centraal Comité van de KP er op wijst, dat de BWP vreesde overrompeld te worden door de omstandigheden, zoals dit het geval was in 1932, was het antwoord van de BWP hierop een nieuwe aanval van leugens en verwijten.

Deze eenheid in de strijd was nochtans wel noodzakelijk om enerzijds op een efficiënte wijze deze nieuwe belastingen te bestrijden en anderzijds de beslissing om de rijkswacht van automatische mitrailleurs te voorzien en het rekruteren van 1500 nieuwe gendarmen, tegen te gaan.

Er vonden geheime onderhandelingen plaats, tussen de reformistische leiders, zoals bv. de overeenkomst die tussen de burgemeester van Charleroi, Tirou, die door de regering gesteund werd en de afgevaardigde Gailly gesloten werd om de rijkswacht toe te laten de éénheid van de stakers te breken. Dergelijke onderhandelingen werden voortgezet, maar het was duidelijk dat de socialistische mandatarissen zich niet geneerden om in de Kamer voor de kredieten te stemmen die bestemd waren voor de versterking van het nieuwe leger en om de rijkswacht doelmatiger te organiseren.

Dit alles belette de oude vos Vandervelde niet voor de Kamers de volgende demagogische verklaring af te leggen: “We hebben niet gebogen voor de staffen van uw bisschoppen, we zullen niet buigen voor de sabels van uw gendarmen.”

Altijd dezelfde totale breuk tussen het woord en de daad.

Een ander voorbeeld: de “socialist” Falony door zijn makkers uit de gemeenteraad van Charleroi verwijderd, wordt op de laatste vergadering welke hij bijwoont, gevierd.

Het is de reactionaire burgemeester Tirou die hem het gouden uurwerk overhandigt en hem ‘de accolade geeft’.

Een herinnering van deze enkele feiten toont op een duidelijke wijze aan in welke verburgerlijking en ontaarding deze “vertegenwoordigers” van de arbeiders zich bevonden.

Terwijl de beroeping zich bij de mijnwerkers uitbreidde, organiseerden de syndicaten in het ganse land een aantal demonstraties met de bedoeling de massa te polsen maar tevens om een veiligheidsklep te openen. Deze demonstraties werden overal gevolgd door tienduizenden manifestanten.

De nieuwe regering, die de lessen getrokken had uit de julidagen, laat door de burgerlijke pers aankondigen, dat hij een kommissie zal aanduiden voor de “ordehandhaving” met de bedoeling om een nauwe samenwerking tussen de diensten van het ministerie van Binnenlandse Zaken, van Justitie en Nationale Defensie te houden, ingeval van wanorde of oproer.

Het besluit bewijst dat het leger, die de rijkswacht al ruggesteunde, zich voorbereidde om rechtstreeks in te grijpen tegen de bevolking in geval van oproer of muiterij. Zelfs de PTT werd onder bevel gesteld van de Minister van Binnenlandse Zaken.

Om dit plan te verwezenlijken had de bourgeoisie haar volmachten gekregen. Meer en meer vertrouwend op de burgerzin van de reformistische leiders wordt in het begin van het jaar ’33, Kamiel Huysmans tot burgemeester van Antwerpen benoemd. De grote havenstad die de longen van het land genoemd wordt.

Er zijn luidruchtige vreugdebetuigingen in de rangen van de BWP en de syndicaten. Kamiel zal de eerste zijn om de politieagenten te bevelen de openbare vergaderingen van arbeiders in uniform bij te wonen, wat een flagrante schending is van de grondwet.

Ondertussen werd openlijk in Duitsland de grootste tragedie van de periode tussen de twee oorlogen voorbereid. Hitler nam de macht en bereidde de liquidatie voor van alle politieke en syndicale organisaties en van alle zo moeizaam veroverde democratische vrijheden. Een historisch feit dat alle reactionaire krachten in de wereld zou aanmoedigen.

Op 1 mei manifesteerde op grote schaal honderdduizenden arbeiders in dit land, maar vooral in de geïndustrialiseerde centra van Wallonië.

Op 9 mei boden duizenden Antwerpse dokwerkers zich aan bij het lokaal van de Centrale van de Transport. Er was daar geen enkel syndicale leider aanwezig. Vandaar ging het naar het lokaal van het christelijk syndicaat. Een dertigtal agenten poogde ze te verspreiden. Er werden harde slagen om en weer gewisseld. Van La Voix Communiste van 21 mei nemen we deze twee uitreksels:

“’s Anderendaags, 10 mei, bevonden zich opnieuw verschillende duizenden arbeiders voor het lokaal van de Centrale van de Transport. Een afvaardiging eiste van P. Somers, secretaris van de dokkers en gemeenteraadslid, dat hij de dokkers zou toespreken en dat hij de syndicale afgevaardigden zou toelaten hetzelfde te doen.
De afvaardiging eiste eveneens de bijeenroeping van een algemene vergadering van dokwerkers. Het was reeds 10 jaar geleden dat de leden van het syndicaat van de havenarbeiders waren bijeengeroepen. Die gehele periode hebben de leden hun leidinggevend orgaan niet kunnen verkiezen. Van democratie was dus geen sprake.
... De eisen van de afvaardiging, waaronder kameraad Dorremans [12], bekwamen een onvoorwaardelijke weigering namens de secretaris P. Somers. Hij aanvaardde wel vanaf het balkon te spreken maar duldde geen tegenspraak.
Anderzijds weigerde hij een syndicale vergadering bijeen te roepen. In de discussie liet hij zich ontvallen: ‘Zij (de politie) zouden u met geweld moeten verspreiden’.
Terwijl P. Somers sprak kon hij zich dadelijk rekenschap geven van de sympathie welke de arbeiders hem toedroegen. “(...)” De houding van P. Somers was op zijn minst gezegd “verdacht”. Hij daagde de aanwezigen uit, hij deed ironisch zijn hoed af, stak twee vingers omhoog en riep: “Ge kunt mijn ... kussen”. Een waardige taal voor een syndicale secretaris die tezelfdertijd schepen is van de stad Antwerpen. Indien zijn houding zo provocerend was, kon dit slechts te wijten zijn aan de aanwezigheid van de talrijke politie.
Hij had nauwelijks gedaan met spreken en zich van het balkon teruggetrokken toen de politie zonder de minste aanmaning, op een brutale wijze aanviel. De flikken van Kamiel Huysmans spraken hun “democratische taal”.

* * *

“De Brusselse Federatie van de Syndicaten besloot tot de organisatie van een werklozendemonstratie voor de ochtend van donderdag 11 mei.
Dit besluit werd genomen na een vergadering van de Syndicale Comités waar een resolutie werd gestemd die: ‘een alarmkreet slaakte bij het vaststellen van het in gebreke blijven van de bestuursorganismen van de politieke- en syndicale beweging van het land, die, tot op heden geen enkele reële actie hebben ondernomen die bekwaam is de achteruitgang van het proletariaat te verhinderen zowel als de vooruitgang van de reactie’ (sic.)
En hier doet burgemeester Max een gebaar die, alhoewel buiten de lijn ligt van zijn gewoonten, toch een symptoom is van de geest die momenteel heerst in de kringen van onze burgerlijke “democratie”: voor het eerst sinds tientallen jaren verbiedt hij een manifestatie, door de sociaaldemocraten georganiseerd, onder het voorwendsel dat ze het verkeer zou ontregelen in de stad tijdens de middaguren.
Voor deze nieuwe situatie geplaatst, wordt een algemene vergadering bijeengeroepen van alle werklozen van Groot-Brussel voor donderdag 11 mei.
Deze inter-syndicale bijeenkomst die in het ‘Maison du Peuple’ duizenden werklozen bezielt met dezelfde strijdwil bijeenbrengt, verstevigt het collectief vertrouwen en stimuleert de wilskracht.
De hele zitting eindigt in een atmosfeer, waarbij het de syndicale leiders duidelijk wordt, dat het voor hen, niet het geschikte ogenblik was om tot capitulatie over te gaan.
De bewuste vrijdagmorgen, na het stempelen, begeven kleine groepjes werklozen, vanuit het ‘Maison du Peuple’ en andere syndicale lokalen zich naar de grote magazijnen van de Nieuwstraat om zich daar te verzamelen. Rond elf uur bezette een massa manifestanten op een bijzondere manier de centrale straten van de stad. Binnen de magazijnen van de “Innovation” en de “Bon Marché” deed hun belemmerende tegenwoordigheid, de directie het hoofd verliezen en dreef hen overhaastig naar de ... hulptelefoon.
Een even uitzonderlijke politiemacht kwam weldra op de strategische punten postvatten. De magazijnen werden gesloten, de uitstalling naar binnen gehaald. Kortom, met een vlugheid en toevallige eensgezindheid maakte de grote handelsburgerij het zich tot een plicht het terrein te ontruimen van alles wat de politiemanoeuvres zou kunnen belemmeren.
En toen, bij de eerste poging tot stoetvorming, begonnen de eerste schermutselingen. Er waren daar, in dichte maar afgezonderde groepen ongeveer 5.000 werklozen, die uiting gaven aan hun strijdwil: “werk en brood”, “weg met de regering van uithongeraars”, “weg met de volmachten”?
Een nieuwe samenbundeling vormt zich aan de E. Jacqmainlaan en ter hoogte van het Brouckèreplein, waar enkele militanten het woord willen voeren.
De politie bestormt ze. Door de weerstand die ze ondervinden, halen enkele flikken hun browning boven ... Er doet zich een vechtpartij voor, verschillende manifestanten storten ineen onder de matrakslagen, één van hen wordt neergeslagen door de kolf van een revolver midden in het volle gelaat.
Tot het uiterste gedreven sluiten de werklozen zich dichter aaneen en drukken de groep witte helmen bijeen. De flikken zijn voor enkele ogenblikken overweldigd. Zij slagen erin zich te bevrijden en gaan over tot nieuwe aanhoudingen. De manifestanten gaan voort en een nieuw incident doet zich voor rond de Noordstatie. Het is 1 uur vooraleer de “rust relatief hersteld is.”

Radicalisatie

Op 6 augustus 1933 schreven we in La Voix Communiste het artikel De linkerzijde van de BWP:

“Bij de invoering van de volmachten en de uithongeringswetten, hebben de arbeiders aangevoeld dat de regeringsaanvallen tegen hen gericht waren en dat hun levensvoorwaarden nog meer gingen verlagen. Een reactie tegen deze uithongeringsmaatregelen ontstaat tegelijk in de arbeidersklasse en bij de intellectuelen, het idee van de algemene staking ontwikkelt zich en de arbeiders stellen dit probleem aan de dagorde bij hun respectievelijke organisaties.

