TH.T. Wiering

Boekbespreking: Lenins laatste strijd


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1972, nr. 1, jg. 15
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Van Lenin tot Stalin
De Oktoberrevolutie te Moskou
Nieuwe tijden en oude fouten in een nieuwe vorm

De ontwikkeling van de arbeidersstaten en daarmee het probleem van de economische ontwikkeling van kapitalisme naar socialisme vormt thans een onderwerp van discussie. En juist nu er na de Tweede Wereldoorlog, naast de Sovjet-Unie een reeks andere arbeidersstaten ontstaan zijn trekken de problemen rond de economische ontwikkeling van Rusland, zowel als van landen als Joegoslavië, China en Cuba sterk de aandacht.

De onder Chroesjtsjov begonnen en later weer teruggedrongen destalinisatie en het ontstaan van economische modellen als de ideeën van Libermann in de Sovjet-Unie en Ota Sik in Tsjecho-Slowakije richten onze aandacht tevens op de economische problemen die hiermee verbonden zijn. Het is daarom goed dat het boek “De laatste strijd van Lenin” geschreven door Moshe Lewin in het Nederlands vertaald en bij Paris in Amsterdam verschenen is.

Het boek is gebaseerd op de “5e druk van de Verzamelde Werken van Lenin, die vollediger is dan de voorafgaande” en “het ‘Dagboek van Lenins secretaressen’, bestaande uit notities opgenomen tussen 21 november 1922 en 6 maart 1923.”

Rusland was na het slagen van de Oktoberrevolutie niet meteen een socialistische staat geworden.

Lenin is zich dat terdege bewust. Het oprichten van de Derde Internationale is voor hem noodzakelijk voor de internationale strijd van het proletariaat en de oprichting van deze Internationale is dan ook het bewuste doel van de “linksen van Zimmerwald en Kienthal”.

Maar de vorming van bolsjewistische partijen in West-Europa heeft niet hetzelfde verloop gehad als de vorming van de Russische Communistische Partij. De West-Europese communistische partijen zijn ontstaan als massale afsplitsingen van de verrottende en degenererende sociaaldemocratie en het ontbrak deze partijen aan het kader dat in Rusland in de harde praktijk van de dagelijkse strijd gevormd was.

Lenin, die zich voor de Februarirevolutie de “democratische dictatuur van arbeiders en boeren” als doel stelde, nam na de Februarirevolutie de inzichten van Trotski omtrent de permanente revolutie over en sprak zich in de Aprilthesen uit voor de strijd om de macht door het proletariaat, hetgeen hij concretiseerde in de leuze “Alle macht aan de Sovjets”.

Als vaststaand feit nam hij hierbij aan dat wij “steeds de fundamentele waarheid van het marxisme verkondigd hebben, dat de overwinning van het socialisme de gezamenlijke bemoeiingen van de arbeiders van meerdere ontwikkelde landen vereist.

Ontstaan van de bureaucratie

Toen in de loop van het begin van de jaren 20 bleek dat de spoedige overwinning van het socialisme in West-Europa uitbleef, werden de economische problemen van de Sovjet-Unie daarmee groter. Ten tijde van het oorlogscommunisme, tijdens de oorlog tegen de Franse, Britse, Amerikaanse en Tsjechische interventietroepen, was alles erop gericht de strijd tegen de “witten” te winnen.

“Door deze moordende oorlog worden vele fabrieken stilgelegd of zelfs verwoest, komen vele arbeiders die op elk gebied in de voorhoede te vinden zijn, om, en worden vele andere wegens voedselschaarste in de steden gedwongen naar het platteland te trekken.” Lenin constateert tevens dat “vooral de opbouw van het apparaat het proletariaat uitgeput heeft”, “Twee jaar na de Oktoberrevolutie berustte de directe uitoefening van de macht niet meer bij de sovjets.” Lenin constateert dat de “geschoolde laag van het proletariaat invloed uitoefende, maar niet de werkende massa’s”. Maar ook de communistische arbeiders verliezen hun greep op het apparaat. En Lenin stelt zich de vraag “Wie er leidt en wie er geleid wordt? Ik betwijfel het ten zeerste of we kunnen zeggen dat de communisten leiden, ik geloof eerder dat ze geleid worden.”

