Hans-Jürgen Schulz

Nieuw fascisme in een burgerlijke gedaante


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, juni 1992, nr. 43
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Ontstaan en evolutie van het poujadisme
Tolerantie en fascisme
Prenten tegen fascisme, stalinisme, kapitalisme

Vreemdelingenhaat, racisme en de groei van extreemrechtse politieke partijen baren velen in West-Europa zorgen. Ook in Nederland wordt binnen linkse organisaties de behoefte gevoeld om duidelijker te begrijpen wat er gaande is en wat er mogelijk nog gaat komen. Voorkomen moet worden dat het rechtse debat over vreemdelingen en hun integratie de overhand krijgt. In het vorige nummer van De Internationale is uitgebreid ingegaan op de positie van extreemrechts in verschillende West-Europese landen. Ook werd in het betreffende artikel een korte en voorzichtige analyse gegeven van de achtergronden van de groei van extreemrechts.
De Internationale gaat door op deze analyse. Onderstaand artikel is de vertaling en bewerking van een hoofdstuk uit een Duits overzichtswerk over fascisme en reactionaire groeperingen in Europa. Dit boek, Sie sind wieder da!, is verschenen in 1990 en staat onder redactie van Hans-Jürgen Schulz.
Voorafgaande aan een beschrijving van opkomend rechts extremisme in West- en Zuid-Europese landen staat Schultz uitgebreid stil bij het karakter van fascisme en extreemrechts sinds de Tweede Wereldoorlog. Hij vergelijkt de oude en de nieuwe extreemrechtse bewegingen en komt tot de conclusie dat het gevaar voor de komende jaren vooral ligt in de groei van reactionaire partijen en niet zozeer bij openlijk fascisme.

Op 23 maart 1919 richtte de man die zich als Leider had opgeworpen en zich Duce liet noemen in het gebouw van de Kamer van Koophandel van Mailand de Fasci di Combattimento (strijdorganisatie) op. Niemand had kunnen vermoeden dat hier iets nieuws was ontstaan. Het leek erop of het slechts ging om een nieuwe, toen in Europa veel voorkomende burgerlijke of militaire terreurgroep, zoals het Vrijkorps in Duitsland. Zo hadden de ‘squadri d’azione’ eerst de Slovenen van Istrië en de Duitsers in Zuid-Tirol geterroriseerd, vervolgens met overvallen, moord en brandstichting de organisaties van het plattelandsproletariaat verslagen en daarna die van de arbeiders in de steden aangepakt. Snel werd echter duidelijk dat het hier om een gevaarlijke beweging ging. Terreur was slechts een middel, dat doelgericht werd ingezet om met steun van een nationalistische massabeweging een dictatuur op te bouwen. Nu was er echter iets wezenlijks nieuws ontstaan: een gedisciplineerd georganiseerde militante massabeweging van de burgerij die de democratie verachtte. Tegenover vrijheid, gelijkheid en broederschap stelde de Duce zijn ‘geloof, wees gehoorzaam en trek ten strijde’ (credere, obbedire, combattere). Het voorbeeld van deze eerste fascisten en hun ideologie werd door vele conservatieven met geestdrift begroet.

Massapartijen

De golf van fascisme leek over heel Europa te spoelen. Land na land ging ervoor door de knieën: Italië in 1922, Duitsland in 1933, Oostenrijk in 1934, Spanje en Slowakije (met Duitse hulp) in 1939. In veel andere staten waren autoritaire regimes met hulp van de fascisten in het zadel geholpen, die in de daaropvolgende machtsstrijd vaak zelf onderdrukt werden zoals de ‘Pfeil-kreuzler’ in Hongarije, de Ustasja in Joegoslavië of de IJzeren garde in Roemenië. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was de burgerlijke democratie in Europa ingeperkt tot een bruggenhoofd, dat slechts uit de Britse eilanden, Scandinavië, Frankrijk en enige omliggende landen bestond.

Zelfs daar hadden de fascisten bijna overal massapartijen opgebouwd, die sterker waren dan de toenmalige communistische partijen. In Frankrijk hadden deze partijen ongeveer een miljoen, in Groot-Brittannië meer dan 100.000, in Zwitserland en Nederland bijna 50 duizend leden. In België stemde in 1936 bijna een vijfde van de kiezers op deze partijen. Als de macht echter niet direct bij het begin werd veroverd, dan vielen deze bewegingen uiteen en werden betekenisloos.

