Koen Raes

Het gelijk van de achterkant - Editoriaal


Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1982, nr. 3, juni, jg. 16
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA



In de kolommen van het VMT lanceerden we reeds herhaaldelijk een oproep tot een nieuwe waardering en een nieuwe aanpak van het politieke, voornamelijk op het niveau van de staatsapparaten. Die oproep blijft actueel, want het politieke - in de burgerlijk-staatkundige betekenis van het woord - doet het steeds minder, ook op ideologisch vlak, terwijl we er nochtans van overtuigd blijven dat de strijd tegen de crisis niet in de eerste plaats een economisch, maar wel een politiek probleem is.

Wanneer er één politiek feit vandaag om verklaring roept, dan is het hoe het komt, dat het resultaat van decennia strijd voor een zogenaamde ‘democratisering’ en uitbreiding van de staatsapparaten, in een paar maanden tijd totaal kan worden lamgelegd en in een helemaal andere richting worden omgebogen. Het betreft de reële macht waarover de parlementaire- en overlegstructuren in ons land eigenlijk wel beschikken.

Wanneer er één ideologisch feit vandaag om verklaring roept, dan is het hoe het komt dat dezelfde burgerlijke ideologie, die toch geacht wordt de grondslag te vormen van het westerse parlementarisme, vandaag, door de meest consequente ‘herontdekkers’ van die ideologie, precies in haar tegendeel kan worden omgezet, en dit met electoraal succes, nog wel. Het betreft de vraag naar de ‘burgerlijkheid’ van ‘de’ burgerlijke ideologie, en dat vnl. in haar politieke dimensies.

Beide vragen zijn o.i. van belang bij het juist inschatten van de rol én de plaats van ons staatsapparaat in onze hoogkapitalistische maatschappij in crisis. Zij draaien rondom de vraag naar relevantie en realiteit van het politieke in onze sociale formatie. De strijd tegen de crisis - de democratische strijd tegen deze crisis - vereist andere politieke middelen, ja ook andere politieke doelstellingen, dan diegene die gangbaar waren voor de traditionele linkerzijde van de jaren zestig en daarna. Want haar machtsopbouw blijkt niet bestand tegen een georchestreerde aanval van de rechterzijde, integendeel, die ‘machtsopbouw’ komt enigszins potsierlijk over, waar het haar (gebrek aan) strategische visie en haar (gebrek aan) concrete doelstellingen betreft.

We zijn ervan overtuigd dat hier in ons land, net zoals in vele andere westerse landen (Nederland, Engeland, de Verenigde Staten, West-Duitsland, met als enige belangrijke en tekenende uitzondering het Frankrijk van Mitterand) een ontwikkeling is ingezet, die het politieke bedrijf en de plaats van dit politiek bedrijf in de maatschappelijke verhoudingen, voor de komende decennia wezenlijk zal veranderen. We geloven m.a.w. niet, dat het – wat dat betreft – om een loutere overgangsperiode gaat. Overal háált de rechterzijde het, zowel wat betreft de macht in het staatsapparaat als wat betreft de ideologie. De rechterzijde bepaalt de politieke koers en tegelijk dringt zij alle andere politieke fracties een welbepaalde defensieve oppositierol toe d.w.z. dat zij de limieten bepaalt waarbinnen, en de themata waarover, oppositie kan worden gevoerd. De enige grote, én belangrijke uitzondering hierop, over de gehele westerse wereld is de strijd tegen nieuwe en versnelde bewapeningsinspanningen.

Maar over alle andere punten is het de rechterzijde die het offensief aanvat: inflatiebestrijding, steun aan ondernemingen, loonpolitiek, besnoeiingen, onderwijspolitiek, gastarbeiders, jeugdbescherming, zendmonopolie van radio en tv enz. En die rechterzijde bepaalt zulks niet in de eerste plaats in de politiek-administratieve apparaten van de staat, maar in de financieel-economische organen, waar het multinationaal kapitaal de partituren uitdeelt. De ‘politici’ dienen enkel nog de orchestratie te geven en de juiste toonaard te vinden. Premier Martens vormt bij ons het prototype van de politicus die door alles, behalve door het politieke proces zelf wordt (be)geleid.


