A.R. Haakmat

Suriname


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juni 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


De belangrijke revolutionaire ontwikkelingen op Cuba, in Venezuela, Colombia, Guatemala en nu ook in de Dominicaanse Republiek, doen ons bijna wel eens vergeten dat er in het Caribisch gebied nog een Nederlandse kolonie bestaat die bevrijd moet worden van het dubbele juk van het Nederlandse imperialisme en zijn zetbaasjes in Paramaribo. Het verbod dat de “democratische” regering Pengel uitvaardigde voor de Surinaamse beursstudenten, om naar het Wereldjeugdfestival in Algiers te gaan, onderstreept nog eens de noodzaak hiervan.
Wij hebben een der revolutionaire Surinaamse nationalisten in Nederland uitgenodigd om zijn visie op het probleem Suriname voor ons blad weer te geven.

De Redactie

Sinds het jaar 1667 is Suriname een Nederlandse kolonie. Met de Nederlandse Antillen behoort het tot de bescheiden overblijfselen van het weleer imposante Nederlandse koloniale rijk. Dat land is ongeveer 5 x groter dan het Nederlandse grondgebied, heeft slechts 300.000 inwoners en – wat vele Nederlanders nauwelijks weten – maakt deel uit van het Zuid-Amerikaanse vasteland, maar wordt met evenveel gemak door sommigen tot het Caribische gebied gerekend. Van Suriname is weleens gezegd dat het de meest Nederlandse van alle Nederlandse overzeese bezittingen is. Terzelfder tijd en zelfs tot op de huidige dag moet men het echter rekenen tot het minst bekende deel van het “rijk der Nederlanden”. Toch zou het verkeerd zijn om dit laatste feit de gevolgtrekking te maken dat daar geen gebeurtenissen plaatsgrijpen die belangrijk genoeg zijn om de aandacht van Nederland, ja zelfs van de wereld op te eisen. De schuld van Suriname’s onbekendheid in Nederland moet geweten worden aan een gebrekkige, onvoldoende en zelfs tendentieuze voorlichting van zowel de Surinaamse instanties die zich in Nederland met “voorlichting” bezighouden als de Nederlandse publiciteitsmedia. Toch is die “censuur” er niet in geslaagd de bewegingen die zich in Suriname voltrekken met een ijzeren gordijn af te grendelen voor de denkende Nederlanders. Alhoewel schaars, maar toch voldoende om er meer achter te vermoeden, is het Nederlandse publiek in toenemende mate de laatste tijd gestoten op berichten die – hoe fragmentarisch ook – duiden op ingrijpende wijzigingen die bezig zijn zich te voltrekken in de totnogtoe als vredig bekendstaande, Surinaamse gemeenschap. Officiële Surinaamse en Nederlandse instanties hebben voor die bewegingen geen andere verklaring kunnen geven aan de wereld dan dat er “communisten” in dat land aan het werk zijn. Velen hebben nu door dat deze uitleg van zaken meer bedoeld is om een minder democratisch beleid te rechtvaardigen, dan om opening van zaken te geven. Zij hebben de alleszins lofwaardige houding aangenomen om op zoek te gaan naar de juiste feiten om zich op basis daarvan een mening te kunnen vormen.

Klein land, grote problemen

Suriname wordt slechts door een handjevol mensen bewoond: 300.000 in totaal. Toch kampt het land met grote sociale en economische problemen, die om een oplossing vragen. De oplossing van deze problemen wordt er niet gemakkelijker op gemaakt door de grote culturele en sociale diversiteit van de bevolking. Wat samenstelling betreft is de bevolking sterk heterogeen.

De Spanjaarden hebben het land ontdekt, maar zij hebben niet – zoals in de andere Zuid-Amerikaanse landen het geval is, sporen van hun aanwezigheid achtergelaten. Na hen kwamen Engelsen, Joden, Fransen en Nederlanders. Spoedig vormden zij de bovenlaag van de samenleving die door hun aanwezigheid daar ontstond. De zwakke Indianen (de autochtone bewoners) in een drietal grote stammen verdeeld, vormden de onderlaag. Een lange geschiedenis met steeds als thema, de uitbuiting van mens door mens voegde aan deze onderlaag toe: de als slaven ingevoerde Afrikaanse negers, de Javanen, de Hindoestanen, Chinezen, en zelfs Hollandse boeren. Het voortschrijden van de tijd heeft al deze groepen min of meer in sterke of minder sterke mate met elkaar verbonden, zodat uit deze naar ras, cultuur en geloof sterk verschillende eenheden het “Surinaamse volk” is ontstaan.

