Rienke Schutte

Politieke partijen en vakbonden in wat eens de Sovjet-Unie was


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, maart 1992, nr. 42
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Het ontstaan van de heersende ideologie in de Sovjet-Unie. Een inleiding
Wordt de Sovjet-Unie kapitalistisch?
Problemen bij de theorie van de gedegenereerde arbeidersstaat

Een halfjaar na de mislukte coup van augustus 1991 is duidelijk dat Jeltsin niet – zoals hij in de westerse pers is afgeschilderd – de kampioen van de democratie is. Jeltsin is zijn nieuwe machtspositie begonnen met het uitdelen van een beslissende slag aan het apparaat van de CPSU. Hij deed dat met behulp van decreten die de activiteiten van de partij opschorten. Hij verbood publicaties van de partij, waaronder massabladen als de Pravda en de Sovjetskaja Russia. Hij verordonneerde ook de ‘nationalisatie’ van het totale partijvermogen; een belangrijke stap om z’n eigen machtspositie te verstevigen, omdat het gaat om heel veel geld. Aan direct geld en goederen (bijvoorbeeld een miljoen vierkante meter grond in het centrum van Moskou) gaat het om zeker 20 miljard roebel. De CPSU was ook op grote schaal betrokken bij zakelijke operaties. Indachtig het lot van zusterpartijen in Oost-Europa was de CPSU al in 1990 bezig het kapitaal van de partij in het buitenland uit te zetten. “Het uiteindelijke doel is om via het commercialiseren van de bestaande partijbezittingen systematisch structuren te creëren van een onzichtbare partijeconomie.”[1] De nieuwe machthebbers vechten om het hardst om een deel van de buit aan geld en gebouwen te pakken te krijgen.

Bijna alle centrale regerings- en staatsinstellingen, zoals de KGB zijn door instellingen van de Russische republiek overgenomen of staan onder haar controle. Bij zijn poging om zoveel mogelijk macht naar zich toe te trekken heeft Jeltsin buitengewoon veel gebruik gemaakt van de mogelijkheid om decreten uit te vaardigen. Dit had het Russische volkscongres in het voorjaar mogelijk gemaakt. Jeltsin gebruikt deze decreten nu om nieuwe machtsstructuren te vormen die op alle niveaus ‘efficiënt’ zouden kunnen werken, dat wil zeggen zonder al te veel democratische hindernissen. Overal in het land is de uitvoerende macht versterkt ten koste van gekozen structuren in de sovjets. Zo werd bijvoorbeeld de gekozen Moskouse sovjet bijna alle bevoegdheden afgenomen ten gunste van burgemeester Popov. Die kreeg de beslissingsbevoegdheid over alle eigendoms- en economische kwesties van de stad, zoals privatiseringen, prijsverhogingen en belastingen.

Zeven kamers Ook in hun levensstijl doende nieuwe machthebbers weinig onder voor de oude bureaucraten. Zo is Roeslan Casboelatov, voorzitter van het Russische parlement en tegenwoordig baas van de staatsbank, in het zevenkamerappartement gaan wonen dat vroeger aan Breznjev toebehoorde.[2] “Voormalige functionarissen gaan in dezelfde auto’s en met dezelfde chauffeurs bijna naar dezelfde plaatsen om hetzelfde loon te krijgen; sommige publicaties werden opgeheven om vervolgens onmiddellijk weer opnieuw geregistreerd te worden; officials worden verplaatst van de ene structuur naar de andere, soms zelfs zonder van kamer en telefoonnummer te hoeven veranderen”.[3]

