François Vercammen


Bron: tijdschrift Rood, 23 maart 1994
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Migratie en kapitalisme
Nationalisme, een blijvende kracht?
Nationale identiteit en multiculturele samenleving

Is de antiracistische beweging analytisch wel degelijk gewapend om racistische en xenofobe reacties doeltreffend te lijf te gaan? Deze vraag vormt het uitgangspunt van onderstaand artikel van François Vercammen. Vertrekkend van een analyse van de sociale tegenstellingen die aan de basis liggen van migratiegolven, concludeert de auteur dat er dringend nood is aan nieuwe begrippen. De inzet is groot: het wegwerken van reële spanningen tussen uitgebuitenen en onderdrukten, om samen de bovenhand te halen in die ene grote sociale kwestie: de klassenstrijd.


Een nieuwe nationale kwestie


De aanwezigheid van een belangrijk aantal migranten is een duurzaam feit in de West-Europese samenleving. In de komende jaren kan de omvang ervan slechts toenemen: de economische en sociale catastrofe in Zuid en Oost lokt velen naar onze ‘welvarende’ landen. Die welvaart loopt op haar laatste benen, tenminste voor de arbeidersklasse en zeker voor een hele sector van de autochtone bevolking die sociaal uitgesloten wordt. Vandaar de spanningen die aan de basis liggen van xenofobe en racistische gevoelens. De antiracistische beweging organiseert het verzet tegen deze reactionaire golf en – door de strijd aan te binden tegen het beleid van de regeringen van de Europese Unie – vecht deze antiracistische beweging voor gelijke politieke en sociale rechten voor migranten. Dat gebeurt sterk tegen de stroom in, ook in de arbeidersklasse en in de jeugd, waar de radicale afwijzing van racisme en het pleidooi voor een multiculturele samenleving slechts matig gehoor vinden. Die zwakheid is tot op zekere hoogte onvermijdelijk, gezien het huidig politiek-ideologisch klimaat. Men moet zich echter de vraag durven stellen of de antiracistische beweging wel de volledige omvang begrepen heeft van dit massale ‘racisme’ en van de sociale tegenstellingen die er de basis van vormen.

Migratiegolven

Migratie is niet het resultaat van een complot van sommige staten tegen andere, evenmin van individuele psychologie of van een plots en irrationeel verlangen om naar het Westen te trekken. De oorzaak van migratie ligt in machtige objectieve tegenstellingen die onze samenlevingen doorkruisen. Dat verklaart onmiddellijk waarom technocratische en politiekerige benaderingen die in ‘hoge kringen’ in zwang zijn, via wat meer decreten of flikken de migratiegolven niet kunnen stoppen. De geschiedenis van de laatste 150 jaar toont dit aan.[1]

Alle voorwaarden zijn verzameld voor de opening van een nieuwe migratiecyclus. Het enige bijzondere eraan is het explosieve en massale karakter. Vooral in de Derde Wereld waar men 75 miljoen vluchtelingen, verplaatste personen, legale en illegale migranten telt.[2]

Om dat fenomeen te verklaren roept men onmiddellijk de demografische groei in. Maar daarmee verhult men de politieke verantwoordelijkheid van de – voortaan ook ‘globale’ – ‘veralgemeende wareneconomie’, die aan de basis ligt van de recente catastrofe op economisch, sociaal en ecologisch vlak. En dus ook op het menselijk, individuele vlak. Ondanks de mediakampanje, is het niet zo dat we in Europa aan de vooravond van een nieuwe ‘barbareninvasie’ staan, zoals lieden als Le Pen en De Winter dit noemen. De verplaatsingen doen zich voor binnen de Derde Wereld en doen er de armoede toenemen.

