G. van der Sluis

Den Uyl, “redder” van de PvdA


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, oktober 1966, jg. 9
Deze versie: spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Nederland, den Uyl en de klassenstrijd
Balans van vier jaar regering Den Uyl
Derde weg, actieve welvaartsstaat,...

In een vorig artikel (De lessen van juni, de internationale, nr. 9, 1966) waarschuwden we ervoor de kracht van de bourgeoisie niet te onderschatten.

De bezittende klasse, zo schreven we, wacht haar kans af om terug te slaan en op scherpe wijze wraak te nemen voor het prestigeverlies dat zij tijdens de junigebeurtenissen leed.

De binnenlandse politieke ontwikkelingen die plaatsvonden nadat wij het eerste artikel hadden geschreven bevestigen die conclusie.

Het belangrijkste feit is wel dat de AR[P]-minister Smallenbroek van Binnenlandse Zaken moest aftreden. De reden was zogenaamd de aanrijding die hij ’s avonds laat had veroorzaakt. Aanleiding werd hier tot oorzaak verheven. Smallenbroek heeft zijn val echter in de eerste plaats te danken aan het feit dat de rechtse krachten (VVD, AR[P], KVP en niet te vergeten De Telegraaf) hem verweten nog niet fel genoeg te hebben opgetreden na de junidemonstraties. Het was Smallenbroek die het ontslag van de Amsterdamse hoofdcommissaris Van der Molen (paradepaardje van Elsevier en aangesloten bij de Morele Herbewapening) bekrachtigde en burgemeester Van Hall (PvdA) de hand boven het hoofd hield. En al mag Van Halls beleid en optreden dan een grote besmeuring van het socialisme zijn – uiterst rechts had de zaak graag omgedraaid willen zien en Van der Molen willen handhaven. En zo kwam de harde autoklap in de deftige Haagse wijk als een uitkomst, waarbij het gemoraliseer niet van de lucht was.

De ‘socialistische’ minister Samkalden (Justitie) had al eerder gezorgd voor een klap in het gezicht van alle antifascistische Nederlanders door Lages aan de West-Duitse ziekenverpleging over te laten. De vrijlating van Lages betekent opnieuw een ernstige provocatie aan het adres van de arbeidersbeweging.

Over de economische plannen van de regering (miljoenennota) wordt elders in dit nummer geschreven, maar het zal duidelijk zijn dat wij het program van bezuinigingen plaatsen binnen het kader van voortgaande verscherping van klassenstrijd, waarbij de PvdA opnieuw wordt gedwongen onder het juk door te gaan. De ernstige crisis waarin de PvdA blijkt te verkeren na de twee verkiezingsnederlagen geeft de rechtse partijen een extra kans de “socialistische ministers de aller vuilste karweitjes te laten opknappen.

Hoe groot de verwarring in de PvdA is blijkt wel uit het volgende: tijdens het meifeest van de PvdA lanceerde de secretaris van de partij, Eibert Meester (een man die in het verleden nog nooit, op wat voor manier ook, had laten blijken dat hij voor een wat radicalere koers was), de kreet Links af, daarna volgde het huichelachtige gegoochel met de Vietnambrief en de nieuwe nederlaag bij de raadsverkiezingen. De links-af-koers had geen vruchten afgeworpen, natuurlijk niet, want het was een papieren koers die in de praktijk op geen enkele manier gerealiseerd werd. De rechtse pers had trouwens al op alle mogelijke manieren gewaarschuwd tegen een eventuele radicalisering van de PvdA: mocht dat gebeuren, dan zouden de socialisten zeker niet meer in aanmerking komen voor regeringsverantwoordelijkheid. En aangezien de ministersbaantjes voor de heren Suurhoff, Samkalden, Vondeling c.s. belangrijker zijn dan al het andere, maakte deze waarschuwing indruk. De crisis van het reformisme had overigens nog wel een ordinaire machtsstrijd binnen de PvdA-top tot gevolg waarbij ook de heer Meester zich danig roerde. Toen het duidelijk was dat Vondeling en Nederhorst door de kiezers zo met capitulatie en compromissen werden vereenzelvigd dat zij niet meer als leiders konden worden gehandhaafd zag een aantal lieden waaronder Roemers, Burger en Meester hun kans schoon de macht te grijpen. In het daarop volgend gevecht trokken zij aan het kortste eind en ook Meester, die met ontslagname gedreigd had, capituleerde. (Een en ander kan men vinden in Vrij Nederland van 1 oktober).