Dit wil echter geenszins zeggen dat alles sinds de augustuscoup bij het oude is gebleven. De meest dramatische verandering is natuurlijk de vervanging van de Unie door een losse confederatie. In het dominante land van de GOS, Rusland, en voor een gedeelte in de GOS als geheel is er wel degelijk een nieuwe groep aan de macht gekomen. “Kwalitatief nieuwe krachten kwamen aan de macht die in het vorige systeem geen politieke macht hadden hoewel zij ernaar streefden en er goede gronden voor hadden. Bij de verdedigers van het Witte Huis (tijdens de staatsgreep – RS) waren vertegenwoordigers van een nieuwe laag ondernemers (...) Het is die middenklasse die aan de macht zou moeten komen volgens de politieke leiders van ‘Democratisch Rusland’ en andere liberale bewegingen”.[4] Mensen als S. Silajew, de Russische eerste minister, en A. Wolski, voormalige CPSU-bureaucraat, beschikken over nauwe verbindingen met de nieuwe lagen van privéondernemers die aan het ontstaan zijn. Deze privéondernemers ontstaan voor een deel uit de maffia, die zich weet te verrijken in de schaduweconomie en voor een deel uit ex-topbureaucraten, die zich als bedrijfsleider of winkeldirecteur de winsten van ‘hun’ bedrijf toe-eigenen. Zij willen een snelle overgang naar de markteconomie. Dat is op zichzelf niet nieuw. Reeds vanaf begin 1990 stond ook de groep rond Gorbatsjov een (snelle) overgang naar het kapitalisme voor. Echter, nu gaat het meer onder de voorwaarden van de ‘nieuwe rijken’ en lijkt een gedeelte van de bureaucratie – zeker na het opheffen van de structuren van de CPSU – definitief verslagen.

Voorlopig heeft dit er echter nog geenszins toe geleid dat het kapitalisme ook werkelijk is ingevoerd. Veeleer is er sprake van een steeds grotere chaos. De Sovjet-Unie is uit elkaar gevallen, maar de verschillende onderdelen blijven economisch volledig afhankelijk van elkaar. Privatisering is het devies van de machthebbers, maar daarvoor is nauwelijks kapitaal voorhanden. Buitenlandse investeerders aarzelen. De prijzen zijn vrijgegeven, maar er komen nauwelijks meer goederen op de markt. Datgene wat te koop is, is bijna onbetaalbaar geworden.

Eén ding is duidelijk: de situatie voor de bevolking wordt steeds moeilijker. Reden genoeg om eens te kijken welke antwoorden er in het postcommunistische tijdperk vanuit de Russische maatschappij zelf naar voren komen.

Partijen en vakbonden tot de mislukte coup

Vakbonden Toen de glasnost en de perestrojka begonnen, leek dat in eerste instantie de arbeid(st)ers de mogelijkheid te bieden om zich voor het eerst sinds de decennia lange stalinistische dictatuur weer te gaan organiseren en activiteiten te ontplooien.

De in het kader van de perestrojka ingestelde bedrijfcomités en de mogelijkheid directeuren en voorlieden te kiezen hebben echter niet tot democratisering geleid. Het bleven instituten die door de partij bepaald werden, afhankelijk van de directeuren, vooral van nut voor het belang van de bedrijven. Dit heeft alles te maken met het feit dat de arbeid(st)ers in verregaande mate passief bleven. Daar waar dat minder het geval was, zoals bij de mijnwerkers, vormden zich wel actieve kernen. De mijnwerkers gingen met een half miljoen voor het eerst in de zomer van 1989 in staking. In 1990 was er door het hele land een stakingsgolf (eerste halfjaar 10 miljoen arbeidsdagen), hoofdzakelijk voor meer loon. Die beweging werd in de zomer door de mijnwerkers voortgezet, omdat de regering de afspraken van 1989 niet nagekomen was. De stakingen werden politieker. Ze richtten zich tegen de CPSU (verbod van partijwerk in bedrijven en het leger) en het aftreden van de regering werd geëist. Dit politieke karakter werd sterker bij de stakingen tegen de prijsverhogingen begin april 1991, met name in Wit-Rusland, Georgië en Bakoe. Stakingsverboden van de regering hadden geen effect. Vervolgens ging de Opperste Sovjet er toe over de bedrijfscomités weer op te heffen. Als de arbeid(st)ers te actief werden, had het blijkbaar toch een ongewenste dynamiek. De stakingscomités van de mijnwerkers werden omgebouwd tot permanente comités en leidden in de zomer tot de oprichting van een onafhankelijke vakbond die echter relatief klein bleef.

