Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Het proces

Het einde kwam snel. In de middag van 16 december presideerde Trotski een vergadering van het uitvoerend comité van de Petersburgse sovjet, die voor 10 uur was bijeengeroepen. Wat hij te rapporteren had, was erg somber: de provinciegouverneurs, die merendeels generaal waren, hadden het recht gekregen zelf de staat van beleg af te kondigen; stakers zouden met strafmaatregelen zijn bedreigd, de dag tevoren zouden acht dagbladen in beslag zijn genomen en volgens betrouwbare berichten was de minister van Binnenlandse Zaken het verbod op de SDAPR aan het voorbereiden.

Terwijl de debatten nog aan de gang waren en voordat men aan de dagorde toe was, kwam het bericht dat de politie ieder moment kon binnenvallen. Het uitvoerend comité onderbrak zijn beraadslaging en gaf enkele van zijn leden de opdracht onmiddellijk onder te duiken, zodat de activiteiten van het comité eventueel ook illegaal zouden kunnen worden voortgezet. Maar het was al te laat; het gebouw was reeds door manschappen van het Ismaïlische garderegiment en cavalerie van de Kozakken en gendarmen omsingeld. Veiligheidshalve gaf Trotski alle leden die wapens bij zich droegen, het bevel er zich van te ontdoen of ze onbruikbaar te maken: We bieden geen weerstand. We verklaren bij voorbaat dat alleen een beroepsprovocateur of een politieman hier een schot zal lossen!

De scène die toen volgde, had iets dramatisch maar ook iets komisch. Toen de politieluitenant de zaal betrad, en het arrestatiebevel begon voor te lezen, schreeuwde Trotski hem toe: Val de spreker alstublieft niet in de rede. Indien u het woord wil nemen, verzoek ik u mij uw naam mede te delen, waarna ik de aanwezigen zal vragen of zij naar u wensen te luisteren. De totaal perplexe luitenant gehoorzaamde en wachtte braaf tot de vakbondssecretaris zijn toespraak beëindigd had. Toen vroeg Trotski de afgevaardigden of ze bereid waren ‘voor een informatie’ naar de indringer te luisteren, en pas daarna kon de luitenant zijn arrestatiebevel voorlezen.

Er heerste een doodse stilte toen Trotski onmiddellijk daarna verklaarde dat het uitvoerend comité akte had genomen van de mededeling en ze op de dagorde van de volgende vergadering zou plaatsen. De luitenant wilde protesteren, maar Trotski viel hem in de rede:

Onderbreek mij alstublieft niet! U hebt het woord gehad en uw verklaring afgegeven. Wij hebben er kennis van genomen. Hij wendde zich tot de vergadering en vroeg: Wenst de vergadering een gesprek met deze politieman te beginnen? Een veelstemmig ‘neen’ was het antwoord. Daarop verzocht hij de luitenant met aandrang: Verlaat u alstublieft de zaal.

Tot grote verbazing van iedereen volgde de politieman dit ‘bevel’ op. Maar Trotski wist dat het nu alleen nog enkele minuten kon duren voor hij terug zou komen. Hij verzocht de afgevaard1gden alle documenten te vernietigen en hun identiteit niet aan de Ochrana bekend te maken. Onmiddellijk daarna verscheen de luitenant, vergezeld door een peloton gardesoldaten. Een lid van het Comité stond op en zei dat de tsaar op dit ogenblik de belofte brak die hij in zijn manifest van oktober had gedaan, maar dat de soldaten, die er zich nu nog toe leenden tegen het volk op te treden, op een dag hun wapens tegen hem zouden keren.

De luitenant schrok. In dat jaar was het reeds in talrijke gouvernementen tot muiterijen gekomen, en indien ook zijn mannen plotseling weigerden zijn bevelen op te volgen waren de gevolgen niet te overzien. Pas toen de politie erbij was gehaald, kon de arrestatie toch doorgaan. Toen de politie de zaal binnendrong, verklaarde Trotski ‘de vergadering van het uitvoerend comité voor gesloten’. Op deze verrassende wijze kwam er een einde aan de vijftig dagen van het bestaan van de eerste Petersburgse Sovjet. Iedereen die op de vergadering aanwezig was, werd later in de beruchte Peter-Paulvesting opgesloten.