De reformistische leiders voelden aan dat ze de sprong niet meer konden ontwijken, indien ze geen afleiding voor de geestesgesteldheid ten gunste van een rechtstreekse strijd zouden vinden.

Ze kwamen voor de dag met een fameus verzoekschrift, die zoals ze zeiden, de volmachtenregering zou doen wijken op 18 juli, de datum van de heropening van de Kamers. Tezelfdertijd, beweerden ze, zullen we de hongerdecreten laten intrekken. Men weet wat er op die datum gebeurde en hoe de reactionaire meerderheid de lijsten met handtekeningen in acht nam.

Men mag zeggen dat de bourgeoisie een zege heeft behaald op het proletariaat, omdat ze erin geslaagd is, met de hulp van de BWP, de hongermaatregelen in stand te houden en deze toe te passen.

Ook de reformistische leiders hebben een zege behaald op het proletariaat omdat zij erin geslaagd zijn de strijdvaardigheid van de werkers af te koelen. Als een bewijs daarvan zijn er de mijnwerkers van Jemappes, die een staking waren begonnen tegen de hongerdecreten en tegen de regering van de volmachten. Door tussenkomsten van de reformisten zijn ze terug aan het werk gegaan, na de mijnwerkers te hebben beloofd de algemene staking uit te roepen op 18 juli in geval de regering nog niet was afgetreden. Het wordt 18 juli en de dag gaat voorbij en ... de regering blijft aan en past de hongerdecreten toe en bereidt een nieuwe aanval voor.

Het ordewoord van de algemene staking wordt bij de BWP afgekeurd en de mijnwerkers van de Borinage, die de meest strijdvaardige zijn van het Belgisch proletariaat, blijven aan het werk. Het is het meest overtuigend bewijs van de verwoestingen die door de reformisten tot stand gebracht worden.

Gedurende de ganse periode van beroering onder de arbeiders, hebben we kunnen opmerken dat de ganse linkerzijde van de BWP die zich rond P.H. Spaak had gevormd en via hun dagblad “Action Socialiste” om, zich meer en meer oriënteerde naar een revolutionair standpunt, naar de klassenstrijd.

Zij beweerden dat de rechtstreekse actie, ondanks al het gevaar, zich opdrong als een noodzakelijkheid om tegen de reactie te strijden. We hebben in die tijd de ideologische steun van de linkerzijde van de BWP ondertekend om de massa’s voor te lichten over de middelen van doelmatige strijd tegen de ellende, die hen door de reactionaire regering en patronaat wordt opgelegd.

De afloop van de gebeurtenissen stelde de linkerzijde van de BWP op een harde wijze voor het feit van een nieuw verraad van de syndicale politieke leiders van de BWP. Welke houding zouden ze aannemen?

Nadat zij, in de schoot van de Algemene Raad tevergeefs gestreden hadden voor het ordewoord van de algemene staking, lieten zij op 29 juli, in hun blad ‘L’Action Socialiste’ hun voorstel weten. Men kan het als volgt samenvatten:

Ze oordeelden het lanceren van het ordewoord voor een algemene staking inopportuun daar zij, enerzijds rekening hielden met de geestesgesteldheid van de arbeiders en anderzijds was er de wens van de linksen, om aan de rechterzijde van de BWP niet een voorwendsel te geven om hen, wegens gebrek aan discipline, uit de beweging te sluiten.

We hebben begrip opgebracht voor deze positie. Het was op dit ogenblik bepaald onhandig geweest de kaders van de BWP voorbij te gaan. Maar naar ons oordeel, plaatst deze positie, of men wil of niet, de linkerzijde van de BWP zich op de grens van een eerlijk handelen ten opzichte van de arbeidersklasse. Eén stap verder en het is de teruggang, de teloorgang van al het ernstige werk dat door haar gedurende weken en maanden werd verricht.

De linkerzijde beleeft nu, door de gang van de gebeurtenissen, een ogenblik waarop tegen hun beweging een ernstige en verraderlijke aanval wordt uitgevoerd door de profiteurs en de kandidaat-profiteurs van de arbeidersbeweging zelf.

Indien zij zich niet politiek willen zelfmoorden, indien zij weigeren zich van het gezondste deel van de arbeidersklasse te laten verwijderen, zullen zij hun daden in overeenstemming moeten brengen met hun geschriften, zullen ze de strijd binnen de BWP voortzetten zolang het nog mogelijk is en daar buiten als het moet.

Tussen de belangen van de arbeidersklasse of de onderwerping “in naam van de discipline”, zullen alléén de overlopers de tweede positie kiezen.

* * *

Het is uiteindelijk wel zo, dat per slot van rekening de volmachten de reactionaire regering zouden toelaten haar tekorten te verminderen, de uitvoerproducten meer concurrentieel te maken, de rijkswacht te versterken en ze met automitrailleurs te voorzien, verschillende ministeries te coördineren en het Leger voor te bereiden meer rechtstreeks tussen te komen in sociale conflicten; met het vooruitzicht om niet meer zoals in juli 1932 door de gebeurtenissen te worden voorbijgestreefd.

Deze “zege” had er namelijk toe bijgedragen de arbeiders, de linkerzijde van de BWP en in het bijzonder de ‘Jeunes Gardes Socialistes’, te radicaliseren.

Deze radicalisatie werd mede veroorzaakt door de nederlaag van de Duitse arbeiders, de opeenhoping van socialistische, communistische, trotskistische en joodse militanten in de concentratiekampen. Maar de afschuw tegenover het onmenselijk optreden van het nazisme en het ontstaan van embryo’s van Vlaamse, Waalse en Brusselse fascistische groepjes, droeg vooral onder de jongeren bij tot een bewustwording.

Een jaar later, in 1934, manifesteerden 25.000 jonge socialisten, in blauwe hemden, in het centrum van Brussel.

* * *

Een tussenvoegsel:

In de maand augustus van 1933 werd ik naar Parijs geroepen om deel te nemen aan een controlecommissie, om nadien naar Royan te gaan om er een rapport aan L.D. Trotski over uit te brengen.

‘s Avonds, tijdens een maaltijd, bevond ik me aan een lange tafel waar 12 à 15 man bijeen waren. Op het einde van het maal stelde Trotski me opeens de vraag: “En wat doet in België uw uilskuiken van een koning”?

Ik antwoordde: “Hij gaat op jacht en doet aan alpinisme”. Het antwoord moet hem geen voldoening hebben geschonken, want hij antwoordde letterlijk:

“Let op, Kameraad V., de Belgische monarchie schijnt een geraamte te zijn. Maar het is niet uitgesloten, dat zij zich gaat voeden, dat haar spieren en zenuwen toenemen en een macht kan worden”.

Het vooruitzicht van de “oude” dat zich later bevestigde, speelde door mijn hoofd en na rijp beraad kwam ik tot de conclusie dat in België, de Vlamingen nooit een Brusselaar en nog minder een Waal zouden aanvaarden als dictator, zoals trouwens de Brusselaars en de Walen geen Vlaming zouden dulden in een dergelijke functie.

Ik schreef een lange analyse over de toestand in verband met de volmachten en onderwierp het aan het redactiecomité, met het oog op een publicatie in twee of drie delen.

Na langdurig overleg besloot de redactieraad er een brochure van te maken en aan kameraad Trotski werd gevraagd er een voorwoord voor te schrijven.

Het is aldus dat die tekst ondertekend werd door “L’Opposition Communiste de Gauche” in plaats van Give mijn pseudoniem.

Dit is wel van belang. Voor de “oude” was die tekst de vrucht van een équipe. Had hij geweten dat het mijn werk was, wat door zijn voorspelling werd ingegeven, denk ik, dat hij zich vroeger rekenschap gegeven zou hebben van de opportunistische posities, welke later zouden ingenomen worden door de kameraden van Charleroi.

Majesteitsschennis

Als vervolg hierop had ik in een serie meetings de geschiedenis verteld van de “geraamtemonarchie”. Op een zekere dag werd ik naar het politiebureau geroepen waar de commissaris me aan een verklaring onderwierp van een rijkswachter van Ransart. Daarin stond dat ik, die datum, dat uur, verklaard had dat de koning ziek was, dat hij zijn spieren en zenuwen verloor en hij er als een geraamte uit zag...

Het komische zet zich soms wel eens om op het niveau van een drama of een tragedie.

Bij wijze van voorwoord

Onze Belgische vrienden hebben me gevraagd een voorwoord te schrijven voor een brochure die de politieke toestand in België kenschetst, en handelt over de taken van het proletariaat.

Ik moet bekennen dat ik de laatste jaren de dagelijkse gebeurtenissen in België niet heb kunnen volgen. Ik neem me voor die leemte aan te vullen. In elk geval mag ik me vandaag het recht niet toe-eigenen, me over de actuele problemen van de praktijk van de arbeidersstrijd in België zo concreet uit te spreken als de situatie dat zou vereisen.

Het is trouwens ook niet nodig. Onze Belgische kameraden tonen in de brochure in kwestie, dat ze bekwaam zijn zonder hulp van buitenaf hun weg uit te stippelen.

Bij wijze van voorwoord zou ik enkele algemene beschouwingen willen geven over de huidige politieke situatie in Europa en over de taken die hieruit voor de proletarische voorhoede voortvloeien.

Deze beschouwingen zijn ook voor België geldig in die mate dat de algemene crisis van het kapitalisme, de groeiende dreiging van het fascisme en het oorlogsgevaar, dat zijn beslissende tekens drukt op het binnenlandsgebeuren van alle landen van Europa.

De doorbraak van het nationaalsocialisme in Duitsland heeft het proletariaat van de andere Europese landen eerder geleid naar de versterking van de democratische dan naar de communistische strekkingen. Dat uit zich op een bijzonder duidelijke wijze in Engeland en Noorwegen.

Maar zonder twijfel voltrekt hetzelfde proces zich ook in een aantal andere landen.

Het is zeer waarschijnlijk dat de sociaaldemocratie en in het bijzonder de Belgische, in de eerstvolgende periode een nieuwe politieke opflakkering zal beleven. Dat het reformisme de ergste rem is voor de politieke evolutie en dat de sociaaldemocratie gedoemd is tot ineenstuiken, is voor ons het abc. Maar enkel een abc is niet voldoende. Men moet de concrete etappes van het politieke proces kunnen onderscheiden.

In de algemene historische achteruitgang zowel van het reformisme als van het kapitalisme, zijn er onvermijdelijke perioden van tijdelijke opgang. Zoals een lamp die opeens fel gaat gloeien voordat ze uitgaat.

