Ida Dequeecker

Het gezin. Gezinswaarden in België


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1993, najaar, (nr. 47), jg. 37
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
Gezinswaarden ter discussie
Het gezin in de “welvaartstaat”
Van het oude gezin naar het nieuwe

In de Verenigde Staten is er sprake van een maatschappelijke discussie over de crisis van de gezinswaarden. Deze discussie wordt daar vooral gedomineerd door conservatieve visies. In het vorige nummer van De Internationale concludeerde Stephanie Coontz dat het hard nodig is om progressieve opvattingen hier tegenover te gaan plaatsen. Dit betekende volgens haar dat links de discussie serieus moet gaan nemen.
Is er in West-Europa sprake van een zelfde controverse? In onderstaand artikel geeft Ida Dequeecker de situatie weer voor België. Zij constateert dat er geen sprake is van een maatschappelijk debat, maar dat evenals in de VS in België rechtse krachten zich het meest presenteren op dit terrein. Zij onderschrijft de conclusie van Coontz dat de progressieve beweging onvoldoende visie heeft ontwikkeld. In het volgend nummer van De Internationale wordt ingegaan op de situatie in Nederland.


Het debat over gezinswaarden heeft in België (nog?) niet de prominente plaats op de politieke scène, die het al jaren in de Verenigde Staten heeft onder druk van een sterke uiterst rechtse, christelijk-fundamentalistische antiabortusbeweging. Het thema van de traditionele gezinswaarden wordt regelmatig bespeeld door moraalridders à la Van Rompuy, parlementslid van de CVP, die zich sterk maken dat ze de gevoelens zouden vertolken van de zwijgende meerderheid.[1]


Het uiterst rechtse Vlaams Blok behandelt het thema sinds enkele jaren heel consequent. Zij profileert zich als de enige gezinspartij die, in tegenstelling tot de CVP, de echte traditionele gezinswaarden verdedigt, incluis het verwerpen van abortus en met een strakke rolverdeling tussen man en vrouw.[2]

De traditionele linkse partijen, SP en PS, hebben daar geen weerwoord voor. In feite verdedigen zij ook het traditionele gezin, zij het met meer aandacht voor de individuele rechten van werkende vrouwen.[3] Tenslotte zijn ook de progressieve linkerzijde, de feministische beweging en de groenen niet gewapend voor een debat over gezinswaarden. De radicale bekritisering van het gezin door het feminisme en deels ook uiterst links in de jaren zeventig heeft aan kracht ingeboet. Het debat is, mede onder invloed van groene feministen, verschoven naar een herwaardering van de vrouwelijke waarden en de zorgcapaciteit van vrouwen in het gezin, die opgeofferd zouden zijn aan de mannelijke waarden zoals loonarbeid.[4] Sommigen bouwen zelfs voort op de traditionele idee van het gezin als veilige haven in een harde wereld van geld en winst door het te willen vrijmaken van de druk van de markt.


Sociale afbraak


Dat de linkerzijde niet echt begaan is met het gezinswaardendebat is gedeeltelijk te verklaren uit het feit dat het thema niet nieuw is. Het ziet er voorlopig niet naar uit dat de idee van de teloorgang, respectievelijk het herstel van de gezinswaarden de mensen in België kan mobiliseren, zoals in de Verenigde Staten. Daar is een aantal verklaringen voor denkbaar.

De legalisering van abortus is nog maar net verworven na een lange periode van strijd en veralgemeende burgerlijke ongehoorzaamheid. Abortus werd op steeds grotere schaal in Belgische centra uitgevoerd ondanks het wettelijk verbod. Ten tweede stelt de KAV, een belangrijke christelijke massaorganisatie, zich progressief op in het debat over de versoepeling van de echtscheidingswetgeving. Dat wordt hen in de eigen zuil overigens niet in dank afgenomen.[5]

Een derde mogelijke verklaring voor het verschil tussen de VS en België is dat het sociaal vangnet in de VS veel minder adequaat is dan in België, zodat de druk op het gezin, als enig instituut dat het welzijn van de mensen moet waarborgen, daar ook veel groter is. Als het gezin faalt, tellen de gevolgen daarvan zwaarder.


