Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Ontmoeting met Lenin

Maar evenals zijn vrouw Alexandra zag hij in dat hij niet in Siberië kon blijven. Iedere nieuwe balling die in de respectieve kolonies aankwam, bracht nieuws mee over wat aan de overzijde van de Oeral aan het gisten was. Zelfs langs de Siberische Spoorweg waren sociaaldemocratische organisaties ontstaan. In de band van de boeken die hij in de zomer van 1902 via Irkoetsk ontving, waren de nieuwste buitenlandse publicaties, gedrukt op het dunste papier, verborgen. Ze vernamen ook dat in het buitenland een marxistisch dagblad ‘Iskra’ was gesticht,[8] en toen ze Lenins brochure Wat te doen in handen kregen, kwam het onmiddellijk tot felle discussies over de daarin opgeworpen vraag naar een strenge centrale organisatie van beroepsrevolutionairen, die aan een ‘ijzeren discipline’ moesten onderworpen zijn.

Lev Bronstein piekerde er lang over of hij zou vluchten of blijven. De geboorte van een tweede dochter betekende in verband met hun levensonderhoud nieuwe zorgen, die Alexandra alleen nauwelijks de baas kon, maar ze loste het probleem op met de woorden: het moet. Zoals Trotski schrijft, woog de revolutionaire plicht voor beiden zwaarder dan alle andere overwegingen, ook die van persoonlijke aard.

Nadat het haar duidelijk was geworden welke grote opdrachten haar man in Centraal-Rusland wachtten, had Alexandra als eerste de gedachte uitgesproken dat hij moest vluchten. Dat is zeker geen voorwendsel dat later is verzonnen; voor de Russische revolutionairen met hun zendingsbewustzijn heeft van in den beginne alles moeten wijken voor de opdracht die ze zichzelf hadden gesteld.

De vlucht werd omzichtig voorbereid. In het bed van de ‘zieke’ Lev Bronstein werd een pop gelegd, die de controlerende gendarmen in de waan moest brengen dat er niets alarmerends aan de hand was; dat lukte, en dank zij de list verwierf hij een voorsprong. Samen met een eveneens verbannen vrouw werd hij, verborgen onder stro en huiden, met een boerenkar naar een klein spoorwegstation gebracht, waar vrienden uit Irkoetsk een koffer met bovenkleren, ondergoed en dassen gedeponeerd hadden. Er lag ook een valse pas bij, waarop alleen nog een naam moest ingevuld worden. Lev Bronstein koos ‘Trotski’. Dat was de naam geweest van een cipier die hem op dat moment te binnen schoot. Onder die naam, die van dat moment af de zijne zou blijven, zou hij ook in de wereldgeschiedenis bekend worden. In Samara (thans Koejbysjev) [nu opnieuw Samara – MIA], op de linkeroever, de zogenoemde weidenoever, van de Volga, stapte hij na een reis van vier dagen uit de trein. In deze stad was de illegale binnenlandse redactie van de Iskra gevesgtigd. Onder het pseudoniem ‘Pero’ (Pen) begon hij voor deze krant te schrijven. De berichten uit Siberië gingen via geheime kanalen naar Londen, waar Lenin waarschijnlijk voor het eerst van ‘Pen’ heeft gehoord. Op een dag ontving Trotski uit Londen een brief, waarin hem werd gevraagd naar Engeland te komen. De hoofdstad van Engeland was de zetel van de buitenlandse redactie van de Iskra. Naar Londen uitgenodigd worden betekende een grote eer, die tot dan toe maar weinigen te beurt was gevallen. Trotski vertrok onmiddellijk. Bij Kamenez-Podolsk, in Galicië, passeerde hij de Oostenrijkse grens, en in Wenen werd hij geholpen door Victor Adler, de leider van de Sociaaldemocratische Partij, die hem via Zürich en Parijs naar Londen loodste.

Het staat niet vast op welke dag precies ‘Pen’ in oktober 1902 aanklopte bij Lenin in Londen, Holford Square nr. 10; die dag kan als een historische datum worden beschouwd, hoewel de twee beroepsrevolutionairen in de loop van de volgende jaren over zeer vele problemen, zowel van tactische als van principiële aard, ruzie zouden krijgen. Afgezien daarvan begon op die herfstdag een relatie die weliswaar nooit uitgroeide tot vriendschap, maar die toch geschiedenis heeft gemaakt, zowel in de goede als in de slechte betekenis van het woord.

Hoewel de twee mannen tien jaar lang elkaar als vijanden hadden beschouwd, werkten ze in de bewogen maanden van 1917, het jaar van de revolutie, nauw samen om de overwinning van het bolsjewisme veilig te stellen.

Er bestaan veel gissingen omtrent de reden waarom Lenin juist Trotski, die meer bekendheid genoot in Rusland dan onder de Russische emigranten in West-Europa, naar Londen heeft laten komen en zijn oorspronkelijk geplande terugkeer naar Samara heeft verhinderd. Gegevens op basis waarvan een definitief antwoord op deze vraag zou kunnen gegeven worden, zijn niet voorhanden.

Als Angelika Balabanova schrijft: ‘als mens vond hij (Lenin) Trotski niet sympathiek’,[9] en als zij beweert dat deze – naar men zegt instinctieve – afkeer al van de eerste kennismaking dateerde, baseert zij zich hoogstwaarschijnlijk op uitlatingen van Lenin, die echter op dit punt niet te vertrouwen zijn.

De latere leider van de bolsjewieken had meer bewonderaars dan vrienden, en onder zijn naaste medewerkers in de partij waren er niet zelden meer (ideologische) tegenstanders dan aanhangers. Wie zijn politiek verdedigde, was ‘bruikbaar’, ‘verstandig’, ‘een goed marxist’; wie met hem van mening verschilde, was een ‘verrader’, een ‘oplichter’, een ‘ploert’, kortom, een ‘bourgeois’, ja gewoon de ‘proletarische Beëlzebub’. Misschien heeft Angelika Balabanova haar toenmalige intieme partijvriend Lenin naar zijn mening over Trotski gevraagd op een moment dat de twee met elkaar in onenigheid lagen of over iets van mening verschilden.