De naam Trotski lag op ieders lippen, en het verhaal van zijn arrestatie werd in heel het Russische rijk als een heldenlegende voortverteld. In Finland kreeg ook Vladimir Iljitsj Lenin het te horen. Omdat hij vanaf de dag van zijn aankomst in de hoofdstad door spionnen van de Ochrana was geschaduwd, had hij zich over de Finse grens in veiligheid moeten brengen. Toch heeft Stalin na Lenins dood legenden de wereld in gestuurd, volgens dewelke de leider van de bolsjewieken, die zich bij alle acties altijd op de achtergrond had gehouden, een zeer belangrijke rol zou hebben gespeeld in de gebeurtenissen van november en december 1905; tegelijkertijd liet Stalin de naam Trotski uit alle geschiedenisboeken verdwijnen.

Om de legenden geloofwaardiger te maken, kregen de historici zelfs een toespraak voorgeschoteld, die Lenin op 6 november in de Sovjet van Petersburg zou hebben gehouden en waarin hij op Martov, de leider van de mensjewieken, en op Trotski felle kritiek zou hebben uitgeoefend. Maar daarvan was in de protocollen of in de kranten geen spoor terug te vinden. Lenin heeft het Technologisch Instituut inderdaad nooit betreden, en evenmin heeft hij eind december 1905 de opstand in Moskou ‘georganiseerd en geleid’; dat staat nochtans ook vandaag nog in alle schoolboeken van Sovjet-Rusland te lezen, hoewel het geen twijfel lijdt dat Lenin al vóór die tijd in Finland was aangekomen.

Het proces tegen de tweeënvijftig gearresteerde leden van het uitvoerend comité en de afgevaardigden van de Sovjet, waarvan oorspronkelijk was bepaald dat het op 3 juli zou beginnen, werd uitgesteld om redenen die te maken hadden met de binnenlandse politieke situatie. Het resultaat van de verkiezingen van maart was – ondanks de boycot van de socialistische partijgroeperingen – voor de adviseurs van de tsaar geen reden tot tevredenheid.

De ‘constitutionele democraten’ – ‘burgerlijke liberalen’ in Trotski’s taal – hadden een groot succes behaald. Pas nadat Nicolaas II minister-president Witte had ontslagen, hem had vervangen door de reactionair Stolypin en ook de Doema had opgedoekt, waagde men het het proces op 2 oktober (15 september) 1906 te laten beginnen. Het proces begon in de wittebroodsweken van Stolypins krijgsraden te velde. Het verslag dat Trotski in Mijn Leven geeft, is kleurrijk als een goed geschreven reportage: De tuin van het gerechtsgebouw en de aangrenzende straten waren veranderd in een legerkamp. De gehele politiemacht was op de been gebracht. Het proces zelf verliep echter tamelijk open: door het ‘liberalisme’, de zwakheid van Witte tegenover de revolutie te onthullen, wilde de reactie bereiken dat hij definitief gecompromitteerd zou worden. Er waren ongeveer vierhonderd getuigen opgeroepen, waarvan er meer dan 200 verschenen en een verklaring aflegden.

Arbeiders, fabrikanten, gendarmen, ingenieurs, dienstboden, burgers, journalisten, post- en telegraafbeambten, politiecommissarissen, gymnasiasten, leden van de stedelijke Doema, portiers, senatoren, hooligans, arbeidersafgevaardigden, professoren en soldaten defileerden gedurende een maand voorbij het hof; onder het kruisvuur van het rechterscollege, het openbaar ministerie, de verdediging en de aangeklaagden ... reconstrueerden ze het bestaan van de arbeiderssovjet.