Daar er in Europa, behalve in de Sovjet-Unie, geen enkel land zonder sterke fascistische beweging bestond, kan dit niet op basis van speciale Duitse of Italiaanse nationale kenmerken, maar alleen uit overeenkomstige maatschappelijke omstandigheden verklaard worden. Waaruit die bestonden en wat het fascisme precies inhield, is echter altijd heel controversieel geweest.

Onderschatting

Clara Zetkin heeft zich al in 1923 tegen het lichtvaardig gebruik van de term ‘fascisme’ verzet en deze typering voor conservatieve dictaturen zoals die van Horthy in Hongarije afgewezen. Het begrip werd te pas en te onpas gebruikt, schreef destijds ook de Italiaanse communist Aquila al in het tijdschrift van de Komintern: “Men kenschetst met deze term alle contrarevolutionaire tendensen en bewegingen, zonder op het wezen van het fascisme in te gaan. (...)”

Alle burgerlijke partijen hebben met Hitler gecollaboreerd en voor zijn machtsgreep gestemd. De sociaaldemocratische Internationale heeft al in 1928 in een voorloper van de totalitarismetheorie fascisme en bolsjewisme op één lijn gesteld. De SPD heeft als regeringspartij steeds een verbond met de Sovjet-Unie afgewezen, zowel voor als na Stalin. Zij heeft het staatsapparaat in de Weimarrepubliek altijd alleen maar tegen communisten en nooit tegen nazi’s ingezet.

Als elke inperking van de democratie als fascistisch gebrandmerkt wordt, betekent dat een onderschatting van het werkelijke gevaar. Deze dwalingen worden ook nu nog genegeerd. Wanneer elke putsch en elke dictatuur zonder meer als fascistisch bestempeld wordt en velen zelfs vaak alleen de inperking van democratische rechten of zelfs de Sovjet-Unie als zodanig typeren, verliest het begrip elke onderscheidende betekenis.

Het hoort bij het wezen van elke staat geweld te gebruiken. De staat zet geweld in wanneer de eigen macht of die van de te beschermen maatschappelijke orde bedreigd wordt. Als dat fascisme is dan leven wij nu allen in een tijdperk van fascisme, dan is de geschiedenis van de mensheid sedert het ontstaan van nationale staten een geschiedenis van het fascisme. Dit willekeurige, dramatiserende en demoniserende gebruik van het begrip maakt het tot een ongeloofwaardige uiting van politieke propaganda. Deze schrikt bijna niemand af en overtuigt ook niet. In het gunstigste geval is dit ineffectief, maar waarschijnlijker desoriënterend. Wanneer er gesproken wordt van fascisme dan denken de meeste mensen aan de SS en Auschwitz en niet aan de heer Schönhuber. Daarom moet nu helder worden wat fascisme inhoudt.

Terroristische dictatuur

In de antifascistische beweging wordt gedeeltelijk nog altijd de definitie van de Komintern gebruikt. “Het fascisme dat aan de macht is”, staat in een verklaring van het achtste plenum van het uitvoerend comité in 1933, “is de openlijke terroristische dictatuur van de meest reactionaire, chauvinistische en imperialistische elementen van het ‘finanzkapitaal’.” Daarbij moet onder ‘finanzkapitaal’ het met elkaar verstrengelde bank- en industriekapitaal verstaan worden dat sedertdien als monopolie- of als grootkapitaal wordt omschreven. In strijd met haar definitie heeft de Komintern in de jaren dertig ook dictaturen zoals die in Polen, Hongarije of Bulgarije, waarin het grootkapitaal zwak was en de regimes duidelijk door andere krachten gedragen werden, al als fascistisch bestempeld. Dat was echter niet de enige bijdrage aan de verwarring.

Het fascisme is ongetwijfeld een openlijk terroristische dictatuur, maar niet de gebruikelijke heerschappijvorm van het grootkapitaal. Dat leert althans de ervaring. De geschiedenis van het kapitalisme is geen geschiedenis van het fascisme. Dat was steeds slechts een regime dat de noodtoestand afkondigde.

