Emile Vandervelde

De algemene werkstaking


In samenwerking met: Dacob, Archief en Bibliotheek voor de Studie van het Communisme
Bron: Brochure Germinal, nr. 2, 5e jg. Samenwerkende Volksdrukkerij, Hoogpoort 29, Gent, 1908
Deze versie: matige modernisering van het Nederlands
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Algemene werkstaking en sociaaldemocratie
Massastaking, partij en vakbonden
Een jaar nadien
De Grote Staking

Algemene werkstaking...

Deze op onze dagen zo vaak uitgesproken twee woorden schijnen op het eerste zicht geen nadere bepalingen te behoeven. Maar daar men die twee woorden meer en meer gebruikt, in meer en meer verschillende zin, wordt een nadere omschrijving onontbeerlijk, als men dubbelzinnigheid en misverstand wil vermijden.

In de alledaagse taal spreekt men inderdaad van algemene werkstaking zodra een groot aantal werklieden van een of meer beroepen de arbeid hebben neergelegd. Men spreekt van algemene werkstaking als de mijnwerkers van de Duitse Ruhrstreek of van het Franse Pas-de-Calais samen strijden om hun lonen te doen stijgen, als de Belgische of Zweedse werkers op straat komen om het algemeen stemrecht te veroveren, als de Franse of de Italiaanse omwentelingsgezinde vakbondsmannen de algemene stillegging der productie bepleiten om gedaan te maken met de kapitalistische uitbuiting.

Het wordt dus wel van belang een onderscheid te maken tussen deze verschillende vormen van werkstaking, tussen de algemene economische en de algemene politieke werkstaking, tussen de algemene hervormingsgezinde en de algemene omwentelingsgezinde werkstaking.

De economische algemene werkstaking. – Bij nadere bepaling is de algemene economische werkstaking deze van alle of bijna alle werklieden van een bepaald vak, bijvoorbeeld van de koetsiers, van de werktuigmakers, van bouwvakkers van een stad of van een min of meer uitgestrekte streek.

Een dergelijke werkstaking verschilt zeer veel van de eigenlijke algemene werkstaking, van de algemene werkstaking, die uitgeroepen wordt door werklieden van alle vakken. Een dergelijke werkstaking wordt niet aangegaan in het belang van een of meer vakken. Zij heeft voor doel, bijvoorbeeld, de lonen te doen stijgen, de werkuren te doen verkorten of de werkvoorwaarden te verbeteren.

Langs een andere kant ziet men dat een dergelijke werkstaking de verstorende, meer politieke dan economische invloed mist die voortspruit uit de stilstand van het werk in enige of in alle vakken der nijverheid.

Om haar doel te kunnen bereiken moet een dergelijke werkstaking over het algemeen lang genoeg kunnen duren om de nijverheidsheren ernstig in hun geldelijke belangen te kunnen treffen.

In strijd met hetgeen gebeurt als de werkstaking zich over alle nijverheden uitstrekt, is het waar dat het volhouden veel vergemakkelijkt wordt door het feit dat de werklieden van andere vakken aan het werk blijven en dus, door de steun die zij verstrekken, de stakers goed kunnen helpen om het vol te kunnen houden.

Het spreekt vanzelf dat de economische algemene werkstakingen talrijker voorkomen naarmate dat de eensgezindheid onder de werklieden toeneemt, naarmate dat de patroons zich beter verstaan. De patroons durven de werkstakingen zelfs meer en meer algemeen maken voor verscheidene werkhuizen, door de lock-out uit te roepen voor degenen die aan de arbeid zijn gebleven.

Dergelijke botsingen komen zo talrijk voor in Duitsland en Engeland, waar geen revolutionaire vakbeweging bestaat, als in landen als Frankrijk, waar de revolutionaire vakbeweging de hoge toon voert.

Niemand denkt er aan de werklieden aan te raden af te zien van dit strijdmiddel. Iedereen is het eens om in deze werkstakingen een van de noodzakelijke vormen van klassenstrijd te zien. Onder de socialisten vindt men geen tegenstanders van deze algemene werkstaking, voor zoveel het betreft de algemene werkstaking der arbeiders van een vak, voor de verdediging van hun vakbelangen. De eindeloze twisten, die ontstonden over de algemene werkstaking, betroffen inderdaad alleen de politieke algemene werkstakingen.

De politieke algemene werkstaking – De politieke algemene werkstaking is de werkstaking der arbeiders van alle vakken, van alle nijverheden, om redenen die heel het proletariaat aanbelangen.

Hier bevinden wij ons dus niet meer in de zaak van beroepsbelangen. De werkstaking krijgt een politiek karakter. Dit wil zeggen dat zij minder gericht is tegen de patroons dan tegen de regering, die men tracht omver te werpen, die men wil dwingen een of ander toe te geven.

Een dergelijke beweging kan vredelievend zijn. Men heeft ze daarom de staking der gekruiste armen genoemd. Maar zij kan vergezeld gaan van gewelddaden. Dit was het geval in België (1902), in Italië (1904), in Rusland (1904-1905), waar de werkende klasse tot driemaal toe en tezelfdertijd haar toevlucht nam tot de werkstaking en de algemene opstand.

Maar het was niet het min of meer vredelievend of geweldig karakter van een algemene werkstaking dat de Franse en de Italiaanse vakbondsmannen noopte onderscheid te maken tussen wat zij noemden: hervormingsgezinde algemene werkstaking of omwentelingsgezinde algemene werkstaking.

Volgens hen, inderdaad, hangt het hervormingsgezind of omwentelingsgezind karakter van een algemene werkstaking af, niet van de fenomenen die haar kenmerken, maar wel van het doel dat beoogd wordt door degenen die haar uitroepen of prediken.

De hervormingsgezinde algemene werkstaking is de werkstaking die voor doel heeft een hervorming af te dwingen, een recht te verdedigen of te veroveren, te protesteren tegen de een of de andere daad van de regering.

De omwentelingsgezinde algemene werkstaking is de werkstaking die voor doel heeft de maatschappelijke omwenteling te doen uitbreken, de producenten te verlossen van de kapitalistische overheersing.