Ook buiten de mijnwerkersgebieden waren er aanzetten tot onafhankelijke vakbonden. Uit bedrijfcomités ontstond een beweging voor zelfbeheer. Haar eerste conferentie vond in mei 1990 plaats. Begin september volgde in Togliattigrad een gezamenlijke vakbondsconferentie van Raden van Arbeiderscollectieven. Honderd afgevaardigden vertegenwoordigden ongeveer twee miljoen arbeid(st)ers. In december werd de Unie van Arbeiderscollectieven en Arbeiderscomités opgericht. Op de oprichtingsconferentie werden 7 miljoen arbeid(st)ers vertegenwoordigd.

Deze pogingen tot onafhankelijke vakbonden zetten zich daarna niet door. Ze bleven op het totaal van de immense arbeid(st)ersklasse in de voormalige Sovjet-Unie vrij marginaal. Bovendien leidden ze nauwelijks of niet tot een verdere politieke organisatie van de arbeid(st)ers. In veel arbeid(st)erscomités richtten de mensen zich politiek steeds meer op de radicale hervormers van de CPSU.

De plaatsvervangend voorzitter van het uitvoerend bureau van de “Onafhankelijke Mijnwerkersvakbond”, Alexander Sergejew, verklaarde waarom Jeltsin in die tijd zo populair was bij de mijnwerkers: “Jeltsin heeft per decreet de mijnen in de Koesbass onder Russisch beheer gesteld. Iedere mijn die onafhankelijk zou willen worden zou alleen nog maar haar belasting aan de Russische centrale hoeven af te dragen. De andere mijnen zouden dan onder het ‘Russiche Comité voor Olie en Energie’ komen te vallen. Dit voorstel van Jeltsin is populistisch, want hij zal iedere mijn die winstgevend is onder Russisch beheer stellen. De andere mijnen worden opgegeven. In het algemeen moeten dergelijke recepten afgewezen worden. In de jaren dertig was er de collectivisering, nu moet er razendsnel geprivatiseerd worden zonder dat van tevoren economische analyses gemaakt worden en zonder dat de situatie van de gezamenlijke mijnbouwsector onderzocht wordt. (...) Men kan de arbeider niet met de belofte aan het lijntje houden dat hij de in de nabije toekomst zelfeigenaar wordt. Want wat er daarna gebeurt, is bijna helemaal onduidelijk.”[5]

Partijen Afgezien van de nationalistische partijen ontstonden er slechts zwakke organisaties. De meeste kwamen voort uit de CPSU. De eens zo monolithische CPSU was al lange tijd verdeeld in fracties, groepen en platforms. Radicale hervormers als Jeltsin, Popow en Afanassjew richtten al eind juli 1989 de “Interregionale groep van Afgevaardigden” op. Een deel van hen stapte in november 1990 uit de partij en vormde het “Democratisch Platform”. Dit was een duidelijke weerspiegeling binnen de partij van de brede democratische beweging die in de maatschappij als geheel ontstaan was. Een ander deel van de Interregionale groep, waaronder Lysenko en Shostakovsky, richtten in november 1990 de “Republikeinse Partij” op. De rest van de CPSU ging verder onder de naam “Democratische Beweging van Communisten”. Een ander deel van de voormalige top (Yakovlev, Sjevarnadze) verdween in juni uit de partij en richtte de “Beweging voor Democratische Hervormingen” op. Aan de linkervleugel ontstond het “Marxistisch Platform”. Dit platform had het niet alleen over democratie, maar ging nog een stap verder. Zij wilde zich baseren op een beweging voor zelfbeheer en een “democratisch blok van socialistische oriëntering” opbouwen.

Aan de rechterkant en steunend op een deel van het staatsapparaat vormde zich de “Sojusgroep”, waar zeker 2000 afgevaardigden uit het parlement zich bij aansloten. Een van haar sprekers, Victor Alksnis, eiste begin 1991 al de vorming van een ‘Comité van maatschappelijke Redding’ die onder de noodtoestand en na verbod van alle partijen, de CP incluis, de markteconomie dwangmatig zou moeten doorvoeren en de eenheid van het land zou moeten redden.[6]

Daarnaast vormde zich een neostalinistisch blok met ondermeer het “Front van de Werkenden van Rusland” (met aanhang onder Russische arbeid(st)ers buiten Rusland). Dit “Bolsjewistische platform” is tegen de markteconomie en tegen het meerpartijenstelsel. Al deze hergroeperingen bleven echter beperkt tot een klein deel van de partij en dan nog hoofdzakelijk tot functionarissen. Het gros van de leden was er niet bij betrokken en bleef passief.

