G. Van der Sluis

Stalin in de jaren dertig (1)

Opmars van het nazisme


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, nov. 1967, jg. 10
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De verraden revolutie. Duitsland 1918/1919: hoe was het werkelijk?
Wat is nazisme?
Het monsterpact van Stalin met Hitler

Een groot aantal boeken is de laatste jaren verschenen over de Tweede Wereldoorlog. Ook de kranten, de radio en de tv blijven hieraan grote aandacht schenken.
Minder spectaculair misschien, maar politiek belangrijker is de periode die aan deze oorlog voorafging – of beter: tot aan 22 juni 1941, toen de nazi-horden de Sovjet-Unie binnenvielen. Burgerlijke historici houden zich met dit voorspel bezig vanuit het gezichtspunt: democratie contra fascisme. Wanneer wij over deze, in vele opzichten duistere, periode iets zeggen, dan zullen we dat proberen te doen vanuit een internationalistisch klassestandpunt.
We hebben niet de illusie daarbij originele of onthullende benaderingen te geven; de principiële stellingname van de vooroorlogse trotskisten is naar onze mening in zijn grondslagen volkomen juist gebleken. Het gaat ons er om – in de eerste plaats de jongeren – een inzicht te geven in de achtergronden van de tweede imperialistische wereldoorlog, en daarbij vooral aandacht te schenken aan de politiek van het stalinisme. Het blijft een nogal wijd verbreid misverstand dat men bij de term “stalinisme” in de eerste plaats denkt aan de binnenlandse politiek van Stalin. De volledige consequenties van het stalinisme begrijpt men echter pas wanneer ook de buitenlandse politiek in beschouwing wordt genomen.
De jaren 1930-1941 bieden daarvan een triest voorbeeld. De periode van de destalinisatie in de Sovjet-Unie is niet afgesloten. Nog lang niet. Daarom kunnen de officiële Sovjetpublicaties ook geen afdoend antwoord geven op de vele vragen die rijzen wanneer men zich verdiept in de verhouding Duitsland-Sovjet-Unie tot aan juni 1941. Er is in de Sovjet-Unie veel kritiek geleverd op Stalin, maar zijn uitgangspunten voor de buitenlandse politiek in die jaren werden niet aangetast.
Dit brengt ons bij de andere reden voor het schrijven van deze artikelen, namelijk de houding die revolutionaire communisten dienen aan te nemen ten opzichte van de Sovjet-Unie. De trotskisten stonden en staan op het standpunt dat de Sovjet-Unie (zijnde een gedegenereerde arbeidersstaat) onvoorwaardelijk verdedigd dient te worden tegenover de aanvallen van het imperialisme.
Nu op dit ogenblik het Noord-Amerikaanse imperialisme (althans bepaalde delen daarvan, o.a. in het leger) een aanval voorbereiden op Noord-Vietnam en Communistisch China, blijkt dit vraagstuk opnieuw actueel, Pro-Chinezen, die van mening zijn dat de Sovjet-Unie “samenspant” met de VS, zijn huiverig om te erkennen dat ook de Sovjet-Unie bij een aanval van het imperialisme gevaar loopt, en daarom door alle revolutionaire krachten verdedigt dient te worden. Aanhangers van de Russische politiek wekken vaak de indruk dat zij het niet zo erg zouden vinden wanneer China “eens een beetje op zijn donder zou krijgen”. Dergelijke benaderingen zijn hoogst gevaarlijk. Wij hopen dat met onze beschouwingen, ook al gaan die over een geheel andere periode, duidelijk te maken.
Er is ten slotte nog een andere reden waarom wij over het voorspel van de Tweede Wereldoorlog schrijven. Zojuist is verschenen het tweede deel van de Herinneringen van Paul de Groot, de voorzitter van de CPN. Toen in april van dit jaar in De Waarheid, bij wijze van voorpublicatie, al enkele hoofdstukken verschenen uit dit boek, heeft H. Rubens in De Internationale al gewezen op de cynische brutaliteit van deze volbloed stalinist, die nu op een wel bijzonder goedkope manier “kritiek” levert op Stalin, zijn bloedeloze “theorie” van autonomie leven probeert in te blazen en tegelijkertijd leutert over de “nationale belangen van de Nederlandse arbeidersbeweging.”
Het boek van De Groot is een goede aanleiding de genoemde periode eens vanuit een wat ander gezichtspunt te behandelen.

