Daniel Bensaïd

De Oktobervraagstukken


Bron: Rood, nr. 14, 21 augustus 1998
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Liebman en het leninisme
Naar een materialistische kritiek van het leninisme
Organisatie vraagstukken van de Russische sociaaldemocratie

Een kritische terugblik op de Russische revolutie, nu al méér dan tachtig jaar geleden, brengt een aantal vragen met zich mee van zowel historische als programmatorische aard. De inzet is groot. Het gaat hier om niets meer of minder dan het al dan niet begrijpen van deze eeuw die nu op haar einde loopt. Het gaat erom het verleden te redden van de vergetelheid om zo een toekomst te vrijwaren die openstaat voor een revolutionaire praktijk.

Vooraleer zelfs de massa nieuwe documenten te beschouwen afkomstig van de opening van de Sovjetarchieven (die zonder twijfel een nieuw licht zullen werpen op de zaak en nieuwe controverses met zich mee zullen brengen), botst de discussie op de voorgekauwde denkbeelden van de heersende ideologie. Het recente eerbetoon aan Michel Furet illustreert de invloed hiervan duidelijk. In deze tijden van reactie is het overigens niet verwonderlijk dat de namen van Lenin en Trotski even taboe zijn als die van Robespierre of St-Just tijdens de restauratie na de Franse revolutie.

Om het terrein af te bakenen willen we nu drie ideeën bespreken die vandaag de dag algemeen verspreid worden:
1. De Oktoberrevolutie zou in plaats van echte revolutie slechts een symbolische naam zijn voor wat eigenlijk een minderheidscomplot of staatsgreep was. Deze minderheid zou van in het begin haar autoritaire ideeën over de maatschappij van boven af hebben opgelegd en dit ten voordele van een nieuwe elite.
2. Heel de ontwikkeling van de revolutie en haar totalitair resultaat zou onafwendbaar, door een soort erfzonde als het ware, ingeschreven zijn in de revolutionaire idee – Furet spreekt van de ‘revolutionaire passie’: hij reduceert de geschiedenis tot de totstandkoming van deze perverse idee en heeft dus misprijzen voor de reële omwentelingen en historische gebeurtenissen en een totaal onbegrip voor het onzeker resultaat van elke strijd.
3. Tenslotte zou de Russische revolutie van in het begin tot barbarij veroordeeld zijn omdat het een te vroeg geboren kind van de geschiedenis zou zijn. De revolutie zou dus de loop van de geschiedenis forceren op een moment dat de objectieve voorwaarden voor het voorbijsteken van het kapitalisme niet vervuld waren. En in plaats van hun eigen project wat beperkt te houden zouden de bolsjewistische leiders in deze visie de belangrijkste verantwoordelijken zijn voor dit historisch tijdverlies.

1. Revolutie of staatsgreep

De Russische revolutie was niet het resultaat van een samenzwering maar het was de explosie in oorlogscontext van sociale tegenstellingen die voortkwamen uit het conservatisme van het tsarisme. In het begin van deze eeuw was Rusland een geblokkeerde samenleving, een typevoorbeeld van “gecombineerde en ongelijke ontwikkeling”, een land dat zowel dominerend als afhankelijk was. Het had een feodaal platteland waar lijfeigenschap nog maar minder dan vijftig jaar officieel was afgeschaft. Het had kapitalistische steden met sterke arbeidersconcentraties. Hoewel het een grootmacht was, was het op financieel (schuldenlast) en technologisch vlak afhankelijk. Het klaagschrift dat tijdens de revolutie van 1905 door Pope Gepone werd opgesteld geeft een scherp beeld van de miserie die op dat ogenblik heerste in tsarenland. Pogingen tot hervormingen werden snel geblokkeerd door het conservatisme van de oligarchie, de koppigheid van de despoot en het gebrek aan rechtlijnigheid van een burgerij die reeds schrik begon te krijgen van de opkomende arbeidersbeweging. De arbeidersklasse moest dus in tegenstelling tot in de Franse revolutie en ondanks haar minderheidspositie een voortrekkersrol vervullen in de democratische revolutie. Dit alles maakte het mogelijk dat het Heilige Rusland de zwakke schakel in de imperialistische ketting werd. De oorlog was de vonk die dit kruitvat deed ontploffen.