Het proces vond weliswaar plaats met open deuren omdat het niet om een krijgsraad ging, maar toch kreeg alleen een uitgezocht publiek een toegangskaart; tot dat publiek behoorden ook Trotski’s ouders, die voor de lange reis naar St.-Petersburg niet waren teruggeschrokken. Zijn vader was tegelijkertijd trots en ongelukkig. Was dat zijn lievelingszoon Lev Davidovitsj? Maar als Trotski een rechter of een advocaat-generaal gevat van antwoord diende, klaarde het gezicht van de oude Bronstein op. Trotski’s moeder huilde alleen maar; zij begreep niets van wat er gebeurde. Ze zag alleen haar gevangen kind. Slechts langzamerhand begon ze te begrijpen dat dit proces een bijzondere betekenis moest hebben, want in het hotel en op straat werd zij als moeder van de hoofdbeschuldigde door iedereen met eerbied behandeld.

De beklaagdenbanken leken op uitstalramen van bloemenwinkels; iedere dag werden er brieven en resoluties afgegeven, vaak met honderden, zelfs duizenden handtekeningen, afkomstig van arbeiders van het een of andere Petersburgse bedrijf; er werden ook dozen met bonbons of andere lekkernijen gestuurd. De voorzitter van het hof waagde het niet in te grijpen en die zaken te verbieden, waarschijnlijk omdat hij bang was dat hij het slachtoffer van een aanslag zou worden.

Ook in andere opzichten was hij relatief mild; hij gaf de veertig verdedigers de toelating klachten neer te leggen die zij een jaar tevoren niet zouden hebben durven uitspreken. Toen de voortijdige terechtstelling van de beschuldigde Ter-Marksjtanz – zonder een eerlijk proces, zodat het niets anders was dan moord – bekend werd, stond iedereen van zijn plaats op, zelfs de officieren van de gendarmerie en de politie – weliswaar een beetje verlegen – zonder dat de voorzitter iets ondernam tegen deze ondubbelzinnige demonstratie.

Aan het begin van het proces legde een van de beschuldigden in naam van alle anderen de volgende verklaring af: ‘Wij hebben besloten deel te nemen aan het ongewone proces dat thans begint, ... omdat we het noodzakelijk achten in het openbaar de waarheid over de werkzaamheden en de betekenis van de Sovjet bekend te maken.’

Het hoogtepunt van heel het proces was de zeventiende oktober, de dag waarop Leon Trotski zijn standpunt ten opzichte van de aanklacht bepaalde. Hij had zich op deze toespraak grondig voorbereid, want dit wist hij: ieder woord dat hij zou zeggen, zou zijn weg naar buiten vinden, ondanks de strenge maatregelen die waren genomen om dat te beletten. En inderdaad, de uiteenzetting van de gearresteerde voorzitter van de eerste Petersburgse sovjet sluit op waardige wijze aan bij de reeks grote toespraken uit de wereldgeschiedenis: Ferdinand Lassalles uiteenzetting Uber Verfassungswesen voor de Vereniging van Vooruitstrevende Liberalen te Berlijn, Emile Zola’s J ’accuse! en de laatste grote toespraak van de voorzitter van de SPD, Otto Wels, in de Rijksdag, in maart 1933:

Heren rechters en raadsleden!