Sinds zij de monarchie van hun macht beroofden, kozen alle lagen van het kapitaal, van kleine ondernemers tot superrijken, in normale tijden met grote meerderheid voor de burgerlijke democratie. De beslissingsmacht oefenen zij indirect via de partijen en het staatsapparaat uit. Het systeem stelt hen in staat tot een effectieve behartiging van hun bijzondere belangen. De massa heeft door de verkiezingen de illusie invloed te kunnen uitoefenen. In ieder geval kan binnen zekere grenzen straffeloos kritiek uitgeoefend worden. De belangrijkste organisaties van de machthebbers zoals hun partijen en vakbonden worden in het systeem ingekapseld. Het systeem blijkt flexibel en veranderbaar, waardoor spanningen relatief gemakkelijk verminderd kunnen worden. De werkelijke beslissingen worden echter door een met het grootkapitaal samenwerkend staatsapparaat genomen, dat van buiten niet te beïnvloeden valt. De radicale oppositie wordt door middel van de geheime dienst en selectieve repressie bestreden en in haar ontplooiing gehinderd. De machtigen hebben geen reden om dit systeem lichtvaardig op het spel te zetten, zolang de gevestigde partijen voldoende massale aanhang hebben.

Klassebewustzijn

Pas wanneer een brede strijdlustige oppositie de macht van de heersende klasse in gevaar brengt, geeft zij de burgerlijke democratie als ondeugdelijk middel op en grijpt naar het middel van de openlijke dictatuur. Dat middel kan, maar hoeft niet noodzakelijkerwijs het fascisme te zijn. Eerder is het een militaire dictatuur, die tijdelijk een vergelijkbare terreur kan uitoefenen, maar toch een ander systeem is. Zo’n dictatuur steunt op het staatsapparaat en vooral op leger en politie. Maar haar ontbreekt de georganiseerde massabasis, dientengevolge de brede ondersteuning en daarmee de mogelijkheid tot een totalitaire, mogelijkerwijs zelfs volledige controle van de gehele maatschappij. Half legale of zelfs legale verenigingen en vakbonden worden dikwijls geduld. Het verzet kan zich daarom eerder organiseren dan onder het fascisme en de omverwerping van zo’n dictatuur is eerder mogelijk. Het tegenhouden van zo’n regime vraagt dan ook om een andere tactiek, omdat het gevaar van het staatsapparaat uitgaat, dat wil zeggen vooral van de geheime diensten, de strijdkrachten en de politie. In het geval van de bestrijding van fascistische groepen is oppositie binnen de politie en binnen de strijdkrachten en is antimilitaristische voorlichting de aangewezen weg in plaats van dienstweigering.

In het verleden zijn fascistische organisaties bijna altijd als zelfstandige organisaties begonnen. Slechts bij uitzondering ontstonden zij als afsplitsing van conservatieven zoals de Rexbeweging onder Degrelle in België of doordat de gehele partij fascistisch werd zoals in Oostenrijk, waar de christen-socialisten de burgerlijke democratie afschaften, een autoritaire staat stichtten en zich in mei 1933 tot Vaderlands Front omdoopten. In alle landen steunde het fascisme op het in zijn bestaan bedreigde en daarom radicaliserende kleinburgerij. Het was de partij van de contrarevolutionaire vertwijfeling. Hoewel de Duitse nazi’s zich ‘Arbeiderspartij’ noemden, konden zij alleen daar aanhangers onder de arbeiders verwerven, waar er geen klassebewustzijn bestond. Dat was rond 1933 onder het proletariaat op het platteland, in de chemische industrie en in de mijnbouw het geval. In andere landen was het precies zo. Alleen de 250.000 leden tellende Parti Populaire Francais onder Doriot bestond voor bijna de helft uit overwegend ongeschoolde arbeiders en werklozen.

Enige reactionaire grootkapitalisten hebben fascisten weliswaar in maatschappelijk rustige tijden ondersteund, maar vormden toch steeds een minderheid. Doet zich echter een zware crisis voor, dan kunnen de belangrijkste krachten binnen deze klasse voor de machtsoverdracht aan de fascisten zijn. Omdat fabrieks- en bondsarchieven gesloten werden gehouden of vernietigd werden, zijn deze gebeurtenissen in Duitsland altijd onvoldoende onderzocht.

Sociaaldarwinisme

Het fascisme is theoretisch weinig creatief. Het neemt de reactionaire ideologie van welke maatschappij dan ook over: de bevestiging van de bestaande economische en wetenschappelijke orde, de idealisering van een volksgemeenschap, waarin alle mensen in een hiërarchische orde zijn ingevoegd, het geloof in een harmonische maatschappij, die door een sterk staatsapparaat wordt gegarandeerd. Het fascisme hanteert een biologistisch maatschappij- en mensbeeld en onderschrijft daarmee ook het sociaaldarwinisme, het anticommunisme, het militarisme en de heldenverering. Het rechtvaardigt oorlogsvoering en het recht van de sterkere, denkbeelden over een autoritaire orde en daarmee de voorliefde voor sterke mannen en leiders, elitedenkbeelden, nationalisme en verheerlijking van de nationale geschiedenis en meestal ook racisme, ofschoon niet altijd antisemitisme. De vrouw moet altijd moeder worden en thuis blijven. Vaak wordt de ideologie ook met religie verbonden. Deze denkbeelden worden in het algemeen ook door conservatieven aangehangen. Daarom beschouwen veel antifascisten hen en werkelijke reactionairen en Duitse nationalisten (zoals de Oostenrijkse FPO) zonder meer als fascisten.