Niet nadat Meester (de man van linksaf!)het eerst nog eens had geprobeerd met een groepje uiterst rechtse vakbondsbureaucraten die bij de leiding van de Amsterdamse federatie bleven protesteren tegen het feit dat Verhey met medewerking van de PvdA-fractie van de Amsterdamse gemeenteraad was gekozen als wethouder. Deze vakbondsbestuurders vormen in het NVV de uiterste rechtervleugel en zijn bang dat de verkiezing van Verhey tot gevolg zou kunnen hebben dat zij ook ten aanzien van de toelating van communisten in de bonden concessies moeten doen. Het zijn deze bestuurders – afhankelijk van het apparaat, bang voor de massa – die blijven schreeuwen ‘Praag, 1948’ en ‘Hongarije’; het zijn precies dezelfden die altijd als eerste klaar staan met de mededeling dat het NVV ‘niet aan politiek doet’, en zij zijn het ook die nog geen mond open hebben gedaan over de misdaden van de Amerikanen in Vietnam; de napalmbommen, de platgebrande en ‘per abuis’ gebombardeerde dorpen moeten vooral geen onderwerp van discussie binnen de NVV-bonden worden; de heren-bestuurders bedrijven alleen politiek wanneer het hun uitkomt.

De jongeren

Behalve Meester en de uiterst rechtse oppositie van vakbondsbureaucraten wordt een veel belangrijker oppositie gevormd door de honderden leden die de afgelopen maanden op afdelingsvergaderingen of in brieven aan het bestuur hebben laten blijken wérkelijk een socialistische politiek te willen. Meester heeft zich bij zijn greep naar de macht in de eerste instantie op de ontevredenheid van hen gebaseerd maar kon – afgezien nog van het feit dat deze landelijke opposanten zich niet hebben verenigd – aan hun eisen natuurlijk geen leiding geven, daarvoor werd hij te veel gehinderd door zijn eigen uiterst rechtse verleden.

Op het eerste gezicht lijkt de oppositie van een aantal jongeren, waarvan sommigen zich enigszins verwant voelen aan het blad Links, belangrijker omdat zij vaak beter in staat zijn en er ook eerder toe overgaan om datgene onder woorden te brengen wat er elders in het land leeft bij de PvdA-aanhang (waarmee we niet alleen de leden bedoelen). Het effect op de lange duur van deze jongerenoppositie (Van der Zwan, Van der Hek, Blok, Jan Nagel) lijkt ons echter niet groot. Het boekje van Jan Nagel, Ha, die PvdA, is meer quasi grappig dan serieus en bevat op het gebied van de lonen en vakbonden zelfs zeer conservatieve gedachten; bij de oppositionele jongeren treffen we verder figuren aan die een tijdlang in de jeugd- of studentenbeweging een zeer radicale, soms zelfs marxistische, lijn verdedigden, maar later toch capituleerden voor de PvdA-leiding. Zeer duidelijk is Van der Hek daarvan een voorbeeld die na een linkse Politeia-periode het nu gebracht heeft tot voorzitter van de FJG (PvdA-jeugdorganisatie) en als zodanig, zoals wij in het vorige nummer van de Internationale al schreven, het Jongeren-Vietnamcomité ernstig in de wielen reed door zich tegen de actie Plastic tegen Napalm te verklaren. En bij die ontevreden jongeren treffen wij nog meer carrièremakers aan van wie geen werkelijke principiële oppositie voor een socialistisch program is te verwachten. De meeste Amsterdamse afdelingen van de PvdA vormen een andere concentratie van ontevredenheid die zich al eerder uitte, o.a. tijdens de discussies over het huwelijk en de monarchie.

De recente leiding van de PvdA heeft gemeend door Den Uyl voor te stellen als lijsttrekker bij de kamerverkiezingen van volgend jaar, de verschillende opposities de kop te kunnen indrukken. Het is een handige zet en het ziet er naar uit dat de meeste ontevredenen hiermee genoegen zullen nemen, hetgeen tevens duidelijk de (geringe) zwaarte van hun ‘oppositie’ illustreert.

