Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Natuurwetenschap en filosofie

Büchner

Het opkomen van de tendens. De ontbinding van de Duitse filosofie in het materialisme – het afbouwen van de controle op de wetenschap – het losbarsten van de platvloerse materialistische popularisering, waarbij het materialisme het gebrek aan wetenschap moest compenseren. Het bloeide op ten tijde van de diepste verloedering van het burgerlijke Duitsland en de officiële Duitse wetenschap – 1850-1860. Vogt, Moleschott, Büchner. Wederzijdse zekerheid. Nieuwe impulsen door de opkomst van het darwinisme, dat onmiddellijk door deze heren werd gemonopoliseerd.

Men zou ze met rust kunnen laten en ze laten doen, wat toch niet zo kwalijk is, al is het maar in beperkte mate, om het Duitse filistijnse atheïsme te onderwijzen, enz., maar 1. het schimpen op de filosofie (te citeren),[15] ondanks alles de roem van Duitsland, en 2. de veronderstelling om natuurlijke theorieën toe te passen op de samenleving en het socialisme te hervormen. Dat dwingt ons er nota van te nemen.

Ten eerste, wat bereiken ze in hun eigen vakgebied? Citaten.

2. Keerpunt, pagina’s 170-171. Vanwaar dit plotse hegelianisme? Overgang naar de dialectiek.

Twee filosofische richtingen, de metafysische met vaste categorieën, de dialectische (Aristoteles en vooral Hegel) met vloeiende categorieën; het bewijs dat deze vaste tegenstellingen van grond en gevolg, oorzaak en effect, identiteit en verschil, schijn en essentie, onhoudbaar zijn, dat de analyse laat zien dat de ene pool al in nuce [in een notendop] aanwezig is in de andere, dat op een bepaald punt de ene pool omslaat in de andere en dat heel de logica zich alleen maar ontwikkelt vanuit deze voortschrijdende tegenstellingen. – Dat is bij Hegel zelf mystiek, omdat de categorieën al bestaan en de dialectiek van de echte wereld slechts een weerspiegeling is. In werkelijkheid is het andersom: de dialectiek van het hoofd weerspiegelt alleen de vormen van beweging van de echte wereld, van de natuur en van de geschiedenis. De natuurkundigen waren tot het einde van de vorige eeuw, ja tot 1830, zo goed als klaar met de oude metafysica, want de echte wetenschap ging niet verder dan de mechanica – de aardse en kosmische. Toch was er al verwarring ontstaan door de hogere wiskunde, die de eeuwige waarheid van de lagere als achterhaald beschouwt, vaak het tegendeel beweert, en stellingen verkondigt die voor de lagere wiskunde pure onzin lijken. Niettemin brengt de hogere wiskunde, die de eeuwige waarheid van de lagere wiskunde als een overwonnen standpunt beschouwt, vaak het tegenovergestelde tot stand, met stellingen die voor de lagere wiskundige pure onzin lijken. De vaste categorieën verdwenen hier; de wiskunde had een terrein betreden waar zelfs eenvoudige relaties als die van de louter abstracte kwantiteit, de gebrekkige oneindigheid, een volledige dialectische vorm aannamen en wiskundigen tegen hun wil en zonder het te weten dwongen om dialectisch te worden. Niets is grappiger dan de kronkels, wendingen en vernuftigheden van wiskundigen om deze tegenstrijdigheid op te lossen, om hogere en lagere wiskunde met elkaar te verzoenen, om duidelijk te maken dat wat zij als een onmiskenbaar resultaat zagen geen pure onzin was, en om in het algemeen het uitgangspunt, de methode en het resultaat van de wiskunde van het oneindige rationeel uit te leggen.