De geleerde Griffuelhes zegde hieromtrent[1]:

“In haar laatste betekenis is de algemene werkstaking voor de arbeiders niet de eenvoudige kruising der armen. Zij betekent veel meer de inbezitneming der maatschappelijke rijkdommen, die door de vakorganisaties tot hun eigenlijke waarde zullen worden gebracht ten voordele van allen.

Deze algemene werkstaking of omwenteling zal vredelievend of gewelddadig wezen, naargelang van de weerstand die zij zal ontmoeten. Zij zal de bekroning zijn van de pogingen van de producenten, onder de onweerstaanbare invloed van de arbeidersorganisatie.”

De omwentelingsgezinde algemene werkstaking is dus niets anders dan de maatschappelijke omwenteling.

De hervormingsgezinde algemene werkstaking is een poging van het proletariaat om de regering gedeeltelijke toegevingen af te dwingen, zonder daarom de regering in gevaar te brengen, zonder het stelsel te bedreigen dat zij vertegenwoordigt.

Wij kunnen deze bepalingen zonder het minste bezwaar aannemen voor onze verdere bespreking der omwentelingsgezinde vakbeweging en onze socialistische opvatting van de algemene werkstaking.

Wij moeten echter eerst een dubbele opmerking maken.

Vooreerst bestaat er geen onverenigbaarheid tussen de hervormingsgezinde en omwentelingsgezinde opvatting van de algemene werkstaking. Zoals men tezelfdertijd hervormingsgezind en omwentelingsgezind kan zijn, kan men aanhanger zijn van de algemene werkstaking ten voordele van zekere hervormingen en geloven dat de algemene werkstakingen zullen uitlopen op de algemene maatschappelijke omwenteling.

Vervolgens moeten wij doen opmerken dat de volledig algemene werkstaking, de werkstaking van alle werkers aller nijverheden van een streek of van een land, een zuiver theoretische opvatting is, want men zegt doorgaans dat er algemene werkstaking is van het ogenblik dat enigszins veel werklieden van de belangrijkste nijverheden het werk hebben verlaten.

Het was aldus dat men van algemene werkstaking sprak in België, in 1893, toen er meer dan 200.000 stakers waren, in 1902, toen er meer dan 300.000 waren ten voordele van algemeen stemrecht.[2]

In Zweden, waar de voor het stemrecht uitgeroepen werkstaking minder een dwangmiddel was dan een grootse betoging, was de staking ook zeer aanzienlijk.

Te Stockholm lagen niet alleen alle fabrieken en werkhuizen van de belangrijkste nijverheid stil, maar ook de bedienden der trams, gasfabriek en van de stadsdiensten hadden algemeen de arbeid gestaakt.[3]

In september 1904, had de algemene werkstaking, in Italië, uitgeroepen om te protesteren tegen de afschuwelijke werkersslachtingen te Buggera en Castelluzo, de algemeenheid der werklieden van verscheidene nijverheidssteden meegesleept. Zelfs de gondeliers van Venetië hebben voor enige dagen gestaakt.[4]

Maar hoeveel werklieden, landbouwers, huiswerkers en ambachtslieden van de buiten en de kleinere steden bleven in deze verschillende landen buiten de beweging, zullen er nog lang buiten blijven, hoe de omstandigheden zich ook wijzigen?

Het is wel waar dat, gezien de ingewikkelde organisatie van onze moderne samenleving, niet alle werklieden moeten meegesleept worden om de algemene bedrijvigheid te verlammen. Het is zelfs voldoende dat de bijzonderste nijverheden van vervoer en gemeenschap verlamd worden om een algemene werkstaking te hebben.

Men heeft zulks kunnen vaststellen in Rusland, tijdens de werkstakingen van 1904-1905. In een land waar de overgrote meerderheid der bevolking nog in de landbouw werkt en waar zeer veel nijverheidswerklieden aan de arbeid gebleven waren, was het voldoende dat het spoorwegverkeer gestremd was, dat post en telegraaf verlamd waren, dat de revolutionaire geest hier en daar dreigde om de regering te verplichten enige toegevingen te doen.

Wij zien dus klaar dat men in Rusland, zowel als in Italië, Zweden of België, over algemene werkstaking gesproken heeft alhoewel de overgrote meerderheid der werklieden aan de arbeid gebleven was.

Indien wij dus terug komen op het onderscheid tussen hervormingsgezinde en omwentelingsgezinde algemene werkstaking, moeten wij vooral vaststellen dat alle algemene of zogenaamd algemene werkstakingen zich vastknopen aan de opvatting van algemene hervormingsgezinde werkstaking.

Het is dan ook over deze algemene werkstaking dat wij verder zullen spreken.

De hervormingsgezinde algemene werkstaking. - Enige jaren geleden had de zelfs hervormingsgezinde algemene werkstaking weinig aanhangers in de socialistische kringen. General Streik ist general Unzinn zegde Auer op een socialistisch congres, en hij werd door niemand tegengesproken. Bijna alle afgevaardigden waren het eens om de algemene werkstaking te beschouwen als een noodlottig verzinsel, uitdrukkelijk door de anarchisten voorgewend om de vakverenigingen uiteen te breken en de arbeiders af te wenden van de politieke beweging.

Langzamerhand hebben de gedachten hieromtrent zich toch gewijzigd onder invloed van de praktijk. Algemene werkstakingen hebben plaats gehad in bijna alle landen, maar overal hadden zij voor doel, niet de omwenteling, maar wel onmiddellijke resultaten, die nog geen gevaar waren voor het kapitalistisch regime. In België en Zweden ging het om het algemeen stemrecht. In Holland ging het om het stakingsrecht van de spoorwegbedienden. In Italië wilde men meer eerbied afdwingen voor het leven der arbeiders. In Rusland vocht men voor de politieke rechten en vrijheden van het volk.

Hoe verschillend doel, streven en gebeurtenissen ook waren, toch bieden al die werkstakingen een zekere overeenkomst van karakter:

1° Al deze stakingen waren van korte duur, van ten langste een week. Gedurende deze korte duur leefden de stakers van hun spaargeld. De voedingsnijverheid werd weinig of niet gestremd. Terwijl zekere economische werkstakingen gedurende maanden volgehouden werden, dankzij de in kas zijnde gelden der syndicaten, dankzij de steun van de werkers van andere vakken, heeft men nooit politieke algemene werkstakingen zo kunnen organiseren dat zij langer dan enkele dagen duurden.