De formule fascisme of communisme is absoluut juist, maar alléén in laatste analyse. De fatale politiek van de Communistische Internationale, die gesteund werd door het gezag van de Arbeidersstaat, heeft niet alleen de revolutionaire methodes gecompromitteerd, maar heeft ook aan de sociaaldemocratie, beladen met misdaden en verraad, toegelaten opnieuw de vlag van de democratie boven de arbeidersklasse te hijsen, als de vlag van de redding.

Tientallen miljoenen arbeiders zijn tot in het diepste van hun gemoed verontrust door het fascistisch gevaar. Hitler heeft hen nog eens getoond wat het betekent, de verplettering van de arbeidersorganisaties en van de elementairste democratische rechten.

De laatste jaren hebben de stalinisten niet opgehouden ons te verzekeren dat er geen verschil is tussen democratie en fascisme, dat fascisme en sociaaldemocratie tweelingen zijn.

De arbeiders van de hele wereld hebben zich kunnen overtuigen van de misdadige absurditeit van zulke uitspraken door de tragische ondervinding in Duitsland.

Dat verklaart de komende achteruitgang van de stalinistische partijen in nochtans uitzonderlijk gunstige voorwaarden voor een revolutionaire vleugel. Vandaar ook het verlangen van de arbeiders om zich bij hun massaorganisaties te houden en aan hun democratische rechten.

Door de tien jaar lange misdadige politiek van de verstaliniseerde Communistische Internationale stellen miljoenen arbeiders zich in geweten de vraag, echter niet onder de vorm van de beslissende tegenstelling: dictatuur van het fascisme of dictatuur van het proletariaat, maar wel van het veel primitievere, maar minder duidelijkere: fascisme of democratie.

Men moet de politieke situatie nemen, wat ons vertrekpunt is, zoals ze is, zonder zich enige illusies te maken. Wij blijven natuurlijk trouw aan ons zelf en aan onze vlag; altijd en in alle omstandigheden zeggen we wie we zijn, wat we willen en waar we heen willen. Maar wij mogen ons programma niet kunstmatig aan de massa opdringen. De stalinistische ervaring op dit punt bewijst dat reeds voldoende.

In plaats van hun locomotief aan de trein van de arbeidersklasse te koppelen en zijn beweging te versnellen, laten de stalinisten hun locomotief, niet schrille fluitsignalen tegen de trein van het proletariaat in lopen, bemoeilijken zijn beweging en komt er soms mee in botsing en van de kleine locomotief blijven alleen brokstukken over. En dan krijg je het resultaat van een dergelijke politiek: in sommige landen is het proletariaat het weerloze slachtoffer geworden van het fascisme, elders wordt het tot reformistische opvattingen achteruitgedrongen. Er kan natuurlijk geen sprake zijn van een ernstig en duurzaam herstel van het reformisme. Het gaat in eerste instantie niet om het reformisme in de brede zin van het woord, maar de instinctieve aspiraties van de arbeiders om hun organisaties en hun “rechten” te verdedigen.

Vanuit deze zuiver defensieve en conservatieve posities kan en moet de arbeidersklasse in het verloop van de strijd tot een revolutionair offensief overgaan over de gehele linie. Dat offensief moet op haar beurt de massa’s voorbereiden om de grote revolutionaire taken en bijgevolg ons programma, te aanvaarden.

Maar om dit te bereiken moet men de periode van de verdediging, die zich momenteel voordoet gezamenlijk met de massa en in de eerste rangen weten te overstijgen zonder zich in de massa te verliezen, maar ook zonder zich van haar los te maken.

De stalinisten (en hun armzalige na-apers, de Brandleristen) hebben de democratische ordewoorden voor alle landen ter wereld in de ban gedaan: voor India, die zijn nationale bevrijdingsrevolutie nog niet heeft voltooid; voor Spanje, waar de proletarische voorhoede nog de weg moet vinden om de kruipende burgerlijke revolutie in een socialistische revolutie om te vormen; voor Duitsland, waar het gebroken en verpulverd proletariaat van alles wat het gedurende de afgelopen eeuw verworven heeft is beroofd; voor België, waar het proletariaat haar ogen onafgebroken op de oostgrens gericht heeft en, terwijl zij haar diepe wantrouwen in haar hart onderdrukt, steunt zij de partij van het democratisch-“pacifisme” (Vandervelde en Co).

De stalinisten deduceren de gemakzuchtige afwijzing van de democratische ordewoorden op een abstracte wijze uit de algemene kenmerken van onze tijd: die een tijd is van imperialisme en socialistische revolutie.

Het getuigt van geen enkel greintje zin voor dialectiek om een kwestie op een dergelijke wijze voor te stellen. Ordewoorden en democratische illusies laten zich niet bij decreet afschaffen.

De massa moet ze doormaken en beleven in strijdervaringen. De taak van de voorhoede is de locomotief aan de trein van de massa te koppelen. In de huidige defensieve positie van de arbeidersklasse moeten er dynamische elementen gevonden worden; het strijdterrein moet verdiept en verbreed worden. Op die weg ook verandert de kwantiteit in kwaliteit.

Laten we de jaren ‘17 nog eens in herinnering brengen, toen de bolsjewieken onvergelijkbaar sterker waren dan welke afdeling van de Communistische Internationale dan ook.

Ze bleven aandringen op de onmiddellijke bijeenroeping van de Grondwetgevende Vergadering (het parlement), op de verlaging van de leeftijdgrens voor verkiezingsdeelname, op de kiesrechten van de soldaten, op de verkiesbaarheid van functionarissen enz.

Het voornaamste ordewoord van de bolsjewieken “alle macht aan de sociaaldemocraten (mensjewieken en revolutionairsocialisten). Toen de reformisten een regeringscoalitie met de bourgeoisie sloten, lanceerden de bolsjewieken het ordewoord: “weg met de capitulerende ministers”. Dit betekende nogmaals: arbeiders, dwing de mensjewieken en de revolutionair-socialisten om alle macht in hun handen te nemen.

De politieke ervaring van de enige zegevierende proletarische revolutie is zodanig door de stalinisten vervormd en vervalst, dat ze onherkenbaar is geworden. Onze taak is ook hier de feiten recht te zetten en er voor vandaag de noodzakelijke conclusies uit te trekken.

Wij bolsjewieken, wij denken dat de revolutionaire machtsname en de instelling van de dictatuur van het proletariaat de enige manier is om de mensheid werkelijk van het fascisme en de oorlog te redden. Gij, socialistische arbeiders, gij gaat niet akkoord met deze weg. Gij hoopt niet alleen te kunnen redden wat ge door strijd gewonnen hebt, maar bovendien ook nog voort te gaan op de weg van de democratie. Goed: zolang we u niet overtuigd en aan onze kant gekregen hebben, zijn we bereid met u deze weg tot het einde te gaan. Maar we eisen dat ge de strijd om de democratie niet met woorden maar in daden voert.

Elkeen — op zijn manier — ziet de noodzaak in van een “sterke macht” in de huidige omstandigheden. Dwing dan uw partij om een echte strijd aan te gaan voor een sterke democratische Staat. Maar daarvoor moet men allereerst alle resten van de feodale staat afwerpen; ge moet stemrecht geven aan alle mannen en vrouwen boven de 18 jaar, de soldaten van het leger inbegrepen. Volledige concentratie van wetgevende en uitvoerende macht in één enkele Kamer.

Dat uw partij een ernstige campagne opent met deze ordewoorden, dat zij de miljoenen arbeiders doet opstaan en dat zij onder druk van die massa’s de macht in handen neemt.

Dit zou in elk geval een ernstige poging zijn om tegen het fascisme en tegen de oorlog te strijden.

Wij, bolsjewieken, we zouden ons het recht behouden om aan de arbeiders de ontoereikendheid van de democratische ordewoorden uit te leggen; we zullen de politieke verantwoordelijkheid van een sociaaldemocratische regering niet op ons kunnen nemen, maar we zullen u eerlijk in de strijd helpen om die tot stand te brengen; met u zullen we alle aanvallen van de reactionaire burgerij kunnen afweren. Méér nog, we zouden er ons toe verbinden af te zien van revolutionaire acties die de grenzen van de democratie (van de werkelijke democratie) te buiten zouden gaan, zolang de meerderheid van de arbeiders zich niet bewust aan de kant van de revolutionaire dictatuur zou geschaard hebben.

Dit moet in de eerstvolgende periode onze houding zijn tegenover de socialistische arbeiders, al dan niet aangesloten aan de partij. Wanneer wij gezamenlijk met hen als uitgangspunt op het standpunt van de verdediging van de democratie staan, moeten we, bij het begin af aan, aan deze verdediging een ernstige proletarische betekenis geven. Het moet krachtig gezegd worden:

We zullen niet toelaten dat zich hier herhaalt wat in Duitsland is voorgevallen.

Iedere geschoolde arbeider moet volledig van het idee doordrongen zijn, dat het fascisme niet de kans gegeven mag worden zijn kop op te steken. We moeten met volharding de Volkshuizen, de redactieburelen en de clubs door een proletarische verdediging omringen. Met dezelfde vastberadenheid moeten de fascistische haarden (hun bladen, clubs en fascistische kazernes enz.) door een proletarische blokkade omsingeld worden. Er moeten strijdafspraken aangegaan worden tussen politieke-, syndicale-, culturele-, sportieve- en andere arbeidersorganisaties voor gemeenschappelijke acties voor de verdediging van alle instellingen van de proletarische democratie.

In de mate dat dit werk ernstig en doordacht zal zijn, vrij van grootspraak en opgeblazenheid, des te sneller zal het vertrouwen gewonnen worden van de proletarische massa’s; te beginnen bij de jongeren, en zal zij zeker tot de overwinning leiden.

Op die manier stellen we voor de komende periode in grote lijnen ons een echte marxistische politiek voor. In de verschillende Europese landen zou deze politiek zeker verschillende vormen aannemen, die afhankelijk zijn van de nationale omstandigheden.

We moeten aandachtig de veranderingen in de situaties en in het bewustzijn van de massa’s volgen. Bij iedere nieuwe etappe die ordewoorden lanceren die voortvloeien uit de gewijzigde situatie.

Dit is de taak van de revolutionaire voorhoede.

7 november 1933 L.Trotski

De politieke situatie na de volmachten — Perspectieven

De passiviteit van de arbeidersbeweging gedurende de periode van de volmachten en ten opzichte van de Koninklijke Besluiten, een passiviteit dat gewild en georganiseerd werd door de reformistische leiders van de BWP en de Syndicale Kommissie, heeft de machtsverhoudingen aanzienlijk doen overhellen in het voordeel van de bourgeoisie.

Zonder evenwel de grondige tegenstellingen die inherent zijn aan haar regiem op een definitieve wijze te kunnen oplossen, komt de bourgeoisie, naarmate de politieke en economische moeilijkheden zich ontwikkelen en in hevigheid toenemen ertoe om die op deze wijze gedeeltelijk en ten koste van de werkende massa’s op te lossen.