Voorwerp van het huidige proces evenals van het gerechtelijk onderzoek is in hoofdzaak de kwestie van de gewapende opstand, een kwestie die – hoe eigenaardig dat voor het hof ook mag lijken – gedurende de 50 dagen dat de arbeiderssovjet heeft bestaan, op geen enkele zitting aan de orde is gesteld, ja, meer nog: op geen enkele van onze bijeenkomsten werd de kwestie van de constitutionele vergadering, van de democratische republiek, ja zelfs het principe van de algemene staking, de kwestie van haar principieel belang als methode van de revolutionaire strijd, ter sprake gebracht of bediscussieerd. Met deze fundamentele kwesties, waarover gedurende een groot aantal jaren eerst in de revolutionaire pers en daarna op meetings en vergaderingen is gedebatteerd, heeft de arbeiderssovjet zich tijdens zijn beraadslagingen niet ingelaten ... Maar in de omstandigheden die werden geschapen door de algemene politieke staking – waarvan de essentie hierin bestaat, dat zij het mechanisme van de staat lamlegt – bleek het oude, reeds lang voorbijgestreefde regeringsapparaat waartegen de politieke staking zich keert, totaal niet in staat iets te ondernemen. Ondertussen heeft de staking honderdduizenden arbeiders uit de fabrieken op straat geworpen ... Wie was in staat de leiding van deze massa in handen te nemen? De politie misschien? Of de gendarmerie? Of de politieke veiligheidsdienst? Wie was daartoe in staat? Niemand, met uitzondering van de arbeiderssovjet. Dat was een democratisch bestuursapparaat, waaraan vrijwillig werd gehoorzaamd ... Ik stel nu één ... vraag die voor het hof belangrijk is: kon de arbeiderssovjet zich voor zijn activiteiten en zijn verklaringen beroepen op een rechtsgrond, met name op het manifest van 30 oktober? ... Jawel, heren rechters en raadsleden! De revolutionaire, proletarische sovjet realiseerde de facto de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, de vrijheid van vergadering en de onschendbaarheid van de persoon – dat wil zeggen: alles wat aan het volk onder druk van de oktoberstaking was beloofd. Het oude regeringsapparaat gaf pas een teken van leven toen het erop aankwam de gelegaliseerde verworvenheden van het volk aan stukken te scheuren. Dat, heren rechters, is een onbetwistbaar, nuchter feit, dat reeds tot de geschiedenis behoort ... Als u mij echter vraagt ... of wij ons subjectief op het manifest van 30 oktober beroepen, antwoorden wij categorisch: Neen! Waarom? Omdat wij er vast van overtuigd waren dat het manifest van 30 oktober ... geen basis voor een nieuw recht vormt; naar onze overtuiging wordt een nieuwe rechtsorde immers niet in het leven geroepen met manifesten, maar door een daadwerkelijke hervorming van heel het staatsapparaat ... Hadden wij ongelijk? Laat het gerecht dan verklaren dat het manifest van 30 oktober wel degelijk een rechtsgrond vormt, waarop wij republikeinen ons beroepen als mannen die de wet en het recht eerbiedigden, als mannen die ‘legaal’ handelden tegen onze eigen vaststellingen en bedoelingen in. Laat het manifest van 30 oktober dan bij monde van het hof hier verklaren: ‘Gij hebt mijn bestaan geloochend, maar ik besta, zowel voor u als voor het hele land .... De sovjet was niet uit de lucht komen vallen. Hij kwam tot stand toen het Russische proletariaat reeds de Bloedige Zondag en de commissie van senator Sjidlovski evenals de lange, veel te lange leerschool van het Russische absolutisme achter de rug had ... Het absolutisme, dat op het gezag van de bajonet steunde, moest er uiteraard wel naar streven tweedracht en verdeeldheid te zaaien in de grandioze proces dat leidde tot de aaneensluiting van de krachten van het volk, waarvan de arbeiderssovjet het middelpunt was ...

Wat hebben we gezien? Voor onze ogen sloten de arbeiders zich aaneen rond de sovjet, die het middelpunt vormde; de Boerenbond, die steeds dieper in de massa van de boerenbevolking wortelde, stuurde zijn afgevaardigden naar onze vergaderingen; bij de arbeiderssovjet voegden zich het Verbond van spoorwegarbeiders, het Verbond van post- en telegraafbeambten, en ook de organisatie van de vrije beroepen zocht aansluiting ... Ja, wij zagen hoe tolerant en bijna welwillend de fabrieksdirecties zich tegenover de Sovjet opstelden. Het was alsof de hele natie al haar krachten bundelde, alsof zij in haar schoot een georganiseerd bestuur tot leven wilde brengen, dat geroepen was om een echte en onverwoestbare grondslag te leggen voor een nieuwe orde in afwachting dat een nationale vergadering zou worden bijeengeroepen ... Er zou ... zonder geweld en bloedvergieten een nieuw Rusland zijn ontstaan.