2° Al deze werkstakingen werden aangegaan voor kwesties die de algemeenheid der werkende klasse aanbelangden. Het zou overigens niet aan te nemen zijn dat duizenden en duizenden werklieden het werk zouden verlaten, hun loon zouden opofferen, zware ontberingen zouden lijden als “het sop de kool niet waard is”, als er geen algemene belangen op het spel staan, zoals de algemene politieke rechten en vrijheden.

3° En als de zogenaamde algemene werkstakingen geen eenvoudige betogingen waren, zoals in Italië, in 1904, dan toch hadden zij nooit toegevingen voor doel die door de burgerij konden toegestaan worden zonder dat zij afstand deed van haar heerschappij. Het spreekt toch vanzelf dat in België het stemrecht, in Holland het stakingsrecht, in Rusland het algemeen recht niet konden toegestaan worden zonder dat daardoor de grondvesten van het kapitalisme werden ondermijnd. Het is dan ook om deze redenen dat alle algemene werkstakingen der laatste jaren enigszins ondersteund werden door een zeker deel der vooruitstrevende burgerij.

4° De algemene werkstakingen hebben om al deze redenen slechts gedeeltelijke resultaten opgeleverd daar waar zij plotseling uitbraken, daar waar zij de regeringen verrast hadden, daar waar de burgerij zich niet gesteld had tegen de stakers.

Dit was bij voorbeeld het geval voor de eerste algemene werkstaking in België, in 1893, en voor de eerste algemene werkstaking in Rusland, in oktober 1904. Integendeel hebben de eerste algemene werkstaking in Holland, de tweede algemene werkstaking in België, de tweede en derde algemene werkstakingen in Rusland, die de regeringen geenszins verrast hebben, die weinig of niet ondersteund werden door de burgerij, weinig of geen resultaat opgeleverd, terwijl zij nog lang na de onderdrukking een verlammende invloed uitoefenden op de werkende klasse.

Men moet echter niet geloven dat deze mislukkingen op den duur het proletariaat zullen ontmoedigen en doen afzien van het beginsel van de algemene werkstaking.

Integendeel, naarmate dat de concentratie zich in de nijverheden zal volledigen, naarmate dat de onterfde loonslaven talrijker zullen worden in de kapitalistische samenleving, naar die mate zullen de arbeiders te heftiger grijpen naar het wapen van de algemene werkstaking, zodra de omstandigheden het zullen vereisen, zodra zij invloed zullen willen uitoefenen op de regerende machten.

Men zal weldra geen volksopstand, geen omwenteling meer kunnen denken zelfs, die niet zal vergezeld gaan van staking door het georganiseerd proletariaat. Van de algemene werkstaking zijn alleen tegenstanders zij die de beweging van het proletariaat willen beperken tot het syndicalisme, tot de samenwerking of de parlementaire strijd.

Maar het is ook niet aldus dat de revolutionaire vakbondsmannen, en vooral de anarchisten, de algemene werkstaking opvatten. Zij hebben niets dan haat en verachting over voor de algemene werkstakingen der ‘politiekers’. Zij keuren die algemene werkstakingen alleen goed als een ‘oefening’ voor het proletariaat, als een tijdelijke opschudding, waarvan het doel te beknibbelen, af te keuren is, al dienen de middelen ook aanbevolen te worden, daar zij de werkers steeds herhalen dat zij op eigen krachten moeten steunen en niet op deze van gekozenen in de parlementen.

Wat deze dwepers voortdurend prediken, wat voor hen alles en alles is, wat voor hen zuiver socialisme is, dat is onvoorwaardelijk de revolutionaire, geweldige algemene werkstaking, niet om van de heren enige onbeduidende ‘hervormingjes’ te bekomen, maar om voorgoed een einde te stellen aan het kapitalistisch stelsel.

Laten wij de gedachten van deze mensen goed begrijpen, doorgronden en onthouden, om ze des te beter te kunnen vergelijken met deze der sociaaldemocraten.

De omwentelingsgezinde algemene werkstaking. – Stellen wij ons eerst niet voor hier de geschiedenis te schrijven van de algemene werkstaking, zoals zij opgevat wordt door de revolutionaire vakbondsmannen.[5]

Deze opvatting was overigens gedurende langen tijd zeer uiteenlopend. De ene predikte de algemene staking ‘met gekruiste armen’ en stelden zich zeer lichtzinnig voor dat zij, wanneer er levensvoorraad genoeg voorhanden was voor de strijders, gemakkelijk alle kapitalisten konden laten verhongeren bij middel van de algemene werkstaking, waarop de ‘vredelievende’ maatschappelijke omwenteling moet volgen.

Onder degenen die zulke werkstaking met gekruiste armen verdedigden, waren er velen die daarin een behendig middel zagen om de maatschappelijke omwenteling onweerstaanbaar voor te bereiden, terwijl zij binnen de perken der wettelijkheid blijven.

Dit was bijvoorbeeld het geval met Aristide Briand, later Franse minister van Justitie, die in een congres van de Franse socialistische arbeidersorganisaties, gehouden te Parijs op 3-8 december 1899, uitriep:

“De algemene werkstaking biedt de leider der beweging dit voordeel aan, dat zij de uitoefening is van een onvervalsbaar, wettelijk recht. Zij is aldus een revolutie die aanvangt binnen de palen der wettelijkheid en voortduurt in de wettelijkheid. Om zich van het dwangjuk te verlossen komt de werkman in opstand met volle recht. Het is de kapitalistenklasse die buiten de wettelijkheid treedt door het feit dat zij de werkstaking onvermijdelijk maakt, door het feit dat zij een recht wil schenden dat zij zelf geheiligd en verdedigd heeft.”

Men moet echter aannemen dat bij lange duur een algemene werkstaking de burgerij het hoofd zou verliezen en dat zij de weerstand der stakers met geweld zou trachten te onderdrukken. De in de rangen van het leger staande arbeiders zouden weigeren op hun klassegenoten te schieten, en daaromtrent riep Briand onder de stormachtige toejuichingen van zijn toehoorders uit:

“Indien men het bevel van schieten zou hernieuwen, indien de officieren de soldaten geweld zouden aandoen, als zij zich eenmaal een gedacht gevormd hebben, dan zou het wel kunnen gebeuren dat de geweren toch zouden afgaan, maar het zou zeker niet in de bevolen richting zijn!”[6]

Deze woorden werden uitgesproken tien jaar geleden en daar Briand sedert dan een grootwaardigheidsbekleder van de Franse Republiek is geworden, bestaan er redenen om te denken dat hij thans anders denkt over de Franse soldaten.