Het dichtst bij de waarheid komt men ongetwijfeld als men Lenin ontdoet van alle legenden d ie men – naar men aanneemt vaak tegen zijn wil in – reeds tijdens zijn leven, en natuurlijk pas goed na zijn dood, rond hem heeft geweven: ‘onfeilbaarheid’, een bijna ‘proletarische afkomst’, ‘vrijwillige armoede’, ‘menselijke goedheid’ en dat soort dingen meer. Maar niets van dat alles strookt met de werkelijkheid. De diepste oorzaak van zijn manier van handelen was zijn onmetelijke haat tegen het tsaristische regime (haat die miljoenen met hem deelden), die gepaard ging met een nooit geziene machtshonger waaraan hij alles offerde, zelfs vrienden en geestverwanten.[10] Al zijn handelingen. wortelden zonder uitzondering in de overtuiging dat hij alleen de juiste weg kende, en dat hij alleen in staat was het volk op deze (zijn) weg naar het geluk te leiden.

Ook zijn bijna ‘proletarische afkomst’ was een puur verzinsel. In zijn brieven aan autoriteiten beriep Lenin er zich verscheidene keren op dat hij tot de ‘erfelijke adel’ behoorde; om precies dezelfde redenen kon overigens zijn mensjewistische tegenstander Plechanov niet vergeten dat hij de zoon van een adellijke grootgrondbezitter was.

De anarchist Kropotkin was van vorstelijke afkomst en zijn geestverwant Bakoenin stamde uit een officiersfamilie die tot de oude adel behoorde. De oer-Russische vader van de Sovjetminister van Buitenlandse Zaken Molotov was een groothandelaar die het niet onder stoelen of banken stak dat hij rijk was, en Molotovs voorganger Tsjitsjerin was een spruit uit een adellijke familie van diplomaten. Van proletarische afkomst was slechts een minderheid onder de revolutionaire leiders van Rusland.

Waarschijnlijk was dat de reden dat deze mannen na 1917 hun afkomst hebben verloochend; zij offerden aan het ‘proletarisch mysticisme’ dat na de machtsovername door de bolsjewieken werd ingesteld, net zoals in de orthodoxe Kerk het dogma van de onbevlekte ontvangenis van Maria. Hoe dan ook, Trotski vormde een uitzondering; hij kwam op voor zijn intussen welstellend geworden en na de revolutie onteigende vader, maar hij bevoordeelde hem op geen enkele manier. Hoewel hij hem graag wilde weerzien, kon die wens geruime tijd niet vervuld worden, omdat zijn vader geen schoenen had[11] en de opperbevelhebber van het Rode Leger hem niet wilde bevoordelen. Pas later haalde hij zijn vader naar Moskou; hij kreeg de leiding van een staatsmaalderij en stierf in 1922 aan tyfus, twaalf jaar na de dood van zijn vrouw Anna, ongeveer rond de tijd dat ik op het Vierde Congres van de Communistische Internationale verslag uitbracht.

Maar keren we terug naar Lenin. De macht – we hebben het in dit verband niet over de dag na de staatsgreep op 7 november 1917 (die geen revolutie was) maar over het leiderschap van de bolsjewieken – is Lenin niet in de schoot gevallen. Met een bewonderenswaardig grote dosis energie en doelbewustzijn heeft hij er zich stap voor stap meester van moeten maken. Ook het feit dat hij Trotski naar Londen riep, kan beschouwd worden als een stap op de weg naar zijn leiderschap over het afgesplitste maar ‘grootste deel’ (ook die bewering is twijfelachtig) van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij van Rusland, en dus ook als een stap naar de latere machtsovername door de bolsjewieken. Als Lenin immers hoorde spreken over mensen die in staat waren grote massa’s te fascineren en aan zich te binden, trachtte hij hen altijd voor zich te winnen en hen voor zijn plannen te gebruiken.

Al spoedig na Trotski’s aankomst in Londen ondernam Lenin een poging om hem in de redactie van de Iskra binnen te loodsen. In een brief aan Georgi V. Plechanov, die door de emigranten de ‘vader van het Russische marxisme’ werd genoemd, deed Lenin geen moeite om zijn bedoelingen te camoufleren; waarschijnlijk is dat dan ook de reden geweest waarom Plechanov heeft geweigerd op zijn verzoek in te gaan.[12] Een andere reden is misschien Trotski’s joodse afkomst geweest; volgens Nettl[13], de biograaf van de Poolse revolutionair Leo Jogiches en diens vrouw Rosa Luxemburg, werden om dezelfde reden ook deze twee door Plechanov geweigerd. In de brief van Lenin stond onder andere het volgende: ‘2.3.03. Ik doe alle leden van de redactie het voorstel ‘Pen’ als gelijkberechtigd lid van de redactie te coöpteren ... ‘Pen’ schrijft sinds minder dan een maand in ieder nummer. Hij werkt voor de Iskra met de grootste energie, hij houdt referaten (met groot succes).

Voor het schrijven van artikelen en korte berichten over actuele problemen kan hij ons niet alleen nuttige diensten bewijzen, we kunnen hem voor die dingen gewoon niet missen. Zonder enige twijfel is hij een overtuigde en energieke man met buitengewone kwaliteiten, die het nog ver kan brengen. Ook op het gebied van de vertalingen en van de populaire literatuur kan hij zeer goed werk verrichten ...

PS. Een verdaging van de coöptatie zou ik in de hoogste mate als verkeerd en ongepast beschouwen, want ik heb al rijkelijk veel ongeduld geconstateerd bij ‘Pen’ (dat hij natuurlijk niet openlijk laat blijken) over het feit dat hij nog geen vaste plaats heeft en dat men hem nog altijd (naar het, hem voorkomt) geringschattend als een ‘leerling’ beschouwt. Als we ‘Pen’ niet opnemen en hij vertrekt laten we zeggen binnen een maand naar Rusland, zal hij dat beschouwen als een duidelijk blijk van wantrouwen. We zouden deze kans kunnen laten voorbijgaan, en dat zou erg zijn.’