Nu is alles echter heel anders. Chemie, de abstracte deelbaarheid van fysieke dingen, gebrekkige oneindigheid – atomistiek. Fysiologie – de cel (het organische ontwikkelingsproces, zowel van het individu als van de soort, door differentiatie, de meest opvallende test van de rationele dialectiek), en tenslotte de identiteit van de natuurkrachten en hun onderlinge converteerbaarheid, die een einde maken aan alle fixatie van categorieën. De meerderheid van de natuurkundigen zit echter nog steeds vast in de oude metafysische categorieën en zijn hulpeloos als deze moderne feiten, die de dialectiek als het ware in de natuur bewijzen, rationeel uitgelegd en met elkaar in verband gebracht moeten worden. En hier is denken noodzakelijk: atomen en moleculen, enz. kunnen niet onder de microscoop worden geobserveerd, maar alleen door het denkproces. Vergelijk de chemici (behalve Schorlemmer, die bekend is met Hegel) met Virchows Cellulaire Pathologie, waar uiteindelijk algemene zinnen de hulpeloosheid moeten verbergen. Dialectiek, ontdaan van mystiek, wordt een absolute noodzaak voor de natuurwetenschap, die het terrein heeft verlaten waar de vaste categorieën, de lagere wiskundige logica, als het ware volstonden voor huishoudelijk gebruik. De filosofie neemt postuum wraak op de natuurwetenschap omdat deze laatste haar verlaten heeft; en toch hadden de natuurwetenschappers al uit de wetenschappelijke successen van de filosofie kunnen opmaken dat er in deze filosofie iets was dat superieur aan hen was, zelfs op hun eigen terrein (Leibniz – stichter van de wiskunde van het oneindige, tegen wie Newton, de domoor van de inductie, staat als plagiarist en bederver; Kant – kosmische ontstaanstheorie vóór Laplace; Oken – de eerste in Duitsland die de evolutietheorie heeft overgenomen; Hegel – wiens [...]{1} samenvattende en rationele groepering van de natuurwetenschappen, groter is dan alle materialistische onzin bij elkaar).


Op Büchners pretentie om een oordeel te vellen over socialisme en economie uit de strijd om het bestaan: Hegel Enzyklopädie, I, p. 9, over schoenmaken.

Over politiek en socialisme. Het begrip waarop de wereld heeft gewacht, p. 11.

Buiten, naast en na elkaar. Hegel Enzyklopädie, p. 35! als de bepaling van het zintuiglijke, van het denkbeeld.

Hegel, Enzyklopädie, p. 40. Natuurverschijnselen – maar bij Büchner is er geen sprake van denken, alleen van kopiëren, derhalve is dit niet nodig.

Pagina 42. Solon heeft zijn wetten “in zijn hoofd” gemaakt – Büchner is in staat om hetzelfde te doen voor de moderne samenleving.

Pagina 45. Metafysica – wetenschap van de dingen – niet van de bewegingen.

Pagina 53. “In de ervaring hangt alles af van de geest waarmee we de werkelijkheid benaderen. Een grote geest geeft grote ervaringen en ziet in het kleurrijke spel van de verschijning wat er toe doet.”

Pagina 56. Parallellisme tussen het menselijk individu en de geschiedenis – parallellisme tussen embryologie en paleontologie.

*

Zoals Fourier a mathematical poem [een wiskundig gedicht] is en toch nog steeds gebruikt wordt, zo is Hegel a dialectical poem [een dialectisch gedicht].

*

De onjuiste porositeitstheorie (waarin verschillende nep materies, warmtematerie, enz., in hun onderlinge poriën zitten en toch niet in elkaar doordringen), gepresenteerd door Hegel, Enzyklopädie, I, p. 259, als een zuiver verzinsel van de geest; zie ook Logik.

*

Hegel, Enzyklopadie, I, pp. 205/206, profetische passage over atoomgewichten tegenover de fysische opvattingen van die tijd en over atomen, moleculen als gedachtebepalingen, waarover het denken moet beslissen.

*

Als Hegel de natuur ziet als een manifestatie van het eeuwige “idee” in zijn vervreemding, en als dit zo’n ernstige misdaad is, wat moeten we dan zeggen van de morfoloog Richard Owen:

“Het oeridee werd in verschillende vormen op deze planeet belichaamd lang voor het bestaan van die diersoorten die het nu verwezenlijken.” (Nature of Limbs, 1849)

Als een mystieke natuurkundige dit zegt, die er niets mee bedoelt, is het oké; maar als een filosoof hetzelfde zegt, die er iets bij denkt, en inderdaad au fond juist denkt, zij het in een verkeerde vorm, dan is het mystiek en een schandelijke misdaad.