Ontwikkelingen na de coup

Tijdens de coup van augustus 1991 en in de dagen erna speelde de arbeid(st)ersbeweging steeds een marginale rol, terwijl links buiten en in de CPSU door de stormachtige ontwikkelingen werd verrast. “In Moskou ging geen enkel bedrijf in staking. Er waren stakingen van mijnen in de provincie, maar ook die waren niet werkelijk massaal. (...) Veel linkse leiders waren niet in Moskou. Er waren allerlei vergaderingen van linkse groepen, maar ze toonden zich gedesoriënteerd en wisten geen initiatieven te nemen”.[7] Dat heeft bij links tot nadenken geleid.

Al vrij snel werd het initiatief genomen tot oprichting van een Arbeiderspartij. (Zie kader)

Pas twee maanden na het feitelijk opheffen van de structuren van de CPSU kwamen er nieuwe initiatieven naar voren vanuit de voormalige partij:
- de oprichting van de “Partij van Vrij Rusland” onder leiding van vicepresident Roetskoj;
- verschillende initiatieven tot de heroprichting van de CPSU of hergroepering van stalinistische organisaties en platformen;
- de oprichting van de “Socialistische Partij van Arbeiders”, door onder anderen Roy Medvedev;
- ondersteuning voor het initiatief van de Arbeiderspartij.

Rechtse Partijen De Partij van Vrij Rusland is eind oktober ontstaan, deels op initiatief van Roetskoj. Deze partij is belangrijk, want ze organiseert de wat hogere figuren uit het staatsapparaat (bijvoorbeeld managers van ondernemingen) en de voormalige CPSU. Bij haar ontstaan steunde ze enerzijds het liberale programma van Jeltsin, terwijl ze anderzijds een aantal sociale eisen stelde, zoals meer werkgelegenheid en een gegarandeerd minimumloon. Sindsdien is Roetskoj steeds meer naar rechts opgeschoven en opteert hij openlijker voor autoritaire oplossingen. In het weekend van 8 en 9 februari van dit jaar was zijn partij aanwezig op een manifestatie van “Burgerlijke en Patriottische Krachten”. Het was een bijeenkomst die bol stond van de chauvinistische retoriek. Roetskoj riep Jeltsin op de economische noodtoestand uit te roepen om het Russische ondernemerschap te revitaliseren. Ook aanwezig waren de fascistische Pamjat-beweging en de Liberaal Democratische Partij (ultrarechts) van Sjirinovski. Sjirinovski eindigde als derde bij de Russische presidentsverkiezingen vorig jaar.

Dit geeft al aan dat de invloed van uiterst rechts groot is op dit moment. Veel gedesillusioneerde stalinisten vinden een nieuw politiek tehuis in de semifascistische partij van Sjirinovski. Harde stalinisten en fascisten overlappen elkaar waar het gaat om het zoeken naar autoritaire oplossingen, het Russisch chauvinisme en (vaak ook) antisemitisme. De belangrijkste neostalinistische groepen zijn Eenheid, het Bolsjewistisch Platform van Nina Andrejeva en het Communistisch Initiatief vanuit Leningrad. Zij streven allen naar een heroprichting van de CPSU en naar een nieuw 28e partijcongres.

Linkse partijen en de vakbonden De Socialistische Partij van Arbeiders werd ook eind oktober opgericht. Zij refereert aan het sociaaldemocratische programma dat de CPSU had aangenomen vlak voor haar ondergang (‘socialisme, democratie en vooruitgang’). Zij vindt haar basis vooral bij de lagere en middenkaders van de voormalige CPSU. Volgens één van de oprichters, R. Medvedev moet het een partij worden “(...) die lijkt op de voormalige Italiaanse Communistische Partij, (...) een partij die niet orthodox is, die openstaat voor vrije discussie, waarin standpunten kunnen worden verkondigd en groepen vrij kunnen worden gevormd. (...) Wij verwerpen de noodzaak van privé-eigendom en vrij ondernemerschap niet en evenmin dat deze sector moet worden uitgebreid. Maar dat moet onderdeel zijn van een economie gebaseerd op gezonde competitie tussen staatsondernemingen en een privésector die ontwikkeling stimuleert.”[8]