De volmachten waren bedoeld om aan de reactionaire regering toe te laten zijn budget in evenwicht te brengen, die een deficit vertoonde van verschillende miljarden. Het kwam erop aan die miljarden te recupereren door ze van de werkende massa, die aan constante verarming en verpaupering toe was, te ontfutselen.

Eten moest de regering toelaten de werklozenvergoeding, de ouderdomspensioenen, de wedden van de staatsbeambten enz. te verminderen. Het ging vooral om dergelijke wijzigingen aan te brengen, die tot gevolg zouden hebben dat de gelden van de zwakke inkomens van de arbeidersklasse in de staatskas terecht zouden komen.

Deze groots opgezette economische operatie kon en moest sociale conflicten uitlokken, welke niet alleen de uitgewerkte financiële plannen ten val zouden brengen, maar ook de macht van de heersende klasse aan het wankelen zou brengen. Als voorzorgsmaatregel en om de handen vrij te maken, werd het Parlement op verlof gestuurd, waardoor de bourgeoisie blijk gaf haar eigen grondwet aan de kapstok te hangen, zodra de noodzaak zich daartoe voordeed.

Ten opzichte van dit eerste openlijk dictatoriale gebaar, schreeuwden een aantal politieke fracties van de arbeidersbeweging al over fascisme. Anderen vergeleken deze situatie met de periode van Bruning [7] in Duitsland. Dat was toen een vergissing die wij indertijd bestreden hebben.

Vandaag is de periode van de volmachten formeel afgesloten. De operatie is buiten alle verwachtingen van de bourgeoisie geslaagd. De slaafse meerderheid in het Parlement heeft alle beslissingen van het Kabinet van Brouqueville goedgekeurd.

Iedereen, behalve de heersende klasse en de hoge regeringsbureaucratie, heeft de broekriem aangespannen. En degene die hem het meest moesten aanhalen, zijn zij wier riem reeds aan het laatste gaatje stond. Er werden dan maar nieuwe “gaatjes” bijgemaakt.

De tweede bedoeling van deze operatie begint zich klaar af te tekenen. Het enorme werklozenleger door decreten uitgehongerd, wordt meer en meer een directe bedreiging voor de arbeiders die nog aan het werk zijn. De bourgeoisie bedient zich op cynische wijze van dit leger om voortaan druk uit te oefenen op de lonen.

Waarom kwam er geen actieve weerstand?

Hoe komt het dat de bourgeoisie bij de arbeidende klasse een zo omvangrijke aderlating heeft kunnen verrichten, zonder dat deze in opstand kwam en tot actie over ging? Is het te wijten aan een gemis aan strijdvaardigheid vanwege het Belgisch proletariaat? Neen.

Ons proletariaat was tot strijd bereid. Duidelijke ordewoorden zouden haar in beweging en tot weerstandsdaden gebracht kunnen hebben maar de strijd ontbrandde niet. Het reformisme, dat diep in België geworteld is, is erin geslaagd het misnoegen en de woede van de werkers te “kanaliseren”.

Dit ging niet zonder grote “inspanningen”. De reformistische leiders, die enerzijds verplicht zijn zich aan demagogie over te geven om de massa’s rond haar organisaties en haar pers te houden, moest anderzijds hun strijdwil breken: zij is daarin geslaagd door de vaagheid van haar ordewoorden en door haar gebruikelijke manoeuvres.

Toen de mijnwerkers van de Borinage met het welbepaalde doel te strijden tegen de “regering van de volmachten” in staking gingen, dat een rechtstreekse strijd tegen de bourgeoisstaat was, ontstond er paniek in het reformistische kamp.

De grootste tenoren van de BWP werden op de Borinage afgestuurd, waar ze zich tot taak stelden de zes à zevenduidend stakers toe te galmen en hun de organisatie van een referendum over de algemene staking beloofden en hun de zekerheid gaven dat een strijd ontketend zou worden, op de datum van de hervatting van de parlementszittingen.

Met deze beloften hernamen de mijnwerkers het werk. Ondertussen was in de Algemene Raad van de BWP, in spoedzitting bijeengeroepen, de beslissing genomen om zijn toevlucht te nemen tot een petitie die de ontbinding van de Kamers zou eisen.

Het was het laatste manoeuvre en de redplank voor het reformisme.

Het zou de reformisten te veel naar wens hebben verlopen indien de revolutionairen frontaal deze petitie zouden hebben aangevallen. We moeten erop wijzen dat wat dit betreft er éénsgezindheid bestond tussen de linkerzijde van de BWP, de stalinistische partij en de Opposition Communiste de Gauche, om niet in een dergelijke val te lopen. Deze drie strekkingen klaagden met kracht het reformistische manoeuvre om de arbeiders deze petitielijsten te laten tekenen aan.

Naar hun eerste schattingen verwachtten de leiders van de BWP twee miljoen stemmen te verzamelen. In het geval dat de revolutionaire fracties zich rechtstreeks zouden verzet hebben tegen die petitie, zouden deze leiders de schuld voor de mislukking te gemakkelijk op de rug van de revolutionaire hebben geschoven.

Met de materiele middelen waarover ze beschikten, zouden zij niet in gebreke gebleven zijn om een schijnheilige campagne te voeren tegen de “communistische saboteurs”. En aangezien de parlementaire traditie zeer sterk is in onze arbeidersklasse, zou een dergelijke campagne zeker zijn doel hebben bereikt.

1.400.000 handtekeningen werden er verzameld. Al zijn dat nu niet allemaal strijdvaardige mensen, actieve militanten van de rechtstreekse actie en de algemene staking, dan is het niettemin toch een duidelijk teken van de wil van de massa om zich tegen de wetsdecreten te verzetten en de reactionaire regering omver te werpen.

De heropening van het Parlement vond plaats op een moment waar de slachtoffers van de wetsdecreten in zekere zin “gewoon” waren tegen de harde slagen. De strijdlust was geluwd. De overgrote meerderheid van de werkers verwachtten echter met spanning dat de sociaaldemocratische organisaties het ordewoord van de algemene staking zouden lanceren. Dat ordewoord kwam niet.

Geen enkele proletarische fractie was in staat de strijd te doen uitbreken over de hoofden van de politieke- en syndicale organisaties heen en de leiders van de BWP vonden hun “moed” terug en veroorloofden zich enige dagen erna de fameuze resolutie te publiceren waarin zij zich resoluut uitspraken tegen de algemene staking.

Indien de algemene staking in 1933 was uitgebroken zou ze niet hetzelfde karakter hebben gehad als deze van 1932. Ze zou een meer politiek karakter hebben gehad, meer rechtstreeks gericht tegen de regering van de volmachten; ze zou de machtsvraag hebben gesteld.

Ons ordewoord: voor een socialistische regering

Ons ordewoord dat we in die periode lanceerden: “voor een socialistische regering”; was gegrond.

In deze periode vreesde het reformisme boven alles de mogelijkheid om de macht in handen te moeten nemen. Vastbesloten het systeem van het privaateigendom, waarin ze geïntegreerd was, niet aan te tasten, zou ze moeilijk, op enige kleine uitzonderingen na, anders kunnen handelen dan de reactionaire regering zelf.

Een sociaaldemocratische regering, die uit de algemene staking ontstaat, zou zich geklemd zien tussen het beschermen van het kapitalistische systeem en de revolutionaire oplossingen die door de proletarische massa worden opgeëist. Een dergelijke regering zou bij de massa’s, die de reformistische leiders volgden, onvermijdelijk een opschudding teweeggebracht hebben.

De ‘gauchist’ Liebaers verklaarde in een artikel van “l’Action Socialiste” dat een dergelijke regering het slechts enige weken zou kunnen uithouden zonder dat zich een definitieve breuk zou voordoen tussen de top en de basis van de sociaaldemocratische organisaties.

We kunnen nog altijd niet de werkelijke betekenis van die raadgeving verklaren die door de gauchist Liebaers aan de BWP leiders werd verstrekt. Vreesde hij werkelijk dat de reformistische bonzen hun invloed zouden verliezen? Vreesde hij die breuk tussen reformistische leiders en socialistische werkers? Of geeft hij prioriteit aan de voordelen van de BWP boven die van de proletarische strijd...?

Hij behoort echter niet tot de categorie van “africhters” aangezien hij aan allen die het horen willen verklaart dat de BWP niet meer te verbeteren is. Het gaat hier waarschijnlijk om één van zijn dubbelzinnigheden waarin hij zijn politieke houding pleegt te laten zweven.

Dat neemt echter niet weg dat Liebaers daar een pertinente waarheid heeft gezegd: een sociaaldemocratische regering moest onvermijdelijk een definitieve breuk teweegbrengen tussen de reformistische leiders en de arbeiders. Ten opzichte van een actie van een reactionaire regering, die vastbesloten is alle lasten van het financiële herstel te laten dragen door de klassen, die het zwaarst getroffen zijn door de crisis, zou een sociaaldemocratische regering voor de arbeiders een wapen zijn om hun eigen ellende iets te verlichten en ook om een deel van de lasten over te brengen op de heersende klassen.

Laten we er aan toevoegen dat de ervaring van een dergelijke regering, duidelijk aan de ganse arbeidersklasse zou aangetoond hebben, dat de reformistische leiders effectief de agenten van de bourgeoisie zijn.

Zij zou aan de Belgische arbeidersklasse geleerd hebben, dat indien zij niet het lot van de socialistische- en communistische werkers in Duitsland wilde ondergaan, zij verplicht was met de reformistische politiek te breken en moest overgaan tot de revolutionaire strijd.

Deze situatie zou de popularisatie van onze ordewoorden met een verhoogde kans op succes hebben toegelaten: gewapende opstand en instelling van de dictatuur van het proletariaat.

De vrees van de reformistische leiders: een actie van de massa

Maar waarom, kan men zich afvragen, vreesden de reformistische leiders zozeer de actie van de massa’s? Waarom worden ze van capitulatie naar capitulatie geleid?

Sinds jaren heeft een uitgebreide bureaucratie, die op de rug van de arbeidersbeweging leeft, zich de politieke- en syndicale organisaties toegeëigend die door de arbeiders werden opgericht.

Deze bureaucratie heeft haar eigen belangen. Ze teert niet enkel op het kapitaal en de interesten van de arbeidersorganisaties, doch ook is een grote meerderheid van de bureaucratie geïnteresseerd in de coöperatieven en naamloze vennootschappen (creaties van de BWP), die op haar beurt nauw verbonden zijn aan de economische organismen van de bourgeoisie.