*

Natuurwetenschappelijk denken. Agassiz’ scheppingsplan, volgens hetwelk God zich ontwikkelt van het algemene naar het bijzondere en het individuele, eerst het gewervelde dier als zodanig, dan het zoogdier als zodanig, het roofdier als zodanig, de kat als zodanig, en ten slotte de leeuw, enz.! Dus eerst abstracte concepten in de vorm van concrete dingen en dan concrete dingen! (Zie Haeckel, p. 59.)

*

Bij Oken (Haeckel, p. 85 e.v.) komt de onzin naar voren die voortkomt uit het dualisme tussen natuurwetenschap en filosofie. Door zijn denkweg ontdekt Oken protoplasma en de cel, maar niemand denkt eraan om de zaak wetenschappelijk te onderzoeken – het denken wordt verondersteld het te doen! En wanneer het protoplasma en de cel worden ontdekt, is Oken over het algemeen afgeschreven!

*

Hofmann (Ein Jahrhundert Chemie unter den Hohenzollern) citeert de natuurfilosofie, met een citaat van Rosenkranz, de belletrist die door geen enkele ware hegeliaan wordt erkend. De natuurfilosofie verantwoordelijk houden voor Rosenkranz is net zo dom als dat Hofmann de Hohenzollerns verantwoordelijk houdt voor de ontdekking van bietsuiker door Marggraf.

*

Theorie en empirisme. – De afplatting van de aarde is theoretisch vastgesteld door Newton. De Cassinis en andere Fransen beweerden lange tijd daarna, op basis van hun empirische metingen, dat de aarde ellipsoïdaal is en de poolas het langst.

*

De minachting van de empiristen voor de Grieken krijgt een eigenaardige illustratie als men bijvoorbeeld Th. Thomson (On Electricity) leest, waar mensen als Davy en zelfs Faraday in het donker tasten (de elektrische vonk, enz.), en experimenten uitvoeren die nogal doen denken aan de verhalen van Aristoteles en Plinius over fysisch-chemische fenomenen. Het is precies in deze nieuwe wetenschap dat de empiristen het blinde tasten van de antieken volledig reproduceren. En waar de geniale Faraday juist is, moet de filistijn Thomson daartegen protesteren. (p. 397)

*

Haeckel, Anthropogenie, p. 707.

“Volgens het materialistische wereldbeeld kwam de materie of stof vóór de beweging [cursief van Engels] of de levende kracht, de stof creëerde de kracht.” Dit is net zo fout als dat die kracht materie creëert, want kracht en materie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Waar haalt hij zijn materialisme vandaan?

*

Causae finales en efficientes [definitieve (of op een doel gerichte oorzaken) en handelende (producerende) oorzaken] getransformeerd door Haeckel (pp. 89, 90) in doelbewust werkende en mechanisch werkende oorzaken, omdat causa finalis = God! Net zo voor hem “mechanisch” zonder meer volgens Kant, = monistisch, niet = mechanisch in de zin van mechanica. Met een dergelijke verwarde taal is onzin onvermijdelijk. Wat Haeckel hier zegt van Kants Kritik der Urteilskraft strookt niet met Hegel. (Geschichte der Philosophie (Vol. III, p. 603)

Een ander voorbeeld{2} van polariteit bij Haeckel: mechanisme = monisme, en vitalisme of teleologie = dualisme. Reeds bij Kant en Hegel is het innerlijke doel een protest tegen het dualisme. Mechanisme toegepast op het leven is een hulpeloze categorie, we kunnen hooguit spreken van chemisme, als we niet willen afzien van namen voor elk begrip. Doel: Hegel, V, p. 205.

