M I A

Wat is marxisme ?



Is de arbeidersklasse verdwenen? Bestaat de markt niet meer? Er is toch nog kapitaal? Zijn er geen bedrijven meer die fusioneren of failliet gaan?
Hoe gaan we de wereld begrijpen? Is een theorie als het marxisme, ontstaan in de 19e eeuw, nog in staat een verklaring te geven?

Zie ook het boek:
Karl Marx, Bekend en onbekend.
Met afzonderlijk leesbare hoofdstukken, vanuit verschillende en verrassende invalshoeken.

Dat is het zeker! Want wat hierboven geschreven is van markt, kapitaal, en arbeidersklasse bestaat vandaag nog. Niet op een identieke wijze als toen, maar wel nog in zijn kern en wetmatigheden.

Wat is marxisme? Een logisch en nuchter antwoord is dan: Dat wat Marx en Engels te boek hebben gesteld.
In januari 1859 schrijft Marx een voorwoord (Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie) waarin hij de volgende werken prijst: De armoede van de filosofie, Het Communistisch Manifest, Redevoering over de vrijhandel, Loonarbeid en kapitaal.
Nu kunnen we er ook bij zetten: Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie, en Het Kapitaal.

Marx was een scherp analyticus en zeker een briljant dialecticus. Hij ontwikkelde een visionaire blik op de kapitalistische ontwikkeling uit de tegenspraken die hij onderzocht had en waarbij hij rekening hield dat een doorlopen stadium de voorwaarde wordt voor een volgende tegenstelling.
Groot in zijn eenvoud stelde hij (en Engels) dat de beweging zelf, de ontwikkeling zelf, de synthese is.

In wat hierboven staat hebben we nu de twee hoofdblokken aangeraakt. Economie en filosofie.
Marx en Engels hebben daaruit een materialistische zienswijze ontwikkeld. Zij staan op het standpunt dat het materiële leven de ideeën bepalen, en niet andersom. Het materiële leven is dat waarin mensen in hun behoefte aan voedsel, kledij, huisvesting, ontspanning, enz., voorzien. Mensen moeten dat produceren, mensen moeten arbeiden. En dat gebeurt op een wijze, een productiewijze, die historisch bepaald is.

Daarom is dit, het historisch materialisme, een uitstekende manier om de geschiedenis te leren zien als een proces, en niet een gebeuren van ideeën of ‘grote figuren’. Ideeën behoren tot de bovenbouw en zijn afhankelijk van de onderbouw, de economie. Tussen de ideeën en de economie is er een dialectische relatie. Ze bepalen elkaar en zijn elkaars voorwaarde om verder te ontwikkelen. We komen hier dadelijk op terug.

Marx en Engels namen afstand van een materialisme dat slechts de werkelijkheid interpreteert. De mens is een handelend wezen, door zijn arbeid wordt de wereld anders. Dus moet in dat materialisme een praktijk vervat zitten willen we een goed begrip ontwikkelen over de werkelijkheid. Het gaat erom inzicht te krijgen in de complexe processen in natuur en productiewijze, die voortdurend in beweging zijn (dit is de objectieve dialectiek), en die de basis is voor kennis langs het handelen om (dit is de subjectieve dialectiek).

Dialectiek

Het concrete is de eenheid van het veelvoudige. Dit is een dialectische vaststelling. Het concrete dat we ontmoeten of onderzoeken is een eenheid van talrijke processen of zaken. En de waarheid over dat concrete, een moment in de oneindige beweging, komt naar boven in de praxis. Handelen en waarheid gaan samen.
De werkelijkheid zit verpakt in beelden. De werkelijkheid dwingt tot het maken van beelden (in onze hersenen), zoals Dietzgen zei. Waarmee er ook al een dialectiek bestaat tussen de werkelijkheid en het denken (de objectieve en de subjectieve dialectiek van hierboven).

In de dialectiek gaat het dus om rekening te houden met vele oorzaken die zich op een complexe wijze tot elkaar verhouden, bevestigend of als een ontkenning. Er is constant beweging en vernieuwing. In algemeen beschrijvende termen verloopt deze beweging als een these, antithese, en synthese. De synthese zelf is dan weer een these in het nieuwe proces dat zijn antithese oproept. Daarom dus dat Marx zegde dat de ontwikkeling zelf de synthese is.

In het marxisme gaat het dus erom dat we te maken hebben met een voortgaand historisch proces, en de werkelijkheid in die zin kunnen begrijpen als we de historische processen begrijpen. De dialectische bewegingswetten zijn waar te nemen in de geschiedenis, maar ook op het niveau van de materie, zoals Engels heeft laten zien in de Anti-Dühring.