Conservatieven propageren dergelijke reactionaire ideologieën, omdat zij een steun voor de status qua en een rechtvaardiging van de heerschappij van weinigen belichamen. Zij voeden eerst de onderdaan en tegenwoordig de gezagsgetrouwe burger op, maar nooit de moeilijk te controleren fascistische rabouwen of terroristen. Zij willen andere middelen inzetten dan de fascisten. De conservatieven zien de burgerlijke democratie als de normale regeringsvorm, wat ze tenminste sedert 1945 hebben bewezen. Fascisten wijzen de democratie echter volkomen af en willen deze omverwerpen, zij het door middel van autoritaire hervormingen (die zij in vredestijd propageren zoals het duidelijkst te zien is bij het Front National in Frankrijk), zij het door een putsch of door terreur. Daarvoor bouwen zij naar beste kunnen een militante beweging op. De conservatieven daarentegen mikken op een passief instemmende massa en vermijden meestal massamobilisatie. Zij steunen enerzijds op de overtuigingskracht van massamedia en de Kerk, anderzijds op het regulerende en controlerende staatsapparaat. In tijden van nood wordt het parlementarisme overigens door hen ook niet verdedigd.

Omdat deze flexibele ideologie en de burgerlijke democratie even buigzame heerschappijvormen zijn, worden zij bijna altijd door het grootkapitaal ondersteund, omdat zij een veel doelgerichter onderdrukking mogelijk maakt en het politieke apparaat niet verzelfstandigt ten opzichte van het kapitaal. Is het bestaande systeem echter ernstig in gevaar en zijn de eigen krachten niet meer toereikend, dan gaan de conservatieven meestal een bondgenootschap aan met een militaire dictatuur en nemen het repressieapparaat over. Valt ook die verbinding niet door te zetten, pas dan verbinden zij zich schoorvoetend met fascisten. Dit sluit overigens niet de inzet van fascistische groepen onder heerschappij van conservatieven uit. De conservatieven nemen noodgedwongen hun eigen politieke machtsafname op de koop toe.

Ideologisch onderscheiden de fascisten zich alleen van conservatieven of reactionairen doordat zij de ideologie consequenter aanhangen en veel denkbeelden, zoals imperialistische doelen of racisme sterker benadrukken en demagogische, meestal ook antikapitalistische agitatie bedrijven. Het wezenlijke onderscheid betreft de middelen en de doelen. In tegenstelling tot conservatieve partijen, wier leden passief blijven, worden door fascisten gedisciplineerde massaorganisaties, een partijmilitie en terreurgroepen opgebouwd, om de arbeidersbeweging met haar organisaties te verslaan, haar leden te terroriseren en monddood te maken. Dit is het begin van een genadeloze burgeroorlog, waarmee gestreden wordt om de onbeperkte politieke heerschappij en een autoritaire of totalitaire staat. Over dit onderscheid wordt weliswaar getheoretiseerd, maar in het programma van de partijen zelden openlijk uitgesproken. Het vindt echter zijn neerslag in de debatten, ook in die van ‘Nieuw rechts’.

Deze methoden en doeleinden worden noch door het staatsapparaat noch door de bourgeoisie gemakkelijk geaccepteerd. Op deze bewegingen en bondgenootschappen valt de bourgeoisie slechts in noodgeval terug. Dat betekent niet dat deze extreme oplossing voor een crisissituatie door de burgerij en haar staat bestreden wordt. Integendeel: zij wordt geduld en uiteindelijk in crisistijd heimelijk ondersteund.

Monopoliekapitaal

Ondanks haar militantie en haar terreur heeft het fascisme in de geschiedenis nog nergens op eigen kracht de macht bevochten. De macht werd in Italië in 1922 en in Duitsland in 1933 door de gevestigde machten overgedragen. De militaire staatsgreep slaagde in Spanje slechts dankzij massale Duitse en Italiaanse interventie. De falangisten die in 1936 een kleine 36 duizend leden telden, waren niet meer dan politieke hulptroepen.