Als Lenin geloofde Trotski tot dankbaarheid, trouw en volgzaamheid te kunnen verplichten door hem in de redactie van de Iskra binnen te loodsen, was dat typisch voor zijn gebrek aan mensenkennis, dat ook bij andere gelegenheden telkens weer kon worden geconstateerd. Met dergelijke middelen liet de ‘jonge Adler’, zoals men Trotski soms noemde, zich niet lijmen.

Maar ‘Pen’ schilderde op een indrukwekkende manier de opvattingen van de narodniki, van de anarchisten en van de socialisten, de vormingscursussen, de moeilijkheden en noden in de eenzame, godverlaten verbanningsoorden.

Ook voelde Lenin zich erg gevleid door het feit dat er in Siberië over zijn boek De ontwikkeling van het kapitalisme in Rusland werd gediscussieerd: Ik liet in de loop van het gesprek blijken dat de enorme massa statistisch materiaal die in het boek van Lenin over het Russische kapitalisme verwerkt is, op de ballingen een diepe indruk had gemaakt. ‘Ik heb het toch niet in één keer geschreven ...’ antwoordde Vladimir Iljitsj een beetje verlegen. Hij vond het klaarblijkelijk erg prettig dat de jonge sociaaldemocraten zich realiseerden welke gigantische inspanning zijn belangrijk economisch onderzoek had gekost.

De drieëntwintigjarige ‘jonge Adler’ deed zich in de Russische emigrantenkringen van Londen kennen als een schitterend redenaar en een slagvaardig debater in discussies tegen eerbiedwaardige, geëmigreerde narodniki en anarchisten van de oude garde.[14] Daarna stuurde de partij hem op rondreis naar Parijs, Brussel, Zwitserland en Duitsland, om daar op bijeenkomsten van landgenoten in naam van de Iskra het woord te voeren. In de Franse hoofdstad leerde hij zijn tweede vrouw Natalia Sedova kennen, die aan de Sorbonne kunstgeschiedenis studeerde. Zij zou hem tot aan het einde van zijn leven trouw ter zijde staan en triomfen en nederlagen met hem delen. Zijn wettelijke echtgenote bleef tot op het einde Alexandra Sokolovskaja, die ook zijn naam droeg. Toen Trotski het toppunt van zijn macht had bereikt, had hij zich zonder veel moeite van haar kunnen laten scheiden, maar aan wettelijke vormen hechtte hij weinig belang. Omdat hij als emigrant niet voor zijn vrouw en zijn twee dochters kon zorgen, sprongen zijn ouders voor hem in; in 1903 kwamen ze naar Parijs en verzoenden zich met hun ‘bedorven lievelingszoon’. Trotski bleef tot zijn verbanning uit de Sovjet-Unie met Alexandra bevriend. Evenals Natalia Sedova heeft ook zij later moeten ondervinden hoe diepgeworteld de haat was, die Stalin tegen de organisator van het Rode Leger koesterde.

In deze maanden van zijn verblijf in Parijs vond een merkwaardig intermezzo plaats: hij ontving een telegrafische oproep om – zogenaamd op dringend verzoek van de illegale partijcentrale – onmiddellijk naar Londen terug te keren en vandaar naar Rusland te vertrekken. Als ‘beroepsrevolutionair’ aarzelde hij geen moment aan deze oproep gevolg te geven, maar nog vóór hij in de Britse hoofdstad arriveerde, bleek men daar van mening te zijn veranderd: hij mocht blijven. Wie in deze intrige de hand heeft gehad, is nooit volledig duidelijk geworden. Lenin is het zeker niet geweest; er is meer kans dat het Plechanov is geweest, die de ‘jonge Adler’ nooit heeft kunnen uitstaan.

Dat Trotski naar Rusland zou worden teruggestuurd, werd verhinderd door de voormalige narodniki Leo Deutsch, die dertien jaar dwangarbeid achter de rug had; hij achtte het belangrijker dat Trotski eerst zijn ‘revolutionaire marxistische opvoeding’ zou voltooien.

Hoewel Leon Trotski de gebeurtenissen van het jaar 1903 slechts op een afstand heeft meegemaakt, hebben ze toch essentieel bijgedragen tot de vorming van zijn politieke visie. Ze versterkten zijn geloof in Lenin, in wie hij een groot revolutionair zag, die uitverkoren was om de val van de tsaar te veroorzaken. Zonder enig voorbehoud steunde hij Vladimir Iljitsj in zijn stelling dat er, ter voorbereiding van de socialistische revolutie, een door ‘ijzeren discipline’ gekenmerkte kaderpartij moest komen. In Mijn Leven en in andere werken die van later dateren – met uitzondering van de periode tussen 1904 en 1917 – is er geen enkele aanwijzing te vinden dat hij tegen Lenins opvattingen bezwaar heeft gehad; toch is het tussen de ‘jonge Adler’ en Lenin nog in datzelfde jaar 1903 tot de breuk gekomen die het hun jarenlang heeft onmogelijk gemaakt samen te werken.

Wat Trotski in 1929 na zijn verbanning uit de Sovjet-Unie – die haar bestaan niet op de laatste plaats aan zijn militair genie te danken heeft – tijdens de periode van zijn asiel op het eiland Kizil Adalar over zijn ruzie met Lenin heeft geschreven, overtuigt niet. Hoewel we voor zijn werk veel achting hebben, blijkt bij een nuchter historisch onderzoek zijn verklaring over deze episode in zijn leven geen steek te houden.

Het is maar al te duidelijk dat hij alleen uit tactische overwegingen zijn ‘vergissing’ heeft erkend, die in 1903 de breuk tussen hem en Lenin heeft veroorzaakt: hij heeft die fout alleen toegegeven om zelf zijn tegenstander Josef Vissarionovitsj Stalin ervan te kunnen beschuldigen dat hij van de leer van de stamvader van het bolsjewisme was afgeweken: Door die verontwaardiging van mij kwam het op het tweede congres (van de SDAPR) tot een breuk met Lenin. Zijn optreden leek me onbetrouwbaar, verschrikkelijk, stuitend.