Wij voorzagen ... dat het absolutisme nog vele krampachtige pogingen zou ondernemen om te trachten de macht die het nog bezat, te behouden en om alles te heroveren waarvan het reeds plechtig afstand had gedaan. En juist daardoor was uit ons standpunt een opstand, een gewapende opstand, heren rechters, onvermijdelijk ... Een opstand van de massa’s wordt niet gemaakt, heren rechters, maar hij voltrekt zich vanzelf. Hij is het product van de sociale factoren en omstandigheden, en niet van een plan op papier. Door oorzaken waaraan wij even weinig konden doen als het tsarisme, was een open conflict onvermijdelijk geworden. Iedere dag kwam het dichterbij. Voorbereidselen treffen betekende voor ons al het mogelijke doen om de offers die dit onafwendbare conflict zou eisen, tot een minimum te beperken ...[29]

Trotski voelde dat het publiek, de officieren van de gendarmerie en het gerechtspersoneel aandachtig luisterden. Maar ook de ‘raadsleden’, de voorzitter en de leden van het openbaar ministerie luisterden gespannen naar de zevenentwintigjarige revolutionair.

Drie dagen later nam het proces ineens een totaal onverwachte wending. Trotski had in zijn rede ook onthuld dat de pogromvlugschriften die door de ‘Zwarte Honderd’[30] waren verspreid, waren vervaardigd in de drukkerij van de politieke afdeling van de geheime politie; als bewijs had hij een brief laten zien van de voormalige directeur van het politiedepartement, Lopoetsjin, en geëist dat deze als getuige zou worden gedagvaard. Na lang overleg wees het gerecht de eis tot dagvaarding van Lopoetsjin van de hand. Daarop verklaarden zowel de verdedigers als de beschuldigden dat zij in deze rechtszaal niets meer te maken hadden. Het proces werd in afwezigheid van de arbeidersafgevaardigden en hun advocaten voortgezet en voor lege banken werd op 15 november de uitspraak bekendgemaakt. Het vonnis zelf viel – voor dit gerecht – verbazend mild uit: ‘Het antwoord op de vraag of er wapens waren geleverd met het oog op een opstand, was ‘neen’. Vijftien beschuldigden (onder wie Trotski) werden vervallen verklaard van al hun burgerrechten en veroordeeld tot levenslange verbanning naar Siberië; twee beschuldigden werden veroordeeld tot korte gevangenisstraffen. De overige zesendertig arbeidersvertegenwoordigers werden vrijgesproken.’

De reis naar het ballingsoord begon op 15 januari 1907. Tijdens de wintermaanden zijn de nachten in St.-Petersburg lang en het wordt laat licht; terwijl het nog donker was, werden de veroordeelden in hun gevangenisplunje onder sterke militaire bewaking naar het station gebracht. Omdat het garnizoen van Petersburg als ‘geïnfecteerd’ gold, had men soldaten uit Moskou laten komen, maar ook die lieten hun sympathie voor de gevangenen blijken; ze gaven hun in het geheim brieven door en maakten het hun in alle opzichten zo draaglijk mogelijk. Daardoor bleef Natalia Sedova er altijd van op de hoogte waar Leon Trotski zich precies bevond. Als ballingsoord had hij Obdorsk aangewezen gekregen, een strafkolonie in het poolgebied, aan de monding van de Ob, op 800 werst (I werst = 1067 m) van het dichtstbijzijnde telegraafkantoor en op 1500 werst van het dichtstbijzijnde spoorwegstation. Maar hij zou nooit in Obdorsk aankomen. Reeds in St.-Petersburg had men hem geld en een voortreffelijke valse pas in handen gespeeld, die hij verstopte in de zool van een van zijn schoenen; in de hoge bakken waren gouden tservonetsen[30a] verborgen. Gelukkig had men hem deze kostbare schoenen niet afgenomen toen hij zijn gevangenisplunje moest aantrekken – dat was waarschijnlijk een gunst die men had verkregen door bewakers om te kopen.

Op 25 februari, de drieëndertigste dag van de reis door de poolnacht en door het ijs, bereikten ze Beresov. Er moest nog 500 werst afgelegd worden, maar de waakzaamheid van de officieren van het escortecommando was niet meer zo groot als tevoren; ze hielden het voor onmogelijk dat iemand zou ontvluchten. Als iemand het zou proberen, moest hij langs de Ob stroomopwaarts trekken, en zou hij gemakkelijk opnieuw te grijpen zijn. Toch wilde Trotski het wagen, om het even hoe het zou aflopen en ondanks het feit dat hij het risico liep tot drie jaar Katorja te worden veroordeeld als ze hem opnieuw zouden te pakken krijgen.