Toen Hitler in januari 1933 in Duitsland aan de macht kwam, was dit mogelijk geworden mede door de politiek van Stalin, de Komintern en dus ook de KPD, de sterkste communistische partij buiten de Sovjet-Unie. Stalins politiek werd gekenmerkt door een grenzeloze onderschatting van het gevaar van het nazisme, een totaal verkeerde beoordeling van de sociaaldemocratische organisaties en een afkeer van de idee der wereldrevolutie. Zijn politiek werd gekenmerkt door een halsstarrig vasthouden aan de opvatting dat de opbouw van het socialisme in één land niet alleen mogelijk, maar zelfs wenselijk was, Stalin had gebroken met bijna alle ideeën van de Derde (Communistische) Internationale uit de beginjaren. De sociaaldemocratie is objectief de gematigde vleugel van het fascisme, had hij beweerd, en mede door de gepropageerde politiek van het “sociaalfascisme” was een eendrachtig verzet van sociaaldemocratische en communistische arbeiders tegen het opkomend nazisme onmogelijk geworden.[1] Maar ook de communistische partij van Duitsland bood geen massaal georganiseerd verzet. Men koesterde zich in de illusie dat zij ná Hitler aan de macht zou komen. Ook na het aan de macht komen van de nazi’s voelde Stalin niet onmiddellijk behoefte aan een andere buitenlandse politiek. Hij wachtte af, en vermeed zorgvuldig Hitler te “provoceren.”[2]

In de eerste jaren van isolement van de Sovjet-Unie waren de bolsjewieken erin geslaagd met het Duitsland van Weimar een verdrag te sluiten (Rapallo, 1922), dat in 1926 werd bezegeld door een vriendschaps- en neutraliteitsverdrag, en dat een economische samenwerking tussen beide landen inluidde.

Stalin liet het initiatief aan Hitler over: zou deze de Rapallo-politiek voortzetten, of zijn agressieve anticommunistische opvattingen zoals hij die in Mein Kampf had neergeschreven, getrouw blijven?

De overeenkomsten van 1922 en 1926 waren in 1931 verlengd en ze werden nadat Hitler kanselier was geworden opnieuw geratificeerd in mei 1933. Deutscher schrijft in zijn Stalin-biografie: “Hitlers bloedige onderdrukking van iedere binnenlandse oppositie en zijn Jodenvervolgingen hadden even weinig weerslag op de diplomatieke betrekkingen tussen Moskou en Berlijn, als op die tussen Berlijn en Londen of Parijs.”

Tot in mei 1933 bleef er zelfs contact bestaan tussen de Reichswehr en het Rode Leger op basis van oude overeenkomsten. Het was Hitler die een einde maakte aan deze militaire samenwerking.[3]

Eind december 1933 doorbrak Litvinov, minister van Buitenlandse Zaken, het stilzwijgen. In een redevoering over de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie die hij hield voor het Centrale Uitvoerende Comité der Sovjets gaf hij – vrij voorzichtig – de redenen aan waarom de betrekkingen tussen Duitsland en de Sovjet-Unie “tot onkenbaar wordens toe” veranderd waren, Litvinov wees er daarbij op dat Hitler van mening was dat Duitsland niet alleen de door het Verdrag van Versailles verloren gegane gebieden zou moeten heroveren “maar ook zich met het zwaard de weg tot expansie naar het Oosten banen, met inbreuk op de grenzen van de Sovjet-Unie en door onderdrukking van haar volkeren.” Hoewel hij Duitsland dus volledig aansprakelijk stelde voor de verslechterde betrekkingen, herhaalde hij Ruslands aanbod met alle staten vriendschappelijke betrekkingen aan te knopen en in stand te houden.[4]
Tijdens het 17e congres van de KPSU dat in januari 1934 werd gehouden viel Stalin in het openbaar voor het eerst het Duitse fascisme aan. Ook hij deed dat op een vrij gematigde manier, tevens duidelijk makend dat de Sovjet-Unie (die zich altijd tegen het Verdrag van Versailles had gekeerd) met het Derde Rijk dezelfde betrekkingen wilde onderhouden als vroeger met de republiek van Weimar; Stalin presteerde het zelfs daarbij als voorbeeld aan te halen dat het fascisme in Italië niet verhinderd had dat dit land met de Sovjet-Unie de “best denkbare betrekkingen heeft gevestigd”. Een overeenkomst met het Duitse fascisme was echter op dit moment niet mogelijk: Hitler weigerde in te gaan op een voorstel van Stalin gezamenlijk de onafhankelijkheid van de kleine Baltische staten te garanderen; deze staten vormden een corridor voor ieder leger dat Rusland zou willen binnenvallen. Deze afwijzing noodzaakte Stalin zich bezig te houden met de verdediging van Ruslands grenzen, en een diepgaande herziening van de buitenlandse politiek der Sovjet-Unie door te voeren. Deutscher noemt het diplomatieke spel dat hierop volgt tussen de Sovjet-Unie en Duitslands westelijke tegenstanders (Frankrijk en Engeland) “waarschijnlijk de meest ondoorzichtige periode in de moderne geschiedenis. De rol die Stalin in dit spel vervulde is de minst duidelijke van allemaal.”[5]

Duidelijk is de rol van Stalin in deze jaren inderdaad allerminst, maar de hoofdbestanddelen van zijn politiek blijven dezelfde: het streven naar de handhaving van de status quo; de volledige verloochening van de idealen die de Communistische Internationale in haar eerste jaren bezielde; het volkomen ondergeschikt maken van de secties der Komintern aan de behoeften van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie; het van het ene uiterste in het andere vallen bij zijn diplomatieke manoeuvres, daarbij pacifistische frasen en het wekken van illusies over “ontwapening” niet schuwend.

Illustratief voor de volkomen antileninistische opvattingen die Stalin in deze jaren openlijk uitsprak is het interview dat hij op 1 maart 1936 had met de journalist Roy Howard. Gevraagd naar de plannen omtrent de wereldrevolutie antwoordde Stalin: “Zulke plannen of bedoelingen hebben we nooit gehad,” daarbij sprekend van een “misverstand”. “Een tragisch misverstand”, vroeg Howard, “Nee, komisch, of als u wilt tragikomisch.” antwoordde Stalin.[6]

Het gaat hier niet om een alléén maar “theoretische” afzwering van de grondslagen der Derde Internationale (afgezien nog van het feit dat hij de kwestie opzettelijk vals voorstelde door te spreken van “het idee een revolutie te exporteren”), maar in werkelijkheid om een rechtvaardiging van een reeds ingezette antileninistische politiek. In september 1934 werd de Sovjet-Unie lid van de Volkenbond, dezelfde organisatie die door Lenin als een rovershol was gekwalificeerd, als de machine die de nieuwe imperialistische oorlog voorbereidde. Maar Stalin, en met hem de leidingen van de CPSU en de Komintern, gingen nog verder in hun volstrekt opportunistische politiek van het zoeken van bondgenootschappen met de kapitalistische en imperialistische staten. Op zich zelf is het sluiten van overeenkomsten met deze staten niet verwerpelijk. Dit gebeurde ook toen Lenin nog leefde, het was een bittere noodzaak voor de eerste proletarische staat; de bolsjewieken zagen er echter nauwlettend op toe dat de strategie van de proletarische wereldrevolutie niet ondergeschikt werd gemaakt aan deze overeenkomsten. Na de zogenaamde “derde periode” die werd gekenmerkt door een avonturistische ultralinkse politiek, rijk aan “revolutionaire” frasen maar arm aan inzicht in de gevaren van het sterk opkomend fascisme, werd langzamerhand de politiek van het “Volksfront” voorbereid, waarvan de toetreding tot de Volkenbond een onderdeel was. De Volksfrontpolitiek, die tijdens het Zevende Wereldcongres van de Komintern in 1935 werd ingeluid, bepleitte niet alleen een samenwerking tussen communisten en sociaaldemocraten, maar ook met de middenklassen, liberalen en zelfs conservatieven als zij maar bereid waren de burgerlijke democratie tegenover het fascisme te verdedigen. Stalin en Dimitrov (die als de grote man van het Volksfront naar voren werd geschoven) verdedigden hier een politiek die Lenin de mensjewieken altijd had verweten: samenwerking met liberalen en het bovendien ondergeschikt maken van de communistische politiek aan deze samenwerking. “Al spoedig na het congres,” schrijft Deutscher in zijn Stalin-biografie, “werden de communisten in de democratische landen de vurigste en lawaaierigste verdedigers van de nationale verdediging.”

De gepropageerde samenwerking met liberalen en radicale-democraten verlamde niet alleen iedere proletarische beweging in revolutionaire richting, ze moest ook onvermijdelijk leiden naar een nederlaag.

Spanje

Het meest sprekende voorbeeld uit deze jaren blijft de geschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog, in het bijzonder de manier waarop de Sovjet-Unie ingreep.[7]

Het is hier niet de plaats uitvoerig in te gaan op de houding van de stalinisten in Spanje, maar er dient op gewezen te worden dat de Sovjet-Unie en haar agenten in Spanje alles gedaan hebben – met succes helaas – om te voorkomen dat de sociale revolutie, die in Spanje op brede massa’s van arbeiders en arme boeren steunde, zou slagen. Vanuit de Sovjet-Unie werd de stalinistische terreur overgeplaatst naar Madrid en Barcelona; duizenden revolutionaire socialisten en communisten zijn daarvan het slachtoffer geworden. Stalin wilde de wettige republiek verdedigen en de “democratie”. Meer niet. Hij kon niet toestaan dat het fascisme verder zou oprukken, daarom moest hij na de Duitse nederlaag wapens sturen, maar deze militaire zendingen arriveerden tegelijkertijd met politieke voorwaarden die strijdig waren met de wil en de eisen van de moedige Spaanse revolutionairen. De overwinning van een sociale revolutie, een bolsjewistisch Spanje, zou de Sovjet-Unie in de ogen van de Westerse democratieën onbetrouwbaar hebben gemaakt als bondgenoot. Stalin “exporteerde” niet alleen geen revolutie, hij verried hem ook.

Ondanks al de pogingen die Stalin destijds deed zich als partner aantrekkelijk te maken, slaagde hij er natuurlijk niet in de achterdocht die er bij de leidende Westerse burgerlijke politici was weg te werken. Integendeel: zeer sterk waren de stromingen in Frankrijk en Engeland die Hitler openlijk of indirect prezen omdat hij in het Derde Rijk “orde op zaken had gesteld” en de linkse partij en en vakbewegingen een dodelijke klap had toegebracht. En velen speelden met de gedachte dat het zo kwaad nog niet zou zijn Hitlers agressiviteit in oostelijke richting om te buigen. De tegenstellingen tussen het “hongerige” Duitse imperialisme en het “zatte” van Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten was reëel, Hitler en de andere nazi-woordvoerders hadden hun koloniale aanspraken nooit onder stoelen of banken gestoken. In Foreign Affairs, een Amerikaans blad voor de buitenlandse politiek, had Schacht, Hitlers minister van Economische Zaken en president van de Reichsbank, deze kwestie in januari 1937 zeer kort en duidelijk geformuleerd:

“Duitsland blijft de enige onvoldane grote mogendheid. Zolang derhalve het probleem van de koloniale grondstoffen niet voor Duitsland is opgelost, zo lang zal het een bron van onrust blijven, niettegenstaande al zijn liefde voor de vrede. (...) Wij weten zeer wel dat zelfs indien wij erin slagen een aantal grondstoffen door kunstmatige producten te vervangen wij dit slechts met hoge kosten kunnen doen. Wij behoren derhalve autarkie (economische onafhankelijkheid) in beginsel te verwerpen, omdat die noodzakelijkerwijze zal leiden tot een verlaging van de levensstandaard van het Duitse volk. Maar wij hebben geen keuze, zolang de politieke omstandigheden geen Duitse koloniale activiteiten toelaten. Er zal geen vrede in Europa zijn, zolang dit probleem niet is opgelost.”[8]

Volksfront

Maar ook de Sovjet-Unie was rijk aan grondstoffen en aangezien Hitler reeds lang geleden zijn kruistocht tegen het “internationale communisme” had aangekondigd, meenden de Westerse politici dat, wanneer zij Hitler geen strobreed in de weg zouden leggen, deze de eigen koloniale belangen wel onaangetast zou laten. Deze behulpzaamheid nam soms een openlijk-brutale vorm aan, zoals na het Verdrag van München (waarover wij nog spreken), toen in december 1938 vanuit Frankrijk, met steun van invloedrijke bladen als Le Matin en Le Temps een soort propaganda werd gevoerd voor een “Oekraïens Rijk” onder leiding van Duitse stromannen; een idee waarmee Hitler ook gespeeld had.[9]

Bovendien moet niet vergeten worden dat het Duitse kapitalisme werkelijk internationaal was georganiseerd en in de meeste Westerse landen een enorme economische én politieke invloed had. De samenwerking tussen het Duitse imperialisme (m.n. de chemische industrie) en bij voorbeeld de Noord-Amerikaanse had in de dertiger jaren ongekende vormen aangenomen, en duurde tot in de oorlog voort.

Een van de meest duistere punten van de laatste wereldoorlog – duister omdat dit voor een groot deel het terrein was van de geheime diensten – is trouwens de vraag: hoe lang en met wat voor omvang deze samenwerking zich, “onofficieel” natuurlijk, heeft voortgezet.[10]

De Volksfrontpolitiek had, al was ze dan ook niet revolutionair van opzet (integendeel), toch tot gevolg dat met name in Frankrijk en Spanje de antikapitalistische stemming onder de massa’s werd versterkt. Trouwens ook in de landen waar, door de houding van de uiterst rechtse sociaaldemocratie, geen samenwerking tot stand kwam, wisten de communistische partijen hun leden- en stemmental meestal te vergroten. Deutscher schetst de uitwerking als volgt:

“Heel West-Europa ging gebukt onder de druk van sociale spanningen. Al deden de communistische leiders, onder druk van Moskou, dikwijls wat ze konden om de beweging af te remmen, toch sloeg de middenklassen de schrik om het hart. Dit leidde ertoe dat de in deze sociale laag latent aanwezige sympathie voor het fascisme en het wantrouwen tegen de Sovjet-Unie werden aangewakkerd.
Zo werd door een merkwaardig dialectisch proces het doel van het Volksfront vernietigd door het Volksfront zelf. De opzet van de Volksfrontpolitiek was, het burgerlijke Westen met Rusland te verzoenen. Maar het resultaat was slechts dat de verwijdering groter werd. Deze politiek was er in de eerste plaats op gericht de tegenstribbelende regeringen ertoe te brengen een coalitie met Rusland aan te gaan, maar toen de Volksfrontbeweging er in begon te slagen werkelijk druk uit te oefenen, werd de kloof tussen de toekomstige bondgenoten slechts dieper. De Franse en Britse betere standen associeerden Litvinovs oproepen om tot een stelsel van collectieve veiligheid te komen en het appel dat hij deed op Engelands en Frankrijks eigenbelang, met sitdownstakingen, de veertigurige werkweek, hogere lonen en andere sociale hervormingen die het Volksfront in Frankrijk – hoe zeer de Franse economie ook mocht stagneren – wist te veroveren. Een revolutionaire beweging die haar positieve doeleinden bereiken wil, moet ook werkelijk een revolutie realiseren. Maar om een negatief resultaat te bereiken, om een contrarevolutionaire reactie uit te lokken is het voldoende dat de revolutie haar schaduwen vooruitwerpt.”[11]

Het is waar dat in de periode na 1933 de strijd van de arbeidersklasse op wereldschaal een neergang vertoonde, in belangrijke mate ook een gevolg van de economische crisis die in 1929 inzette. Maar het is juist de Spaanse ervaring die laat zien dat ook daar waar ongekende mogelijkheden aanwezig waren op grote schaal, Stalin en de gehele Russische bureaucratie de belangen van de in verzet gekomen massa’s – in dit geval zelfs met de wapens in de hand – ondergeschikt maakte aan die van de leidende kliek in de Sovjet-Unie. Het maakte hem echter niet aanvaardbaarder als bondgenoot voor de bourgeoisie. Rusland was in de jaren voor het Verdrag van München vrijwel geheel geïsoleerd. Tot die situatie had ook in niet onbelangrijke mate bijgedragen de indruk die de monsterprocessen en zuiveringen hadden gemaakt. Op grote delen van de arbeidersklasse, maar ook op de westerse regeringen, die dan misschien wel gevleid werden met de gedachte dat Stalin alle oud-medewerkers van Lenin liquideerde, maar tegelijkertijd er rekening mee hielden dat werkelijk monsterachtig grote “vijfde kolonnes” waren ontdekt.

Toechatsjevski

Britse en Franse generaals die in 1936 oefeningen van het Rode Leger hadden bijgewoond, hadden een gunstige indruk gekregen van de techniek en de strijdvaardigheid van de rode soldaten. Vooral de zuiveringen in het leger veranderden dat beeld. Tienduizenden officieren werden het slachtoffer van de stalinistische terreur; velen werden geëxecuteerd. Juist omdat deze zuivering zoveel nadeel heeft berokkend aan de strijdkracht van het Rode Leger (zoals ook bleek bij de inval van de nazi’s) willen wij iets langer stil staan bij de zaak-Toechatsjevski die de grote slachting in het leger inluidde.

Toechatsjevski, een generaal van het Rode Leger die nog onder Trotski had gediend, werd op 11 juni 1937, samen met de generaals Poetna, Jakir, Oeborevitsj, Bideman, Kork, Feldan en Primakov, tijdens een proces van een dag schuldig bevonden aan spionage voor en samenwerking met nazi-Duitsland.

De acht generaals werden de volgende dag geëxecuteerd; generaal Gamarnik had zich voor het proces al door zelfmoord aan het vonnis onttrokken.[12] Deutscher spreekt bij Toechatsjevski over de “eerste echte samenzwering”; niet alle auteurs zijn daarvan overtuigd. Voor alle niet-stalinistische schrijvers die zich met het onderwerp hebben beziggehouden staat het echter vast dat de groep-Toechatsjevski, die zich in de golf van terreur ook niet meer veilig voelde, geen enkel contact had met een buitenlandse mogendheid (bedoeld werd nazi-Duitsland) en alleen eigen motieven hadden voor hun optreden.

Vast staat dat Toechatsjevski het slachtoffer werd van een sluw en ongelooflijk smerig samenspel van de Russische Geheime Dienst en de Gestapo! De GPOe heeft als “bewijsmateriaal” stukken gebruikt die waren gefabriceerd door de Gestapo, die natuurlijk op de hoogte was van het feit dat de leiding van het Rode Leger een zekere mate van onafhankelijkheid ten opzichte van Stalin had weten te behouden. Er was de nazi’s alles aan gelegen het Rode Leger te onthoofden. Doordat de belangen van de nazi’s en die van Stalin op dit punt zo merkwaardig parallel liepen, slaagde de opzet van de Gestapo geheel.[13] Wellicht ten overvloede zij vermeld dat tijdens de grote processen in Neurenberg tegen de Duitse oorlogsmisdadigers door de Russische aanklagers geen strookje bewijs kon worden geleverd over de zogenaamde samenwerking tussen de groep Toechatsjevski en de nazi’s. Wij willen er nog wel even de aandacht op vestigen – bij wijze van pikante noot – dat het onder meer Benesj was die Stalin op de hoogte stelde van het bestaan van het nazi-“bewijsmateriaal”. Zover ging de wil van deze “democraat” om met Stalin op goede voet te blijven dat hij deze “onmiddellijk” op de hoogte bracht van de “samenzwering”.[14]

München

De bereidheid van de zogenaamde democratische regeringen te capituleren voor Hitler kwam voor iedereen zichtbaar aan het daglicht toen de Britse premier Chamberlain, de Franse premier Daladier, Hitler en Mussolini eind september 1938 de “Vrede van München” tekenden die in feite de goedkeuring van de verdeling van Tsjecho-Slowakije door Duitsland, Hongarije en Polen betekende. “Wir danken Chamberlain”, luidden de spreekkoren toen Chamberlain Hitler-Duitsland verliet. Ook in Nederland werd druk gevlagd.

“München” was de politiek van de “appeasers” (= verzoeners) in zijn meest naakte vorm.
In zijn blinde machtswaanzin was Hitler werkelijk van plan geweest om, wanneer Engeland en Frankrijk niet hadden gecapituleerd, gewapenderhand Tsjecho-Slowakije te veroveren. Hij zou dat dan echter gedaan hebben tegen de wil van zijn generaals in, die ervan overtuigd waren dat op dát moment Duitsland niet sterk genoeg was om een oorlog op twee fronten te winnen. Bovendien mag men aannemen dat de Britse en Franse militaire geheime dienst op de hoogte was van de relatieve zwakte van Hitlers land- en luchtmacht.[15]

Het onuitgesproken doel van München was, schrijft Deutscher, Rusland buiten Europa te houden. Dat gold ook voor de kleinere Oost-Europese staten als Polen en Roemenië die weigerden in te stemmen met de doortocht van Russische troepen naar Tsjecho-Slowakije. De regeringen van deze landen waren niet alleen sterk anti-Sovjet-Unie, ze sympathiseerden ook openlijk met Hitler.

