Redactie

In dit nummer


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1994, winter, (nr. 48?), jg. 38
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Eindelijk dan nummer 48! Door onvoorziene omstandigheden was de redactie gedwongen dit nummer twee maanden later bij u te hebben dan de bedoeling was. Wij excuseren ons daar voor. In dit nummer publiceren wij vier artikelen met een hoog theoretisch-analytisch gehalte. Schrik daar echter niet voor terug. Het zijn niet de eerste de beste auteurs die hier aan het woord komen. De overeenkomst tussen hun betogen ligt in de kritiek op gangbare ideologieën en dominante politieke structuren. Zij bepleiten de ontwikkeling van visies en een politiek denken die wegen naar een structurele maatschappijverbetering tonen.

De term “postmodernisme” is gebruikt om van alles mee te beschrijven, van hedendaagse schilderijen en muziekvideo’s tot amusementsparken en informatietechnologieën. Deze verwarring blijft ook bestaan als we ons beperken tot postmodernistische theorie. Een grote verscheidenheid aan perspectieven is onder deze titel op één hoop geveegd. Tony Smith laat de bandbreedte zien van het begrip en kritiseert de stelling dat nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen vanuit een ‘postmodernistische visie’ begrepen moeten worden.

De droom en fantasie spelen een essentiële rol in het beeld van de democratisch-socialistische maatschappij, zo stelt Ernest Mandel. In de geest van Ernst Bloch waarschuwt hij dat de fantasie echter gericht moet zijn op de ‘reëel-mogelijke hoop’, en niet zomaar op een wensdroom. “Een concrete toekomstvisie op het socialisme is vandaag een absolute voorwaarde voor een praktisch-revolutionaire politieke activiteit in de ontwikkelde landen van het Westen geworden.”

De liberale ideologie kondigde onlangs het einde van de Geschiedenis aan, maar zag de recessie niet aankomen. Maxime Durand legt uit waarom hier sprake is van een verblinding en hij concludeert: “Het socialisme heeft een nieuwe dimensie nodig. Het moet de co-existentie organiseren tussen sectoren en landen met een ongelijke productiviteit en het onzinnige project laten varen om deze verschillen op brutale wijze op te lossen”.

Overal is de stad in crisis, zo stelt Peter Veltmans. Het sociaaleconomisch draagvlak ervan smelt zienderogen weg, eerst door de verschuiving van industrie naar handel en diensten en thans door de ruimtelijke proliferatie van de tertiaire sector. De actieven en hun gezinnen verplaatsen zich steeds meer naar de ‘groene’ randgemeenten, terwijl vanuit de (wereld-)wijde omtrek de vluchtelingen, de migranten en de gemarginaliseerden van de ‘welvaartstaat’ hun heil zoeken in de verkommerende binnensteden. De traditionele politieke coalities en de rond hen opgebouwde consensus-structuren komen hierdoor meer en meer onder druk te staan. De demagogische propaganda van rechts en uiterst rechts wordt steeds gretiger opgenomen. Veltmans vraagt zich af of en hoe de linkerzijde dit onzalige tij kan keren.