Ook in België echter komt het gezin onder grotere druk te staan ten gevolge van de voortschrijdende sociale afbraak. Meer dan ooit moeten mensen voor geborgenheid, menselijke warmte, een goede relatie en vooral economische zekerheid terugvallen op het gezin. In de jaren tachtig maakte België een versnelde afbraak mee van het ‘sociale weefsel’.[6] Sociaaleconomische onzekerheid en achteruitgang van het verenigingsleven (dat minder invloed heeft op de maatschappij) lijken samen te gaan met een (gedwongen) terugval op het gezin. Zo is men vandaag pas echt bestaanszeker in een gezin waarvan man en vrouw beiden buitenshuis werken en dus allebei een inkomen hebben. Volgens het Centrum voor Sociaal Beleid zaten in 1985 35,3 procent van de eenoudergezinnen, 30,9 procent van de gezinnen met twee ouders en één inkomen en slechts 5,1 procent van de gezinnen met twee inkomens onder het sociaal-vitaal minimum. Zonder het extra inkomen van vrouwen zou het aantal gezinnen dat onder dit minimumniveau leeft, tot 47 procent opgelopen zijn.[7] De prijs is duidelijk: minder eigen tijd en harder werken. Dit geldt vooral voor vrouwen die een dubbele dag presteren. De combinatie van een betaalde baan met het huishouden vertegenwoordigt op een volledige loopbaan gemiddeld tien jaren meer werk dan de man presteert.[8]

Tegelijkertijd kan zo’n gezin zijn taken moeilijk aan. België telt meer dan 500.000 gezinnen met kinderen, waarvan beide ouders of de alleenstaande ouder beroepsarbeid uitoefenen. Uit een onderzoek in 1989, in opdracht van de toenmalige Minister van Arbeid en Tewerkstelling, Van den Brande, bleek dat de gezinnen meer beschikbare tijd wensen, echter zonder een vermindering van het inkomen. Eerder dan een stijging van het inkomen verkiezen ze een verbetering van hun levenskader door goede infrastructuur en dienstverlening tegen een redelijke prijs (betere woongebieden, speelruimten, minder volle schoolklassen en betere kinderopvang). Deze wens is begrijpelijk: de toename van het gezinsinkomen is onvoldoende om een verbetering van deze infrastructuur te bewerkstelligen.[9]


Hoeksteen


Meer dan ooit blijft het gezin de befaamde ‘hoeksteen van de samenleving’. Zo is het levensdoel van jonge mensen nog altijd gericht op een goede baan, een gelukkig gezin en een eigen huis, waarbij mannen de goede baan als belangrijkste doel vernoemen en vrouwen het gezinsleven.[10]

Het ideaalgezin (het heteroseksuele koppel, de man als kostwinner, de vrouw als huismoeder en kinderen) en de mannelijke en vrouwelijke identiteit, waartoe kinderen in het gezin gesocialiseerd worden, zijn krachtige ordenende principes in onze maatschappij, die het leven en de persoonlijkheid van mensen diepgaand tekenen en vormen. Dat gaat samen met traditionele gezinsopvattingen, die blijven voortbestaan in brede lagen van de bevolking.[11] Zo blijft, ondanks de indrukwekkend toegenomen beroepsactiviteit van vrouwen, de rol van mannen die van kostwinner en die van vrouwen verankerd in het gezin.

Dat heeft uiteraard ook te maken met het overheidsbeleid, dat afgestemd is op het traditionele gezinsideaal en de traditionele arbeidsdeling tussen man en vrouw. Het neoliberaal inleveringsbeleid steunt onder meer op de zogenaamde ‘gezinsmodulering’. Dit betekent dat ongelijke werkloosheidsuitkeringen worden verstrekt, al naargelang men gezinshoofd (hoogste uitkering en énige die niet afgebouwd wordt, vooral verkregen door mannen), alleenstaand of samenwonend (vooral verkregen door vrouwen) is. Het is een politiek die gericht is op anderhalf inkomen per gezin, waarbij deeltijds werk – in de praktijk vooral door vrouwen verricht – aangemoedigd en sinds kort ook verplicht wordt.[12] Om de combinatie met zorgtaken te realiseren, zijn er verschillende vormen van verlof en werktijdvermindering gecreëerd. Hiervan maken vooral vrouwen gebruik.