Hoe is het mogelijk dat deze bureaucratie ontstaan kon? Ongetwijfeld was niet alleen de burgeroorlog hieraan schuld. De strijd die er na het oorlogscommunisme in de periode van de NEP ontstaan was tussen de “marktsector en de genationaliseerde sector” vormt de economische basis waarop de lagere bureaucratie ontstaan kan.

Moshe Lewin laat duidelijk zien hoe Lenin zich dit gevaar bewust wordt en hoe hij vanaf zijn ziekbed dit gevaar probeert te bestrijden. In de strijd tegen deze opkomende bureaucratie wordt Lenin zich ervan bewust dat ze de partijtop bereikt heeft en ziet hij tevens dat “Stalin doordat hij algemeen secretaris geworden is een geweldige macht in zijn handen verenigt en dat hij er niet absoluut zeker van is dat hij er altijd met voldoende voorzichtigheid gebruik van zal maken.”

Het Centraal Comité had op 18 december 1922 beslist dat Stalin belast werd met het toezicht op de nauwkeurige naleving van de voorschriften die de doktoren gaven omtrent de behandeling van Lenin. Een van Lenins secretaressen Fotieva schrijft in haar dagboek: “Het is waarschijnlijk dat zich bovendien bij Lenin nog de indruk gevormd heeft dat niet de doktoren opdracht geven aan het C.C., maar het C.C, aan de doktoren!”.

Lenin en Trotski tegen Stalin

Belangrijk in dit verband is het incident tussen Stalin en Kroepskaja, de vrouw van Lenin. Hoe was dit incident ontstaan? Trotski was met vele anderen, o.a. Preobrasjenski, tot de overtuiging gekomen dat de NEP-politiek een verrijking van de boeren en handelaars ten gevolge had, die uiteindelijk het genationaliseerde bezit van de productiemiddelen en het monopolie van de buitenlandse handel zou aantasten. Hij ontwikkelde daarom het idee van het geven van een grotere macht aan het Gosplan [Staatsplanningscommissie]. Lenin ging met de ideeën van Trotski omtrent de economische ontwikkeling niet mee. Als aan het einde van 1921 echter de Sovjetafgevaardigde Miloetin bij onderhandelingen te Riga belooft dat het monopolie van de buitenlandse handel afgeschaft zal worden “verzamelt Lenin argumenten om het Centraal Comité te overtuigen ... dat het monopolie onverminderd van kracht zou blijven”. Hij eist in een brief aan Stalin dat het monopolie opnieuw bevestigd wordt. Waarop Stalin het volgende advies geeft: “In deze fase verzet ik me niet tegen een verbod van de maatregelen die een verzwakking van het monopolie op de buitenlandse handel beogen. Toch geloof ik dat deze verzwakking onvermijdelijk wordt.”

Lenins voorstellen worden op 22 mei 1922 aangenomen, maar op de zitting van 6 oktober, als Lenin niet aanwezig is, wordt op voorstel van Sokolnikov tot een ernstige doorbreking besloten. Lenin probeert nu herziening van het besluit te krijgen, maar hij heeft hiervoor toestemming van het C.C. nodig. Hij nodigt 11 oktober Trotski uit voor een bespreking over deze kwestie. Stalin tekent aan bij het verzoek van Lenin, dat “de brief van kameraad Lenin hem niet van mening heeft doen veranderen wat betreft de juistheid van de plenaire beslissing ... Niettemin, ... stem ik voor, zodat er op de eerstvolgende algemene vergadering, met deelname van Lenin, over gedebatteerd kan worden”. Lenin schrijft daarna aan Trotski: “Ik verzoek je in ieder geval tijdens de volgende plenaire vergadering ons gezamenlijk standpunt op te nemen”.

De ziekte van Lenin verhindert hem echter aanwezig te zijn en hij schrijft 15 december een brief aan Stalin en aan de andere leden van het C.C.: “Ik ben met Trotski tot overeenstemming gekomen wat betreft de verdediging van mijn opvattingen inzake het monopolie van de buitenlandse handel”. In een brief aan Trotski schrijft Lenin:
“Zou ondanks de verwachting ons standpunt niet winnen, dan zullen we ons tot onze fractie op het Sovjetcongres wenden en verklaren, dat wij de vraag voor het Partijcongres zullen brengen. Plaatst men het niet op de agenda, wat ik niet verwacht, en waartegen u natuurlijk uit mijn naam en de uwe met alle energie protesteren moet, dan zullen we ons ondanks alles toch tot het Sovjetcongres richten en vragen de zaak over te dragen aan het Partijcongres. Want een verder uitstel mag niet plaatsvinden”.