De basis van dit “volksbestaan” is nog wankel. De verdeelpolitiek van de koloniale heersers werkt nog na of krijgt juist in deze tijd nieuwe gestalte. Met wisselend succes wordt het toegepast wanneer stromingen uit het volk merkbaar worden, die om onafhankelijkheid roepen en verbetering eisen van de soms slavelijke omstandigheden waarin grote delen van dit volk tot op de huidige dag leven.

Deze koloniale tactiek om af en toe kunstmatige spanningen tussen de samenstellende delen van het volk te scheppen, leidt vaak tot onderlinge achterdocht en wantrouwen en verhindert de voortschrijding van het- [sic – MIA] op basis van erkenning der verschillende integratieproces. Hierdoor wordt de aandacht van de werkelijk grote en nationale problemen afgeleid, de sociale vooruitgang belemmerd en de gemeenschappelijke strijd voor een beter leven onder een zelfgekozen ordening doorkruist. Tekenen van de laatste tijd, o.a. een goed geslaagd Nationaal Jeugd Congres, waaraan deelnemers van alle raciale religieuze en politieke groepen deelnamen, bijeengekomen op initiatief van de Nationalistische Beweging Suriname (NBS) geven goede reden om aan te nemen dat het Surinaamse volk bezig is te kiezen voor zich zelf en de koloniale verleiders, zowel de Surinaamse als de Nederlandse, een voornaam agitatie-instrument uit handen slaat.

Naast dit vraagstuk van hechtere fundering en stabilisering van het volksbestaan, daar kortweg het probleem van de eenwording genoemd, kampt het land met chronische economische problemen. Meer dan 25 % van de beroepsbevolking is werkloos. In grote drommen verlaten de Surinamers hun vaderland. Sociale voorzieningen ontbreken en voor zover die er zijn, zijn het instrumenten van de partijpolitiek van de regerende Nationale Partij Suriname.

Het kapitalistische systeem, krachtens welk de economie van dit land is geordend, is niet in staat gebleken in meer dan 300 jaren tijd welvaart en vooruitgang te garanderen.

Slechts stagnatie en achteruitgang, armoede en ellende is wat het tot op de huidige dag te bieden heeft. Het land is gevangen in de machtige greep van een catastrofe, waaraan het niet de huidige leiders van nu, premier Pengel en diens trawanten, voorzeker niet zal ontkomen. Meer armoede ligt er in het verschiet. In 1964 steeg het nationaal inkomen met slechts 2 %. Maar de bevolking nam toe met 3,5 %. Jaar op jaar wordt de kloof tussen nationaal inkomen en bevolkingsstijging groter. Deze situatie betekent dat het bestaansniveau der mensen dag op dag zwaar wordt aangetast. De armoede wordt af en toe zo ondragelijk dat zij al enkele malen door honger geplaagde zielen aanleiding heeft gegeven aanslagen op het openbaar gezag te plegen. Dit gebeurde nog laatst in het Brokopondo-district (mijndistrict) waar woedende bosbewoners het gezag tijdelijk uitschakelden dat hun geen brood kon bieden. Er is berekend dan om het nationale inkomen gelijke voet te doen houden bij de bevolkingstoename met slechts een accres van 1 % een investeringsgraad van 13 % van het huidig nationaal inkomen is vereist, in plaats van het tegenwoordige 8 %. Er is een grote binnenlandse industrie, gericht op de export en de bestaande bedrijvigheden (zoals landbouw etc.) zijn niet instaat in de binnenlandse behoeften te voorzien. Veel moet worden geïmporteerd met als gevolg een permanent tekort op de handelsbalans. De gehele economie kenmerkt zich door de afwezigheid van planmatig optreden, ontbreken van visie en een fantasieloos, in het belang van buitenlandse ondernemers, overheidsingrijpen. De beheersing van de economie door buitenlanders is bijna volledig. De aanwezige grote industrieën (Suralco, Bruynzeel, Billiton) zijn allen in buitenlandse handen. Zij maken goede winsten, die zij vaak onbeperkt kunnen transfereren zonder enige verplichting een gedeelte hiervan in het land te herinvesteren en voor hun werknemers menswaardige arbeidsverhoudingen te scheppen. Een arbeidswetgeving is er bijna niet en voor zover die er is, is zij tegen de arbeiders gericht. Dat lijkt vreemd vooral als men weet dat de huidige premier Pengel zelf voorzitter is van de weleer machtige Surinaamse Moederbond, waar de meeste vakbewegingen bij zijn aangesloten. Het slechte beheer van ’s lands financiën en de niet-productieve besteding hiervan doet jaarlijks enorme tekorten op de begroting ontstaan die de premier dwingen tot zijn bekende Haagse bedeltochten.