De ontwikkeling van het revolutionair proces tussen februari en oktober ’17 had niet het uitzicht van een samenzwering van een minderheid van beroepsagitatoren. Het was een versnelde veralgemening van een politieke ervaring op massaschaal: het was een metamorfose van het bewustzijn: een continue verschuiving van krachtsverhoudingen. In zijn meesterlijke Geschiedenis van de Russische revolutie analyseert Trotski minutieus deze radicalisatie van de arbeiders, boeren en soldaten via de resultaten van syndicale en gemeentelijke verkiezingen.

In het Congres der Sovjets van juni leverden de bolsjewieken slechts 13 % van de afgevaardigden, maar na de mislukte putsch van Kornilov verandert de situatie snel: in oktober leverden ze 45 tot 60 %. De revolutie was dus verre van een op verrassende wijze gelukte kunstgreep, het was het voorlopige einde van een krachtmeeting die heel het jaar had gerijpt. De plebejische massa’s bevonden zich hierbij steeds ter linkerzijde van de partijen en hun leiding, ook van de bolsjewistische partij of toch een deel van de leiding ervan.

Het verklaart overigens dat de Oktoberrevolutie, in vergelijking met het geweld dat we sindsdien hebben gekend, weinig gewelddadig was en weinig mensenlevens heeft gekost. Dit geldt tenminste als men een onderscheid maakt tussen de slachtoffers van de Oktoberrevolutie in strikte zin en die van de burgeroorlog vanaf 1918 met de inmenging van de buitenlandse grootmachten. Frankrijk en Groot-Brittannië op kop.

Als men een revolutie definieert als een poging tot hervorming van onderuit, vertrekkend van de verzuchtingen van de bevolking en niet als de voltooiing van een fantastenplan van een verlichte elite, is er geen twijfel dat de Russische revolutie er één was in de volle zin van het woord. Het is voldoende de wetgevende maatregelen die in het eerste revolutiejaar werden genomen erop na te slaan om te begrijpen dat onder druk van de omstandigheden de bezits- en machtsverhoudingen radicaal werden gewijzigd. Dit ging soms sneller dan voorzien, soms zelfs sneller dan wenselijk. Vele boeken getuigen van deze breuk in de wereldorde en haar onmiddellijke internationale weerklank (cf. De Oktoberevolutie en de Europese arbeidersbeweging, meerdere auteurs, 1967).

Marc Ferro benadrukt (in La revolution de 1917, Albin Michel, 1997 en in Naissance et effondrement du régime communiste en Russie, Livre de Poche, 1997) dat er op het moment zelf zeer weinigen ongelukkig waren met de val van het tsarenregime of rouwden om de laatste despoot. Hij bespreekt integendeel de wereldverandering die zo kenmerkend is voor een echte revolutie. Dit valt te zien tot in de details van het dagelijkse leven: in Odessa legden de studenten een nieuw programma geschiedenis op aan de professoren; in Petrograd verplichtten arbeiders hun patroons het nieuwe arbeidersrecht te leren; in het leger nodigden de soldaten de aalmoezenier uit naar hun vergaderingen om ‘zijn leven een nieuwe zin te geven’; in sommige scholen eisten de jongeren bokslessen om zich door de oudere gerespecteerd te weten...