Natuurlijk, Nederhorst heeft zich door zijn gedraai volkomen onmogelijk gemaakt, om van Vondeling nog maar helemaal niet te spreken. Maar de vraag waar het om gaat is: in hoeverre betekent de vervanging van Nederhorst door Den Uyl werkelijk een draai naar links? Uit Nederhorsts inmiddels beroemd geworden brief sprak ondanks alles toch een toon van ernstige ontevredenheid over het gescharrel rondom het huwelijk. Den Uyl heeft op geen enkele manier ooit laten blijken het met die gang van zaken oneens te zijn. Hij was minister, bleef dat, en is als zodanig volledig medeverantwoordelijk voor alle reactionaire maatregelen van het kabinet-Cals. Laten wij eens zien hoe Den Uyl in de rechtse pers is ontvangen als redder van de eenheid van de PvdA. (Aan een verkiezingsoverwinning voor de PvdA denkt op dit ogenblik helemaal niemand).

De heer Den Uyl staat er om bekend dat hij wel radicale meningen naar voren kan brengen – hetgeen hem misschien acceptabel maakt voor de socialistische jeugd. Aan de andere kant brengt hij zijn ideeën op een wat relativerende manier, zodat er niet velen door afgestoten worden’, schreef de Volkskrant welke vroegere spreekbuis van Romme, en nu van Schmelzer, anders altijd vooraan staat om de PvdA te waarschuwen voor linkse koersen op straffe van breuk met de KVP en politiek ‘isolement’.

Volgens het Algemeen Handelsblad geldt drs. Den Uyl als een ‘Bekwaam en handig politicus en als een nogal doctrinair socialist, zoals met name is gebleken uit zijn voorliefde voor een zo groot mogelijke staatsinvloed of zelfs staatsdeelneming in het economisch leven. Dat is geheel in overeenstemming met de meer linkse koers, welke velen op dit ogenblik voor de PvdA de meest juiste achten.’

De Telegraaf noemt hem ‘een dogmatische socialist’, en Het Parool en het Algemeen Dagblad schetsen hem wegens zijn conflict met de oliemaatschappijen ook al als een soort antikapitalistische socialist van de oude stempel. Al deze bladen prijzen de heer Den Uyl en hij wordt nergens ongeschikt genoemd als leider van de PvdA.

De eerste conclusie, en de belangrijkste, is dan ook dat de nieuwe lijsttrekker voor de bourgeoisie en voor de rechtse socialisten volkomen aanvaardbaar is: Den Uyls belangrijkste taak zal in de komende maanden zijn onder dekking van een klein ‘links’ laagje de crisis in de reformistische partij te bezweren. Natuurlijk is Den Uyl geen ‘dogmatisch socialist’, hij is precies het tegendeel: een doorgebroken burgerlijk democraat, een handig manager die meent dat het hedendaagse socialisme zich slechts compromitteert wanneer het oude opvattingen en theorieën handhaaft. De aanvaardbaarheid van een man als Den Uyl voor de bourgeoisie én voor de rechtse PvdA-leiding is juist niet los te zien van Den Uyls opvattingen. Om te weten hoe die zijn hoeven wij niet zo ver terug te gaan. Met Banning was het Den Uyl die op het congres van de PvdA in 1959 het nieuwe beginselprogram verdedigde, het program dat geheel was gebaseerd op de opvattingen van de ‘welvaartstaat’, van de ‘langzame groei zonder klassestrijd naar het socialisme’. Dit nieuwe beginselloze program verving het oude van 1947 waarin nog een aantal socialistische eisen (zoals socialisatie van de voornaamste productiemiddelen) voorkwamen. Het was Den Uyl, die toen al tot de ‘voornaamste theoretici’ van de PvdA behoorde, die de strijd aan bond om de laatste socialistische resten uit het program van 1947 overboord te zetten. Hij was het ook die de theorie van de klassestrijd ‘volkomen verouderd’ noemde. Wij herinneren er verder aan dat het op dit congres was dat de PvdA-leiding de strijd tegen het Sociaal-Democratisch Centrum, dat zich tegen het nieuwe program verzette, tot een climax voerde. Den Uyl heeft ook zijn bijdrage geleverd aan de veroordeling van het SDC. En het is nu déze man die linkse geluiden van ontevredenheid binnen de PvdA moet opvangen...