Maar heeft het gedacht van zulke algemene werkstaking aan Briand een van zijn heftigste verdedigers verloren, toch heeft het zijn weg gevonden. De revolutionaire vakbondsmannen hebben deze algemene werkstaking aangenomen niet als een middel, maar als het middel bij uitnemendheid om de algehele ontvoogding der werkende klasse te bewerken.

Terwijl de werklieden in Engeland, in Duitsland, in al de noordelijke landen wantrouwend bleven heeft het idee van een geweldige algemene werkstaking onbetwistbaar veel veld gewonnen in Frankrijk en Italië.

Korte tijd na de geruchtmakende redevoeringen van Brand, in 1899 reeds, werd er te Parijs een zogenaamd Comité der algemene Werkstaking gesticht, samengesteld uit zeer veel afgevaardigden van de Confédération du Travail. Dit zeer actieve comité gaf verscheidene propagandabrochures uit. Het was in een van deze brochures[7] dat wij de volgende woorden aantroffen, die zeer goed de opvatting der vakbondsmannen schetsten:

“In de huidige omstandigheden komt de algemene werkstaking voor als het enigste, als het krachtigste middel voor de werkende klasse om zich volkomen vrij te maken van het juk der kapitalistische regerende klasse.

De algemene werkstaking, door de arbeiders aangewend ter verovering van zelfs geringe verbeteringen, heeft veel meer resultaten opgeleverd dan al de pogingen in de parlementen.

De algemene werkstaking, of zij het karakter der omwentelingsgezinde of der hervormingsgezinde beweging heeft, is het gevolg van de pogingen van de onbewuste minderheden, die door hun voorbeeld de hele massa in beweging brengen.”

Stellen wij hieruit de drie volgende punten vast:

1° De algemene werkstaking is het gevolg der pogingen van de onbewuste minderheden;

2° De algemene werkstaking heeft meer opgeleverd dan alle pogingen in de parlementen;

3° De algemene werkstaking moet strekken tot de maatschappelijke omwenteling en beschouwd worden als het enigste, als het krachtigste middel der werkende klasse om zich helemaal vrij te vechten van de kapitalistische onderdrukking.

In de eerste verklaring en in de brochures van de Confédération du Travail vinden wij de grondgedachten van Blanqui terug. Het revolutionair syndicalisme wantrouwt de dichte strijdersscharen. Het verkiest de Franse vakbonden, met hun bespottelijk ledental, met hun geringe geldmiddelen, boven de miljoenen rijke Engelse en Duitse vakverenigingen. Het heeft voor de democratische meerderheid dezelfde verachting die de volksvijand van Ibsen gevoelt voor de “grote liberale meerderheid”. Zonder antiparlementair te zijn hecht men zeer weinig belang aan de parlementaire werking en men houdt niet op de werkende klasse toe te roepen dat zij zelfstandig moet handelen, dat zij niet te veel moet rekenen op gekozenen of tussenpersonen.

Volgens de tweede en derde verklaringen moet de algemene werkstaking strekken tot de maatschappelijke omwenteling, of liever, kan zij niets anders zijn dan de maatschappelijke omwenteling. Ziehier wat wij daaromtrent lezen in een werkje over de algemene werkstaking, uitgegeven door het Comité de propagande pour la grève générale, gesticht door de Franse Confédération générale du Travail:

“De algemene werkstaking bestaat in het volledig stil leggen van de productie in alle vakken der nijverheid, voor zoveel tijd als de werkende klasse nodig heeft om zich meester te maken van alles wat voor de schepping der rijkdommen nodig is.

Indien de werklieden hun vrijmaking wensen en willen, dan zullen zij zeker op een geweldige wijze moeten te werk gaan, want het zou al te belachelijk zijn de maatschappelijke rijkdom tot gemeengoed te verklaren en er zich niet dadelijk meester van te maken. Het zou al te bespottelijk zijn de persoonlijke eigendom af te schaffen zonder hem onmiddellijk te doen verdwijnen...

De algemene werkstaking kan dus niet vredelievend zijn. Weg dus met de dwaling van de ‘gekruiste armen’. Om een dergelijke staking te kunnen doen duren zou men de machines eerst moeten onschadelijk maken, zou men het verkeer langs de spoorwegen eerst helemaal moeten verlammen, zou men de soldaten eerst moeten overhalen om de kolf van hun geweer in de lucht te houden.”

Voor de revolutionaire vakbondsmannen is de algemene werkstaking dus niets anders dan de laatste act van het drama tussen het proletariaat en de kapitalistenbende, de beslissende poging der armen om zich meester te maken van alles wat er nodig is voor de algemene productie.

Natuurlijk weten de aanhangers van de aldus opgevatte algemene werkstaking dat wij nog niet gekomen zijn aan de vooravond van deze grote slag. Zij weten dat deze beslissende slag met veel geduld moet worden voorbereid. Zij weten dat men nog veel zal moeten doen om de massa daarop voor te bereiden en te bewerken dat “de bajonetten verstandig genoeg zijn om zich naar de volksverdrukkers te keren.”

Het is om al deze redenen dat de aanhangers van deze algemene werkstaking de massa trachten te onderwijzen bij middel van gedeeltelijke werkstakingen en dat zij de soldaten trachten op te voeden door een rusteloze antimilitaristische propaganda.

In deze voorwaarden aangegaan, hebben die gedeeltelijke werkstakingen geen plaatselijk karakter meer, met bepaalde doeleinden voor zekere vakken. Dankzij de tussenkomst van omwentelingsgezinde vakbondsmannen worden zij oefeningen, lessen, met het oog op de algemene omwentelingsgezinde werkstaking.

Griffuelhes zegt dan ook:

“De algemene werkstaking is de vermenigvuldiging van de pogingen der armen tegen de uitbuiters. Als beslissende daad vereist zij van allen een hoog ontwikkelde strijdgeest en een beproefde vaardigheid in de strijd. Zij is een mijlpaal langs de ontwikkelingsbaan, een aanval in de strijd, een stoot voorwaarts, zoals Guyot het zegde van alle werkstakingen.