Dit oorspronkelijke revolutionaire elan was nog gedurende de hele jaren ’20 voelbaar in het pionierswerk dat werd verricht inzake verandering van levensstijl (en dit ondanks de armoede en culturele achterlijkheid): pedagogische en scolaire hervormingen, stedenbouwkundige utopieën, grafische en cinematografische uitvindingen. Dit elan laat ons toe de tegenstellingen en de ambiguïteit te begrijpen van de grote omvorming die zich tijdens het interbellum met grote pijn voltrok. Op dat moment was de bureaucratische terreur nog vermengd met de revolutionaire hoop en energie. Maar nooit heeft enig land zo’n een brutale metamorfose gekend onder de knoet van een bureaucratie. Tussen 1926 en 1939 groeiden de steden met dertig miljoen inwoners, wat betekent dat hun aandeel in de bevolking van 18 naar 33 procent ging. Alleen al gedurende het eerste vijfjarenplan bedroeg hun bevolkingsgroeivoet 44 procent of evenveel als tussen 1897 en 1926.

Dit betekende de massale ruralisatie van de steden, enorme inspanningen voor alfabetisering en scholing, het versneld opleggen van arbeidsdiscipline. Deze grote transformatie ging gepaard met de wedergeboorte van het nationalisme, met de bloei van het carrièrisme en de verschijning van een nieuw bureaucratisch conformisme. In deze mierenhoop was de maatschappij in zekere zin “klassenloos”, ironiseert Moshé Lewin, want alle klassen waren vormeloos in samensmelting. (Moshé Lewin, La formation de l’Union Sovietique, Gallimard, 1985.)

2. Machtswellust of bureaucratische contrarevolutie

Het noodlot van de eerste socialistische revolutie, de triomf van het stalinisme en de misdaden van de totalitaire bureaucratie zijn zonder enige twijfel grote feiten uit deze eeuw. Daarom is de interpretatie ervan zo belangrijk. De oorzaak van het falen is volgens sommigen te vinden in de slechte menselijke natuur, een ononderdrukbare wil tot macht die onder verschillende maskers kan tot uiting komen, o.a. onder het voorwendsel (de pretentie?) om mensen tegen hun wil in gelukkig te maken. Wij vinden het echter belangrijker om in de sociale ordeningen de krachtsverhoudingen daarbinnen de wortels te vinden van wat men soms het stalinistische fenomeen heeft genoemd. Niet enkel in Rusland maar in alle moderne samenlevingen ontstond een neiging tot bureaucratisering die ondersteund werd door de toename van de arbeidsdeling (tussen intellectuele en fysieke arbeid) en door het “gevaar van de beroepsmachthebbers”. In de Sovjet-Unie was deze dynamiek des te sterker en sneller omdat de bureaucratisering zich voltrok tegen een achtergrond van armoede, cultureel archaïsme en de afwezigheid van democratische traditie. Van in het begin was de basis van de sociale revolutie zowel smal als breed: breed voor zover ze steunde op een alliantie van arbeiders en boeren die samen een verpletterende sociale meerderheid vormden, smal voor zover dat de arbeidersvleugel snel verpletterd werd door de schade van Wereldoorlog 1 en de verliezen geleden in de burgeroorlog

In deze omstandigheden werd het fenomeen van de omgekeerde piramide heel vroeg duidelijk. Het was niet meer de basis die de top voortstuwde, maar de top probeerde de basis mee te sleuren. Hierdoor ontstond een systeem van substitutie: de partij stelde zich in de plaats van het volk, de bureaucratie in plaats van de partij, één man in plaats van het geheel. Deze constructie kon haar wil opleggen door de vorming van een nieuwe bureaucratie, afkomstig van de erfenis van het oude regime maar ook van de versnelde promotie van nieuwe leiders. In de partijrangen vormden de enkele duizenden militanten van oktober slechts een kleine minderheid tussen de honderdduizenden nieuwe bolsjewieken, waar carrièristen en gerecycleerde ambtenaren van de oude bureaucratie toe behoorden.