Den Haag, evenals Washington, is gewoonlijk zeer toeschietelijk met het verstrekken van geldleningen aan de premier. Zelfs het Nederlandse parlement, over het algemeen nauwlettend, waar het om ’s lands financiën gaat, is gemakkelijk te vinden voor hulpverlening aan de failliete boedel van premier Pengel. Deze goedgeefsheid werd voor een deel veroorzaakt door onbekendheid met de situatie in Suriname maar voor een ander deel ook uit vrees voor de eerlijke beweging van de nationalisten waarvan toen de overtuiging leefde “dat zij vanuit Moskou werd gedirigeerd”. Vorig jaar echter vertrok er een parlementaire delegatie vanuit Nederland naar Suriname om zich op de hoogte te stellen van de toestanden. Voor de vele parlementsleden heeft de reis tot een ontgoocheling geleid. Alle PvdA en PSP deelnemers erkenden het bankroet van het beleid van premier Pengel en verkondigden openlijk overtuigd te zijn van de eerlijkheid en oprechtheid van Mr. E. BRUMA, de leider van de Partij Nationalistische Republiek wiens denkbeelden zij zagen als de enig gezonde in de huidige Surinaamse situatie. Maar wat zijn deze denkbeelden en betekent het feit dat nu de PvdA regeringspartij geworden is, met Vondeling als minister van financiën, een scherpe koerswijziging van de Nederlandse politiek t.a.v. Suriname te verwachten is? Nationalistische Surinaamse kringen, zowel in Nederland als in Suriname, wachten geduldig, maar met grote belangstelling af!

Strijdbaarheid, ondanks armoede en ellende!

Wie uit bovengeschetste stand van zaken de gevolgtrekking zou maken dat de hopeloze en deplorabele situatie waarin de buitenlandse monopolies het land hebben gedompeld, zich daarbij bedienend van binnenlandse stromannen en marionetten, tot pacifisme en defaitistisch berusten aanleiding heeft gegeven vergist zich deerlijk. De werkende klasse van Surinamers aanvaardt de huidige toestand niet als een fatum dat op haar rust, maar ziet het als een gevolg van de kapitalistisch-koloniale orde, die zo spoedig mogelijk vernietigd moet worden. Arbeiders, studenten en boeren, de eerste slachtoffers van deze koloniale orde strijden schouder aan schouder, onder het vaandel van de Partij Nationalistische Republiek, naar liquidatie van de uitbuiters en de vestiging van een orde die hun blijvende welvaart en vrede zal garanderen. Hun onverzoenlijkheid en vurige strijdlust heeft al ernstige bressen, geslagen in het wankele systeem van Washington en Den Haag. De Partij Nationalistische Republiek, in 1961 opgericht door de Nationalistische Beweging Suriname, onder de leiding van Mr. E. BRUMA en de leraar E. GESSEL – heeft een stevige greep op de jeugd en is het tehuis van allen, die snakken naar een beter leven. Hoe de Partij door de bourgeoisregering van premier Pengel wordt gevreesd moge blijken uit het feit dat het regeringsbeleid van de afgelopen 3 jaren zich hoofdzakelijk heeft gericht op haar vernietiging. Het is in dit opzicht dat zowel Den Haag als Washington zich verplicht zagen (zien), de regering-Pengel de daarvoor benodigde steun, zowel financieel als militair, niet te onthouden. Niemand heeft echter meer geprofiteerd van deze bestrijding dan de Nationalisten zelve. In hun vastberadenheid en vasthouden aan hun beginselen wonnen zij het vertrouwen van de werkende klasse, die meer en meer is gaan inzien door een handig opgezet plan overgeleverd te zijn aan de buitenlandse monopolies. Steeds meer arbeiders keren zich van de z.g. “arbeidersleider” Pengel af en sluiten zich aan bij de vakbond van de Nationalisten, de Nationalistische Arbeiders Beweging (NAB). In zijn bestrijdingsmanie is de regering zelfs zover gegaan de democratische orde de facto op te heffen. Persvrijheid is er nauwelijks en het recht van vereniging en vergadering is aan een ingewikkeld vergunningenstelsel onderworpen. Het radiowezen staat onder toezicht van een door de regering ingestelde Radioraad van wie een ieder toestemming behoeft om radiocommentaar te leveren. De AVROS het nationalistische radiostation, waarvan Bruma voorzitter is, mag al sinds 2 jaren niet in de ether verschijnen. Dan zijn er nog de ontelbare gevallen van onrechtvaardig ontslag aan ambtenaren, die van PNR-sympathiën verdacht worden, de beursintrekkingen van studenten en de instelling van het Korps Geheime Politie, een soort Surinaamse Gestapo met als doel alle overheidsinstellingen vrij te houden van “mensen met vreemde ideologie”. In gelijk tempo met dit “ausradierungsproces” vindt de bezetting van het overheidsapparaat door trouwe Pengel-aanhangers plaats. Op deze wijze hebben staatsinstellingen zich ontwikkeld tot partijinstellingen en geniet het gezag terecht geen vertrouwen bij de bevolking. Het hoofd van de gewapende politie is een vurig partijlid van de Partij van Pengel (de Nationale Partij Suriname). Een sfeer van angst en terreur is over het land gevallen en dit is de voornaamste reden waarom velen het land “uitvluchten”. Zonder dat mensen daar erg in hadden en niet in het minst de Surinamers zelf, was Suriname verworden tot één van de meest ultrareactionaire landen van Zuid-Amerika!