Nu stelt zich bij die ganse afbraak van parlementaire en overlegbevoegdheden toch een centrale vraag. Hoe is het zover kunnen komen? Hoe komt het dat het, na 30 jaar zogenaamde ‘democratisering’, toch nog zo gemakkelijk is een ganse politieke apparatuur lam te leggen, zonder één wet te overtreden? Waarom werden geen structuren uitgebouwd, om zulks onmogelijk te maken? Want deze algehele ‘aftakeling’ der parlementaire bevoegdheden, deze negatie van burgerlijke legitimiteit, is toch niet gelegen in het persoonlijk falen van parlementairen, of in het verdict van de kiezer, die de rechterzijde toch aan de macht heeft gestemd? Neen, we willen hier toch wel wijzen op de zware verantwoordelijkheid die in deze materie rust op de christen- en sociaaldemocratische arbeiderspartijen. In de periode dat zij toch wel een behoorlijke macht vertegenwoordigden en bezaten in de staatsapparaten, hebben zij zich weinig bekommerd om het garant stellen en het uitbouwen van een daadwerkelijke politieke democratie. Zij hebben, in de roes van de uitbouw van de zogenaamde ‘verzorgingsstaat’ zélf, als eersten, allerhande bevoegdheden aan het parlement onttrokken en overgeleverd aan de regering of aan duistere commissies. De arbeiderspartijen hebben zich, in de periode van stijgende welvaart te weinig bekommerd om het politiek aspect van hun verdediging van arbeidersbelangen. Zij volstonden ermee zich in allerhande organen in te graven, zonder enige strategie, gericht naar het ontwikkelen van een basisbetrokken besluitvormingsproces. Zij volstonden ermee de belangen van hun basis te ‘vertegenwoordigen’, whatever that may be, trots als ze waren op de zetels die ze alweer in één of ander apparaatje hadden weten te verwerven.

Dit is o.i. een belangrijke vaststelling. Het is niet zo dat de partijen die op de arbeidersbeweging steunen, zich zouden hebben ingespannen om het politiek bedrijf en de staatsapparatuur te democratiseren, te ‘ontsluiten’ naar de bevolking toe. Zij hebben er allerminst naar gestreefd van de openbare voorzieningen “glazen huizen” te maken (zoals nu, door het project “De Wakkere Burger” wordt bepleit) en evenmin zijn zij het geweest die de basisdemocratische beweging hebben geïnspireerd. Integendeel, deze beweging werd, in de periode waarin die arbeiderspartijen een reële macht in het staatsapparaat bezaten, totaal genegeerd en zelfs bestreden. We zeggen dit niet om oude koeien uit de gracht te halen. We zeggen dit omdat het niet om oude koeien gaat. Ons inziens is de houding van de traditionele arbeidersbeweging daarin niet veranderd, niettegenstaande figuren als Tobback en De Baetselier vandaag een andere richting aangeven.

Hieraan zijn twee aspecten verbonden.
Enerzijds de vraag omtrent de strategie van de arbeiderspartijen t.a.v. het staatsapparaat. Anderzijds de vraag naar de openheid van arbeiderspartijen tegenover nieuwe problematieken en nieuwe strijdvormen.

Het eerste aspect heeft o.i. te maken met een totaal gebrek aan democratisch-politieke opties vanwege de sociaaldemocratie, en derhalve haar afhankelijkheid van een kapitalisme in een fase van economische groei, waarbij zij eisen kan stellen in functie van de positie van de arbeidersklasse op de arbeidskrachtenmarkt en van productiviteitsstijgingen in de economie (‘economisme’, noemt dit). De sociaaldemocratie is m.a.w. in haar dominante vorm kapitalisme-afhankelijk. Zij is daar geen alternatief op. Waarmee we, overigens, niet willen zeggen, dat er geen aspecten zijn in de sociaaldemocratie die wel degelijk de weg naar het socialisme aanwijzen.