Maar ze was politiek juist, te verantwoorden en organisatorisch noodzakelijk. De breuk met de oude garde (revisionisten?), die in de voorbereidende fase bleef steken, was in ieder geval niet meer te vermijden. Lenin had dat vroeger ingezien dan de anderen.

Dus ook vroeger dan Trotski? Maar dat het tot een ‘breuk met Lenin’ zou komen, had men al voor het 2de Partijcongres van de Sociaaldemocratische Arbeiderspartij van Rusland (SDAPR) kunnen zien aankomen: door de afwijzing van het verzoek Trotski als ‘benjamin’ in het redactiecomité van de Iskra op te nemen; behalve de drie van de ‘oude garde’ – Plechanov, Axelrod en de toen al legendarische Vera Sassoelitsj, die Karl Marx nog had gekend – zaten in dat comité ook de drie van de ‘jonge garde’: Lenin, Martov en Potressov. Twee van de leden, Plechanov en Axelrod, een voormalige narodniki, woonden in Zwitserland, zodat de touwtjes van de Russische ondergrondse beweging wel moesten samenlopen in Londen, in het huis van Lenin.

De aristocraat Plechanov, die door alle emigranten werd vereerd als de ‘vader van het Russische marxisme’, zou ook nauwelijks geschikt geweest zijn voor ‘karweien’ die bestonden in het ontvangen van koeriers en het verzendklaar maken van illegale poststukken.

Aan de andere kant waren het juist die ‘karweien’ die de invloed van Lenin versterkten, omdat hij daardoor uit de eerste hand inlichtingen kreeg over de stemming onder de arbeiders en de boeren in Rusland. Hij verstond de kunst om rustig naar de koeriers te luisteren en door het stellen van de juiste vragen als gelijken om te gaan met die mensen, die overigens – op weinige uitzonderingen na – altijd tot de Russische intelligentsia konden worden gerekend.

Plechanov daarentegen paste niet helemaal in het beeld dat men gewoonlijk van een ‘samenzweerder’ heeft. Hij ging altijd goed gekleed en gaf alleen al door zijn manier van optreden de indruk eerder een ‘revisionist’ te zijn, hoewel ook hij een revolutie in het tsaristische Rusland voor onvermijdelijk hield. Het waren echter niet die uiterlijkheden die Lenin in conflict brachten met hem, maar het duidelijke besef dat hij zijn plannen met Plechanov of zelfs onder hem nooit zou kunnen realiseren. De ideologische tegenstellingen tussen hen waren van tweeërlei aard.

Hoewel er daarvan geen enkel direct bewijs voorhanden is, kunnen we zonder enige twijfel aannemen dat Lenin, die in 1870 was geboren en dus dertien jaar jonger was dan Plechanov, deze grote figuur van de oude garde wilde laten wegstemmen, zodat hij zich niet meer naar Plechanovs gezag zou hoeven te schikken. Hij wilde het leiderschap over de marxistisch georiënteerde Russische emigranten en tegelijkertijd over de illegale krachten in Rusland overnemen en hen in de geest van een kaderpartij opleiden. De versterking van zijn invloed op de politieke vormgeving van de Iskra zou een essentiële stap in de richting van zijn doel zijn geweest.

Nadat gebleken was dat Lenin daarin niet was geslaagd, volgde hij op het Tweede Partijcongres precies de tegenovergestelde tactiek: de inkrimping van de verantwoordelijke redactie van de Iskra van zes tot drie leden, over wie hij automatisch de leiding zou krijgen. Hij stelde voor dat Axelrod, Potressov en Vera Sassoelitsj de redactie zouden verlaten; voor die eis was wel iets te zeggen.

In een brief aan zijn medestanders verantwoordde hij zijn voorstel door erop te wijzen dat in de tot dan toe verschenen 45 nummers van de Iskra 39 artikelen van Martovs hand waren opgenomen, 32 die hij zelf had geschreven en 24 die van Plechanov afkomstig waren; daarentegen had Potressov slechts acht artikelen geleverd, Vera Sassoelitsj zes en Axelrod zelfs maar vier.

Die constatering klopte wel, maar ze weerspiegelde niet de werkelijke betekenis van de respectieve leden van het zeskoppige redactiecomité. Een degelijk georganiseerde SDAPR was er nog niet, en omdat twee andere socialistische bladen waren opgeheven, vormde het tijdschrift Iskra in de ogen van vele illegaal werkende sociaaldemocraten in Rusland de eigenlijke partij, of althans de gezaghebbende spreekbuis van de partij. Met dat doel waren in de redactie verschillende richtingen samengebracht: de voormalige terroriste Vera Sassoelitsj, de voormalige narodniki[14a] Axelrod, de internationaal befaamde marxist Plechanov (die in zijn jeugd eveneens een narodniki was geweest) en de verdienstelijke sociaaldemocraten Martov en Potressov, die in 1896 in St.-Petersburg samen met Lenin de ‘Strijdbond voor de bevrijding van de arbeidersklasse’ hadden gesticht.

Zowel voor de talrijke emigranten als voor de illegale partijleden in Rusland betekende de Iskra meer dan alleen maar een ‘vonk’; het tijdschrift was de vuurtoren van het Russische socialisme, de vuurtoren van het verzet tegen het tsaristisch regime, en dat besefte niemand beter dan Lenin, in wiens huis alle koeriers verslag uitbrachten. Maar om zijn doel te bereiken was hij zelfs bereid het licht te doven dat deze vuurtoren tot ver in Siberië uitstraalde. Wat hij wilde bereiken, had hij in het in 1902 gepubliceerde pamflet Wat te doen? vastgelegd: een centralistisch bestuurde partij, ‘die de arbeidersklasse niet alleen moest voorgaan.’ Hij wilde zelf de besluiten nemen, de beroepsrevolutionairen moesten ze uitvoeren en de arbeiders hadden te gehoorzamen.[15] Daarom beschouwde Lenin kwesties die de organisatie van de partij betroffen van in het begin als veel belangrijker dan kwesties die verband hielden met de marxistische doctrine. Want hij wist precies wat hij wilde.