Het fascisme is samen met een militaire oplossing een laatste middel ter verdediging van de bestaande orde. Daarom werd de fascistische beweging in tijden van crisis massaal gesteund door de grootburgerij en kreeg zij in uiterste nood het staatsapparaat overgedragen.

Fascisme is meer dan alleen een dictatuur van het monopoliekapitaal of slechts het geweld binnen het kapitalisme. Het is een reactionaire, nationalistische en militante massabeweging die vooral op de kleinburgerij steunt en tenminste in tijden van ernstige crises ook de steun krijgt van de grootburgerij en het burgerlijk staatsapparaat. Het fascisme richt zich sterk op politieke propaganda, maar maakt niet altijd gebruik van terreur gericht tegen organisaties van de arbeidersbeweging. Eenmaal aan de macht ontwikkelt zij door brutale dictatuur een totalitaire staat ter verdediging van de bestaande maatschappij en in het belang van het monopoliekapitaal. Zij baseert haar macht op vervolging en het uit de weg ruimen van tegenstand. Tegelijk bouwt het fascisme middels demagogische propaganda en organisatie van alle klassen en sociale lagen een door haar geleide massaorganisatie op. Op die wijze kan zij een stevige basis in en een controle op de maatschappij verkrijgen.

Geen enkele dictatuur kan de massa’s zo volledig beheersen als de fascistische dictatuur. Te eenvoudige karakteriseringen leiden steeds tot onderschatting. Zo constateerde de Komintern dat het fascisme een dictatuur van het grootkapitaal was en minachting zou hebben voor haar massabasis. Op grond daarvan voorspelde zij dat het fascisme van binnenuit uitgehold zou worden. Feit is dat het Spaanse fascisme vier decennia aan de macht bleef (in de laatste fase door middel van een militaire dictatuur), het Italiaanse fascisme 23 jaar en het Duits fascisme kon slechts in een wereldoorlog met meer dan 50 miljoen doden door een wereldwijd verbond verslagen worden.

Illusie

Met de onvoorwaardelijke Duitse capitulatie scheen ook het fascisme definitief ten onder gegaan te zijn. Haar politiek had tot oorlog en ellende geleid, haar misdaden konden slechts op afschuw rekenen. Alleen in Italië bleef een relatief grote partij, de MSI, bestaan. Met als voorbeeld de Poujade-beweging in Frankrijk, die in 1955 op haar hoogtepunt 350 duizend leden had en in verkiezingen 2,5 miljoen stemmen (12,3 %) kon veroveren, werd uiteindelijk duidelijk dat slechte ervaringen op zich herhalingen niet kunnen voorkomen.

Burgerlijke theoretici, zoals Ernst Nolte, beweren dat het fascisme in 1945 ten onder is gegaan. Momenteel is ze er echter weer! Sinds de jaren zeventig maken in veel West-Europese landen fascistische of reactionaire organisaties een groei door. Hun gedachtegoed vormt voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog wederom een bedreiging. De jarenlange onbeduidende rol van het fascisme is niet zozeer een gevolg van een ‘beter maatschappelijk inzicht’, als wel van een uitblijvende economische crisis. Op het moment dat die illusie langzaam verdween, de werkloosheid toenam en koopkracht ging dalen, veranderde deze situatie. Weliswaar verslechterde de situatie van lage inkomensgroepen niet zo dramatisch als aan het eind van de jaren twintig, maar er is sprake van een radicalisering van hen die geen hoop, geen toekomst en geen perspectief meer hebben en ook van diegenen die zich bedrogen voelen.

Tegen vele verwachtingen in, konden socialistische en communistische organisaties deze radicalisering nauwelijks benutten. De voormalige stalinistische partijen en vakbonden van diverse richtingen verloren in bijna alle landen veel invloed. Verschillende revolutionaire organisaties verdwenen, vele andere streden om te overleven. De eersten was de hoop op een betere maatschappij door de teleurstellingen die het ‘ware socialisme’ bracht, ontvallen. De tweeden hadden de ideeën van het zelfbeherend radensocialisme niet aan de massa kunnen overdragen en degenen die zich bedreigd voelden geen hoop kunnen geven. Noch hadden zij hun dagelijkse belangen effectief kunnen behartigen. Apathie breidde zich uit en bij allen die zich bedreigd voelden, zagen we een groeiende agressiviteit.