Maar het C.C. herriep op 18 december zijn besluit. En vanaf zijn ziekbed dicteert Lenin Kroepskaja een briefje aan Trotski. Kroepskaja schrijft:

“Leo Davidovitsj!
Professor Forster stond Vladimir Iljitsj vandaag toe een brief te dicteren, en hij dicteerde mij de volgende brief aan u:
Kameraad Trotski!
Het schijnt dat wij de vesting genomen hebben, zonder een schot af te vuren, eenvoudig door manoeuvreren. Ik stel voor nu niet te stoppen, maar de aanval voort te zetten en met dit doel, in een resolutie voor het partijcongres een voorstel tot versterking en betere doorvoering van het monopolie van de buitenlandse handel voor te stellen. Kondig dat de fractie van het Sovjetcongres aan. Ik hoop dat u geen bezwaren hebt en een rede op de fractiezitting zal houden.
N. Lenin.

Vladimir Iljitsj vraagt u ook, hem telefonisch te antwoorden.
N.K. Oeljanov.
21 december 1922”

Deze laatste brief werd de aanleiding voor het incident. Stalin hoorde ervan en belde Kroepskaja op; hij overlaadde haar, om haar eigen woorden te gebruiken, met “onwaardige beledigingen en bedreigingen”. Hij wilde haar voor de Centrale Controle Commissie van de partij dagen wegens haar “overtreding” van de voorschriften voor de levenswijze van de zieke.

Lenin doorziet stalin

Dat Lenin zich na dit incident tegen Stalin keerde heeft een politieke ondergrond ook al heeft de persoonlijke aanval van Stalin ongetwijfeld daartoe bijgedragen. Als hij in het aanhangsel tot zijn politiek testament schrijft: “Stalin is te bruut en deze fout ... is ontoelaatbaar voor een algemeen secretaris ... Daarom stel ik de kameraden voor zich over het middel te beraden om Stalin van zijn functie te ontheffen ...” heeft dit nog een politieke ondergrond. Als hij echter van zijn vrouw het incident verneemt schrijft hij aan Stalin: “Ik ben niet van plan te vergeten wat tegen mij ondernomen is, en het spreekt vanzelf dat ik hierbij geen onderscheid maak tussen mijn vrouw en mij”. Moshe Lewin behandelt nog vele andere kwesties die zich in die dagen afspeelden. Alle dragen ze bij tot het toespitsen van een conflict dat uiteindelijk door de ziekte en de dood van Lenin niet door hem uitgevochten zou worden.

In de Georgische kwestie staat hij eerst aan de kant van Stalin en doorziet hij Stalin nog niet, maar ook in deze kwestie schrijft Lenin op 6 maart 1923 aan de Georgiërs: “Ik volg uw zaak met heel mijn hart. Omdat ik walg van de grofheden van Ordzjonikidze en de kruiperijen van Stalin en Dzerzjinski ben ik notities en een redevoering voor u aan het maken. Met de meeste hoogachting, Lenin”. Uit het boekje is veel te leren, het is vlot geschreven. Dit wil echter niet zeggen dat men het met de conclusies altijd eens zal zijn. Vooral het laatste hoofdstuk “Als Lenin was blijven leven” bevat conclusies die teveel uitgaan van het optreden van personen, te weinig de werkelijke verhoudingen analyseren. Maar het meest typerende is dat in het boekje van Lewin het proletariaat als actieve revolutionaire kracht, zowel nationaal als internationaal ontbreekt. Het geeft beschouwingen, geen oplossingen. Het is een waarschuwing. Maar men ontkomt niet aan de indruk dat het een waarschuwing is voor toekomstige partijleiders (in dit opzicht ongetwijfeld nuttig) maar niet een waarschuwing voor de gewone arbeiders. Het gaat teveel ervan uit hoe men over de arbeiders moet beschikken en te weinig hoe de arbeiders en de partij kunnen voorkomen dat er over hun beschikt wordt. Als wij dit in het oog houden en als wij er de conclusie uit trekken dat het een van de belangrijkste taken van de partij is dat dergelijke dingen zich niet kunnen herhalen, dan kan het ons zeker daarbij helpen.