Het is langs deze bureaucratie dat de arbeidersorganisaties aan de belangen van het kapitaal en zijn Staat zijn onderworpen. Deze bureaucratie heeft niet alleen zijn naamloze vennootschappen te verdedigen, maar ook zijn privileges; dit vooral verklaart zijn rol van reactionair conservatisme. In een massabeweging, een beweging die slechts progressief-revolutionair kan zijn, staan de belangen van de bureaucratie lijnrecht tegenover die van de werkers. Een massabeweging kan tot gevolg hebben, dat de arbeiders die in de praktijk aanvoelen dat de dichtstbijzijnde tegenstanders zich in hun eigen rangen bevinden, de bureaucratie verjaagt en terug weer meester wordt van haar eigen organisaties.

De stakingen van juli 1932 zijn een prachtig voorbeeld geweest van het ontstaan van een dergelijk “gevaar” voor de bureaucratie. De zogenaamde aanvallen en samenzweringen tegen de ‘Maisons du Peuple’ waren slechts tekenende gebeurtenissen van de wil van de bureaucratie, om ten alle prijze de beslissingsmacht in handen te houden die haar toestond zich van de “volmachten” te bedienen in de proletarische organisaties.

De houding van de minderheden — Klassenstrijd

De linkerzijde van de BWP heeft gedurende deze gehele periode niet opgehouden de rechtstreekse strijd en de algemene staking aan te bevelen.

Indien haar houding op zekere punten aan duidelijkheid tekort heeft geschoten, zou dit moeilijk anders hebben gekund aangezien ze in het begin stond van haar strijd tegen het reformisme.

Men moet evenwel bekennen — de waarheid is slechts revolutionair — dat zij geen enkel teken van capitulatie heeft vertoond ten opzichte van de BWP-leiders.

Ze ontketende evenwel niet de strijd. Zekere ultra gauchisten zullen er de conclusie uit trekken dat deze linkerzijde, zoals al de vorige “linksen”, slechts gediend heeft om de werkers onder de hak van het reformisme te houden. Het is een kritiek die we nemen voor wat ze waard is.

Zonder ons te laten verblinden, en wij steunen ons op de objectieve omstandigheden, zijn wij ervan overtuigd, dat zelfs in het geval dat alle partijleiders van de linkerzijde en de leiders van de JGS (Jeune Garde Socialiste) meelopers van de reformistische bonzen zouden zijn, dan toch bezit de beweging die zich momenteel in de schoot van de BWP voordoet een dusdanige kracht dat ze moeilijk te bedwingen is.

De socialistische linkerzijde is zeker nog met talrijke gebreken doortrokken, waarvan ze zich zal moeten herstellen, maar zelfs in dit stadium betekent ze reeds een ernstige bedreiging voor het reformisme.

De aanval tegen haar door de rechterzijde van de federatie van Charleroi op de federale vergadering van 15 oktober ontketend, die begon door de verdediging van de conservatiefste onder de conservatieven van de BWP, Brunet en Destree is veelbetekenend. Brunet, de beste voorzitter die de Belgische Kamer ooit heeft gekend en Destree, de krachtigste “verdediger van de socialistische doctrine” in de kolommen van het blad “Le Soir”.

Kort hierna zullen de bonzen van de rechtse- en centristische zijde van de BWP, de linkerzijde voor ernstige beproevingen zetten. Maar even geduld en laten we niet op de geschiedenis vooruitlopen...

Dat wat wij de linkerzijde verwijten, is dat ze op het kritieke moment van de staking van Jemappes, geen aanval heeft ontketend tegen de regering van de volmachten; een goed voorbereide inspanning van haar kant zou een enorme invloed hebben gehad in de strijd. Haar uitspraak: “wij zijn met ganser harte met de stakers” klonk wel wat te magertjes. De linkerzijde zou al haar krachten moeten gemobiliseerd hebben om te beletten dat de reformistische leiders de stakers terug aan het werk konden zetten. Dat is van haar kant een grove fout.

Laten we duidelijk zijn: meerdere malen heeft de ‘Opposition Communiste de Gauche’ zich met klem verzet tegen het systematiseren van gedeeltelijke stakingen, dat voorgesteld werd door de stalinisten.

We zijn en blijven voorstanders van een algemene strijd; ook al staat het de stalinisten niet aan, wij blijven “de algemene stakers”. Maar het spreekt vanzelf dat algemene stakingen, de echte, — die niet uitlopen op “parlementaire debatten” -voortspruiten uit gedeeltelijke stakingen. De gedeeltelijke gevechten van de Borinage konden het sein worden van de algemene veldslag. En dit hebben de linksen niet begrepen.

Indien ze het begrepen hadden, moesten ze het ordewoord lanceren: veralgemenisering van deze stakingen, en zich niet beperken tot een verklaring: “Wij zijn met ganse harte met de stakers”.

De houding van de stalinistische partij

We zullen kort zijn over de houding en actie van de stalinistische partij. Het was het spektakel dat het stalinisme nog kon vertonen in het jaar 1933: oppervlakkige agitatie, avonturen zonder consideratie voor diegenen die voor de kosten moeten opdraaien, ultimatisme geënt op een nieuwe opportunistische stroom waarbij ze de gezonde krachten van de arbeidersbeweging van zich afstoot, de partij isoleert en eigen krachten nog meer desorganiseert.

Geconfronteerd met het ordewoord: “voor een socialistische regering” waartegen ze niets konden inbrengen, zijn zekere bureaucraten van de BWP begonnen met het volgende te lanceren: “voor een regering van sovjets”, anderen beperkten zich tot: “weg met de regering van de verhongeraars”.

De “Drapeau Rouge” bracht uiteindelijk, na een “moeizame” arbeid het ordewoord: “noch burgerlijke democratie, noch fascistische dictatuur, voor een regering van arbeiders en boeren”, waarbij zij liet veronderstellen dat ze een regering wilde, die moest steunen op sovjets, die er echter niet bestonden.

De macht van de bezittende klasse is versterkt

De capitulatie van de arbeidersklasse zonder strijd, de afwezigheid van actieve weerstand heeft de posities van de heersende klasse aanzienlijk versterkt. Haar budget is voorlopig gestabiliseerd, haar staatsmacht blijft krachtig.

Ze kan zich op dit moment opnieuw het trage raderwerk van het parlementarisme veroorloven. Opnieuw heerst de bourgeoisdemocratie in “het paradijs van het kapitalisme”.

Dit is het onweerlegbaar bewijs van de domheid van zekere opvattingen die geuit werden tijdens de instelling van de regeringsvolmachten, onder andere bij zekere linkse militanten, dat het hier ging om een “periode Bruning”. (pré-fascistische periode vóór Hitler).

Hopelijk trekken militanten die te veel de neiging vertonen zich op valse beoordelingen te baseren, hieruit een les.

Indien wij terug een burgerlijke democratie hebben dan komt dat door het feit dat de bourgeoisie naar posities heeft verstevigd. Allereerst op economisch gebied is ze zonder veel kleerscheuren uit haar budgettaire moeilijkheden geraakt de inkomsten wegen op tegen de uitgaven. De recente toespraak van Jaspar [11] is een waarachtige lofzang. De sociale lasten zijn voor haar aanzienlijk verlicht. De wedden en lonen van de staatsbedienden zijn ernstig verminderd. Door de uithongering van de werklozen en de druk die zij eveneens op de arbeiders zal kunnen uitoefenen die aan het werk bleven, zal aan het Industrieel Centraal Comité toelaten de prijs van de handenarbeid te verminderen en op die manier haar concurrentiemacht op de wereldmarkt versterken.

Op politiek vlak bevindt de Belgische bourgeoisie zich tegenover een leger van werkers, die indien ze niet werd verpletterd, toch verslagen werd. De arbeidersklasse, en vooral het industrieel proletariaat, die al haar hoop en wilskracht had gezet in een actie van rechtstreekse strijd, ziet zich nu verplicht de armen te kruisen. De afkeer en de ontmoediging hebben zich van zekere lagen van de werkers meester gemaakt. In het kamp van de bourgeoisie is er momenteel feest en verbondenheid.

Bij de arbeidersklasse is verdeeldheid, die haar wel eens duur zou kunnen komen te staan indien ze zich niet herpakt en indien ze niet haar zaak in eigen handen neemt.

Het referendum dat door de Centrale van de Mijnwerkers georganiseerd wordt op 15 en 16 oktober jl., waarbij 90 % van de stemmen voor de algemene staking was, bewijst opnieuw dat de mijnwerkers die de strijdvaardigste arbeiders vertegenwoordigen, klaar staan om de strijd aan te gaan. De organisatie van een dergelijk referendum onder alle gesyndiceerden van alle corporaties voor de vernietiging van de wetsdecreten zou zonder twijfel dezelfde uitslag hebben gegeven. De arbeidersklasse is slechts verslagen doch niet overwonnen. Ze is klaar om zich met de bourgeoisie te meten.

De fascistische bedreiging

De loop van de gebeurtenissen en het slagen van de operatie van de volmachten moest onmiskenbaar een versterking van de fascistische kernen en een uitbreiding van hun invloed op haar sociale basis tot gevolg hebben: de kleinburgerij en de middenstand.

De kleinburgerij is, net zomin als de werkers, gespaard gebleven in de verdeling van de decreten uit de periode van de volmachten. Verschillende belastingen hebben de inkomsten van de armste lagen van de kleinburgerij verzwaard. Nieuwe belastingen hebben niet enkel tot gevolg dat ze geld onttrekken bij deze lagen, maar hebben daarenboven een uitgesproken drukkend karakter. De inningsmodaliteiten van de nieuwe belasting op de “billiards russes” zijn speciaal te vermelden in dit verband.

Het is dan ook niet te verwonderen dat deze lagen in beweging komen. Uit alle delen van het land komen protesten. Zo wordt een atmosfeer geschapen die het ontstaan toelaat aan organisaties van het slag van de “Burgerkreig” in Vlaanderen en “Lutte bourgeoise” in Wallonië.

Deze organisaties nemen niet openlijk een fascistisch karakter aan, maar fascistische militanten ontplooien er in een grote activiteit, vinden er een gunstig terrein voor de uitbreiding van hun ideologie van de “Sterke Staat” en het Corporatisme.

De fascistische kern: Verdinaso

‘Verdinaso’ is ontegensprekelijk de consequentste fascistische kern, die wij momenteel in België kennen. De arbeidersklasse moet deze beweging bestrijden indien zij hem niet wil zien ontwikkelen tot een dodelijk gevaar.

Wat is haar oorsprong? Eerst en vooral ontwikkelt zij zich, zoals alle andere fascistische bewegingen, in een periode van ontaarding en onzekerheid die we beleven, die gekenmerkt wordt door het feit dat de subjectieve factoren (ontwikkeld klassenbewustzijn, bestaan van een echte communistische partij, d.w.z. van een proletarische, klaarziende en geharde politieke leiding) ten achter zijn op de objectieve situatie (ontwikkeling van de mechanisatie, industriële concentratie en centralisatie, verdieping van de interne tegenstellingen van het kapitalisme) die volledig rijp zijn voor de proletarische revolutie.