Dat maakte de groei van fascisten en reactionairen mogelijk. Zij konden aanknopen bij de gegroeide onvrede. Daarmee alleen zou echter nog niets veranderd worden. Hun eigenlijke wervingskracht wonnen zij met demagogische eisen. Zij beloofden de bedreigde kleinburgerij bescherming en steun van staatswege en tegelijk ook minder staatsingrijpen en controle, verlichting van belastingen, bevrijding van lastige wetten en de radicale afbraak van sociale voorzieningen. De arbeiders, werklozen en jongeren hielden zij voor dat de vele buitenlanders schuld waren aan hun ellende: zij drukten de lonen en namen hun arbeidsplaatsen in, zij hadden schuld aan de woningnood en hoge huren, aan de overbevolking en aan de belasting van het milieu. Al deze problemen zouden op simpele wijze op te lossen zijn: door de buitenlanders te verdrijven. Het racisme is in alle immigratielanden een massaal verschijnsel geworden. Racistische gewelddaden zijn van alledag. In enkele landen richtten deze partijen zich bijna uitsluitend op de kleinburger, zoals in Denemarken, maar het meest op de jeugd, de werklozen en de arbeiders. Dat maakt hen zo gevaarlijk.

Klassebewustzijn

Vergeleken met een halve eeuw geleden hebben de omstandigheden zich sterk gewijzigd. Enerzijds is de massa van arbeiders lang niet meer zo klassebewust en strijdlustig. Anderzijds zijn de voorwaarden voor fascisten ook verslechterd. De misdaden van het fascisme hebben een breed antifascistisch bewustzijn tot gevolg gehad. Dit heeft in die landen het ontstaan van sterke rechtse bewegingen verhinderd, die in de jaren zeventig nog onder een dictatuur leefden. Daarom wijzen zelfs conservatieven het fascisme openlijk af. Hoe huichelachtig dit mag zijn, het draagt bij aan het isolement van het fascisme. Dit dwingt de fascisten hun plannen te verbergen. Toch is dit niet overal het geval. De conservatieven in Frankrijk werken op provinciaal en lokaal niveau samen met het Front National. In Italië werd in 1960 een ]coalitie met de MSI slechts dankzij een verontwaardigde massabeweging verhinderd. Ondanks agressief politieoptreden hierbij als gevolg waarvan vele doden vielen, kon hierdoor een revolutionaire voorhoede ontstaan. De heersende partijen leek het daarom uiteindelijk raadzamer dit plan stop te zetten. De regering Tambroni trad af. Dit was het moment waarop de omslag in de richting van een coalitie met centrumlinks plaats vond. Vergelijkbare verbintenissen met extreemrechts dreigen ook in andere landen zoals Noorwegen. De conservatieven zijn nergens een partner in het bondgenootschap tegen fascisme of reactionaire politiek.

Nationalisme

De fascisten zijn als gevolg van politieke druk doorlopend geïsoleerd geweest. In deze situatie komen belangrijke veranderingen. De nationale staat heeft zichzelf overleefd. Bijna niemand ziet nog een oplossing voor sociale problemen als gevolg van de verovering van buurlanden of koloniën. Niemand ziet het naburige volk als erfvijand meer, tegen wie een natie zich op nationalistische manier kan afzetten. Het nationalisme heeft veel van haar integratiekracht verloren. De traditionele basis voor het fascisme is verzwakt: de kleinburgerij zoals boeren en kleine middenstanders is getalsmatig een veel geringer deel van de bevolking gaan uitmaken. Veel winkelpersoneel heeft geen standsbewustzijn meer en ziet zichzelf vooral als loonafhankelijke. De intelligentsia, vroeger voorhoede van de reactionairen, denkt tegenwoordig overwegend liberaal. In deze nieuwe werkelijkheid hebben reactionaire massaorganisaties zoals soldatenverenigingen en andere verbanden, waaruit het fascisme ooit rekruteerde, bijna alle politieke betekenis verloren.

Om deze redenen kon extreemrechts nergens behalve in Italië een massabeweging opbouwen. Overwegend bestaan er slechts organisaties met een passief ledensysteem, zoals de DVU in Duitsland. Hiernaast bestaan de reactionaire kiesverenigingen met relatief weinig leden. Grote marsen van bruin- of zwarthemden zijn daarom onmogelijk. Vervolgens bestaan er in verschillende landen ook terreurgroepen, die slechts enkele honderden leden tellen en meestal als losse, onsamenhangende groepjes opereren. Maar alle fascistische partijen zijn erop uit net zulke stormtroepen op te bouwen zoals het Front National heeft als haar ordewacht.