Het Tweede Partijcongres, dat zo beslissend zou worden voor de verdere betrekkingen tussen Trotski en Lenin, werd in de zomer van 1903 in Brussel bijeengeroepen. Zoals gepland, werd het daar op 30 juli 1903 in een opslagplaats van het Volkshuis geopend. Trotski, die reeds begin juli uit Genève in Brussel was aangekomen, vertegenwoordigde de ‘Siberische Sociaaldemocratische Arbeidersbond’. Leonard Schapiro geeft in zijn boek een overzicht van de delegaties en de nogal gecompliceerde manier waarop de stemmen werden toegewezen: ‘In het totaal waren er 57 afgevaardigden, van wie er echter slechts 43 stemgerechtigd waren. (Belangrijke figuren zoals Axelrod, Vera Sassoelitsj en Potressov hadden geen stemrecht.) Aangezien 8 van deze 43 stemgerechtigde afgevaardigden ieder 2 stemmen hadden, konden er in totaal 51 stemmen worden uitgebracht. Van dit totale stemmenaantal kreeg de ‘Bond’[15a] er 5 toegewezen: volstrekt te weinig als men rekening houdt met de grootte van de Bond in verhouding tot die van de Partij. De betrekkingen van de ‘Bond’ met de Iskra waren overigens allesbehalve vriendschappelijk.

De ‘Bond’ was in geen geval van plan zijn organisatie te onderwerpen aan de controle van de Iskra, aangezien anderzijds de 46 Russische afgevaardigden zonder enige twijfel zouden stemmen tegen deze eis van de Bond om zijn door het Eerste Partijcongres goedgekeurde autonomie te behouden, was het zeker te verwachten dat op het tweede congres tot de excommunicatie zou worden overgegaan.’[16]

Slechts 3 van de 57 afgevaardigden – een wel erg klein percentage – waren ‘proletariërs’.

Hoeveel spionnen van de Ochrana naar Brussel waren gekomen, werd niet bekend, maar er zijn voldoende redenen om aan te nemen dat zij talrijker waren dan de deelnemers van het congres. Iedere deelnemer van het Tweede Partijcongres werd dag en nacht bewaakt. In zijn autobiografie heeft Trotski later drie bladzijden besteed aan een uitvoerige beschrijving van de manier waarop hij op een nacht aan zijn bewakers ontsnapte, maar later in zijn logies het bericht aantrof waarin hij werd aangemaand zich met zijn valse Bulgaarse pas, op naam van ene Samokovljev, bij de politie te melden – wat hij vanzelfsprekend niet heeft gedaan. Over het verloop van het partijcongres rept Trotski in zijn autobiografie met geen woord, hoewel hij ondanks zijn jeugdige leeftijd op deze bijeenkomst toch een rol heeft gespeeld. Ruim anderhalve bladzijde wijdt hij daarentegen aan het verloop van het belangrijke congres dat van 20 juli tot 24 augustus, eerst in Brussel, daarna in Londen, bijeenkwam en waarop de SDAPR, die eigenlijk nog niet eens echt bestond, reeds in twee partijen uiteenviel: de mensjewieken (aanhangers van de minderheid) en de bolsjewieken (aanhangers van de meerderheid) – alleszins een historische gebeurtenis met zeer ingrijpende gevolgen.

Het partijcongres werd geopend door Plechanov. De eerste drie dagen werden in beslag genomen door discussies over procedurekwesties, die de op twistgesprekken verzotte Russen de kans bood zich aan ware orgieën over te geven. Reeds tijdens die discussies tekenden zich groepjes af, maar er kwamen nog geen onoverbrugbare tegenstellingen aan het licht.

De aanhangers van Lenin beschikten over 24 stemmen, zijn verklaarde tegenstanders over 8; de groep rond Martov, die 9 stemmen had, en de rest van de stemmen, waarvan niet bij voorbaat vastlag naar wie ze zouden gaan, hingen onbeslist tussen de twee eerste groepen. Op de dagorde stonden twintig punten, waaronder de discussie over het partijprogramma en de partijstatuten. Daarvoor had Lenin een ontwerp ingediend, dat door spotgeesten als ‘Pruisisch-militaristisch’ werd gekarakteriseerd. Martov, Axelrod, Sassoelitsj, Trotski en anderen toonden zich daarentegen voorstander van de vorming van een partij naar West-Europees model, dat wil zeggen, volgens hen moesten niet de kaders de ruggengraat vormen, maar de massa van de arbeidersklasse, zoals Marx had voorgehouden. Toen het tot een stemming kwam, bleek Martov over een solide meerderheid van vijf stemmen te beschikken.

Tijdens de zevenentwintigste zitting sloeg de weegschaal echter plotseling naar Lenins kant door: bij de debatten over de ‘Bond’, die de autonomie binnen de partij voor zich opeiste. De commissie die voor de behandeling van deze kwestie was gevormd, gaf als haar mening te kennen dat ook de ‘Bond’ zich moest onderwerpen aan de controle van de partij, die – tot op dat moment – in de praktijk neerkwam op de controle van de Iskra, de commissie meende dat, als dat niet gebeurde, er morgen weer andere groepen zouden komen, die hetzelfde zouden eisen. Lenin, Plechanov en andere niet-joodse deelnemers hielden zich tijdens het debat op de vlakte, vooral omdat de sfeer uiterst gespannen was, waarschijnlijk als gevolg van het pogrom dat kort tevoren in Kisjinev [nu Chisinau – MIA] had plaatsgevonden, en waaraan ook opgehitste arbeiders hadden deelgenomen. Trotski, die zich nooit jood had gevoeld, ging woedend te keer: De ‘Bond’ is niet verplicht de partij zijn vertrouwen te schenken, maar hij kan ook niet verwachten dat de partij zichzelf niet vertrouwt.