Maar ook vandaag blijft het waar dat de sociaaldemocratische alternatieven voor een crisisbestrijding fundamenteel beogen dat kapitalisme terug te herstellen, in de hoop dat daardoor, terug, de positie van de arbeidersklasse kan worden verdedigd. (Het Palasthyplan is hiervan wel het beste voorbeeld).

Het progressieve aspect van de sociaaldemocratische maatschappijvisie ligt o.i. precies in het feit dat zij, óm het kapitalisme te herstellen, een steeds grotere economische activiteit van het staatsapparaat verlangt, en daardoor, noodgedwongen, tot een politisering van de economie moet komen. Daarover wordt echter, in alle talen gezwegen. Dat kan zijn omdat men ervan overtuigd is dat een vorm van staatskapitalisme dit wel automatisch met zich zal brengen – en dan zitten we tenminste duidelijk in het voetspoor van Bernstein – ofwel omdat men de economische activiteit wel meer wil controleren, maar allerminst democratiseren. Dat brengt ons tot het tweede aspect. Zonder in neoliberaal vaarwater terecht te (willen) komen kan de verhouding tussen massapartij en bureaucratisering niet worden geloochend. Er zijn méér punten van overeenkomst tussen de traditionele arbeiderspartijen uit West-Europa en de communistische partijen uit het Oostblok, dan men zou vermoeden. Die punten hebben voornamelijk te maken met een inertie bestand tegen vernieuwingstendensen, die nochtans beantwoorden aan reële transformaties in het maatschappelijk leven. Voor de ‘partijen’ uit het Oostblok is dat allerduidelijkst en Polen heeft dat nog maar eens aangetoond.

Maar ook bij ons is het gevecht tegen een bepaalde aftandse sociaaldemocratische apparatuur allerminst eenvoudig. Zijn het de mutualiteiten, met hun zgn. “massabasis”, of zijn het de dokterscollectieven, die een eerste aanzet hebben gegeven voor een betere – en goedkopere – gezondheidszorg? Wie heeft de vrouwenstrijd, de buurtwerking, de strijd voor een democratisering van de rechtshulp, de consumentenbeweging, de ecologische beweging op gang gebracht? Allerminst de traditionele arbeidersbeweging, en dit, niettegenstaande zij toch menen de basis voor een alternatief beleid te zijn. Dat de arbeidersbeweging zó lang en nog steeds, nieuwe antikapitalistische strijdvormen, nieuwe vormen van klassenstrijd negeert, stemt tot nadenken én overweging, ook in deze periode waarin die arbeidersbeweging en haar machtspositie door de rechterzijde als eerste wordt geviseerd.

Zij is er niet in geslaagd de link te leggen tussen het levend ongenoegen aan de basis t.a.v. deelproblemen of problemen met een lokaal karakter en de strijd om de macht in het staatsapparaat. Teveel was haar houding – net zoals die van heel wat marxisten, overigens – erop gericht alles te reduceren tot die ene hoofdtegenstelling, die zij uitsluitend in de productiesfeer situeerde.

We zouden de verschillende dimensies van de klassenstrijd vandaag, als volgt, schematisch kunnen voorstellen:
a. de strijd in en door de staatsapparaten, om de staatsmacht;
b. strijd in en door de maatschappelijke verhoudingen voor het verwerven van autonomie (‘zelfbeschikking’) tegenover de burgerlijke dictatuur en de burgerlijke hegemonie;
1. strijd in en door de productiesfeer;
2. strijd in en door de reproductie- en consumptiesfeer.

De traditionele linkerzijde heeft zich, ook in haar marxistische variant, vnl. op de combinatie a.-1 toegelegd, met dien verstande dat de strijd in de productiesfeer in feite uitsluitend draaide rondom de positie van de arbeiders in de consumptiesfeer; in hoofdzaak betrof die strijd looneisen, zelden ging het om de macht over de productievoorwaarden. Wat vandaag de dag, overal in West-Europa, als ‘groene’ beweging de kop opsteekt, vertrekt precies van b.-2.