In de greep van het grootkapitaal

Uit het voorgaande moet men niet de conclusie trekken dat wij dus in Suriname met een nationale dictatuur te doen hebben, die op gemakkelijke wijze kan worden bestreden. Het feit is al gereleveerd dat de economie van het land voor 80-90 % door buitenlandse, meest Amerikaanse monopolies wordt beheerst. Deze monopolies hebben het grootste belang hij bestendiging van de huidige situatie en het zal niemand verbazen dat zij, alhoewel achter de schermen, sterke greep hebben op de huidige regering. In feite is, het zelfs zo dat Pengel c.s. fungeren als de marionetten en spionnen van dit grootkapitaal. Vele parlementsleden ontvangen grote sommen gelds voor hun medewerking voor het verkrijgen of verlengen van concessies van de buitenlandse maatschappijen. Hevige deining veroorzaakt op het ogenblik de zg. Colmar-overeenkomst, krachtens welke de Amerikaanse oliemaatschappij Colmar tot het jaar 2000 de olie-exploitatie en exploratie in Suriname onder zeer gunstige voorwaarden zal verkrijgen. Veel omkoperij enkele statenleden treden op als vertegenwoordigers voor deze maatschappij – zelfs tot in de hoogste regeringskringen heeft daarbij plaatsgevonden. De regering heeft zich daarbij niet eens geschroomd het volk valselijk voor te lichten omtrent de inhoud van de “Colmar-overeenkomst”!

Dit aspect van de zaak, nl. de sterke invloed van buitenlandse monopolies in de gang van zaken in Suriname maakt het noodzakelijk dat de progressieve krachten in het land de solidariteit van andere progressieve krachten over de gehele wereld niet kan ontberen. De nationalisten hebben duidelijk gemaakt dat zij niet zullen rusten, vooraleer zij de omwenteling die zij wensen tot stand hebben gebracht. Zij zijn overtuigde strijders van de onafhankelijkheid van hun land, wat tevens impliceert een radicale sociale omwenteling. Uit de successen door volksbewegingen in andere delen van de wereld behaald putten zij hun kracht en overtuiging. De strijd kan niet lang meer duren!

Spoedig zal het werkende volk overwinnaar zijn!

LEVE DE SOCIALE REVOLUTIE IN SURINAME!!
LEVE DE VOORUITSTREVENDE KRACHTEN IN ZUID-AMERIKA!!
DE DOOD AAN HET IMPERIALISME!

A.R. Haakmat – kernlid van de
Nationalistische Beweging Suriname