Volgens hem streefde het socialisme ernaar de muren tussen rassen, godsdiensten en nationaliteiten neer te halen, en daarom achtte hij het verkeerd de ‘Bond’ te gebruiken om muren op te trekken. Ook Martov en de andere joodse deelnemers namen stelling tegen de ‘Bond’. Trotski toonde zich echter de scherpste criticus – in die mate zelfs dat hij niet zelden ‘de stok van Lenin’ werd genoemd, vooral in de discussie met de ‘economisten’; dat waren Russische ‘revisionisten’ en vakbondsafgevaardigden die pleiten voor een strijd voor hervormingen zolang er nog geen sprake kon zijn van een revolutie.

Toen het tot een stemming kwam, bleek geen enkele van de deelnemers achter de eisen van de vijf ‘Bondsmensen’ te staan; 5 deelnemers onthielden zich bij de stemming en 41 stemden tegen.

Spoedig daarna verlieten de afgevaardigden van de ‘Bond’ het congres en twee ‘economisten’ volgen hun voorbeeld.

Daardoor verloor de groep van Martov met één slag zeven stemmen. Lenin kon vast rekenen op 24 van de 44 stemmen die nu nog overbleven, en hij wist van dit voordeel handig gebruik te maken om zijn plannen erdoor te drukken: met de steun van die meerderheid kreeg hij de controle over alle partijorganen en schakelde hij de groep van Martov volledig uit. Dat was een niet erg democratische gang van zaken, maar Lenin had ook nooit beweerd dat hij een sociaaldemocraat was.

Het kwam er nu eerst op aan, voor het werk in Rusland zelf de posten van het in het partijstatuut voorziene driekoppige Centraal Comité (cc) door trouwe aanhangers van Lenin te laten bezetten; hetzelfde gold voor het redactiecomité van de Iskra, die in haar rol van centraal orgaan van de partij was bevestigd. Boven deze twee comités moest een partijraad staan, bestaande uit vijf leden, waarvan het CC en de Iskra er elk twee benoemden, terwijl het vijfde lid, dat door het partijcongres moest worden gekozen, zeer waarschijnlijk Plechanov zou worden. Om die redenen was het noodzakelijk zowel de Iskra-redactie als het CC onder controle te hebben.

Achter de coulissen begon men binnen de fractie van Lenin onmiddellijk druk te onderhandelen; deze gang van zaken werd later door de bolsjewieken aangeklaagd als een misdaad waarop de doodstraf had moeten staan. Toen de groep-Martov een poging ondernam om zich in de onderhandelingen te mengen en op een compromis trachtte aan te sturen, liet een aanhanger van Lenin, ongetwijfeld met diens medeweten, een vervalste lijst circuleren waarop de namen voorkwamen van sociaaldemocraten die als ‘zwak en besluiteloos’ bekend stonden en daarom totaal ongeschikt leken voor het werk in Rusland, waarvan algemeen werd erkend dat het erg moeilijk zou worden.

Het zou ons te ver voeren hier dieper in te gaan op de intriges die door de groep-Lenin werden opgezet.

In ieder geval slaagden Lenins aanhangers erin hun tegenstanders om de tuin te leiden, hen in diskrediet te brengen en hen nijdig te maken. Martov doorzag Lenins bedoelingen te laat; evenals zijn 19 aanhangers gaf hij bij de verdere stembeurten blanco stembriefjes af. Daardoor haalde Lenins ‘blok’ het met zijn 24 stemmen op alle punten: het was een met bluf verworven ‘meerderheid’ (bolsje = meer), die vandaag een legende is geworden en waaruit de bolsjewieken als groep voor de dag zijn gekomen.

Karl Kautsky constateerde bitter: ‘Van de stichting af steunde het bolsjewistische systeem op het beliegen en het tot slaaf maken van het proletariaat, dat wil zeggen: op het principe dat voor de verovering en het behoud van de macht alle middelen geoorloofd zijn.’ Die constatering gold ook al voor het ‘geboorte-uur’ van de bolsjewieken op het Tweede Partijcongres in Londen.

Onbegrijpelijk blijft het dat Trotski na meer dan vijfentwintig jaar in zijn boek Mijn Leven deze goocheltrucs van Lenin goedpraat en er zichzelf van beschuldigt zich toen te hebben vergist. Daarbij komt nog dat hij de intriges van Lenin toen al had doorzien – zij het nogal laat – en dat hij zich nog op het partijcongres zelf van de intriganten en hun initiatief had gedistantieerd.

De directe aanleiding waren de intriges rond de Iskra. Tot dan toe was Trotski het in bijna alle kwesties met Lenin eens geweest, en ook tijdens de discussies had hij zonder enige reserve Lenins standpunten verdedigd. Maar de ijskoude meedogenloosheid[17] waarmee Lenin voorstelde Potressov, Axelrod en Vera Sassoelitsj uit de redactie te sluiten, schokte hem, hoewel het niet om hem zelf ging. De gedachte aan het uiteenvallen van de raad scheen mij godslasterlijk, bekende hij, en zijn breuk met Lenin was als het ware op ‘moreel’, zelfs op persoonlijk vlak ontstaan, maar in de grond had hun uiteengaan een politiek karakter gehad, dat alleen op organisatorisch vlak aan het licht kwam.

Niet minder verwonderlijk was het gedrag van de in de minderheid gestelde Martov, die zeer terecht opmerkte dat ‘de oorzaak van de scheuring in Lenins onstilbare honger naar persoonlijke macht’[18] lag; het brandmerkende onderscheid tussen de twee groepen -‘aanhangers van de meerderheid’ (bolsjewieken) en ‘aanhangers van de minderheid’ (mensjewieken) – werd echter door hem niet alleen zonder protest aanvaard, maar de benamingen werden later zelfs door hem overgenomen, hetgeen bij de Russische arbeiders, met hun voor de Russen kenmerkend geloof in gezag, een fataal effect moest hebben en dat dan ook heeft gehad.