Het Marxistisch Platform is na de coup in drie groepen uiteen gevallen. De eerste groep onder leiding van Prigarin wil ‘het socialisme’ van bovenaf ‘heroprichten’. Zij komen met andere woorden dicht in de buurt van de neostalinisten en wijzen bureaucratische methodes niet af. De tweede groep onder leiding van Krioechkow gaat ook van een communistisch perspectief uit, maar meer door middel van volksmacht, van onderop. De derde groep neemt meer afstand van het verleden: “Hoewel we in principe de programmatische uitgangspunten van de groep van Krioechkow steunen, denken wij dat het vormen van een nieuwe communistische partij – en zeker één die zichzelf ziet als de opvolger van de CPSU – zal leiden tot het ontstaan van een enge, sekteachtige groep, geïsoleerd van de socialistische massabeweging. (...) Daarom hebben wij het initiatief genomen ‘Communisten steunen een Arbeiderspartij’[9]

Aan het vakbondsfront is het sinds de mislukte augustuscoup opvallend rustig gebleven. Maar nu de prijzen sinds 1 januari 1992 zijn vrijgelaten en de pan uit rijzen, is het de vraag hoe lang Jeltsin nieuwe uitbarstingen van stakingen nog weet te voorkomen. Tot nu toe heeft hij het ongenoegen aardig weten in te dammen met vage beloftes en loonsverhogingen. Half januari echter waren de mijnwerkers in de Koesbass volledig voorbereid op een staking. In de mijnen in het noorden van Kazachstan gingen de mijnwerkers van tien mijnen begin januari al in staking voor meer loon en een aandeel in de inkomsten uit de kolenproductie. Het spoor, het onderwijs, de gezondheidszorg en zelfs politiemensen hebben stakingen afgekondigd.

Massaal verzet tegen de economische toestand lijkt dus nog slechts een kwestie van tijd. Maar of dit ook tot breder gedragen linkse politieke initiatieven zal leiden, dat is voorlopig nog de vraag.

Oproep van de initiatiefgroep voor het opzetten van een Arbeiderspartij

In het land is een nieuwe politieke situatie ontstaan. Tijdens de gebeurtenissen van 19-21 augustus heeft de bevolking laten zien dat ze niet meer zo wil leven als in het verleden en heeft zij vastbesloten haar bereidheid getoond om democratisch gekozen machtsorganen te verdedigen. Desalniettemin is de crisis van het land niet overwonnen. Het is noodzakelijk de snelste weg te zoeken om uit de economische chaos te komen, om normale economische banden te herstellen tussen regio’s en ondernemingen en het is noodzakelijk dat de consumentenmarkt in voldoende mate van goederen wordt voorzien.

De krachten die vandaag het land regeren zijn het er, ongeacht verschillende nuances, met elkaar over eens dat deze taken moeten worden opgelost door zoveel mogelijk te privatiseren; door op grote schaal buitenlands kapitaal aan te trekken voor de economie van het land en door het systematisch verdedigen van de rechten van ondernemers en nieuwe eigenaren, die in de regel voortkwamen uit de rijen van de oude nomenklatura. In dit streven naar het zo snel mogelijk opbouwen van een “stralende kapitalistische toekomst” wordt alles verworpen wat ook maar op enigerlei wijze aan socialisme toegeschreven kan worden, inclusief zelfs elementaire sociale zekerheden zoals het recht op werk, gratis onderwijs en gezondheidszorg.

Wij denken dat de huidige eensgezindheid van de overwinnaars bijzonder gevaarlijk is omdat democratie geen democratie zal zijn zonder een oppositie, zonder dat meningsverschillen naar voren komen in de machtsorganen. Als de meerderheidspartijen die op dit moment regeren zich vastgelegd hebben op het verdedigen van de belangen van ondernemers, dan verklaren wij het tot onze aspiratie om voor alles de belangen van de loonarbeiders te verdedigen.