De bezuinigingen in de sociale sector schuiven een deel van de zorg voor kinderen, zieken en bejaarden af op de gezinnen. Daar bestaan echter onvoldoende draagkracht en opvanggelegenheid om een dergelijke zware taak er bij te nemen. Hoe zwakker het gezin economisch, hoe minder toegang tot aangepaste zorg de gezinsleden hebben. Het ideologisch discours, dat daarmee gepaard gaat en dat vooral de gegoede gezinnen aanspreekt, is er één van zelfhulp en zelfredzaamheid als tegengesteld aan de bureaucratische betutteling van de gemeenschapszorg. Dit is een argument dat Gemeenschapsminister voor Welzijn, mevrouw Demeester, ook gebruikte tegen de actievoerende opvoeders, die meer loon en banen eisten.


Seksueel geweld


Toch is het ook zo dat de keuzes die mensen in hun streven naar geluk in toenemende mate hebben gemaakt in de afgelopen twintig jaar, ingaan tegen de traditionele gezinswaarden. Een belangrijke factor daarin is de strijd van vrouwen voor gelijkwaardigheid. Het feminisme is dan ook in de propaganda van het Vlaams Blok één van de grote boosdoeners.

Het is belangrijk om de betekenis van de veranderingen in het gezin in de afgelopen twintig jaar juist in te schatten. Stephanie Coontz benadrukt voor de VS vooral het individualisme, het cynisme en de verzwakking van de solidariteit binnen de gezinnen, alsmede de nare gevolgen van tienerseksualiteit. Die visie kan men alleszins niet zomaar overnemen voor België.

Dankzij de pil, het spiraal en de legalisering van abortus kiezen vrouwen in Vlaanderen voor minder kinderen: in 1989 zijn er nog gemiddeld 1,6 kinderen per vrouw, wat overigens niet noodzakelijk betekent dat ze er niet meer zouden willen. Seksualiteit wordt losgekoppeld van vruchtbaarheid, huwelijk, en volwassenheid.[13] Via een betaalde baan veroveren vrouwen meer zelfstandigheid.[14] Ze trouwen en hertrouwen minder snel, nemen vlugger het initiatief tot echtscheiding en verkiezen vaker om alleen te blijven. Tegenwoordig wordt een derde van alle huwelijken in België ontbonden.[15] In 1981 bestond 23 procent van de Belgische huishoudens uit alleenstaanden, 30 procent uit twee personen en 20 procent uit 3 personen. De gemiddelde omvang van het Belgische gezin is gedaald van gemiddeld drie leden in 1947 tot twee-en-een-half in 1990.[16]

Een van de belangrijke verworvenheden van de vrouwenbeweging is dat ze het veelvuldig voorkomen van geweld in het gezin aan het licht heeft gebracht en als maatschappelijke kwaal heeft doen erkennen. Gezinnen in België zijn verborgen oorden van geweld tegen vrouwen en kinderen. Volgens een bevraging uit 1988 wordt meer dan helft van de Belgische vrouwen in hun leven ooit met geweld bejegend: fysiek geweld (21 procent), seksueel geweld (15 procent) of beide (22 procent). Fysiek geweld wordt vooral door ouders (65 procent) en door partners (18 procent) gepleegd, de zwaardere vormen altijd door mannen. Deze laatste vormen van seksueel geweld vinden plaats in het gezin, de familie en haar vriendenkring. Het komt voor in alle sociale klassen.[17] Dankzij actie van de vrouwenbeweging wordt een netwerk van hulpverlening uitgebouwd in verband met geweld in het gezin, al blijft het ontoereikend en al raakt het niet de wortels van het kwaad. Fundamenteel is dat het relationeel leven geïsoleerd wordt binnen los van elkaar staande gezinnen, waar machtsongelijkheid tussen de man enerzijds en de vrouw en kinderen anderzijds bestaat, waar kinderen als bezit van de ouders worden beschouwd en waar opvoeden vaak met straffen gepaard gaat (“Wie van zijn kind houdt, spaart de roede niet”).