Als het op leidersfiguren aankomt moeten we kijken naar Le Pen of misschien naar Schönhuber. Maar de charismatische Führer is volledig verdwenen en als hij opduikt, blijkt het snel een farce te zijn. Dat is het gevolg van de geringe discipline en strijdbaarheid van de fascisten, maar ook van het ontbreken van eigen massaorganisaties en het beperkte politieke bewustzijn. Er zijn niet zoveel mensen meer die zich willen overgeven aan een goddelijke allesweter. Als dat wel het geval is, verwachten zij daadwerkelijke politieke daden.

Nieuwe fascistische theorie

Nieuw is wel dat de laatste twintig jaar ‘nieuw rechts’ aan een fundamentele modernisering van de fascistische theorie heeft gewerkt. Haar vertegenwoordigers zien in deze vernieuwing een voorbode van een feitelijke machtsovername. Daarom wenden zij zich niet alleen tot extreemrechts, maar ook tot de conservatieven. Veel vertegenwoordigers van de vernieuwde ideologie blijven buiten het partijpolitieke vaarwater en zijn soms niet eens formeel lid van een extreemrechtse partij. Maar hun invloed reikt ver. Wanneer mensen als Alain de Benoist bekende literatuurprijzen winnen, dan is dat even opmerkelijk als verkiezingswinst voor het Front National. Bijna alle extreemrechtse groepen hebben onder deze nieuwe ideologische invloed hun programma en politiek aangepast.

Je schiet er weinig mee op om nieuwe verschijnselen in oude begrippen te persen. Het rechts extremisme treedt in velerlei vormen en gedaanten op. Er bestaan openlijke fascistische organisaties zoals de Duitse nazigroepen, het Britse National Front of de Italiaanse MSI. Talrijker zijn echter die groepen die hun ideeën gedeeltelijk verbergen, zoals de Duitse DVU en het Franse Front National. Veel van dergelijke organisaties, zoals de Zwitserse Autopartij en de Scandinavische Vooruitgangspartijen kunnen beter als reactionair en niet als fascistisch worden bestempeld. Het onderscheid is met name dat deze organisaties tegenwoordig geen militante massabeweging kunnen opbouwen en haar zelfs niet willen hebben. Zij zien zich als partijen die op grond van een openlijk reactionair programma leden werven en haar grote aanhang proberen te krijgen met eenvoudige demagogische propaganda. Vaak is dat puur racisme. Hun doel is niet om met eigen terreurgroepen de politieke tegenstander uit de weg te ruimen. Dat onderscheidt hen van de fascisten. Zij organiseren hun aanhang vooral onder hen die als elite wordt gezien, zoals academici en functionarissen van groepen en organisaties en onder werknemers in het staatsapparaat, met name in de repressieorganen. Steunend op deze groepen willen deze organisaties een sterke, autoritaire staat oprichten, mogelijk gebaseerd op de beginselen van een ouderwetse standenmaatschappij. Eventuele massa-aanhang dient er alleen voor om politieke druk te kunnen uitoefenen, uitgezonderd de aanhang binnen de repressieorganen. Hun doel is de opheffing van de burgerlijke democratie. Dit onderscheidt de reactionairen van de conservatieven. De door hen gewenste staat kan, maar hoeft zich niet per se wezenlijk te onderscheiden van een fascistisch model. Daarom kunnen beide stromingen (de fascisten en de reactionairen) gelijkelijk bevochten worden.

Staatsgreep

Dit geschetste onderscheid is niet onbelangrijk. Fascisten proberen een onafhankelijke kracht ten opzichte van het staatsapparaat te worden. De reactionaire groepen zijn er juist op uit het staatsapparaat en haar belangengroepen van binnenuit te winnen. Komt het ooit tot een werkelijke crisis, dan zal het gevaar in dit geval niet komen van de bruine troepen in de straat, maar van de geheime diensten, de politie en de militairen. Het is de organisatie van de reactionaire krachten, gericht op een sterke staat, die ten onrechte wordt aangezien als een fascistische verandering. Om deze ontwikkeling te bestrijden, is een geheel andere strategie nodig als tegen de fascisten.

Het machtsmiddel van de staat is pas aan de orde indien het bestaan van het kapitalisme op het spel staat. Dit systeem is zonder twijfel overigens reeds in een politieke crisis beland. Tussen 1956 en 1976 zijn in Europese NAVO-landen 41 plannen voor een staatsgreep bekend geworden, waarvan twee in Groot-Brittannië, vijf in Italië en zeven in Frankrijk. 27 van deze plannen werden uitgevoerd en acht hadden concrete gevolgen. Het is verbijsterend te zien dat deze ervaringen ook door linkse mensen verdrongen worden. Feitelijk bestaan er in ieder Europees land overleggen, meestal gericht op concrete plannen voor een staatsgreep.