De hedendaagse werkstakingen zijn niets anders dan turnoefeningen, herhalingen, zoals de legerbewegingen de turnoefeningen van de oorlog zijn.”[8]

Wij moeten echter doen opmerken dat alle werkstakingen dit karakter van omwentelingszinde opvoeding niet bezitten. De langdurige botsingen, die soms weken en weken duren zonder dat de orde verstoord wordt, die soms eindigen door de tussenkomst der regeringen, die soms bijgelegd worden door een min of meer duurzaam vredesverdrag, kunnen bezwaarlijk aanzien worden als een stap verder naar de omwentelingsgezinde algemene werkstaking.

Het is dan ook hierom dat de revolutionaire syndicalisten de gewelddadige, de geruchtmakende werkstakingen verkiezen die de schijn aannemen van te zullen zegevieren, niet door het geduld en de lange duur, maar door de krachtdadigheid en de razernij.

Maar in deze voorwaarden heeft men steeds de tussenkomst van het leger te verwachten, dat de ‘personen en de eigendommen’ moet verdedigen, en van daar komt het dat de antimilitaristische propaganda een noodzakelijkheid wordt.

Het zal ons dan ook niet verwonderen dat Lagardelle op de volgende manier de zienswijze samenvatte van de belangrijkste leiders der beweging, voor wat hun vaderlandsliefde en hun antimilitarisme betreft:

“De vertegenwoordigers van de werkorganisaties, die op onze vragenlijst geantwoord hebben, die verklaringen hebben neergelegd voor de juryraad van de Seine, hebben meest allen deze dubbele opvatting van het omwentelingsgezind proletariaat teruggeven. 1° Het leger is een onderdrukkingsmiddel in handen van de burgerstaat en de werkers moeten het uit al hun krachten bekampen. 2° Het vaderland en de oorlog zijn zaken van het kapitalisme die in geenszins de arbeidende klasse aangaan.”

Antimilitarisme, rechtstreeks handelen, voorbereiding van de algemene werkstaking bij middel van gedeeltelijke werkstakingen, vakbonden met een gering aantal leden en weinig geldmiddelen, antiparlementarisme of geringschatting van het parlementarisme, omwentelingsgezindheid van de algemene werkstaking – ziedaar de eigenlijke grondtrekken van de algemene omwentelingsgezinde werkstaking, zoals zij opgevat wordt in de eerste plaats door de Franse en de Italiaanse vakbondsmannen.

Bekennen wij ronduit dat er in deze opvatting gemeenschappelijke ideeën te vinden zijn voor alle socialisten.

Zonder daarom aanhangers te zijn van het stelsel van Hervé, zijn alle strijdende sociaaldemocraten antimilitaristen, gereed om te bekennen dat in de botsingen tussen kapitaal en arbeid de werklieden met soldatenkleren niet moeten tussenkomen om de zwoegers tegen te werken.

Zonder daarom revolutionaire vakbondsmannen te zijn, zijn alle sociaaldemocraten revolutionairen, syndicalisten, maar in de gedeeltelijke botsingen tussen kapitaal en arbeid vinden zij geen zulke voorafbeeldingen van de beslissende slag, van de maatschappelijke revolutie.

Maar als er een dergelijke eensgezindheid bestaat over de grondgedachten, moeten wij onmiddellijk vragen waarin de verdeeldheid bestaat tussen revolutionaire socialisten, en vooral daar waar het de algemene werkstaking betreft.

Volgens ons dus moet die verdeeldheid in de eerste plaats haar oorsprong vinden in de verschillende manier van opvatting der vakbeweging. In de tweede plaats wordt zij veroorzaakt door het belang dat men hecht aan de parlementaire werkzaamheden. In de derde plaats spruit die verdeeldheid voort uit de opvatting die men heeft over de eigenlijke maatschappelijke omwenteling.

De werking der vakbonden. – Terwijl de vakbondsleiders in de meeste landen trachten hun ledental zo groot mogelijk te maken, terwijl zij trachten in hun bondskassen zoveel mogelijk geld bijeen te brengen, zien wij dat de Franse voormannen der vakbonden juist tegenovergestelde gedachten hebben over de werking van het syndicaat.

Ziehier, bijvoorbeeld, wat Griffuelhes daarover zegt:

“De Franse vakbonden beschikken niet over de ronde sommen, waarop zo hovaardig wordt gewezen door deze van andere landen, vooral door de Duitsers en de Engelsen.

Tegenover de miljoenen der werkgevers stellen zij aldus niet de moeilijk bijeen gespaarde kluiten van de arme werkers, want zij weten te goed dat de strijd op dit gebied al te ongelijk is.

Het gebrek aan gelden vergoeden de Franse vakbondsleden door hun krachtdadigheid, door hun opofferingsgeest en door hun hoger ontwikkelde strijdgeest.

Hebben de Franse strijders ongelijk wanneer zij slechts in zekere mate rekenen op de inhoud van de bondskas? Op deze twee vragen kunnen wij beslist afwijzend antwoorden.”[9]

Het zij ons toegelaten te vragen of dit afwijzend antwoord niet uit te leggen is door de grote moeilijkheden die men ontmoet als men de Franse werklieden gaat aansporen om regelmatig hoge bijdragen te betalen in hun vakbonden.

Reeds in een congres van de Eerste Internationale was er een Engelse afgevaardigde van de trade-unions die tot de Franse afgevaardigden zegde: “Gij, Franse vrienden, bent altijd gereed om de handen op te steken, om revolutionaire voorstellen te stemmen, maar niet om uw handen in uw zakken te steken, om uw bijdragen te betalen.”

Het is daarom dat wij geneigd zijn om te geloven dat de Franse syndicaten de vos met de druiven nadoen, wanneer zij zich verklaren tegen de grote bijdragen en concentratie van de macht van de arbeiders in hun vakbonden.

Wat er ook van zij, zeker is het dat de materiële en zedelijke macht der Franse vakverenigingen zeer gering is en dat zij veel minder resultaten hebben bereikt dan de Duitse en de Engelse.