Lenin was niet alleen een buitengewoon organisator, maar ook een schitterend pamflettist en propagandist van zijn eigen ideeën. Hij wist precies welk effect de benaming ‘aanhangers van de meerderheid’ zou hebben, vooral op de illegaal in Rusland werkende sociaaldemocraten. Zij waren immers niet op de hoogte van de omstandigheden die tot de scheuring hadden geleid en ze konden dus de eigenlijke betekenis van de benaming ‘mensjewieken’ niet doorzien. Nog minder konden ze weten welk karakter Lenin eigenlijk had en hoe zeer hij de mensen verachtte; die verachting liet hij enkele maanden later duidelijk blijken in een gesprek: als ze maar eerst de dictatuur van boven als organisatieprincipe zouden erkennen, zou het ook alleen maar logisch zijn dat Lenin de dictator zou worden. Wie zou het anders kunnen zijn? Enkele maanden later stelde Lenin een zijn vertrouwelingen dezelfde vraag: Plechanov? – die ondanks zijn geleerdheid niet in staat was zelfs het kleinste organisatorische probleem op te lossen? Martov? – een uitstekend journalist, maar een hysterisch intellectueel, die je altijd in het oog moest houden’.

Axelrod?, Sassoelitsj? Protressov? Dan? Trotski? Alleen al het idee, zei hij, was om je rot te lachen.’[19]

Als Lenin zich in dit vertrouwelijke gesprek zo smalend over Trotski uitliet, was dat waarschijnlijk alleen omdat hij bang was voor hem; immers juist op het Partijcongres had hij moeten inzien welke kracht in die drieëntwintigjarige jongeman stak. Nog voor het congres in Londen uiteenging, had Lenin enkele van zijn aanhangers naar Trotski gestuurd om te trachten hem om te praten, en in de aanvallen die hij tijdens de laatste debatten lanceerde, ontzag hij hem. Maar Trotski hield het been stijf, zoals blijkt uit zijn ‘Rapport van de Siberische Delegatie’: Het Congres geloofde constructief werk te verrichten, maar het was alleen destructief ... Wie had kunnen denken dat deze door de ‘Iskra’ bijeengeroepen vergadering hopeloos zou struikelen over de redactie van de ‘Iskra’? ... Welke politieke sterrenwichelaar had kunnen voorspellen dat Martov en Lenin zich zouden ontpoppen tot vijandig gezinde leiders van vijandig gezinde groepen? Het is allemaal gekomen als een donderslag bij heldere hemel ... Deze man (Lenin) speelde met de energie en de begaafdheid die hem eigen zijn, de rol van ‘partijdesorganisator’ ... Achter Lenin stond de nieuwe compacte meerderheid van de ‘harde’ Iskra-mensen. Wij, de afgevaardigden van de ‘Siberische Unie’, sloten ons bij de ‘slappelingen’ aan ... en we geloven niet dat we daarmee onze revolutionaire naam hebben bevlekt ... ’s Anderendaags, kameraden, hebben we de ‘Iskra’ begraven ... Er bestaat geen ‘Iskra’ meer, kameraden. Over de ‘Iskra’, beste vrienden, kan alleen nog in de verleden tijd worden gesproken.[20]

Maar de strijd was daarmee nog niet voorbij. Aangezien de minderheid, die met een boycot had gedreigd, de daad bij het woord voegde, en Martov uit de redactie van de Iskra trad, bestond deze alleen nog uit Plechanov en Lenin, die met deze gang van zaken onmogelijk vrede kon nemen. In Londen was hij in staat geweest de redactie onder controle te houden: nu ze echter voortaan in Genève zou gevestigd zijn, kon ze zich aan zijn directe invloed onttrekken.

Maar afgezien daarvan was er in de SDAPR voor twee grote leiders, Lenin en Plechanov, op den duur geen plaats. Werd Lenins ‘zenuwziekte’ waarover Trotski het in Mijn Leven heeft, veroorzaakt door de spanningen in de partij of door het feit dat zijn overwinning op Martov uiteindelijk op een nederlaag dreigde neer te komen? Of ging het alleen om een ‘vlucht in de ziekte’? Dat moeten we in het midden laten.

In september 1903 kwamen de leiders van de mensjewieken in Genève samen om overleg te plegen over nieuwe maatregelen. Moesten ze een nieuwe partij stichten? Of moesten ze de strijd tegen Lenin – en daarmee ook tegen Plechanov, die op dat ogenblik nog aan Lenins zijde stond, op het volgende partijcongres voortzetten om te trachten het ‘blok van de 24’ uiteen te doen vallen? Trotski hield een pleidooi voor gematigdheid. Maar die verzoenende houding van Trotski zou niet lang duren, want zowel bij de bolsjewieken als bij de mensjewieken veranderen de constellaties permanent, zoals in een caleidoscoop, die zelfs bij een lichte beweging voortdurend nieuwe figuren vertoont. Plechanov kwam onder de indruk van de mensjewistische boycot, die door de meerderheid van de over vele landen verspreide Russische emigranten werd goedgekeurd. Bovendien beschikten de mensjewieken over aanzienlijke geldmiddelen en zonder dat geld kon er geen sprake van zijn de publicatie van de Iskra voort te zetten. Daarom trachtte Plechanov Lenin ertoe te bewegen akkoord te gaan met een terugkeer tot de oorspronkelijke samenstelling van het Iskra-team. Maar hij vond geen gehoor: Lenin bleef zich verzetten.

Plechanov was als voorzitter van de partijraad volstrekt bevoegd zelf beslissingen te nemen, en dus herstelde hij op eigen hand de drie uitgestoten leden van de redactie in hun oude rechten. Uit protest tegen die maatregel zette Lenin zijn medewerking aan de Iskra stop.

Met de mensjewieken was ook Trotski als vast medewerker van de Iskra teruggekeerd, maar op aandringen van Plechanov werd hij in april 1904 opnieuw van de medewerkerslijst geschrapt. Het lag voor de hand dat hij zich bij de groep van Lenin zou aansluiten, maar Trotski dacht er niet aan toe te geven, niet tegenover de mensjewieken, maar ook niet tegenover de bolsjewieken. Hij schreef een brochure Unsere politische Aufgaben, die in augustus 1904 in Genève verscheen en die hij opdroeg aan Mijn dierbare leermeester Paul B. Axelrod. Trotski’s biograaf, Isaac Deutscher, noemt dit werk terecht ‘de scherpste aanklacht ... die ooit door een socialist tegen Lenin geschreven’ is.