“Het mechanisme toont zich als een streven naar totaliteit door te proberen de natuur als geheel te vatten, dat voor haar begrip niets anders nodig heeft – een totaliteit dat niet te vinden is in het doel en het daarmee verbonden buitenwereldse begrip.” [cursief van Engels]

De grap is echter dat het mechanisme (inclusief het 18e-eeuwse materialisme) niet uit abstracte noodzaak en ook niet uit toeval kan komen. Zodat de materie het denkend menselijk brein uit zichzelf ontwikkelt, als een puur toeval, al is het daar waar het gebeurt noodzakelijkerwijs geconditioneerd van stap tot stap. Maar in werkelijkheid is het de aard van de materie om door te gaan met de ontwikkeling van denkende wezens, en dit gebeurt dus ook altijd daar waar de voorwaarden (niet noodzakelijkerwijs overal en altijd hetzelfde) voor bestaan.

Verder, Hegel, V, p. 206:

“Dit principe” (van het mechanisme) “geeft daarom, in zijn samenhang met de externe noodzaak, het bewustzijn van oneindige vrijheid tegenover de teleologie, die de geringheid en zelfs verachtelijkheid van zijn inhoud als iets absoluuts oplost, waarin het meer algemene denken zich slechts oneindig beperkt en zelfs afstotend kan zijn”.

Ook hier weer de kolossale verspilling van materie en beweging in de natuur. In het zonnestelsel zijn er misschien hooguit drie planeten waarop leven en denkende wezens kunnen bestaan – onder de huidige omstandigheden. En dat hele enorme apparaat ter wille van hen!

Het innerlijke doel in het organisme werkt volgens Hegel (V, p. 244) door middel van een aandrift. Pas trop fort [maar niet te fel]. De aandrift moet het individuele levende wezen min of meer in harmonie brengen met zijn begrip. Hieruit blijkt hoezeer het hele innerlijke doel zelf ideologisch is. En toch hebben we hier Lamarck.

*

Natuurkundigen denken dat ze zich kunnen bevrijden van de filosofie door deze te negeren of te beschimpen. Ze kunnen echter geen vooruitgang boeken zonder na te denken, en voor gedachten hebben ze behoefte aan gedachtebepalingen. Maar ze nemen deze categorieën zonder nadenken aan, vanuit het gemeenschappelijke bewustzijn dat gedomineerd wordt door wat over blijft van lang vervlogen filosofieën.

Of van het kleine beetje filosofie, verplicht op de universiteit (dat fragmentarisch is, maar ook nog een wirwar van opvattingen van lieden van de meest uiteenlopende en meestal slechtste scholen), of van het onkritisch en onsystematisch lezen van filosofische geschriften van allerlei aard. Vandaar dat ze niet in het minst afhankelijk zijn van de filosofie, maar helaas meestal van de slechtste filosofie, en degenen die het meest de filosofie beschimpen zijn de slaven van juist de slechtste gevulgariseerde restanten van de slechtste filosofieën.

*

De natuurkundigen mogen zich opstellen zoals ze willen, ze worden gedomineerd door de filosofie. De enige vraag is of ze gedomineerd willen worden door een slechte modieuze filosofie of door een vorm van theoretisch denken die gebaseerd is op kennis van de geschiedenis van het denken en zijn verworvenheden.

Fysica, pas op voor de metafysica, is helemaal waar, maar in een andere zin.

De natuurkundigen maken nog steeds een schijnvertoning van de filosofie door genoegen te nemen met de restjes van de oude metafysica. Pas wanneer de natuurwetenschap en de historische wetenschap de dialectiek in zich hebben opgenomen, wordt alle filosofische onzin – afgezien van het zuivere denken – overbodig, en verdwijnt het in de positieve wetenschap.

_______________
[15] Büchner kent de filosofie alleen als dogmaticus, omdat hij zelf een dogmaticus is van de platgetreden paden van de Duitse Verlichting, die de geest en de beweging van de grote Franse materialisten heeft verloren (Hegel hierover) – zoals Nicolai die van Voltaire heeft verloren. Lessings “dode hond Spinoza.” (Hegel Enzyklopädie. Voorwoord, p. 19)



{1} Het woord is niet te ontcijferen in het manuscript, omdat het bedekt is met een inktvlek.
{2} Dit verwijst naar de notitie “Polariteit”, die vlak voor deze noot op hetzelfde blad werd geschreven.