Daarom moet de groei van de reactionaire beweging zeer ernstig worden genomen. Zij propageren immers openlijk de sterke staat en zij vormen de mogelijke politieke dragers van een machtsovername.

Ultraconservatief

Tegenwoordig bestaan er sterke, extreemrechts partijen of stromingen in alle Europese landen, of er bestaat het gevaar van de opkomst van deze groepen. Anders dan in de jaren dertig is de trend echter niet eenduidig. De aanhang kan sterk wisselen, zoals in Denemarken. In sommige gevallen lukt het de organisatie bijna, zoals het Engelse National Front eind jaren zeventig, om een fascistische massabeweging op te bouwen. Dat werd daar uiteindelijk door de Anti-Nazi-League verhinderd. Deze beweging lukte het om honderdduizenden te mobiliseren en door militante actie de nieuwe nazi’s iedere bewegingsvrijheid te ontnemen.

Uitgezonderd in Italië, Turkije en misschien in Frankrijk heeft het fascisme nog nergens sterke organisaties weten op te bouwen. Van groter belang en zelfs gevaarlijker zijn de reactionaire partijen. Echt heel openlijk, met een ultraconservatieve politiek zijn ze meestal nog niet. Maar schijn bedriegt. In verschillende landen zijn de conservatieven geïnfiltreerd en hebben zij een sterke reactionaire vleugel, zoals in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten. Deze tactiek is voor deelnemende fascisten niet onproblematisch. Op hen wordt onder zulke omstandigheden een grote druk tot aanpassing uitgeoefend. Dit heeft zich in bepaalde landen organisatorisch uitgedrukt, zoals in de Bondsrepubliek Duitsland in de jaren vijftig en later in Spanje.

Infiltratie

De reactionaire partijen hebben overal in feite een burgerlijke aanhang. In sommige landen (Denemarken, Noorwegen, Zwitserland) ontwikkelden zij zich in de jaren zeventig als protestbeweging van de burgerij tegen de zogenaamde welvaartsmaatschappij en tegen de arbeidsimmigratie. De later opkomende partijen benutten de als gevolg van de economische crisis groeiende angst voor de toekomst en de opkomende problemen zoals werkloosheid, voor hun demagogische verhalen. Vanuit een electoraal standpunt bekeken gaat het hier om echte ‘volkspartijen’ in de zin dat zij een grote aanhang onder de arbeidersklasse wisten te behalen, alhoewel middenstanders en boeren hun meest betrouwbare basis blijven vormen. Sommige van deze partijen hebben na de val van autoritaire regimes met militaire en terroristische middelen geprobeerd het oude systeem weer te herstellen, zoals in Griekenland, in Portugal en in Spanje. Na het mislukken van deze plannen richtten zij zich volledig op infiltratie in conservatieve partijen, waar zij dan vervolgens te maken kregen met de aanpassingsdruk.

Bijna alle reactionaire partijen zijn door fascisten geïnfiltreerd, ook als zij nergens een openlijke vleugel konden of wilden opbouwen. Uit de toonzetting en redactie van publicaties blijken in veel van deze partijen mensen te zitten met een fascistische ideologie, zelfs in de ogenschijnlijk brave Zwitserse Partij voor Nationale Actie. Het is in ieder geval niet uitgesloten dat deze fascistische krachten invloed winnen, waardoor sommige reactionaire partijen omgevormd worden tot fascistisch. Dit is in de jaren dertig gebeurd met de Oostenrijkse christensocialen.

Veel van de hier besproken organisaties zijn ongetwijfeld nog in opbouw en hun politieke identiteit kan veranderen. Maar haar spectaculaire successen in de laatste jaren maken deze ‘putschpartijen’ tot een dreigend gevaar. Niet vandaag, misschien ook niet morgen, maar zeker binnen een paar jaar. De democratische vrijheden worden de komende jaren sterker bedreigd als in de afgelopen veertig jaar.

Hans-Jürgen Schulz (redactie), Sie sind wieder da! Faschismus und Reaktion in Europa. ISP-Verlag, Frankfurt am Main, januari 1990. [...] Met dank aan Marjolein Moreé voor assistentie bij de vertaling.