Om deze beide feiten onloochenbaar vast te stellen ontbreken ons de cijfers, want de statistieken van het Frans Office du Travail houden zich alleen met de ledentallen der vakbonden op.

Steunend op deze cijfers kunnen wij vaststellen dat in 1906 de Franse, Duitse en Engelse vakbonden den volgende rang hielden.

Engeland. – Volgens de Labor-Gazette bestonden er eind 1906 niet minder dan 1161 vakbonden met 2.106.282 leden.

Duitsland. – Volgens het Correspondenzblatt van 17 april 1907 telde men eind 1906 2.115.154 verenigden, als volgt te ontleden.

Gewerkschaften1.689.789
Lokalen vereine13.145
Hirsch-Duischerschen118.106
Christliche gewerkschaften320.248
Unabhangige gewerkschaften73.454

Frankrijk. - Volgens het Bulletin de l’office du Travail telden de syndicaten in 1906 1.958.511 leden, maar daarin zijn meegeteld, de werkgeversbonden, de landbouwersbonden, de gemengde vakbonden. De eigenlijke werkersbonden tellen niet meer dan 896.012 leden, en dan nog bestaan sommigen slechts op papier of betalen geen lidgeld. Volgens Emile Pouget omvat de Confédération du Travail niet meer dan 350.000 leden.[10]

De Franse syndicaten zouden dus zijn wat de revolutionaire syndicalisten wensen. Op enige uitzonderingen na zijn hun geldmiddelen zeer gering en is hun ledental onbeduidend.

Hiermee willen wij echter niet zeggen dat hun werking onbeduidend is, of dat de resultaten die zij bekomen hebben, niet kunnen vergeleken worden met deze in Duitsland en Engeland.

In de volgende tabel hebben wij de vergelijkende statistieken samengevat omtrent de werkstakingen, de resultaten en de tegenslagen, in Frankrijk, in Duitsland en in Engeland verkregen in het tijdsverloop van 1899-1905.

FrankrijkDuitsland
(stakingen en lock-outs)
Engeland
Aantal werkstakers5.295.5181.003.978 + 216.082
=
1.220.000
719.012
Aantal werkstaking 5.09910.484 + 583
=
11.067
3.551, waarvan 23 zonder gekende uitslag
Volledig gelukt 1.213 (23,29 p. 100)2.311 + 137
=
2.448 22,12 p. 100
925 (26.29 p. 100)
Gedeeltelijk gelukt 1.998 (39,19 p. 100)4.557 + 236
=
3.793 34,28 p. 100
1.447 (41,98 p. 100)
Mislukt1.888 (37,02 p. 100)4.616 + 210
=
4.826 43,60 p. 100
1.116 (31,73 p. 100)

Men ziet[11] dat men in Engeland, waar de organisatie het oudst is, het kleinste getal werkstakingen aantreft met de meeste goede resultaten.

Maar als men de Duitse statistiek vergelijkt met de Franse, dan vallen twee feiten in het oog, waarvan het ene de bewonderaars van de Franse strijdwijze zal verwonderen, terwijl het andere de aanhangers van de Duitse handelwijze zal treffen.

Vooreerst komen er in Duitsland meer werkstakingen met meer werkstakers voor dan in Frankrijk. De Duitse werklieden, die in Frankrijk vooral voorgesteld worden als opgaande in parlementaire werkzaamheden, zijn deze van heel zuidelijk Europa die het meest in rechtstreekse opstand komen tegen hun uitbuiters.

Langs een andere kant springt het in het oog dat de Fransen, met hun zwakke verenigingen en hun geringe geldmiddelen, bijna zoveel goede resultaten bekomen als de rijke Engelss vakverenigingen en meer goede resultaten bekomen dan de Duitse.

Het is echter nodig dat wij de Franse statistieken onder voorbehoud aannemen en herinneren dat de meeste goede resultaten in Frankrijk bekomen zijn door de hervormingsgezinde vakbonden, zoals de federatie der syndicaten van het boek, die zich bij voorkeur bedienen van de Engelse en de Duitse strijdmiddelen.

In de tweede plaats moeten wij herinneren dat de Franse werkgevers, evenals hun werklieden, veel slechter georganiseerd zijn dan de Engelse en de Duitse uitbuiters.

Behalve dit voorbehoud is er echter niet aan te twijfelen dat de talrijke goede resultaten in Frankrijk voor een zeker deel toe te schrijven zijn aan het geweldiger optreden, aan de revolutionaire daden, aan de heftige bedreigingen die de werkstakingen vergezellen, de patroons bang maken en de regering vaak verplichten bij de uitbuiters aan te dringen op toegevingen.

Daar men de boom wel enigszins mag beoordelen naar zijn vruchten, zouden deze resultaten in de ogen van de arbeiders licht een verheerlijking kunnen zijn van de strijdwijze der Franse, revolutionaire vakbondsmannen.

Maar als men dieper in de zaak doordringt zal men dadelijk overtuigd zijn dat de Franse strijdwijze geen artikel is dat naar andere landen kan uitgevoerd worden. Wil men in Engeland of in Duitsland de Franse strijdwijze beproeven, dan zal men als aller-enigste uitslag een wreedaardige onderdrukking der beweging bekomen.

Men zal zelfs spoedig ondervinden dat de in Frankrijk bekomen resultaten treffend bewijzen hoeveel belang de werklieden hebben bij een volksgezinde regering en hoeveel krachtiger hun slagen kunnen zijn naarmate zij over politieke macht beschikken.

De vakbondsmannen en de politieke werkzaamheden. – Wij hebben kunnen vaststellen dat niet alle onwentelingsgezinde syndicalisten antiparlementaire dwepers zijn. Men treft onder hen anarchisten aan die beslist tegen alle parlementaire werking zijn, maar ook socialisten, die leden zijn en blijven van de sociaaldemocratische partijen en die volmondig verklaren dat de politieke werkzaamheden hun nut afwerpen. Voor deze laatsten spelen de gekozenen der werkers een ondergeschikte rol, verrichten zij een vuil werk, dat echter moet verricht worden. Zij behandelen de gekozenen van het werkvolk zoals de Amerikaanse kapitalisten de door hen omgekochte afgevaardigden behandelen.