Dat is inderdaad het geval, maar – meent Deutscher – het getuigt ook van zijn bijna helderziend te noemen, ‘voor de eerste keer geformuleerde redeneringen en zijn verbazende, bliksemsnelle historische en intuïtieve inzichten, die over meer dan honderd dichtbedrukte bladzijden gif- en galspuwende polemiek uitgestrooid’ te vinden zijn. Later heeft Trotski er spijt van gehad dit werk te hebben geschreven hoewel vele van zijn ‘inzichten’ door de geschiedenis zijn bewaarheid. In zijn biografie zegt hij er geen woord over. Maar die boosaardige polemiek moet niet alleen in verband worden gebracht met de materiële zorgen die hem moeten gekweld hebben; ze houdt ook verband met gebeurtenissen uit de wereldpolitiek: in de nacht van 8 op 9 februari 1904 hadden de Japanners zonder oorlogsverklaring de Russische vlooteenheden aangevallen, die in de Chinese ‘verdragshaven’ Port Arthur voor anker lagen. In een toespeling op die gebeurtenis schreef Trotski: ‘Juist in een tijd waarin de geschiedenis ons voor de kolossale opdracht heeft geplaatst de knoop van de wereldreactie door te hakken, schijnen de Russische sociaaldemocraten geen andere zorgen te hebben dan een intern conflict van ondergeschikt belang.’

Op deze nog zeer gematigde inleiding volgden steeds scherpere formuleringen, alsof hij onder het schrijven in een grenzeloze woede is ontstoken: Hartverscheurende tragedie – Beklemmende sfeer – Misdadig karakter van de scheuring – Iedere groep die een nieuwe richting vertegenwoordigt, doet zijn voorgangers in de ban. Wie met nieuwe ideeën komt, schijnt te geloven dat men in de voorbije periode in een grove dwaling verstrikt was, dat men van de rechte weg is afgeweken en dat dit verleden een historisch misverstand is gebleken -Lenins methoden leiden tot de volgende gang van zaken: eerst neemt de partijorganisatie de plaats in van de hele partij; daarna neemt het Centraal Comité de plaats in van de organisatie en tenslotte vervangt een enkele ‘dictator’ het Centraal Comité -Ontzettende, verdorven en demagogische schrijftrant van Lenin – Naar de duivel met die discipline, die de vitale belangen van de beweging onderdrukt – De Partij moet de garantie voor haar veiligheid in haar eigen basis zoeken, in een actief en zelfbewust proletariaat en niet in zijn kiescollege aan de top, dat door de revolutie plotseling kan worden weggeveegd.

Veel meer dan door de zakelijke vaststellingen en de kritiek op de houding van Lenin kreeg deze brochure haar ongewone felheid door de adjectieven: ontzettend, verdorven, inspiratieloos, boosaardig, wantrouwig en bovendien de bewering dat de scheurmaker van de partij afschuwelijk en ongehoord demagogisch schreef en dat de marxistische dialectiek met hem niets te maken had: Voor hem is het marxisme geen methode van de wetenschappelijke analyse, die grote theoretische verplichtingen impliceert; het marxisme is voor hem een poetsdoek als het erop aankomt de sporen uit te wissen, een wit kamerscherm als het erom gaat duidelijk te maken hoe groot hij zelf wel is, en een duimstok als het om de moraal van de partij gaat.

Weliswaar waren dat eigenlijk profetische woorden, maar toen hij ze neerschreef, had Trotski zijn pen in vitriool gedoopt. Hij wilde met alle geweld kwetsen, want zijn achting en genegenheid voor Lenin waren omgeslagen in haat, waardoor hij met de keuze van zijn woorden ver aan zijn doel voorbijschoot. Dat hij ooit nog gelijk zou krijgen, kon hij op dat moment niet weten.

_______________
[8] Iskra [De vonk]: ‘Op 24 december 1900 in München in het leven geroepen als instrument voor de strijd’ (Leonhard Schapiro, Die Geschichte der Kommunistischen Partei der Sovjetunion. Frankfort a.d.M. 1961, p. 51).
[9] Balabanova, t.a.p., p. 119.
[10] Ibidem, p. 17 e.v.
[11] Ibidem, p. 128.
[12] Isaac Deutscher, Trotski. Deel I: ‘Der bewaffnete Prophet’. Stuttgart 1962-63; Deel II: ‘Der unbewaffnete Prophet’; Deel III: ‘Der verstossene Prophet’, Stuttgart 1962-63.
[13] Peter Nettl, Rosa Luxemburg. Keulen-Berlijn 1967, p. 78 e.v.
[14] Het anarchisme streeft naar de afschaffing van de heerschappij van de ene mens over de andere, die hij in de staat belichaamd ziet. In West-Europa heeft het anarchisme nooit een brede basis gekregen, in Zuid-Europa en Rusland daarentegen kreeg het honderdduizenden aanhangers. Tot de bekendste anarchistische figuren behoorden de Russen Bakoenin, Netsjajev, vorst Kropotkin, de Duitser Stirner en de Fransman Proudhon, die zich allen sterk afzetten tegen het marxisme. De ‘propaganda van de daad’ (Netsjajev) lokte in de hele wereld een golf van aanslagen uit.
[14a] Narodniki (= populisten): aanhangers van een literair-politieke richting in Rusland, die ca. 1870 ontstond. Ze propageerden een agrarisch communisme (‘Mir’).
[15] Balabanova, t.a.p., p. 24.
[15a] ‘Allgemener Jiddischer Arbeter-Bund’, die kortweg de ‘Bund’ werd genoemd, en waarvan alleen joodse arbeiders lid waren. In de Russische arbeidersbeweging speelde hij een niet onbelangrijke rol.
[16] Schapiro, t.a.p., p. 62.
[17] Mijn Leven: ‘Niet zonder reden komen in Lenins taalgebruik de woorden ‘onverzoenlijk’ en ‘meedogenloos’ zo dikwijls voor’.
[18] Schapiro, t.a.p., p. 67.
[19] Ibidem, p. 68.
[20] Deutscher, dl. I, t.a.p., p. 90.