Vervolgens de ontaarding en de versplintering van de Vlaamse nationale beweging. Deze beweging (het Frontisme), die na de oorlog radicale stellingen innam tegen de Belgische Staat, verbrokkelde sindsdien in de galeien van het parlementarisme.

Verschillende stromingen verscheurden elkaar van binnenuit: voorstanders van de toepassing van revolutionaire methodes en voorstanders van de parlementaire methodes. In verband met het te bereiken doel zijn er eveneens verschillende tendensen geweest: voorstanders van de stichting van een “Groot-Nederland”, die van een oprichting van een “Onafhankelijk Vlaanderen”, weer anderen waren voorstanders van een autonoom Vlaanderen in het kader van de Belgische Staat.

Op het ogenblik van de verkiezingsopgang van de Frontpartij, zaaiden een reeks eerzuchtige politiekers ontgoochelingen en versnelden aldus het degeneratieproces. Maar de aanvankelijke oorzaak van deze ontaarding was wel de onmacht van deze culturele beweging om de sociale problemen en de klassentegenstellingen die zich onvermijdelijk in eigen schoot moesten tot uiting komen, op te lossen.

Het is in een dergelijke situatie, dat een zekere Van Severen, ideeën van nationaal solidarisme begon te propageren en de conceptie van een “Sterke Staat”, om zodoende de sociale problemen door de instelling van een fascistisch regiem “op te lossen”.

Zijn pogingen bleven lang vruchteloos. Het is slechts naarmate dat de beweging van de Frontpartij in scheuringen en splitsingen degenereerde, dat hij, samen met de dichter Wies Moens, enkele jonge rekruten rond zich kon scharen. In oktober 1931 stichtte hij het “Verbond der Dietse Nationaal-Solidaristen” (in de geest van de dinasos, behelsde de Dietse Staat het Frans en Belgisch Vlaanderen en Nederland).

Welke waren de doelstellingen van ‘Verdinaso’? Wij citeren uit haar programma:

“Verdinaso wil de Dietse Staat doen herleven die momenteel verscheurd is (Holland-Vlaanderen). Zij wil er een sterke natie van maken en daarom stelt zij voor een Sterke Staat uit te bouwen. Zij wil dat de Dietse Staat zou beschikken over een onwankelbaar gezag om zijn taak uit te voeren:
a) in- en uitwendige bescherming van de Dietse Staat;
b) oprichting en instandhouding van de orde en het recht in de schoot van de natie;
c) verdediging van de algemene belangen, zowel materieel als moreel, van het Dietse volk.

Om dit te bereiken, stelt zij “de vernietiging van het liberaal systeem en van de parlementaire democratie” voor, die onder het mom van een volkssoevereiniteit, het volk bedriegt en het overlevert aan de geldmachten. Zij neemt zich voor: alle politieke partijen te verbieden.”

Op sociaal en economisch terrein stelt zij zich de oprichting voor van een:
“a) Een organische solidariteit tussen uitbuiters en uitgebuitenen;
b) een organische solidariteit tussen alle corporaties en beroepen, voor het welzijn van de natie en onder de soevereiniteit van de Staat.

‘Verdinaso’ wil orde in het economische- en sociale leven scheppen door de organisatie van het corporatief systeem. Zij wil zodoende het geheel van het economische leven redden uit de klauwen van het grootkapitaal.”

Het artikel in verband met de privaateigendom is helemaal kenschetsend. Door de halfvalse, halfjuiste verklaring van Proudhon aan te halen: “Eigendom is diefstal” stelt zij daar tegen over de formule: “eigendom moet ten dienste zijn van de staat”. Vandaar uit trekt zij de conclusie dat de Dietse Staat zich met klem moet verzetten tegen elke onteigening en socialisatie.

Bijzonder tekenend zijn ook de perspectieven in verband met de koloniën.

Zich steunend op het feit dat het Nederlands imperialisme Ned.-Indië en de Belgische burgerij Congo uitbuit, schrijft ‘Verdinaso’ in haar programma dat zij, in hoedanigheid van toekomstige erfgenaam, de koloniale volkeren onder haar bescherming zal nemen.

Zij verklaart tevens de koloniale volkeren, door de administratie van die landen te willen begunstigen, met de steun van een intelligente macht.

Tot dat doel... zal de Dietse Staat zich een machtig landleger en dito zeevloot aanschaffen. Dit alles onder het teken van de christelijke godsdienst en “onder de bescherming van Christus”.

Dat is dus kort geresumeerd het programma van ‘Verdinaso’. Deze beweging steunt ontegensprekelijk op dezelfde sociale kenmerken als de Mussolini en Hitlerregimes. Wat vorm en woorden betreft is er wel enig verschil maar de inhoud is identiek: de instelling van een fascistische dictatuur met als voornaamste bedoeling de sociale revolutie en de onteigening van de productiemiddelen en de oprichting van een nieuwe maatschappij te beletten.

Momenteel houdt de kern van de Dinasos zich in een defensieve positie. Zij houdt zich strikt aan een zeer actieve propaganda in de middens van jonge universitairen en onder de Vlaamse boerenjeugd en niet minder actief omringt zij de Vlaamsnationale beweging. Nog zeer onlangs heeft de Vlaams nationale fractie, die geleid wordt door Staf De Clercq, zich openlijk verenigd met de nationaal-solidaristische opvattingen.

Eén van de voornaamste zorgenkinderen van Verdinaso is de oprichting van militaire formaties, die op een ijzeren discipline moeten rusten. De strenge oefeningen waaraan de leden onderworpen zijn getuigen van het voornemen om kaders te vormen voor de toekomstige moordenaarsbenden, die zullen dienen om het proletariaat te terroriseren, en de partijen en de syndicaten uit te roeien. Kortom, de militaire formaties van Verdinaso worden getraind en voorbereid tot een rol welke de stoottroepen van Hitler in Duitsland hebben gespeeld.

Op dit ogenblik gaat de Verdinaso zich aan geen enkele rechtstreekse actie tegen de arbeidersorganisaties te buiten. Waarmee de leiders een bewijs leveren dat ze zowel “psychologische” en strategische hoedanigheden bezitten. Ze willen eerst, zonodig door de hulp van “martelaren” bij hun aanhangers en sympathisanten een atmosfeer scheppen van absolute toewijding en hechte sympathie.

De dinaso pers spreekt een sterke taal. De liederen en de fraseologie waarmee deze beweging zich omgeeft, zijn van een aard om het blinde “geloof” te inspireren, zoals dat noodzakelijk is voor het fascisme. De dichter Wies Moens heeft zich perfect aangepast aan zijn nieuwe rol, men kan hem de kwaliteit niet ontzeggen de ziel van het Vlaamse volk te kennen en dit zeer handig uit te buiten.

Een volk dat in de laatste eeuwen het juk van verschillende imperialismen heeft ondergaan. Dit alles wordt op een dusdanige manier in elkaar gezet, dat de Verdinaso rond zich een mystiek schept van de “bevrijding van het Vlaamse volk”.

Deze enkele opklaringen waren noodzakelijk omdat het er niet enkel op aan komt het fascisme met fysieke kracht te verslaan, doch eveneens moet men zijn vijand kennen, men moet zich ideologisch wapenen om tegen de doorbraak van het fascisme in te gaan. Het is voor de werkers niet enkel van belang het doel van het fascisme te kennen, maar ook om de middelen te kennen die het gebruikt om zijn fraseologie ingang te doen vinden en uiteindelijk zijn einddoel te bereiken.

Wat voor de Dinasos een scherp wapen is geweest en dat ze zeer handig hebben gebruikt, is de staat van algehele corruptie van het parlementarisme en van de leidende kaders van de grote arbeidersorganisaties. Ze maken jacht op de schandalen die van tijd tot tijd in deze corrupte middens uitbreken, klagen ze aan en nemen op die manier een houding aan van “verdedigers van de arbeiders en van de benadeelde kleine burgerij”.

De ontaarding van de partijen en van de Communistische Internationale ontsnapt hen evenmin. Op dit gebied buiten ze de minste zwakheid uit... Ze speculeren op de lafheid en de laksheid van de leiders van de politieke partijen in het algemeen, maar vooral van die partijen die zich op het marxisme beroepen.

“Le Peuple” en andere sociaaldemocratische dagbladen onthouden zich, om deze kant van de dinaso agitatie en hun propaganda in het daglicht te stellen.

“Strijdmethodes van de pennenlikkers van “Le Peuple”

In verschillende Vlaamse steden en in Brussel werd de laatste tijd overgegaan tot het openen van Verdinaso-“huizen”. Instinctief hebben duizenden werkers zich naar deze plaatsen begeven om te tonen dat ze bereid zijn zich tegen het fascisme te verdedigen. Overal botsten de werkers op de repressiekrachten van de bourgeoisie, die de “vrijheid” verdedigden van de dinasobenden om de arbeidersklasse te provoceren.

De middelen die de reformistische leiders gebruiken om de dinasos te “bestrijden”, zijn duidelijke bewijzen van onmacht en ‘angst’ die bij de kaders van de BWP heersen.

Zo is er bijvoorbeeld het geknoei met de eigenaar van een huis dat aan de Verdinasos werd verhuurd met het doel het huurcontract te verbreken door de publicatie in hun pers van een superpatriottisch advocaat, waarin hij Van Severen aanklaagde als “landverrader” enz.

De grote reformistische tenoren durven noch kunnen de massa’s aanzetten om de directe actie te gebruiken; noch kunnen zij aandringen op de voorbereiding van een gewapend verzet tegen het fascisme. Geklemd tussen de twee kaken van een tang, die steeds meer toeknijpt; aan de ene kant de ontwikkeling van het fascisme en aan de andere kant de rechtstreekse actie van de massa’s, tonen de leiders daar hun waar gelaat, dat van een oude smekende vrouw.

De werkers moeten er zich rekenschap van geven, na de Duitse ondervinding, dat het fascisme alle elementaire veroveringen, alle voornaamste rechten die werden afgedwongen in bijna een halve eeuw strijd tegen de bourgeoisie, dreigt te vernietigen.

Het fascisme brengt zelfs het bestaan van de organisaties van de uitgebuitenen in gevaar, het bestaan van de syndicaten die nog in meerderheid “bestuurd” worden door democraten.