Nieuwe migratiecyclus

In West-Europa bestaat de nieuwe cyclus – die zich opdringt, ondanks een officiële migratiestop sinds 1974 – vooral uit mensen uit het Oosten. Zonder uit het oog te verliezen dat vooral de landen uit het Middellandse Zeegebied aan de basis lagen van de migratie in de jaren ’80. Er doet zich dus een verplaatsing voor van de landen van oorsprong: de uiterst chaotische overgang van het Oosten naar het kapitalisme neigt naar een ontbinding van die samenlevingen. Gevolg: massale werkloosheid en nationale, sociale en militaire explosies (zoals in ex-Joegoslavië). Het aantal asielaanvragen (degelijk gesteld in de 23 Europese landen) bedroeg in 1983 71.000, vandaag wordt dat aantal op 700.000 geschat.[3] Al in 1991 telde Oost-Europa 4 miljoen werkzoekenden. In het Europese deel van de ex-USSR waren er dat toen al 14 miljoen.[4]

Op een bevolking van 325 miljoen telde het Europa van de twaalf 12,85 miljoen vreemdelingen, waarvan 5 miljoen niet-EG’ers.[5]

Deze droge cijfers geven echter helemaal geen zicht op de gevolgen in het concrete, dagelijkse leven. Want deze migratiebewegingen zorgen op duurzame wijze voor ingrijpende veranderingen in de sociale en ideologische verhoudingen binnen onze samenleving. Voor het onderwerp dat hier behandeld wordt (het racisme) is de ‘plotse’ zichtbaarheid van een talrijke bevolking, afkomstig van moslimlanden, van belang. Die mensen hebben hun taal, hun godsdienst, hun gedragingen en gewoonten, kortom, wat men noemt hun ‘cultuur’.

In de vijf traditionele immigratielanden van de EU – Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, België en Nederland – waren er begin jaren ’80 zo’n 4,3 miljoen mensen die uit moslimlanden kwamen. Ongeveer 2,2 % van de totale bevolking. Bij de volkstelling van 1981 waren er in België 122.800 mensen afkomstig van Mahgreblanden (Algerije, Tunesië, Marokko) en 63.387 uit Turkije.[6]

Sociale mutatie

Niemand kan ontkennen dat dit een echte sociale mutatie teweeg brengt. De evolutie van de terminologie (bij de staatsadministratie, de regering, de arbeidersbeweging, de sociale wetenschappers) bewijst dat. In den beginne noemde men hen de gastarbeiter, de uitgenodigde arbeider. In het Duits, want het Duitse economische mirakel van de jaren ’60 maakte van de immigratie een patronaal beleid. Het kwam erop neer arbeidskracht uit te nodigen op basis van een contract van beperkte duur voor een welbepaald werk. Vervolgens werd de procedure uitgebreid in functie van nieuwe behoeften: de gastarbeiders werden ‘immigrante werknemers’, wat een meer algemene toegang tot de arbeidsmarkt veronderstelt zonder dat er vooraf een vervaldatum op staat. Gezinshereniging en de druk van het Westers patronaat veranderden de aard van deze verplaatste bevolking: het tijdperk van de ‘immigranten’. Dan komt de opstapeling van problemen, waaronder de opkomst van racisme na de petroleumschok van 1973-74, aangescherpt door de duik in de depressie van 1980-81. Men spreekt dan in termen van generaties: migranten van de eerste generatie, de tweede generatie, enz. Deze onderverdeling in generaties is klaarblijkelijk een poging om de evolutie van de sociale verhoudingen weer te geven tussen de geïmmigreerde bevolking en het migratieland.

Gastarbeider, immigrante werknemer, migrant, migrantengeneraties: het geeft allemaal een (klein) deeltje weer van de sociale realiteit. Maar ruim onvoldoende. De arbeiders worden niet ‘uitgenodigd’ (maar weggejaagd). Het zijn niet meer uitsluitend arbeiders die naar onze landen komen, maar gezinnen en sociale groepen die diverse beroepen uitoefenen. En de tweede en derde generatie zijn helemaal geen migranten meer!

Hoe dan ook, met deze begrippen zijn we niet in staat te vertellen en te verklaren wat er zich werkelijk afspeelt: in het hart van onze samenleving ontwikkelt zich een nieuwe omvangrijke ‘sociale kwestie’ die duidelijk de vorm aanneemt van een nationale kwestie, en die niet te vergelijken is met deze die sinds mensenheugenis de Europese staten beroert.