Het lijkt erop dat een groot deel van de ontevreden ‘opposanten’ met de kandidatuur van Den Uyl akkoord zal gaan des te erger dan voor de ‘oppositie’ die zo zwak is dat ze zelf geen serieuze kandidaat kan stellen. Opnieuw herhaalt zich de zwakte van vroeger toen ook de oppositie binnen de PvdA er niet in slaagde zich te verbinden met de arbeidersmassa van het NVV die reden genoeg heeft zich te verzetten tegen de bezuinigingspolitiek van deze regering.

Verzet der studenten

Bij al deze ontevredenen heeft zich dan op het allerlaatste ogenblik ook nog een groep van 44 vooraanstaande leden gevoegd die hun bezwaren tegen de huidige politiek van de PvdA hebben uiteengezet in het PvdA-orgaan Opinie.

Het kan niet ontkend worden dat deze groep (waarvan o.a. de hoogleraren Schaper, Röhling, Thoenes, Belinfante en verder de eindredacteur van Achter het nieuws, Wigbold, deel uitmaken) belangrijke zaken aanroert, waarbij we alleen maar noemen de kwestie van de bewapening en de eis allerlei ondoorzichtige machtsconcentraties open te leggen voor parlementaire controle. Wat dat betreft is ook de oppositie van deze groep een bewijs zowel van de ontevredenheid van de PvdA-leden, alsook van de grote invloed van de demonstraties en andere acties, vooral van de jeugd, die voor het grootste deel buiten de bestaande partijen om zijn gegaan. Van deze groep van 44 verwachten wij echter evenmin een scherpe strijd tegen de uiterst rechtse PvdA-leiding; daarvoor zijn de meeste ondertekenaars zelf al te veel gecompromitteerd met het reformisme; we herinneren slechts aan artikelen van Thoenes, Schaper en Wigbold uit een niet eens zo ver verleden.

In werkelijkheid is de afstand die gegroeid is tussen de regering en de leidingen van de grote rechtse partijen (PvdA incluis) enerzijds en aan de andere kant de arbeiders, gepensioneerde en studenten zo groot dat ze niet meer overbrugd kan worden door compromissen in het vlak van persoonswisselingen. En aangezien geen der groepen van de PvdA-ontevredenen bereid of in staat is een onverzoenlijke, principiële oppositie te voeren tegen de bourgeoisie en haar zetbazen in de arbeidersbeweging, is het een illusie te geloven dat door deze acties de PvdA ‘gezond’, weer socialistisch gemaakt kan worden (wat ze overigens nooit geweest is). De binnenlandse politieke situatie zou er heel wat gunstiger voorstaan als de crisis van de PvdA gepaard zou gaan met een opleving, met een maximum aan activiteit van de linkse partijen, de PSP en de CPN. De PSP is, om redenen die we in het verleden herhaaldelijk beschreven hebben, echter niet in staat, als kleinburgerlijke partij, een werkelijk alternatief te bieden voor de duizenden misleide arbeiders die zich nog altijd verwant voelen aan de PvdA. Ook de CPN kan dat op dit ogenblik niet doordat ze nog altijd een stalinistische partij is. Toch is het klimaat buitengewoon gunstig voor een radicale doorbreking van de verhouding. Met name onder de jeugd bestaat er een groeiend bewustzijn tegen de bestaande ‘orde’. De massale betogingen van de studenten tegen de bezuinigingspolitiek van minister Diepenhorst zijn daarvan een duidelijk bewijs; de PvdA-fractie mist ook hier weer de aansluiting doordat ze zich niet frontaal tegen de plannen van de minister, die door de studenten volkomen terecht op een lijn werd gezet met Colijn, heeft verzet. De buitenparlementaire acties van de studenten, geleid door ASVA en SVB, hebben al resultaten gehad: Diepenhorst werd gedwongen verschillende concessies te doen die overigens ten enenmale onvoldoende zijn.

Ook op het punt van de voorgestelde salarisverhogingen voor het koninklijk huis hebben de protesten vanuit de bevolking – bijna alle dagbladen moesten tientallen ingezonden stukken daarover afdrukken – effect gehad; de regering zal nu met een ander voorstel komen.

Het belangrijkste van dit alles is echter dat hier door de acties van links de rechtse regering gedwongen is geweest enige stappen terug te doen. Deze acties en demonstraties zullen echter alleen op den lange duur succes hebben als ze zich op antikapitalistische basis stellen, dat wil zeggen als ze uitgaan van de marxistische opvattingen over de strijd tegen de kapitalistische staat en de rol die het proletariaat daarin speelt.
G. VAN DER SLUIS