Ontsnappen aan geweld en misère in het gezin is niet gemakkelijk. Wie buiten de nieuwe norm van het twee-inkomensgezin valt, loopt een grotere kans op bestaansonzekerheid en armoede. Men noemt het ‘nieuwe armoede’. Deze wordt gekenmerkt door een verjonging en een feminisering. Zowel alleenstaande vrouwen als huisvrouwen, die afhankelijk zijn van een kostwinner met een laag arbeidsloon, lopen een groter risico voor armoede. Kinderrijke gezinnen bereiken een lager welvaartspeil, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen daalt met de toename van het aantal kinderen.[18]


Ideaalbeeld


Het is modieus om vandaag over de “crisis van het gezin” te spreken. Maar het is niet duidelijk wat men daarmee bedoelt: dat het merendeel van de gezinnen in België vandaag niet beantwoordt aan het ideaal, of dat ze niet meer beantwoordt aan iets dat reëel heeft bestaan. Sociologen spreken over ‘gezinsverdunning’, ‘gezinsindividualisering’, ‘gezinspluralisme’, het gezin dat voorrang geeft aan de paarrelatie ten opzichte van het huwelijk als instituut en ontkoppeling van huwelijk en gezin en van huwelijk en ouderschap.[19] Zo’n taalgebruik suggereert probleemloos het vanzelfsprekende bestaan van ‘hét gezin’ als veralgemeende concrete structuur, terwijl het nooit losgekomen is van het ideaal.

Het is belangrijk om duidelijk te maken dat bij het ontstaan van België de tegenstelling groot was tussen het gezinsideaal, zoals dat in het Belgisch wetboek (geschoeid op de leest van de code Napoleon) werd vastgelegd, en de vele vormen van het werkelijk bestaande gezinnen. Dit geldt in het bijzonder voor de gezinnen van de arbeidersklasse, waarvan vrouwen op grote schaal loonarbeid verrichtten. Het gezinsideaal is dat van de burgerij: de vrouw is onbevoegd, voorbestemd voor het huwelijk, het moederschap en het gezin.[20] Tot vandaag de dag doet zich een tegenstrijdige ontwikkeling voor: enerzijds de betrachting (politiek, sociaal, individueel) om het gezinsideaal waar te [maken], waarbij de vrouw in de eerste plaats huisvrouw is; anderzijds de voortgaande economische inschakeling van vrouwen en hun strijd voor gelijke rechten. In deze zin is ‘de crisis van het gezin’, een uitdrukking die men al in de negentiende eeuw in de mond nam, eigen aan het kapitalistische systeem. Het kan zijn ideaal niet waarmaken, al blijft dit ideaal de norm. ‘Hét gezin’ is de enige, onveranderlijke, want ‘natuurlijke’ samenlevingsvorm, die door steeds minder mensen verwezenlijkt wordt, maar die toch algemeen geldt. Dit houdt de weg open voor een discours of beweging die de traditionele gezinswaarden nastreeft.


Collectieve zorg


In werkelijkheid is het gezin een samenlevingsvorm die de seksuele en sociale ongelijkheid bestendigt en voortbrengt, in nauwe relatie met de seksespecifieke arbeidsdeling, de klassenstructuur van de maatschappij en de tewerkstellings- en bezuinigingspolitiek van de overheid.

Wat kan daar tegenover worden gesteld? Een direct alternatief is niet mogelijk. Daarvoor zijn diepgaande structurele maatschappelijke veranderingen nodig. Dat is echter geen pleidooi tegen experimenten met andere samenlevingsvormen en de eis van hun erkenning door het beleid.

Als feministen en progressieve linksen moeten we de fundamentele analyse van het karakter van gezin maken: het gezin als een specifiek historisch en dus veranderlijk gegeven – als tegengesteld aan een eeuwig onveranderlijk natuurlijk gegeven – en als het knooppunt van de onderdrukking van vrouwen. De slogan “het persoonlijke is politiek” drukte de frustraties en onvrede uit ten aanzien van de huisvrouwenrol, een opgelegde vrouwelijkheid en het relationele leven van vrouwen.

Naast een theoretisch kader zijn ook concrete antwoorden nodig. Waarom geen pleidooi voor solidariteit en samenwerking, die de beperkte mogelijkheden van het gezin overstijgen, namelijk een betere uitbouw van de collectieve zorg? De openbare sector laat in de huidige maatschappij verschrikkelijk veel te wensen over. De “witte woede” van de verpleegkundigen of de strijd van de opvoeders maken duidelijk hoe belangrijk de strijd tegen de afbraak van de sociale zorgsector is, dat het gaat om meer en betere zorg.[21] Ook de eis voor arbeidstijdverkorting zonder inkomensverlies is van belang. Deze zou echter niet alleen gekoppeld moeten worden aan de strijd tegen werkloosheid, maar ook aan de vraag naar meer vrije tijd voor zorg voor en omgang met elkaar, voor een zinvol verenigingsleven, voor zelforganisatie en zelfhulp, samen met anderen.