De ‘link leggen’ betekent nu a., b., 1. en 2. met elkaar te combineren. Eerste voorwaarde is daarbij dat de realiteit en de relatieve autonomie van b. en 2. worden erkend. Wanneer we het over een nieuwe waardering en een nieuwe aanpak van het politieke hebben, dan is het precies dit wat we bedoelen.

Daartoe is allereerst vereist dat het vaak onhebbelijk reductionisme ter linkerzijde wordt afgelegd, het reductionisme van “’t is allemaal de schuld van ’t kapitaal” alsof daarmee de kous af is. Het reductionisme van “dat wordt allemaal door de klassenstrijd veroorzaakt” alsof daarmee niet het probleem begint. Reductie ook van remedie naar oorzaak: eens de ‘schuldige oorzaak’ is aangewezen, volstaat het die factor weg te nemen - onteigening van de onteigenaars - opdat ook het probleem zou oplossen in de dialectiek der tegenstellingen. Een weinig dialectische houding, overigens (hierin kan ik Boehms ‘kritiek’ tenvolle bijtreden).

Het initiatief voor een nieuwe aanpak van het politieke berust ondertussen voor een niet onbelangrijk deel bij de groene beweging, of werd binnen die beweging geacapareerd. Ook hier dus, was eerst een reëel machtsverwervingsproces noodzakelijk opdat de traditionele arbeidersbeweging enige interesse zou krijgen. Het lijkt ons dan ook te getuigen van een grotesk sektarisme deze ‘beweging van de onbepaaldheid, of van de vele bepalingen’ nu reeds, bij voorbaat, op deze of gene grondhouding te willen vastpinnen.

Want zij doet precies datgene wat ter traditionele linkerzijde niet gebeurt: zij groeit, ontwikkelt zich uit een eigen dynamiek. Men kan het failliet van het eigen appel niet wegmoffelen door erop te wijzen dat hun recept of onbestaande, of ondeugdelijk is.

We zouden hierop met een boutade willen reageren: Marx heeft Het Kapitaal óók niet op één jaar geschreven, maar dat is voor hem géén reden geweest om zich ondertussen maar afzijdig te houden van de reële politieke strijd. (Veeleer het tegendeel zou kunnen worden verdedigd).

Evenmin volstaat het te stellen dat de traditionele arbeidersbeweging eigenlijk ook wel altijd al ecologisch geëngageerd was maar dit alleen maar “anders uitdrukte”.

Ter verduidelijking. Hiermee wil niet gezegd zijn dat de traditionele arbeidersbeweging dan maar moet worden afgeschreven, of dat het marxisme een onwerkzaam instrument zou zijn geworden. Integendeel. Ons stoort alleen maar een zekere zelfgenoegzaamheid ter linkerzijde, waardoor reële uitdagingen voor haar doctrine(s) en belangenbasis niet (kunnen) gezien worden. Het is, o dialectiek, niet door problemen te negeren, dat men ze ook heeft opgelost.

We zijn van ons onderwerp afgeweken. Zijn we van ons onderwerp afgeweken? We hadden het over het parlement en wat daar nog - zowel qua macht als qua legitimiteit - van overblijft. En we zijn even stilgestaan bij de verantwoordelijkheid dienaangaande vanwege de traditionele arbeidersbeweging. Moet het nog benadrukt dat we daarmee geenszins de rechterzijde van schuld hebben willen vrijpleiten maar dat we toch even de rol en de strategie ter linkerzijde in beschouwing wensten te nemen, precies omdat het van hen is dat een nieuwe waardering en een nieuwe aanpak van het politieke moet uitgaan. De nakende gemeenteraadsverkiezingen kunnen, doorheen de discussies en acties die zowel in het project “De Wakkere Burger”, in het SEVI en in tal van front-initiatieven aan de basis aan bod zijn gekomen, daartoe een aanleiding én een aanzetvormen. Het volgende VMT-nummer is dan ook helemaal aan die initiatieven gewijd.