Decennia van totalitair communistisch regime hebben de socialistische waarden, zelfs het idee van de emancipatie van de arbeid zelf, in diskrediet gebracht. Maar deze waarden en ideeën zijn niet abstract, vanachter een bureautafel ontwikkeld, zij zijn verbonden met de werkelijke noodzaak van de politieke verdediging van de belangen van de werkende mensen. Het failliet van de CPSU biedt eindelijk de mogelijkheid om een geloofwaardige nieuwe linkse democratische beweging te creëren die aan deze behoefte beantwoordt.

De maatschappij heeft een partij nodig die opkomt voor:
- het recht op werk;
- hervorming van het sociale zekerheidsysteem;
- economische democratie, deelname van werkende mensen aan economische beslissingen die hun materiële situatie en arbeidsomstandigheden betreffen;
- onafhankelijke vakbonden en garantie van vakbondsrechten op alle bedrijven, onafhankelijk van hun eigendomsvorm. Ratificatie door ons land van de conventies van de Internationale Arbeidersorganisatie (ILO);
- het ontwikkelen van collectieve en plaatselijke vormen van eigendom, omvorming van de staatssector van de economie in een effectieve en moderne gedecentraliseerde openbare sector die in staat is om het land uit de economische crisis te leiden;
- stopzetten van de ‘wilde’, zich aan iedere controle onttrekkende bureaucratische privatisering van voormalig “eigendom van het gehele volk”, tegen omvorming van staatsmonopolies in privémonopolies;
- het recht van consumenten en onafhankelijke nationale ondernemers;
- democratische sturing van de economie als een noodzakelijke voorwaarde voor het invoeren van geciviliseerde marktvormen;
- integratie in de wereldeconomie moet de ontwikkeling van de nationale economie verzekeren en niet de belangen van de multinationals;
- zelfbestuur en een sterke positie van volksvertegenwoordigers als tegenwicht tegen de centralisatie van de uitvoerende macht;
- een redelijke verdeling van macht die de scheiding van staat en economie garandeert en het duidelijk uit elkaar halen van de openbare en privésectoren in het kader van de gemengde economie;
- werkelijk gelijke rechten voor vrouwen, de mogelijkheid voor vrouwen om volledig deel te nemen aan het maatschappelijk leven zonder dat ze van haar rechten en plichten als moeder hoeven af te zien;
- nationale, culturele en religieuze rechten voor minderheden.

Wij verkondigen hier onze intentie een partijbeweging op te bouwen die gebaseerd is op initiatieven van onderop. Wij verwerpen het idee van een voorhoedepartij. De Arbeiderspartij moet een partij worden die de vakbonden en de arbeidersbeweging politiek ondersteunt.

Alleen zo’n partij kan een geïntegreerd deel van de internationale linkse beweging worden. We doen een oproep aan alle maatschappelijke krachten, vakbonden, aan allen die het belang inzien van de politieke verdediging van de belangen van de loonarbeid, aan alle burgers die zich bewustzijn van het gevaar van het éénpartijensysteem en die bovenstaande denkbeelden delen, om zich bij ons initiatief aan te sluiten.
Moskou, 28 augustus 1991.

N. Gontschar – Voorzitter van de Sovjet van Moskou
A. Isajew – Chef-redacteur van het Informatiecentrum voor de Vakbonds- en arbeidersbeweging KAS/KOR
B. Kagarlitski – Lid van het uitvoerend comité van de Socialistische Partij; afgevaardigde in de Sovjet van Moskou
W. Kondratow – Idem
M. Nagajzew – Vicevoorzitter van het Verbond van Vakbonden van Moskou
T. Trolowa – verantwoordelijke voor de betrekkingen met sociale organisaties in de Vakvereniging van Moskou

_______________
[1] Aldus een document van 23 augustus 1990, getekend door Gorbatsjovs plaatsvervanger V. Ivaskilo. International Viewpoint, 25-11-91.
[2] NRC 11-2-92.
[3] A. Buzgalin (ongepubliceerd), Moskou, oktober 1991.
[4] A. Buzgalin, idem.
[5] Die Linke, 13-6-91.
[6] Ost-West Gegeninformationen, voorjaar 1991.
[7] Vodim Damier.
[8] New Left Review, september-oktober 1991.
[9] A. Buzgalin.