Het testament van Lenin (zie Moshé Lewin, Le dernier combat de Lénine, 1979) getuigt op pathetische wijze hoe bewust hij zich was van dit probleem. Terwijl revolutie een zaak is van het volk en de massa’s, kon de stervende Lenin zich slechts de toekomst inbeelden door de deugden en zwakheden af te wegen van een handvol partijleiders waar vanaf dat moment alles bleek van af te hangen. Wanneer we zeggen dat sociale factoren en historische omstandigheden een beslissende rol speelden in de opgang van de stalinistische bureaucratie betekent dit niet dat we het belang van de heersende ideeën en theorieën van de tijd willen onderschatten. Zo lijdt het geen twijfel dat de verwarrende verhouding tussen staat, partij en arbeidersklasse, zoals die ontstaan was vanaf de revolutie het etatisme in de maatschappij heeft versterkt en niet geleid heeft tot de verhoopte socialisatie van de functies van de staat.

Het aanleren van democratie is een langdurig en moeilijk proces. Je kan het niet decreteren zoals economische maatregelen. Het vraagt tijd en energie. De gemakkelijkheidsoplossing is dan de organen van de volksmacht ondergeschikt te maken aan een verlichte voogd, de partij. In de praktijk ging het ook om het principe van verantwoordelijken verkiezen, te vervangen door benoemingen door de partij. In sommige gevallen gebeurde dit al vanaf 1918. Deze logica leidde uiteindelijk tot de opheffing van het politiek pluralisme en van de vrijheid van mening, die nochtans noodzakelijk was voor het democratische leven.

De bureaucratisering kwam niet enkel tot stand via manipulaties van bovenaf. Soms beantwoordde ze ook een vraag van onderuit, een nood aan orde en rust die ontstond door oorlogsmoeheid. De ontberingen en de demoralisatie die de politieke agitatie en de vraag naar verantwoordelijkheid verstoorden. Marc Ferro heeft deze verschrikkelijke dialectiek sterk benadrukt.

Hij herinnert eraan dat er in het begin van de revolutie twee kampen waren: autoritair-democratisch aan de basis, autoritair-centralistisch aan de top, terwijl er slechts één meer was in 1939. Maar voor hem is de kwestie na enkele maanden geregeld, vanaf 1918 of 1919, toen de wijk- en fabriekscomités werden afgeschaft (Marc Ferro, Les soviets en Rusie). Via een analoge aanpak is de filosoof Philippe Lacoue-Labarthe nog explicieter wanneer hij het bolsjewisme ‘contrarevolutionair vanaf 1921 (d.i. net vóór Kronstadt). [sic – MIA]

Deze zaak is van het aller grootste belang. Het gaat er niet om om op manicheïstische wijze het leninisme onder Lenin tegen te stellen aan het leninisme onder Stalin alsof er onder Lenin nog niets aan het rotten was. Uiteraard is de bureaucratisering bijna onmiddellijk van start gegaan, uiteraard had de politieactiviteit van de Tsjeka haar eigen logica, uiteraard is het bannings oord van de Solovki-eilanden juist na de burgeroorlog en voor de dood van Lenin geopend; in de partij zelf werden de democratische rechten beknot vanaf het congres van 1921. Het proces dat wij bureaucratisering noemen is geen eenduidige dateerbare gebeurtenis die symmetrisch is aan de Oktoberrevolutie. Het is niet op een dagje geklaard. Het is gebeurd via menselijke keuzes en strijden via bepaalde gebeurtenissen.

Toch blijft er een enorm verschil, een radicaal onderscheid tussen het begin van de jaren ’20 en de verschrikkelijke jaren ’30 en dit zowel in de binnenlandse als in de buitenlandse politiek van de USSR. We ontkennen niet dat de autoritaire stromingen al vroeger de bovenhand begonnen te halen. We vechten ook niet aan dat de bolsjewistische leiders geobsedeerd waren door het gevecht tegen de “belangrijkste vijand”, het kapitalistisch herstel en de imperialistische agressie en daardoor de “minder belangrijke vijand”, nl. de bureaucratie die hen van binnenuit aanviel en hen uiteindelijk opslokte, niet opmerkten of toch onderschatten. Vermits het bovendien de eerste socialistische revolutie uit de geschiedenis betrof hadden ze ook geen voorbeeld dat hen kon waarschuwen voor dit probleem. Er was tijd nodig om het te begrijpen en er de nodige conclusies uit te trekken. Laten we zeggen dat Lenin het alarmsignaal van Kronstadt beter begrepen heeft, in die mate dat het hem tot een verandering van politieke oriëntatie aanzette. Het is pas veel later, nl. in De verraden revolutie, dat Trotski erin zal slagen de noodzakelijkheid van het politiek pluralisme principieel te funderen op de heterogeniteit van het proletariaat zelf, ook na het grijpen van de macht.