Zonder hun zienswijze in deze te delen kan men toch enigszins toegeven dat die mannen een greintje gelijk hebben. Moesten wij gedwongen worden tot kiezen tussen een blote politieke, parlementaire, wettelijke, electorale beweging van de werkende klasse en een zuivere, syndicalistische, geweldige, omwentelingsgezinde arbeidersbeweging, wij zouden ons zonder aarzelen bij de laatste aansluiten.

Maar wij menen dat wij nooit zullen gedwongen zijn deze keuze te doen. De twee manieren van handelen kunnen gemakkelijk versmolten worden. De politieke beweging en de economische beweging kunnen zich wederkerig helpen en aanvullen, ondersteunen.

Wij hebben voorbeelden genoeg voor de hand om te bewijzen dat geen van beide bewegingen in sommige omstandigheden iets zou vermogen als deze wederkerige hulp niet zou verleend worden.

Ter gelegenheid van een onderzoek over de Duitse algemene werkstaking, in een stuk dat verscheen in de Mouvement Socialiste, in 1904, stelt Kautsky het onbetwistbaar vast met gegevens uit de grote werkstaking van de Oostenrijkse mijnwerkers, aangevangen in de winter van 1900:

“Onder economisch oogpunt mislukte de beweging. De machtige kolenbarons trotseerden de werkstaking zeer gerust. Maar in de nijverheid veroorzaakte zij een algemene stoornis en daardoor werd de openbare denkwijze in beroering gebracht. Men maakte algemeen de schreeuwende winsten der mijneigenaars bekend, die verwezenlijkt werden ten nadele van de gemeenschap, en tot zelfs in de kringen der burgerij was men zo verontwaardigd dat de regering meende verplicht te zijn tussen te komen, maatregelen meende te moeten nemen om dergelijke werkstakingen in de toekomst te vermijden.

Tot het uiterste gedreven stond de regering voor alle mijnwerkers de negenuren arbeidsdag toe en gaf daardoor een treffend voorbeeld van datgene wat de arbeiders kunnen afdwingen wanneer zij het gezond verstand bezitten hun economische beweging te doen gepaard gaan met de politieke beweging. Vast en zeker is het dat de Oostenrijkse mijnwerkers niets zouden bekomen hebben als hun beweging alleen was gebleven.

In de Oostenrijkse Reichstag zouden de sociaaldemocraten zich schoon schor geschreeuwd hebben over de noodzakelijkheid en de wenselijkheid van de vermindering der werkuren, zonder de geweldige algemene staking van de mijnslaven zouden zij aan de deur van dovemans geklopt hebben.

De werkstaking zou langs de andere kant niet de minste kans van slagen gehad hebben waren de werkersafgevaardigden haar niet ter hulp gesprongen, waren zij niet naar het Parlement getrokken om de meerderheid en de regering te overtuigen van de noodzakelijkheid van een hervorming die al eens was beloofd geweest op de ogenblik dat er kolennood bestond in het land.”

Ongeveer hetzelfde gebeurde in Duitsland, tijdens de werkstaking in de Ruhrstreek, die de heren hoegenaamd niet kon bewegen, maar die de anders zo tegenwerkende Pruisische Landdag verplichtte met de uitbuiters te onderhandelen en hen te overhalen tot enige maatregelen in het voordeel der werklieden.

Bovendien, wij hebben vastgesteld dat revolutionaire syndicalisten, die geen anarchistische dwepers waren, geredelijk bekenden dat in sommige gevallen de parlementaire werkzaamheden nut kunnen afwerpen.

Zulken bepalen er zich bij te zeggen dat de parlementaire werkzaamheden van ondergeschikt belang zijn, dat de vakbeweging alles moet overheersen en dat, om zulks te waarborgen, de verenigde arbeiders zich onafhankelijk moeten houden op het terrein van de klassenstrijd, afgezonderd van alle partijen, zelfs van de socialistische partij.

Uit is overigens de stelling die aangenomen werd door de Franse Confédération du Travail, in haar congres van Amiens, en die later, in het Franse congres van Nancy, door Lagardelle verdedigd werd.[12]

Het congres van Nancy had uitspraak te doen over twee voorstellen, een van de federatie van de Cher en een van de federatie van Dordogne.

Het eerste voorstel, dat verdedigd werd door Lagardelle, Vaillant en Jaurès, en dat door het congres aangenomen werd, nam de “volledige zelfstandigheid” der groepen aan, die niets anders betekende dan volledige scheiding tussen de economische en de politieke organisatie of beweging der werkende klasse.

Het tweede voorstel, dat verdedigd werd door Guesde, was voor de “noodzakelijkheid der vakorganisatie om de overmacht der kapitalisten te bestrijden en de materiële toestand der werklieden te verbeteren in de huidige samenleving.” Het verklaarde verder dat de vakorganisatie alleen niet in staat was om de vrijmaking der arbeidende klasse te bewerken, waardoor het te kennen gaf dat de parlementaire werkzaamheid onontbeerlijk is.

Het congres had dus te kiezen tussen twee stelsels: ofwel volledige scheiding tussen de economische en de politieke bewegingen, met de mogelijkheid van samenwerking in sommige omstandigheden. Ofwel verstandhouding, samenwerking, samensmelting der beide bewegingen, met voorrang aan de parlementaire werkzaamheden.

Het congres nam het eerste stelsel aan en in de gegeven omstandigheden is het wel mogelijk dat dit besluit te verrechtvaardigen is.

Maar wij menen dat er gelegenheid was voor een derde, een beter voorstel: samenwerking, verstandhouding tussen de economische en de politieke bewegingen, met voorrang aan de economische beweging.

Het is wel waar dat dit stelsel dat werkelijkheid geworden is in de Belgische arbeidersbeweging.

In de Belgische Werkliedenpartij zijn de politieke groepen onbeduidend. De meeste federaties zijn verenigingen van economisch strijdende groepen, vakbonden, weerstandskassen.

Wij zullen nu ook niet beweren dat deze strijdwijze overal kan ingevoerd worden. Wij kunnen aannemen dat het te Nancy genomen besluit het beste, het minst slechte is, maar wij zijn er van overtuigd dat de toekomst behoort aan de rechtzinnige, eerlijke samensmelting en samenwerking, en niet aan de scheiding tussen de beide bewegingen.