Er is geen sprake van doelmatige strijd tegen het fascisme zonder een absolute verdediging van de arbeiderseisen, door henzelf vooropgesteld en waarvoor zij hun syndicaten in beweging moeten zetten. Want het is in het bijzonder door de zwakheid van deze verdediging waarvan het fascisme profiteert om zich te verankeren in de middens van de kleine burgerij, die ontredderd is door de crisis.

Een éénheidsfront van alle arbeidersorganisaties tegen de aanval van patronaat en regering is de eerste voorwaarde om de bruggen op te blazen van de ontwikkeling van het fascisme.

Het “Légion Nationale”

Vergeleken met Verdinaso zijn de kernen van het “Légion Nationale” van een heel ander kaliber. Ze bestaan sinds 11 jaar en hebben slechts enkele jonge bourgeois intellectuelen van het slag “fils á papa” rond zich kunnen verenigen, die zich van tijd tot tijd verplaatsen met helmen en botten en ... door politieagenten beschermd worden.

Hun leiders zijn volslagen nullen. Hun programma is een slap aftreksel van een ultrapatriottisch conservatisme ofschoon er ook sprake is van “corporatisme”.

Ze publiceren sinds verschillende jaren een blad “La Légion Nationale Belge”, waarin stompzinnigheid wedijvert met onwetendheid en onnozelheid. Naar onze mening zal het echte “Belgische” fascistisch gevaar niet van deze kant komen, tenzij er zich fundamentele wijzigingen in deze kernen zouden voordoen.

Het komt eerder van de fascistische kweekschool van de Leuvense universiteit waar jonge katholieken de weekbladen “Rex” en “Vlan” — als bewonderaars van Crockaert [9] — publiceren, en van de grondleggers van het maandblad “L’Assaut” in Antwerpen, evenals van de zijde van jonkheer Schuermans, dat het “Belgisch” fascisme zich zal ontwikkelen.

Is een samenwerking tussen het Vlaams en het Waals fascisme mogelijk?

Dit is een kwestie die meer en meer de aandacht van de revolutionaire militanten zal bezighouden. De Dietse bewegingen (dinasos), die zich opstellen als bestrijders van het Frans en Belgisch imperialisme, worden met een zekere vijandigheid ontvangen door de Belgischgezinde bourgeoisie. Verschillende burgerlijke bladen, het blad “La Légion Nationale” inbegrepen, eisen momenteel de ontbinding van de Dietse formaties. In hun ogen zijn het anti-Belgen, separatisten en bijgevolg “vijanden van het vaderland”.

Het is evenwel niet op deze criteria dat men zich zal moeten steunen om mogelijkheden te onderzoeken van een vereniging tussen de verschillende tendensen van het fascisme in België. Men moet zich steunen op een klassencriterium.

Des te minder de actie van het proletariaat in België een directe bedreiging zal vormen voor de privileges en het regiem van de bourgeoisie, des te minder zal er de mogelijkheid zijn dat er een overeenstemming komt tussen de dinasos en de fascistische aanhangers van de “L’Unité belge”.

Indien echter het proletariaat een ernstige bedreiging betekent, indien het streeft naar de machtsname, dan zal het Vlaams en Waals fascisme zich onmiskenbaar gaan verenigen.

Momenteel ondergaat de “democratische” reactionaire regering de wet van de financiële oligarchie. De werkelijke macht ligt in de handen van de Société Génerale en van de Bank van Brussel, door hun controle dat zij uitoefenen op bijna het totale economische leven in België.

Deze macht die de economische hefbomen van Vlaanderen en Wallonië in handen heeft is echter de grootste tegenstander van het separatisme. Nooit zal ze vrijwillig de grens trekken dat haar uitbuitingsveld zal verdelen.

Maar in tijden van gevaar zal deze macht niet aarzelen beroep te doen op de Dietse bewegingen, zoals de Franse bourgeoisie in 1870 niet geaarzeld heeft beroep te doen op de Pruisische troepen om de Parijse Commune te verpletteren.

Oorlogsbedreigingen

De verzwakking van de Sovjet-Unie en de ineenstorting van de IIIe Internationale heeft, de laatste tijd meer en meer, bewegingsvrijheid gegeven aan de verschillende imperialismen.

Deze laatsten, die in gevecht zijn met een alsmaar aanslepende crisis, zoeken met alle mogelijke middelen om aan hun moeilijke situatie te ontsnappen. Hadden ze niet het vooruitzicht een oorlog te moeten voeren met een generatie die de oorlog 14-18 heeft beleefd, dan zouden de “heersers der wereld” allang de wereldbrand hebben ontketend. De dreiging van de wereldrevolutie is tot nu toe de zekerste waarborg geweest voor de vrede.

Daar elke poging tot internationale oplossing schipbreuk leed, trachtte ieder imperialisme zichzelf te redden door de zwakheid en de nood van zijn meest rechtstreekse tegenstander uit te buiten, door zich op te sluiten in het wambuis van een autarchiesysteem. De grenzen zijn nimmer zo hermetisch gesloten geweest. Nimmer zijn de beperkingen met een zo’n grote nauwkeurigheid toegepast. Zich “elk afzonderlijk” redden of bondgenootschappen aangaan, is de kreet van elk imperialisme.

Gedurende een zekere tijd heeft de wereldbourgeoisie in een aanstaande heropleving van de handel geloofd, en inderdaad, er deden zich tekenen van opleving voor sinds 1932. Sinds de maand juli van dit jaar is er een evenwicht tot stand gekomen tussen de productie en een uiteindelijk, beperkte consumptie. Het jaar 1933 vertoont een lichte verbetering maar zo traag en gedeeltelijk dat de politieke en sociale problemen die uit de crisis voortspruiten in heel hun omvang blijven doorwegen.

Over het geheel van de wereldeconomie, blijft de Duitse economie op het meest kritische punt. Geholpen door het verraad van de sociaaldemocratie en de misdadige politiek van het stalinisme, heeft het fascisme er inderdaad de macht genomen.

Maar alle fundamentele economische problemen, die niet door een regering, die zijn oorsprong vond in het Weimarsysteem, opgelost kunnen worden, kunnen evenmin door het fascisme opgelost worden. Volgens de statistieken, die van het Hitlerapparaat afkomstig zijn, zou de werkloosheid verminderd zijn, maar deze cijfers zijn niet ernstig te nemen.

Zoals het te voorzien was, wordt het fascisme, door het mislukken op dit gebied, de oorsprong tot handelen naar buitenuit. Sinds het einde van de oorlog hebben alle Duitse partijen, en in zeker opzicht ook de stalinistische partij, de Duitse bevolking ingeprent, dat alle kwalen waar ze aan lijden uitsluitend te wijten zijn aan het Verdrag van Versailles.

Men kan niet ontkennen dat dit aan het overwonnen Duitsland opgedrongen roversverdrag, aan de basis ligt van de uitzonderlijke ernst van de economische situatie van de Centrale Rijken. Het fascisme moest, méér dat wat ook, deze stand van zaken tot eigen profijt uitbuiten. Het is er in die mate in geslaagd om de volksmassa’s te doen geloven dat de redding van Duitsland slechts in een nieuwe oorlog gelegen is.

De Duitse afgevaardigden verlaten de Volkenbond en de Ontwapeningsconferentie. Het is nutteloos te ontveinzen dat deze daad te meer een stap is naar de ontketening van een wereldbloedbad. Wat eist Duitsland?

Terwijl ze zich tegenstander verklaart van herbewapening, terwijl ze beweert bereid te zijn op eigen gebied de laatste mitrailleurs te laten verdwijnen, op voorwaarde dat de andere mogendheden hetzelfde doen, betekent de uittreding van de Duitse afgevaardigden uit de Ontwapeningsconferentie niets anders dan haar weloverwogen besluit zich te herwapenen.

Dit betekent ook dat er ondanks alle risico’s die dit voor de Duitse- en wereldbourgeoisie met zich mee zal brengen, zij zich voorbereiden dit gevaarlijke punt te overschrijden en de ontketening van een nieuwe oorlog met alle gevaren van zelfvernietiging.

Reeds tekenen zich machtige bondgenootschappen van tegenstrijdige imperialismen zich af...

Tegelijk met de materiële voorbereiding op de komende oorlog wordt de “morele” voorbereiding voortgezet. Ook hier staat de rol van de reformistische leiders op het voorplan. In België gebruiken “Le Peuple” en andere organen van de sociaaldemocratie, hun demagogische campagne tegen de bloedige terreur van de nazi’s om de imperialistische oogmerken van het Duits imperialisme aan te klagen... en deze ten voordele van het imperialisme en het Frans-Belgisch chauvinisme uit te buiten. Meer dan welk burgerlijk blad ook, heeft “Le Peuple” bijgedragen tot de voorbereiding van de oorlogspsychose.

De reformistische leiders die niet willen en niet meer consequent tegen het kapitalistische regiem kunnen handelen, vrezen vooral een massa-actie, die wel eens tot gevolg zou hebben dat zij van het politieke toneel verdwijnen. Elke actie, elk gebaar van hun is bedoeld om de burgerlijke democratie te redden.

De dood van de burgerlijke democratie zou onvermijdelijk de dood van het reformisme met zich meebrengen, waarop zij gegrift staan.

We zullen misschien binnenkort het ongewone spektakel kunnen bijwonen, waarin de burgerlijke pers zich verplicht ziet de hartstochten van de pacifisten van de BWP te delen, die pacifistisch zijn in tijden van vrede en verdedigers van de oorlog zijn in tijden van oorlog...

Men begrijpe ons wel, de campagne van “Le Peuple” en andere “socialistische” bladen wordt gevoerd ter verdediging van de democratie tegen het fascisme van Hitler.

Hoe men het draait of keert, of ze de strijd voeren op eigen sociaal terrein (salaris en andere kwesties) of op het terrein van de strijd tegen het fascisme of ook nog op dat van de mogelijkheden van een oorlog, overal en in alle omstandigheden spelen onze reformistische leiders de kampioen in de verdediging van de burgerlijke democratie.

Het probleem van de macht en van de staat

Het probleem van de Staat heeft nog nooit in de geschiedenis van het Belgisch kapitalisme zo’n belang gehad als vandaag. Het parlementair systeem dat de overheersing van de bourgeoisklasse verzekert en door de gebeurtenissen is voorbijgestreefd, voert haar doodsstrijd.

De bourgeoisie ziet, niet zonder bezorgdheid, het vooruitzicht tegemoet het beheer van haar regiem aan het fascisme te moeten overdragen.

Een dergelijke operatie is voor haar even onaangenaam als het haar duur komt te staan: zij herinnert zich met bitterheid de tegenvallers van Hugenberg [8] prototype van de Duitse conservatieve bourgeoisie.