Economie

Nu terug naar de ideeën en de economie. Het kader waarin dat handelen gebeurt is de productiewijze. In ons geval de kapitalistische productiewijze.
Marx maakte een analyse van de kapitalistische productiewijze. Hij ziet dat het hier gaat om een veralgemeende koopwarenproductie, gestoeld op het privé-eigendom van productiemiddelen. In die veralgemeende koopwarenproductie ziet hij de aanwezigheid van arbeidskracht. Deze geeft waarde aan de waren. Ook de arbeidskracht is een waar. Een bijzonderheid ervan is dat zij ruilwaarde en gebruikswaarde heeft.

Waren geproduceerd in de kapitalistische productiewijze worden aangeboden op de markt in onderlinge concurrentie met andere kapitalisten en andere waren. Men is dus niet zeker van afzet en verkoop der waren.
Maar de waarde van de waren wordt niet fundamenteel bepaald door de markt. Door vraag en aanbod. Fundamenteel is die arbeidskracht, gestopt in de waar. En het is de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd die de ruilwaarde bepaald (arbeidswaardeleer), omdat de arbeidskracht zelf een prijs (ruilwaarde) heeft.
Het is zaak zo goedkoop mogelijk te produceren (of kwalitatiever te produceren) dan de concurrentie. Hiermee revolutioneert het kapitaal voortdurend de productieverhoudingen. Maar deze leiden naar overproductie. Er wordt blindelings geproduceerd voor een anonieme markt vanuit een steeds maar planmatiger georganiseerde productie.
En goedkoop produceren kan maar mits druk (in alle mogelijke variaties) op de waarde van de arbeidskracht (arbeidswaardeleer).

Hoe goedkoper de arbeidskracht is, is er (normaal en algemeen gesproken) grotere meerwaarde. De meerwaarde die komt van de arbeidskracht ligt in de gebruikswaarde van de arbeidskracht die meer kan produceren dan wat nodig is voor de instandhouding van de arbeidskracht (die ruilwaarde) als zodanig.

In de mate dat het kapitalisme zich ontplooit, roept het zijn tegenpool in het leven, de arbeidersklasse. Arbeiders moeten zich verkopen om in leven te blijven. Loonarbeid berust op concurrentie van de arbeiders onderling.

Er is dus een grootschalige socialisatie van productiekrachten, maar die staat tegenover een private toe-eigening van waren. Waar vroeger een crisis bestond uit een tekort aan goederen, is er nu crisis door overproductie!
Deze overproductie drukt op de prijzen, drukt op de winst(voet) en stuurt mensen naar de werkloosheid, of een (nog) lager loon, of een (nog) langere werktijd. En dat terwijl de wereld schreeuwt om bevrediging van elementaire behoeften.

Lage prijzen, ontwikkeling van productiekrachten, ontwikkeling van kennis en uitschakeling van hard labeur (althans voor enkelen) is positief. Maar het probleem is dat er verkeerde goederen geproduceerd worden, of dat de mensen met de meest fundamentele noden, geen koopkracht hebben om hun minimale behoeften te bevredigen.

Kortom, de ontwikkeling verloopt langs een logica gestuurd vanuit kapitaalsbehoeften, niet vanuit algemeen menselijke behoeften.

Dit inzicht werkt verhelderend en maakt de vaststelling van Leon Trotski meer dan prangend: dat zolang de mens zijn sociale organisatie niet meester is (hoe we ons dus organiseren), deze als een noodlot ons boven het hoofd hangt.

In het feit dat het concrete de samenvatting is van vele bepalingen, vervluchtigt de voorstelling tot een abstractie, en leiden die abstracte bepalingen tot de reproductie van het concrete via het denken. Wat de val opent voor: “de illusie om het reële op te vatten als het resultaat van het in zich zichzelf samenvattende, in zichzelf verdiepende en vanuit zichzelf bewegende denken, terwijl de methode om van het abstracte naar het concrete op te stijgen alleen maar de manier is waarop het denken zich het concrete toe-eigent en als een geestelijk concreet iets reproduceert”. Marx, over de methode. De mensen die nadenken (de ideeën) over de maatschappij zijn dus zowel gegeven in de werkelijkheid, als in hun gedachten.
Anders gesteld, tussen denken en werkelijkheid kan het goed fout lopen. Het marxisme nu, dat laat zien dat het anders kan.


Zoek knop