Voorlopig kunnen wij het eens zijn met de revolutionaire syndicalisten, waar zij verklaren dat de politieke beweging een ondergeschikte rol moet spelen, waar zij zeggen dat de algemene werkstaking een der machtigste wapens is in handen der werkende klasse die zich vrij wil vechten aan de kapitalistische uitbuitersbende.

Alleen verschillen wij met hen in opvatting zodra zij beweren dat de algemene werkstaking het middel, het enigste middel is om de maatschappelijke omwenteling tot een goed einde te brengen.

De werklieden doen geloven dat de geweldige algemene werkstaking voldoende zal zijn om hun volledige ontvoogding te bewerken, dat is zo gevaarlijk als hen te doen geloven dat de maatschappelijke omwenteling kan bewerkt worden bij middel van wetten en besluiten.

De syndicalisten en de omwenteling. – Het is onbetwistbaar dat voor de revolutionaire vakbondsmannen heel het socialisme opgesloten ligt in het gedacht van de algemene werkstaking, die het alfa en het omega van de maatschappelijke omwenteling uitmaakt.

Tevergeefs zal men hen de moeilijkheden van de praktische orde doen opmerken. Tevergeefs zal men hen doen inzien dat er in een land als Frankrijk, bijvoorbeeld, meer mensen dan kapitalisten en proletariërs bestaan. Zij houden er geen rekening mee dat er een talrijke klasse van tussenpersonen leven, zodat de maatschappelijke omwenteling ondenkbaar is zonder de medewerking, of ten minste de neutraliteit van deze lieden.

De syndicalisten antwoorden onvoorwaardelijk dat de algemene werkstaking vóór alles een ideeënkracht, een volksoverlevering is, een voor de werklieden onschatbare veer van zelfopruiing en aansporing tot omwenteling.

Ziehier wat Sorel daaromtrent zegde[13]:

“Zelfs als de revolutionairen zich op heel de lijn bedrogen bij het schilderen en ophemelen van de algemene werkstaking, dan toch nog zou hun gewrocht een drijfveer van allereerste kracht zijn tot voorbereiding van de maatschappelijke omwenteling.

Deze revolutionaire ophemeling van de algemene werkstaking is daarenboven van des te meer kracht, omdat de omwentelingsgezinden het gezond verstand hadden daarin al de verzuchtingen van het socialisme aan te wenden, want daardoor schenken zij aan hun lering een juistheid en een onwrikbaarheid die zij in geen andere gedachten zouden kunnen vinden.

Dankzij de ijver van de syndicalistische voorhoede is de omwentelingsgezinde algemene werkstaking een overlevering geworden waarin de socialistische verzuchtingen in hun geheel zijn opgenomen. Aldus bekwamen zij een verzameling van beelden en gegevens die van aard waren om bij de massa alle gevoelens van de opstandige geest wakker te schudden, om krachtige betogingen te hebben die behoorden tot de klassenstrijd die door het socialisme ontbonden is tegen de hedendaagse maatschappij.

De werkstakingen hebben bij de arbeidersmassa de edelste klassegevoelens gewekt, de sterkste drijfveren aangespannen. De algemene werkstaking brengt de enkelingen tot reusachtige massa’s samen, en door deze toenadering, door deze samentrekking verkrijgen allen in de hoogste mate een bewonderenswaardig en onschatbaar machtsbewustzijn.”

Kortom, als wij Sorel goed begrijpen, dan betekent zijn opvatting van de algemene werkstaking niets anders dan het volgende: De in de dagelijkse strijd tegen het kapitalisme betrokken werklieden zullen de nodige omwentelingsgezinde krachtdadigheid slechts bezitten als zij er toe gekomen zijn om zich duidelijk voor te stellen op welke wijze de strijd zal uitgevochten worden, dankzij de algemene werkstaking.

Wat in dit stelsel onbetwistbaar waar is, dat is de weliswaar wat alledaagse vaststelling die hier volgt: Te midden van de dagelijkse moeilijkheden, van de dagelijkse kleinigheden en tegenslagen is het aller-noodzakelijkst dat de voormannen van het socialistisch leger onafgebroken de blikken gevestigd houden op het heldenvisioen, op het idealistisch beeld van de reuzenstrijd die de volledige overwinning noodzakelijkerwijze moet vooraf aan.

Indien men echter rekening houdt van hetgeen wij vooropgesteld hebben, dan zal men er van overtuigd zijn dat het niet alleen door de werkstaking, door de vakvereniging, maar door de concentratie, door de samenwerking van de economische en politieke bewegingen zal zijn dat het proletariaat zijn volledige en duurzame bevrijding zal kunnen bewerken.

Dientengevolge kan de volksoverlevering van de maatschappelijke omwenteling geenszins verward worden met deze der algemene werkstaking.

Deze overlevering kan een bijzonder bestanddeel uitmaken van het tafereel der maatschappelijke omwenteling maar voor zoveel men zich de maatschappelijke omwenteling kan voorstellen is het onmogelijk de noodzakelijkheid der verovering van de staatsmacht door het volk uit te sluiten.

_______________
[1] Victor Griffuelhes. L’action syndicaliste, p. 33. Bibliothèque du Mouvement Socialiste IV. Parijs. Rivière 1908.
[2] Van Overberge. La grève générale en Belgique. Brussel.
[3] Buisson. La grève générale en Belgique. Parijs 1905.
[4] Buisson. Grève générale.
[5] Griffeulhes. L’action Socialiste, Bibliotheek van de Mouvement Socialiste, Paris, Rivière 1907.
[6] Mouvement Socialiste, 1904 Bladz. 211.
[7] Grève générale révolutionnaire et grève générale réformiste.
[8] L’action Syndicaliste, p. 32.
[9] Griffuelhes. Les grèves et le syndicalisme français. Mouvement socialiste, 1906, I, p. 253
[10] Emile Pouget. La Confédération du Travail, p. 33. Bibliotheek van de Mouvement socialiste, Parijs, 1908.
[11] Onze cijfers zijn ontleend aan het werkje Strikes and Lock-outs, uitgegeven door de Commissiones of Labor, Washington.
[12] Le parti socialiste et la Confédération du Travail. Bibliotheek van de Mouvement socialiste, Parijs, Rivière 1908.
[13] Sorel. Reflexions sur la violence. Mouvement Socialiste 1906, p. 256.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS