Boekbespreking Monopoliekapitalisme


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1971, nr. 4, jg. 14
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Dit boekje bevat bijdragen van verschillende auteurs over het werk van Baran en Sweezy “Het monopoliekapitaal”. Medewerkenden zijn Claus Rolshausen, Paul Mattich, Ernest Mandel, David Horowitz, V.N. Bader etc.

Niet alle bijdragen munten uit door een kritische analyse van het werk van Baran en Sweezy. Rolshausen citeert bv. Marx uit de Grundrisse (bij de noten staat t.a.p. Daar de vorige aanhaling, noot 4 “Het kapitaal” betreft lijkt het alsof dit citaten uit dat werk van Marx zijn. Het behoort echter te zijn “Grundrisse”. Blijkbaar is dit door de vertaler niet gecontroleerd) en komt dan tot de volgende conclusie: De meerwaarde wordt door de waarde van het “voorgeschoten kapitaal” bepaald. Marx concludeert echter in Grundrisse blz. 632:
“De hiervoor ontwikkelde algemene wet is kort samen te vatten: de werkelijke meerwaarde wordt bepaald door de verhouding van de surplusarbeid tot de noodzakelijke arbeid ... De meerwaarde in de vorm van winst wordt echter gemeten aan de totale waarde van het in het productieproces voorgeschoten kapitaal.”

Het hele artikel staat vol van dergelijke onnauwkeurigheden en onjuiste conclusies. De context van de woorden van Marx schijnt niet door Rolshausen begrepen te zijn.

Geheel anders staat het met het artikel van Paul Mattich. Hij constateert terecht dat “Marx’ analyse, in weerwil van de bewering van Baran en Sweezy, niet op de veronderstelling van een concrete kapitaalsom, maar op het abstracte begrip van het totale kapitaal berust.” Uitvoerig wordt door Paul Mattich stil gestaan bij de “wet van de dalende winstvoet” en het concurrentiekarakter van het monopoliekapitalisme. De dialectische ontwikkeling die tot het monopoliekapitalisme leidt en die bij Baran en Sweezy ontbreekt wordt door Paul Mattich weer naar voren gehaald.

Ernest Mande! behandelt het probleem van het surpluskapitaal en de realisering van de meerwaarde. In dit eerste artikel komt het centrale probleem van het “economisch surplus” aan de orde, dat volgens Horowitz, die het artikel bespreekt, door Mandel “uit de weg gegaan” is.

In een volgend artikel antwoordt Mandel Horowitz. Het artikel heet De arbeidswaardetheorie en “Het monopoliekapitaal” Hij gaat hier in op het verschil tussen de oorspronkelijke definitie van “surplus” door Baran en Sweezy en de latere definitie van surplus: “Het verschil tussen de geaggregeerde nettoproductie en de geaggregeerde lonen van de productieve arbeiders.” Terecht constateert Mandel: “want deze (definitie) gebruikt in het tweede gedeelte de arbeidswaardetheorie die zij in het eerste gedeelte ontkent.”
“Door het overboord gooien van de sfeer van de warenproductie ten gunste van de sfeer van de monetaire geaggregeerde vraag, verduisteren Baran en Sweezy de eenvoudige grondbetrekkingen” constateert Mandel.

In een volgend artikel van V.N. Bader etc. worden Baran en Sweezy eveneens kritisch onder de loep genomen. “De poging om Marx’ methode te scheiden van zijn theorie leidt er bij Baran en Sweezy echter toe dat zelfs de van het (door Marx onderstelde) concurrentiemodel onafhankelijke begrippen van de economische analyse (waar, waarde, meerwaardevorming) worden opgeofferd ...

Voor het onderzoek van het “monopoliekapitalisme” construeren Baran en Sweezy het “ideale model” van een systeem dat uit mammoetondernemingen bestaat” ... Terecht constateren V.N. Bader c.s. verderop: “Daar zij (Baran en Sweezy) geen onderscheid maken tussen het productieproces van het kapitaal en het arbeidsproces, verschijnt het surplus als functie van het kapitaal en niet als product van onbetaalde arbeid.”

We zagen reeds hoe Rolshausen met een onjuist en onvolledig citeren uit de Grundrisse de meerwaarde uit het voorgeschoten kapitaal laat voortkomen in plaats van uit onbetaalde arbeid. Het citeren uit de Grundrisse heeft bij meerdere “moderne marxisten” tot gevolg dat zij de “schijn” die Marx beschrijft als “werkelijkheid” opvatten. Hetgeen door Marx “op zijn voeten gesteld” is wordt door hen weer “op zijn kop gezet”. Hieraan lijdt ook de laatste bijdrage van Michele Savati, die zich vooral bezighoudt met de verschillende critici van Baran en Sweezy. Hij constateert dat Baran en Sweezy de marxistische theorie op drie punten in twijfel trekken:
1. de waardetheorie;
2. de distributietheorie;
3. de wet van de tendentiele daling van de winstvoet.

Hij zegt dat de orthodoxe critici “gekenmerkt worden door de weigering de hindernissen te erkennen die een letterlijke toepassing van bepaalde marxistische analyses op de realiteit van het huidige kapitalisme in de weg staan” en “de logische twijfels en gebreken van “Het kapitaal” te erkennen”. Weliswaar komen zij tot de conclusie dat er “gebreken” aan het werk van Baran en Sweezy kleven en het begrip surplus wordt hiervoor speciaal naar voren gehaald, maar toch constateert hij dat “het Monopoliekapitaal een stap voorwaarts is.” De richting die hij wil gaan blijkt uit: “Een diepe kloof scheidt de steriele filosofische exegese (die zich vaak beperkt tot het eerste hoofdstuk van Boek 1 van Het Kapitaal) van de alledaagse beschrijving van de elementaire resultaten van de economische ervaring.”

Zonder inderdaad de bij sommige “orthodoxen” bestaande “steriele exegese” te verdedigen en het belang van het historische en maatschappelijke moment erkennende, (een goed begrip van de dialectiek, het fetisjkarakter van de waar en het historisch materialisme zou hier meer toe bijdragen dan Lukacs’ Geschiedenis en klassebewustzijn af te doen met “een theoretische mystificatie”) lijkt het toch gevaarlijker de weg op te gaan van het economisch empirisme van “de alledaagse beschrijving van de elementaire resultaten van de economische ervaring.”

Het is ongetwijfeld een goed idee van Van Gennep geweest deze 140 pagina’s bevattende kritiek op “Het Monopoliekapitaal” uit te geven.