Het merendeel van de grote getuigenissen en studies over de Sovjet-Unie of de bolsjewistische partij laten niet toe de duidelijke draai, de breuk tussen de jaren ’20 en ’30 te ontkennen (zie Moskou onder Lenin, van Rosmer. Het leninisme onder Lenin van Marcel Liebmann, Geschiedenis van de Bolsjewistische partij van Pierre Broué, Stalin van Souvarin het gelijknamige werk van Trotski en uiteraard de werken van E.H. Carr, Tony Cliff, Moshé Lewin en David Rousset. De breuk is steeds weer helder aanwezig: miljoenen mensen stierven van hongersnood, miljoenen werden slachtoffers van processen, zuiveringen en deportaties. Al dit geweld om te komen tot het Congres der Overwinnaars van 1934 en de consolidatie van de macht van de bureaucratie was nodig omdat de authentieke revolutionaire erfenis hardnekkig was en haar huid duur heeft verkocht.

Deze bureaucratische contrarevolutie was op een andere manier zichtbaar en noodlottig dan de autoritaire maatregelen – hoe verontrustend ze ook waren – die in volle burgeroorlog genomen werden. Deze contrarevolutie had effect op alle vlakken, zowel in de economische politiek (gedwongen collectivisering en grootschalige ontwikkeling van de goelag), als in de buitenlandse (China, Duitsland, Spanje) en culturele politiek. En natuurlijk had het ook invloed op het leven van elke dag, wat Trotski gebracht heeft tot de uitdrukking “thermidor aan de haard”.

3. Te vroeg geboren revolutie

Sinds de val van de USSR heeft een bepaalde stelling weer opgang gemaakt onder de verdedigers van het marxisme (in Engeland is er het werk van Gery Cohen): namelijk dat de Russische revolutie van in het begin veroordeeld was wegens te vroeg geboren. Eigenlijk is de oorsprong van deze stelling zeer oud en terug te vinden in het discours van de mensjewieken en in de analyses van Kautsky, vanaf 1921; veel bloed, tranen en ruïnes waren bespaard gebleven “als de bolsjewieken de mensjewistische zin voor zelfbeperking tot wat bereikbaar is, hebben bezeten” [sic – MIA] (geciteerd door Radek in Les Voles de la Revolution russe, EDI, p. 41).

De formulering is verrassend onthullend. Kautsky valt dus de voorhoedepartij aan en bedenkt zich een partij die zelf de koers en het ritme van de geschiedenis kan regelen zoals ze dat zelf wil. Alsof strijd en revolutie niet ook een eigen logica hebben. En wie wanneer ze zich voordoen graag aan zelfbeperking doet, zal al snel aan de kant van de gevestigde orde belanden.

Dan gaat het niet meer om een beperking van de doelstellingen van de partij maar het beperken van de verzuchtingen van de massa’s. In die zin hebben de Eberts en Noskes zich virtuoos onderscheiden in zelfbeperking door Rosa Luxemburg te vermoorden en de sovjets van Beieren te verpletteren. In werkelijkheid leidt deze redenering onvermijdelijk tot de idee van een goed geordende geschiedenis die als horloge geregeld is en waar alles klokvast op zijn tijd gebeurt. Zo hervalt men in de platitudes eigen aan een strikt historisch determinisme, iets wat marxisten zo dikwijls verweten wordt aangezien volgens het marxisme de onderbouw de bijhorende bovenbouw nauw determineert. Zo ziet men over het hoofd dat de geschiedenis niet de kracht heeft van het Lot, maar een netwerk van gebeurtenissen is die een waaier van mogelijkheden in zich dragen, niet alle mogelijkheden uiteraard maar een welbepaalde horizon van mogelijkheden. De bolsjewistische leiders dachten niet dat de Russische revolutie een geïsoleerd avontuur zou blijven. Ze waren in de overtuiging [dat] het een eerste etappe was in de Europese en wereldwijde revolutie. De nederlagen van de Duitse revolutie of van de Spaanse burgeroorlog, de ontwikkeling van de Chinese revolutie en de overwinning van het fascisme in Italië en Duitsland lagen niet op voorhand vast.