Via de mond van haar meest klaarziende en ondernemende elementen — Crockaert en anderen — begint zij over “hervormingen” te spreken, die aan het staatsapparaat zouden moeten aangebracht worden. Zij doet bovendien een beroep op de “Sterke Macht” die haar in de gelegenheid kan stellen om een einde te maken aan de “chantage” van de arbeidersbeweging, die door de reformistische leiders wordt vertegenwoordigd. Trouwens, de interne sociale moeilijkheden, die steeds grotere vormen beginnen aan te nemen en de bedreigingen van een mondiale beroering, die zich voortdurend scherper aftekent zal de Belgische bourgeoisie ertoe drijven om meer en meer dictatoriale maatregelen te gebruiken.

Anderzijds worden de boeren, de kleinburgerij en de middenstand verpletterd onder het gewicht van de uitwerking van de crisis, van de belastingen.

Zij werpen in meerderheid de verantwoordelijkheid van hun moeilijkheden en hun miserie op het parlementair systeem. Onder de verdoving van een hersenspoeling, die hen momenteel door de reactionairen wordt toegediend, geloven zij, dat hun ellende grotendeels te wijten is aan de “verspilling” van de werklozenuitkeringen. Deze hersenspoeling werpt vruchten af. Daarbij komt, dat de opkomst van de reactie in Duitsland hun een nieuwe oorlog doet vrezen, en dit voorbeeld van een volledige overwinning op de machtige proletarische organisaties en het tot zwijgen brengen van een revolutionaire bedreiging, doet hen naar het dictatoriaal systeem en de “sterke macht” overhellen. De ideologie van het corporatisme vindt zijn weg in deze milieus.

Het idee van een “sterke macht”, Orde Gezag Natie sluipt eveneens binnen in de rechtervleugel van de BWP. “Le Peuple” heeft veel ophef gemaakt rond een “schitterende toespraak” die staatsburger Max Buset [10] onlangs heeft gehouden en waarin opvattingen werden verdedigd zoals: het socialisme — laat ons, om alle misverstand te voorkomen, zeggen: het reformisme — moet zich tegenwoordig op het terrein van de natie verschansen, zij moet het idee verlaten om de moeilijkheden op wereldschaal te willen oplossen, men moet hun de maatregelen aanbevelen die geïnspireerd zijn op de organisatie van de Staat op basis van het corporatisme. Een dergelijke conceptie zal zelfs een aantal gauchisten aansteken.

Op te merken valt dat het probleem van het regiem en van de Staat niet langer tot de bekommernissen behoren van een beperkte minderheid. Ze interesseren langsom meer de bredere lagen. Ook de arbeiders stellen zich het probleem.

Het punt van de machtsname door de algemene staking en de gewapende opstand staat op de dagorde van steeds meer arbeidersvergaderingen. Ze drukken het verlangen uit naar grondige wijzigingen in de huidige economische structuur.

Kwesties als deze: voor of tegen de parlementaire democratie; voor of tegen de fascistische dictatuur; voor of tegen de proletarische dictatuur zijn de laatste tijd van eerste betekenis geworden.

Rond deze kwesties zal zich de eerstvolgende strijd oriënteren. Totnogtoe is de klassenstrijd de gevangene van het regiem geweest, ze verscheen slechts in functie van de verdediging en de verbetering van de arbeidersbelangen in het kader van het bestaande regiem.

Vandaag schijnt ze zich meer en meer te verplaatsen op het vlak van de strijd voor de macht, voor de omvorming van de staat en van het regiem.

Momenteel zit de parlementaire democratie nog stevig in het zadel. Het fascisme is nog aan zijn eerste schreden toe. Niettemin wijst alles erop dat het in Vlaanderen vlug tot een massabeweging zal kunnen uitgroeien. De conclusie trekken echter, dat het een onmiddellijke dreiging betekent zou een slechte berekening zijn van de machtsverhoudingen van tegenwoordig...

Vooruitzichten

Wat voor de bourgeoisie en diens regiem de grootste bedreiging blijft is een massale stakingsbeweging. Het is de aard van zo’n beweging dat zij de wijziging van de machtsverhoudingen versnelt, door de voorwaarden te creëren waarin een werkelijke proletarische revolutionaire partij zou ontstaan rond de ideologie van de linkse communistische oppositie.

Dit vooruitzicht zou meteen het probleem stellen van de monarchie. Vandaag speelt onze Koningridder ontegensprekelijk een zeer bescheiden rol: paardenmarkten bezoeken, wandelingen maken aan de oevers van de Nijl, boogschutterwedstrijden voorzitten en van tijd tot tijd wetsdecreten tekenen die door Franqui en consorten ineengefranseld zijn en dit zijn dan min of meer de enige uitingen van zijn vreedzaam bestaan.

Het is evident dat, met de toespitsing van de sociale strijd, het probleem van de monarchie en het lot van haar meest directe vertegenwoordiger zich in alle scherpte zal stellen.

In de eerste fasen van een klassenstrijd zoals een algemene staking zullen bankiers, industriëlen en burgerlijke politici gedwongen zijn beroep te doen op de sociaaldemocratie die ondanks alles “de grootste georganiseerde macht van het land” blijft. Een “socialistische” regering zou tot taak hebben het elan te breken van de ontketende proletarische massa’s: in deze functie zou ze door de bourgeoisie aan de macht geroepen worden.

Bij het ontketenen van een dergelijke strijd, zou de taak van de revolutionaire voorhoede onmetelijk zijn. Om de zware lasten op de rug van de bezittende klassen te verschuiven, om zijn opvattingen over de definitieve en duurzame oplossingen van het sociaal probleem te populariseren, om het idee te verspreiden van de onvermijdelijke noodzaak van een geweldadige omverwerping van de sociale verhoudingen die de productiekrachten gevangen houden, zou de voorhoede tot taak hebben zelf het ordewoord te lanceren: “voor een socialistische regering” en van die regering openlijk de realisatie van het volgende programma eisen:
1. De instelling van een sterke macht gecontroleerd door de massa;
2. Bewapening van het proletariaat;
3. Controle op de productie;
4. Afschaffing van de monarchie, proclamatie van de republiek;
5. Socialisatie van de productie- en ruilmiddelen en de banken;
6. Ontbinding van fascistische partijen en formaties;
7. Uitbreiding en verbetering van de sociale wetten bij middel van de inkomsten afkomstig van de bezittende klassen;
8. Afschaffing van geheime overeenkomsten die het land aan het Frans imperialisme binden;
9. Autonomie van Vlaanderen, bevrijdt van de dominantie van elk imperialisme;
10. Erkenning de jure en herstel van de economische betrekkingen met de USSR en onmiddellijke strijd voor nauwe en gezonde (economische en politieke) unie met de USSR op basis van het herstel van het democratisch centralisme met effectieve controle van de proletarische basis in het land.

Deze ordewoorden, behalve deze van de bewapening van het proletariaat en de afschaffing van de geheime overeenkomsten, werden op een demagogische wijze vooropgesteld op de congressen van de reformisten. Hun realisme zal de massa’s aanspreken. De strijd om hun effectieve verwezenlijking te eisen zal de reformistische leiders met de rug tegen de muur plaatsen.

Hun contrarevolutionaire manoeuvres om het regiem te redden zal hun ware aard openlijk en definitief openleggen in de ogen van de grote massa’s van de werkers, en hen naar het kamp van het kapitalisme verjagen.

Het proletariaat zal de noodzaak aanvoelen om op eigen krachten en eigen initiatief te handelen.

Zij zal meer dan ooit de noodzaak voelen om een werkelijke revolutionaire partij te vormen en te ondersteunen.

In de gegeven omstandigheden is dat het eerste doel dat bereikt moet worden om de voorwaarden te scheppen voor een revolutionaire strijd die de uitgebuite massa’s herenigd en het doel voor ogen heeft van de vernietiging van alle kapitalistische posities, de onteigening van de productiemiddelen, de instelling van de dictatuur van het proletariaat...

21 oktober 1933
L’ Opposition Communiste de Gauche

Enige verduidelijkingen van de in de tekst genoemde organisaties en personen

[1] Chevaliers du Travail — autonoom georganiseerde arbeiderskernen; ontstaan onder invloed van de Amerikaanse arbeidersstrijd [Knights of Labour — MIA]; onafhankelijk van de reformisten, stalinisten en ‘Oppositionelen’.
[2] Belgische Werklieden Partij (BWP)- de voorloper van de BSP. De BWP werd toen WOII uitbrak opgeheven door haar voorzitter H. De Man, die openlijk met de Duitsers collaboreerde. Na WOII heroprichting als de BSP.
[3] Syndicale Kommissie (SK)- In 1898 op het congres van de BWP opgericht als een administratief orgaan om de syndicale activiteit te coördineren. De SK was aan de partij ondergeschikt, die tevens de leiding aanstelde. Op het congres van 1937 werd de SK omgedoopt tot het Belgisch Vakverbond (BVV) Bij WOII viel de BVV uitéén. Sommige ‘leiders’ verdwenen naar Engeland, andere ‘voormannen’ (o.a. Van Acker en Major) riepen op tot aansluiting bij de door de Duitsers opgerichte Unie van Hand- en Geestesarbeiders (UHGA) Na WOII ontstond door allerlei fusies het ABVV.
[4] La Voix Communiste blad van de ‘Opposition Communiste de Gauche’ van 1931 tot 1935. Als in de tekst sprake is van ‘onze organisatie’ dan wordt bedoeld Opposition Communiste de Gauche. Na 1935 deed een deel van deze organisatie intrede bij de sociaaldemocraten; een ander deel vormde de groep Spartacus. In hetzelfde gedeelte is er sprake van ‘ik’; dit is Georges Vereeken, lid van de Opp. Comm. de Gauche, en ging na 1935 mee met de groep Spartacus.
[5] Delattre — nationaal-secretaris van de mijnwerkers; oud-minister van de Arbeid. Bij iedere staking werd door hem nationalisatie voorgesteld; na iedere staking werd er niet meer over gepraat laat staan gehandeld.
[6] Gailly — leider van de Metaalbewerkers Bond. Stond vooral bekend als “knap demagoog”.
[7] Bruning — eerste minister uit de burgerlijk democratische regering voor de periode van Hitler. Bewonderaar van deze laatste.
[8] Hugenberg — (Alfred) rijksminister van Economische Zaken, leider van de Deutsch-Nationalen, die in 1925 een verbond sloot met Hitler.
[9] Crockaert — uiterst rechtse politieker in België.
[10] Max Buset — voorzitter van de Werklieden Partij in die jaren.
[11] Jaspar — oud minister in België.
[12] Dorremans — klaarste, belangrijkste en eerlijkste van de militanten van de Opposition Comm. de Gauche, in de haven van Antwerpen. Lang de oppositie gevoerd in de BTB. Pogingen tot stichting van ‘Rode Vakbonden’.