Etnische gemeenschappen

Door ons te steunen op sommige analyses van (vaak linkse) Amerikaanse en Britse vorsers over de ‘etnische gemeenschappen’ kunnen we vooruitgangboeken. Vooral het Britse werk is interessant, want dat land staat in menig opzicht dichter bij ons dan de USA en de heel bijzondere ‘zwarte kwestie’ (ingevoerd als slaven).

In Groot-Brittannië moest het debat over racisme wel uitgediept worden: er ontstond immers een zekere afwijzing van een geïmmigreerde bevolking die aanvankelijk (en tot een recente datum) dezelfde rechten genoot als de Britse onderdanen, vermits ze uit Commonwealth landen kwam (India, Pakistan, de Antillen, Nigeria,...). In 1966 was 57 % van de ‘migranten’ uit die landen afkomstig. Van waar dus die frappante sociale ongelijkheid en racisme ‘op het uiterlijk’ tegen de blacks (37 % van de immigratie)? En wat is het verband tussen deze feiten en een andere vaststelling: waarom hebben deze migranten (die er als sinds generaties gevestigd zijn) de neiging zich te hergroeperen volgens oorsprong en nationale ‘cultuur’? Op die manier kwamen de vorsers tot de volgende vaststelling: het gaat ’m eigenlijk over een ‘stukje’ van een samenleving die zich verplaatste en zich nestelde als minoritaire en gediscrimineerde etnische gemeenschap in een andere samenleving (in dit geval de imperialistische metropool).

Onderdrukking en discriminatie

Doorheen de migratiecyclus, van het emigratieland naar het immigratieland, ondergaat de mensengroep veranderingen: niet heel de sociale piramide emigreert. Bij de intrede in het immigratieland spat de baan van inschakeling uit elkaar en spreidt ze zich uit over de tijd: een wettelijke toegang hebben tot het land (verblijfsvergunning); zich vestigen op een bepaalde plaats (de gemeente, de huisvesting); (vast) werk vinden (werkvergunning); de vestiging van het hele gezin lukken; zich bezig houden met de schoolproblemen van de kinderen; en zich een weg banen door het geheel van sociale diensten (gezondheidszorg, werkloosheid, gemeentelijke overheid en centrale staatsoverheid, ...).

Van in het begin wordt de geïmmigreerde groep onderdrukt en gediscrimineerd, wat niet betekent dat de groep zich van bij aankomst noodzakelijk op zichzelf terugplooit. De groep wordt een etnische gemeenschap vanaf het moment dat de vestiging in het land onomkeerbaar lijkt. ‘Het is vanaf dat ogenblik dat de minderheid van vreemde oorsprong ophoudt zich in het midden van de samenleving te bevinden zonder er deel van uit te maken...’[8] De poging tot integratie (of inschakeling) mislukt omwille van de vele sociale, ideologische, juridische en institutionele hindernissen. Migranten hebben dan de neiging zich te hergroeperen met hun ‘landgenoten’ met het oog op praktische, onderlinge hulp, op de sociale inschakeling, op de zelfverdediging of eenvoudigweg om hun waardigheid in stand te houden. Ze komen dan opnieuw samen met wat men de ‘primaire groep’ onder hen noemt: de groep die zich kost wat kost wist in te schakelen, door de sociale en mentale structuren van het land van oorsprong te reproduceren. Dat is nu precies het proces van etnisering: de instelling van banden tussen migranten ‘op basis van de taal, de gebruiken, de godsdienst, het historisch verleden en op basis van een sociale organisatie’. Die banden halen het dan op die van de rest van de samenleving.[9] Dat mechanisme tast de structuren van onze maatschappij grondig aan.