In dit geval van een te vroeg geboren revolutie spreken, komt er op neer dat men zich als een soort historisch tribunaal gedraagt. Beter dan langs de zijlijn staan en achteraf een oordeel uitspreken, zou men kunnen nadenken over welke keuzemogelijkheden er waren en welke gemaakte keuzes verdedigbaar zijn en welke niet. Net zoals overwinningen geen bewijs van juistheid zijn, bewijzen nederlagen geen foute politieke keuzes. Er is immers geen laatste oordeel. Van belang is dat er voor elke keuzemogelijkheid of voor elke gemaakte politieke draai een alternatief wordt besproken of uitgedacht dat de mogelijkheid van een ander verloop van de geschiedenis aantoont (de NEP, de gedwongen collectivisering, de Spaanse burgeroorlog, het pact tussen Duitsland en de USSR,...) Waren er andere politieke keuzes mogelijk geweest? Op die manier kunnen we lessen trekken uit de geschiedenis voor de toekomst.

Er zijn tal van andere aspecten die ter gelegenheid van deze verjaardag bediscussieerd moeten worden. Wij hebben ons beperkt tot drie Oktobervraagstukken die vandaag de dag een belangrijke plaats innemen in het debat. Maar heel de vraag over welke lessen men kan trekken uit de ervaring van oktober op strategisch vlak (revolutionaire crisis, dubbele macht, verhoudingen tussen partijen, het volk en de instellingen, vragen i.v.m. de overgangseconomie) zijn uiteraard even doorslaggevend.

Hoewel de Sovjet-Unie het land is dat in dertig jaar het meeste doden heeft gekend per oppervlakte werden bij deze tientallen miljoenen doden ook de slachtoffers van WOI, de burgeroorlog, de buitenlandse interventie en WOII geteld. Dit in een poging om heel de miserie van deze eeuw op de rug van de revolutie te schuiven. In Frankrijk kan men toch ook niet het lijden veroorzaakt door buitenlandse interventies of door de Napoleontische oorlogen op rekening van de Franse revolutie schrijven.

Misschien moeten we nu in tijden van restauratie herinneren aan de grandioze en beroemde zinnen van Kant, die geschreven werden in 1795, tijdens de thermidoriaanse reactie:
Een dergelijk fenomeen in de menselijke geschiedenis wordt niet meer vergeten, omdat het aangetoond heeft dat in de menselijke natuur een mogelijkheid tot vooruitgang zit die geen enkele politieke leer uit de loop van de geschiedenis kon afleiden: alleen de natuur en de vrijheid die verenigd zijn in de mens waren in staat haar aan te kondigen. Maar dan nog op niet-gedetermineerde wijze als contingente gebeurtenis. Deze politieke profetie boet niets van haar kracht in, zelfs als het doel dat er door beoogd werd niet is bereikt. Zelfs als de revolutie uiteindelijk mislukt, zelfs als alles – zoals sommigen nu voorspellen – terug tot het oude keert. Deze gebeurtenis is te belangrijk en te zeer vermengd met de belangen van de mensheid, haar invloed reikt te ver over de wereld om vergeten te worden. Men zal aan deze revolutie terugdenken bij nieuwe gunstige gelegenheden en vernieuwde pogingen in die richting.”

Met andere woorden: niets kan er voor zorgen dat wat in tien dagen de wereld op zijn kop zette, voor altijd uitgewist zou worden.