Iemand die vroeger al eens naar Beresov verbannen was geweest, gaf hem de raad recht naar het westen te vluchten, in de richting van de Oeral, dwars door de toendra; ’s winters zou geen politieman hem daar durven achtervolgen. Maar je kon in de wildernis verdwalen en dan was je verloren.

Een dokter leerde hem heupjicht simuleren en om een extra oponthoud noodzakelijk te maken liet hij hem in een ziekenhuis opnemen. Intussen wist de voormalige balling een sledemenner te vinden, die voor jenever – in deze streek het meest overtuigende betaalmiddel – bereid was Trotski met een rendierslede door de toendra terug te voeren. Het was een moorddadige onderneming, maar de ontvluchtingspoging lukte. Na een tocht van acht dagen, over een afstand van 800 werst, bereikten ze de Oeral.

In een godverlaten station aan een zijspoor stapte Trotski op de trein, en elf dagen na zijn vertrek kwam hij weer in St.-Petersburg aan, waar hij door Natalia Sedova, die hij telefonisch had verwittigd, hartelijk werd begroet. Het nieuws van zijn vlucht had de hoofdstad blijkbaar nog niet bereikt. Van het station stapten ze met z’n tweeën naar hun trouwe vrienden van de Artillerieschool.

Nooit in mijn leven, schreef Trotski later, heb ik mensen gezien, die zo verbouwereerd waren als het gezin van dr. Litkens. Ik stond in de grote eetkamer en iedereen staarde mij ademloos aan, alsof ze een spook zagen. Dat een mens erin geslaagd was dwars door de winterse toendra te vluchten, ging hun voorstellingsvermogen te boven.

Trotski kon niet in de hoofdstad blijven, omdat daar te veel mensen de reeds bijna legendarische leider van de eerste Russische revolutie kenden. Met Natalia Sedova reisde hij door naar Finland en vandaar naar Londen. Een periode van zeven uiterst belangrijke jaren, van eind 1899 – het jaar van Trotski’s verbanning naar Siberië, zijn ontvluchting en zijn eerste ontmoeting met Lenin in Londen – tot zijn vlucht door de toendra, werd met zijn aankomst in Londen in mei 1907 afgesloten. Had hij werkelijk in amper zeven jaar tijd al die dingen beleefd waarvoor iemand anders een heel leven nodig zou hebben? En waren dat leerjaren of reeds gezellenjaren geweest?

De volgende zeven jaren, een periode waarin in Rusland de reactie triomfen vierde, zou Trotski gebruiken om tot heldere inzichten te komen. Door de staatsgreep van Nicolaas II op 3 juni 1907 werd de ‘alleenheerschappij van de tsaar’ hersteld, de tweede Doema werd opgeheven, talrijke linkse gedeputeerden, publicisten en andere mensen die zich politiek bezighielden werden gearresteerd en naar Siberië gedeporteerd. Trotski beschouwde de staatsgreep van Nicolaas II slechts als een intermezzo tussen de revolutie van 1905 en de opstand waarvan hij vast geloofde dat hij zou komen en waarop hij zich op zijn manier voorbereidde, of beter: die hij op zijn manier wilde helpen voorbereiden. In Mijn Leven schreef hij later: Mijn werk bestond in de jaren van de reactie grotendeels in het verklaren van de revolutie van 1905 en in de theoretische voorbereiding van de tweede revolutie. Vandaag weten we dat hij met vele van zijn prognoses gelijk heeft gekregen, meer dan Lenin, Plechanov en Martov; maar indien zijn tijdgenoten deze later neergeschreven zinnen twintig jaar vroeger te lezen hadden gekregen, zouden de meesten van hen er een bewijs in hebben gezien van de verwaandheid van de amper dertigjarige Trotski, – ondanks de grote reputatie die hij had verworven door zijn activiteiten als voorzitter van de eerste Petersburgse Sovjet en door zijn moedige houding op het proces van 1906.

De twee fracties van de SDAPR, de bolsjewieken en de mensjewieken, stonden nog altijd even vijandig tegenover elkaar; ook de strijd van 1905 had hen niet meer kunnen verzoenen. Maar dit was al lang niet meer alleen een gevolg van Lenins ontoegeeflijkheid; een andere oorzaak was het ‘beledigd zijn’ van Plechanov en Martov. En dan hebben we het nog niet eens over hun meningsverschillen over de tactiek die na de mislukte revolutie moest worden gevolgd. Trotski geloofde – en dat is eigenlijk het verbluffende – dat hij het met beide fracties eens kon worden, en dat hij het zelfs met elkaar kon verzoenen. Het gevolg van zijn pogingen in die richting was dat ze zich beide tegen hem afzetten omdat ze zich alle twee aangevallen en zelfs ‘verraden’ voelden.

Achteraf moet men hierbij echter aantekenen dat aan het woord ‘verraad’ in het Russisch niet de denigrerende betekenis mag worden toegekend die het in het Nederlands en in andere talen heeft. In die tijd behoorde het (zoals ook nu nog) tot het repertoire van Russische scheldwoorden, in het bijzonder tot dat van de bolsjewieken;[31] doordat het zo vaak werd en wordt gebruikt, heeft het zijn scherpheid verloren. Toch werd na 1907 wat Trotski betreft één zaak niet bereikt, hoewel Plechanov, die als enige uit de aanhang van Lenin naar de mensjewieken was overgelopen, en Lenin zelf het misschien hebben nagestreefd: Trotski werd zowel in emigrantenmilieus als in Rusland niet meer genegeerd zoals dat in 1904 nog het geval was; toen had Lenin in antwoord op Trotski’s aanval geschreven: ‘Met Plechanov moet je vechten, met Martov moet je polemiseren, met de extremistische Axelrod kan je redetwisten, maar het loont de moeite niet je tijd te verknoeien door twistgesprekken te voeren met Trotski.’[32]

Dat was geschreven na het Tweede Partijcongres en na de staking, en door Lenin en zijn aanhangers was dat ook in de praktijk gebracht. Een andere keer schreef Lenin: ‘Je kunt niet discussiëren met Trotski, want eigenlijk heeft hij geen mening’[33]. En nog een andere keer: ‘Het is al geen goud wat er blinkt. De frasen van Trotski bevatten veel ronkende leuzen en pronkende woorden, maar inhoud hebben ze niet.’[34] Na de revolutie van 1905 en de schitterende rede van Trotski in de gerechtszaal zouden dergelijke zinnen zich tegen Lenin zelf hebben gekeerd; nu moest hij wel ‘polemiseren’ en naar Trotski’s ‘meningen’ luisteren, of hij wilde of niet; en niet alleen dat: nadat de Eerste Wereldoorlog was uitgebroken, moest hij Trotski zelfs vragen met hem te willen samenwerken aan een tijdschrift, als gelijke onder gelijken en met de uitdrukkelijke verzekering dat zijn bijdragen aan geen ‘censuur’ onderworpen zouden worden.

_______________
[27] Ibidem, p. 132 e.v.
[28] ‘Hooligans’: in de jaren ‘90 in Londen ontstane benaming die ontleend is aan een Engelse familienaam (Huligan) en die gebruikt werd voor lichtschuwe en gewelddadige elementen in de grote steden. De benaming werd in het Russische taalgebruik overgenomen.
[29] Citaat naar de vertaling van Artur Müller in Die Sonne, die nicht aufging. Stuttgart 1959, p. 71 e.v.
[30] ‘Zwarte Honderd’: een groep terroristen die met overheidssteun rond de eeuwwisseling werd gesticht om tegen stakers te worden ingezet. Ze vielen echter ook binnen in de getto’s, waar ze onvoorstelbare gewelddaden begingen.
[30a] Tsjervonets: muntstuk of biljet van 10 roebel.
[31] Balabanova, t.a.p. p. 17 e.v.
[32] Heinz Brahm, Trotski’s Kampf um die Nachfolge Lenins. Keulen 1964, p. 39.
[33] Ibidem.
[34] Ibidem.