Het ging Hitler echter niet alleen om Tsjecho-Slowakije. Hij had Oostenrijk al “aangesloten”, na Tsjecho-Slowakije zou Polen volgen. En dan?

De capitulatie van Engeland en Frankrijk, die weigerden de Sovjet-Unie te betrekken in de besprekingen, kwam Hitler wel bijzonder goed uit. Het Tsjechische leger zou, in geval van oorlog, een serieuze tegenstander zijn geweest; de strijdmacht werd gesteund door de beroemde Skoda-fabrieken en de opgebouwde verdedigingslinie “was een factor die uit de weg moest worden geruimd aleer hij naar het oosten kon trekken.”[16]

Na “München” moest de Sovjetbureaucratie nieuwe diplomatieke stappen ondernemen Het was Stalins vaste voornemen buiten een nieuwe wereldoorlog te blijven. Hoe hij dit meende te kunnen bereiken zullen we in een volgend artikel beschrijven.

G.VAN DER SLUIS

_______________
[1] In een kleine – voor de eerste maal in 1933 uitgegeven – brochure van de Linkse Oppositie zijn een aantal van de meest treffende uitspraken van de stalinisten over het fascisme opgenomen. Met daarnaast de opvattingen van Trotski en de trotskisten. De brochure (Leninismus gegen Stalinismus) is in 1947 door het Int. Secr. van de IVe Internationale heruitgegeven.
[2] Isaac Deutscher: Stalin, deel 2 (Nederl. vert. van 1963), pp. 113-114. Van hoofdstuk 2, “Buitenlandse politiek en Komintern, 1934-1941” in dit boek is veel gebruik gemaakt voor het schrijven van dit artikel.
[3] F.L. Carsten: The Reichswehr and the Red Army, 1920-1933, in Survey, okt. 1962, p. 131.
[4] Litvinov heeft het woord, brochure van de CPH, 1934, p. 17.
[5] Stalin, deel 2, p. 115.
[6] New York Times 6 maart, 1936. Geciteerd onder meer in Trotski’s The Revolution Betrayed, op p. 202. Pioneer Publishers New York.
[7] Over de Spaanse Burgeroorlog is veel geschreven. Uit De Spaanse Burgeroorlog van R. de Jarig (Bert Bakker/Daamen, 1963) krijgt men een goede indruk van het stalinistische verraad. Zie voor het program van de POUM, waartegen Stalin zich in de eerste plaats richtte, ook De Internationale van sept. 1966.
[8] Dit artikel van Schacht is in Nederland verschenen in Wetenschappelijke Bladen, mei 1937.
[9] Alexander Werth: Russia at War, 1941-1945, Pan books 1965, p. 29. Dit boek is inmiddels in het Nederlands vertaald en verschenen bij Kruseman.
[10] Zie voor deze Amerikaans-Duitse samenwerking bv. Patents for Hitler, door Guenter Reimann; Left Book Club, 1945.
[11] Deutscher: Stalin, deel 2, pp. 120-121.
[12] De schattingen over het aantal slachtoffers in het leger lopen uiteen. L.Schapiro in The Communist Part of the Soviet Union noemt het getal van 35.000. Werth spreekt van 15.000 officieren (“waarschijnlijk ongeveer 10 of 15 % van het totaal”) die tijdelijk of voorgoed werden geëlimineerd. Deutscher spreekt in het derde deel van zijn Trotski-biografie van 25.000 officieren die werden gezuiverd. De meeste generaals uit het genoemde proces zijn inmiddels formeel gerehabiliteerd.
[13] W.G. Krivitsky: Dat heb ik gezien, (Allert de Lange, 1940) en Walter Schellenberg: The Schellenberg Memoirs (Andre Deutsch, 1956). Krivitsky was een oud-generaal van het Rode Leger en chef van de GPOe voor West-Europa. Hij brak in 1937 met het stalinisme. Enkele jaren daarna werd hij in de VS door de GPOe vermoord. Schellenberg was een van de leiders van de Duitse Geheime Dienst.
[14] D. Edvard Benesj: Herinneringen, (Arbeiderspers, 1950) pp. 33-34. Krivitsky eiste in 1939 al dat Benesj zijn mond zou open doen!
[15] William L. Shirer: The Rise and Fall of the Third Reich, (Pan Books, 4e druk 1967), pp. 517-518.
[16] Alan Bullock: Hitler, leven en ondergang van een tiran, (Bruna, 1952) p. 293.