In de eerste plaats heeft het gevolgen voor de (interne) samenstelling van de arbeidersklasse, die een hiërarchische etno-stratificatie ondergaat in functie van de verschillende migratiegolven en naargelang de graad van organisatie en cultuur van de landen van oorsprong en naargelang ook de graad van sociale uitsluiting (Italianen, Spanjaarden, Turken, Marokkanen, ...)[10] Albert Martens bestudeerde grondig hoe deze onderdrukking/discriminatie in België in zijn werk gaat.[11]

Maar de ‘sociale kwestie’ beperkt zich niet (meer) tot de arbeidsverhoudingen. Het omhelst de werking van een sector van de samenleving, ’t is te zeggen: het geheel van sociale verhoudingen. Huisvesting speelt hierin een sleutelrol, met de vorming van ‘migrantenwijken’ die ertoe neigen de ‘geamendeerde’ klassenstructuren van het land van oorsprong te produceren of te reproduceren.[12]

Geïmmigreerde stukken samenleving

Het begrip ‘onderdrukte etnische gemeenschap’ staat toe een analyse te verlaten die gebaseerd is op de multiculturele samenleving. Uiteraard zijn we er voorstander van dat de verschillende culturen zich kunnen uiten. Eigenlijk heeft dat slechts betrekking op één (belangrijk) bijzonder onderdeel van een democratische en pluralistische samenleving. Maar hoe pak je de conflicten aan die ontstaan tussen de immigratie en de maatschappij waarnaar ze immigreert? Hoe pak je het geweld aan van een Marokkaanse of Turkse man tegen zijn vrouw? Zijn culturele verschillen dan niet onder te brengen in ‘onze criteria’ en zijn ze dus ontoegankelijk? Hoe kom je tussen wanneer een schooldirectie beroep doet op de Belgische staatsrepressie om de godsdienstige neutraliteit te verdedigen door jonge meisjes die de hoofddoek dragen uit te sluiten?

De enige uitweg lijkt me de geïmmigreerde gemeenschappen niet als culturele entiteiten te beschouwen, maar als een ‘stukken samenleving’ die – net als de onze – verscheurd zijn door een veelheid aan sociale tegenstellingen (arbeiders, kleinburgers, patroons, mannen en vrouwen, generaties,...). Van dan af maakt het nationale vraagstuk van de etnische gemeenschappen deel uit van het grote sociale vraagstuk, ’t is te zeggen de globale klassenstrijd die onze maatschappijen verscheurt.

_______________
[1] F. Vercammen, Migratie en kapitalisme, in Rood nr. 16 van 8/9/93
[2] UNDP, rapport 92, blz. 60
[3] Volgens een rapport van experten, voorgelegd aan de top van Kopenhagen, juni ’93, in Financial Times, 3/6/93
[4] Volgens Bimal Ghosch, geciteerd in Nayer en Nys, Les Migrations en Europe occidentale, Fond. Baudouin, 1990, blz. 20
[5] Eurostat, Statistiques démographiques, 1990, de cijfers dateren van 1988
[6] Felice Dassetto, La visibilité de l’Islam dans l’espace public, in Bastenier, Dassetto (éd.), Immigrations et nouveaux pluralismes, Ed. uni. De Boeck, 1990, blz. 179
[7] Zie de reeks artikels over dit debat in John Rex en David Masori, Theories of Race and Ethnic Relations. Cambridge University Press, 1988
[8] A. Bastenier, F. Dassetto, Immigration et espace public, Harmattan, 1993, blz. 175
[9] A. Bastenier, Immigration et différentiation ethnique en Europa, in La Revue Nouvelle, nr. 11, nov. ’92. Dat nummer is gewijd aan het debat over deze begrippen.
[10] A. Bastenier, P. Targosz, Les organisations syndicales et l’immigration en Europe, Academia, Sybidi papers 11, blz. 32-33
[11] A. Martens, L. Denolf, Inégalité sociale sur le marché de l’emploi: le déterminant ethnique, Critique régionale 19, blz. 39-55
[12] Ch. Kesteloot, Bon marché et faciles à l’emploi: le rôle économique des quartiers immigrés, in Contradictions. nrs. 58-59, blz. 191-210