_______________
[1] Zo trok Van Rompuy van leer tegen een AIDS tv-spot, die het gebruik van condooms aanmoedigt, omdat het de traditionele waarden van partnertrouw en seksuele onthouding ondergroef ten voordele van losbandig seksueel gedrag.
[2] De Gezinspartij, Partijcongres Vlaams Blok, 1991.
[3] Zie bijvoorbeeld het Sociaal Prioriteitenplan van SV uit 1990.
[4] Discussietekst van AGALEV-vrouwen voor de Vrouwendag van 11 november 1992.
[5] KAV Zwartboek Echtscheiding, persconferentie op 8 september 1992.
[6] K. Matthijs, Blegoscopie, Lannoo, Tielt, 1988, p. 226.
[7] B. Cantillon, Nieuwe behoeften aan Zekerheid. Vrouw, gezin en inkomensverdeling. Acco Leuven/Amersfoort 1990, pp. 230/31; Europees Vrouwennetwerk, Vrouwen en Armoede, Brussel 1988.
[8] R. Renard, D. Gilles en L. Joossens, De Huishoudelijke Productie van de Belgische gezinnen. OIVO rapporten, reeks Economische Studies, A 10, 1990.
[9] Ministerie van tewerkstelling en Arbeid, Gezin en Arbeid 1: Sociaal-Economisch Profiel van de Gezinnen met Kinderen, juni 1989, pp. 61 en 103.
[10] M. Elchardus en P. Hyevaert, Soepel, Flexibel, Ongebonden, VUBpres, Brussel, 1990, pp. 140-145.
[11] Uit een onderzoek naar de verschillen tussen arbeiders en bedienden blijkt dat de eersten zich relatief conservatiever opstellen ten aanzien van het gezin, de rol van man en vrouw en de opvoeding van kinderen. Hoe lager de inkomensklasse en het onderwijsniveau, hoe sterker de traditionele gezinsopvattingen en omgekeerd. Laaggeschoolde vrouwen geven gemakkelijker hun slecht betaalde, oninteressante baan, vaak met slechte uurregelingen op als ze kinderen hebben. Het werk van laaggeschoolden en arbeiders in het algemeen biedt weinig autonomie en arbeidsvreugde, het is meestal onzeker, wat een conformisme in de gezinssfeer in de hand zou werken. Zie: H. de Witte en M. Allegaert, Traditie, onvrede en onmacht: resultaten van een onderzoek naar het verschil in opinies tussen arbeiders en bedienden in Vlaanderen. Infodok, Leuven, 1990.
[12] Met de jongste maatregelen, die het recht op een bijkomende uitkering voor onvrijwillig deeltijds werkenden radicaal beknotten, werd deeltijdwerk een “passende dienstbetrekking”.
[13] Kabinet van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie, M. Smet, Vrouwen in de Belgische Samenleving, p. 7, 1991; Le Soir. Les Femmes. Brussel, 1987, p. 49; Th. Jacobs in: Welzijnswerkkroniek nr. 127, juni 1989, p. 12.
[14] Nieuwsbrief M. Smet, 23 februari 1990.
[15] K. Matthijs, op. cit., p. 72.
[16] Vrouwen in de Belgische Samenleving 1991, p. 10.
[17] R. Vandewege e.a., Ervaringen van vrouwen met fysiek en seksueel geweld. Rapport ten behoeve van de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie, M. Smet, 1988.
[18] B. Cantillon, op.cit. pp. 62 en 310.
[19] M. Elchardus, ‘Nieuwe Waarden, Nieuwe Gezinsvormen’. In: Nationale vrouwenraad nr. 7, pp. 12-19.
[20] D. de Weerdt, En de Vrouwen? Masereelfonds Gent 1990, pp. 18 ev.
[21] Zie ook “Strategies for Change.” In: M. Barrett en M. McIntosh, The Anti-social Family, Verso, Londen – New York, 1990, pp. 131 ev.