Redactie

Welke toekomst voor Algerije?


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1996, voorjaar, (nr. 57), jg. 40
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De val van Ahmed Ben Bella: een stap naar rechts
Ben Bella en de socialistische linkerzijde
De Arabische revolutie - Haar problemen en perspectieven

Algerije komt de laatste jaren geregeld in het nieuws als een land dat op de rand van een burgeroorlog leeft.
Tussen het repressieve Front pour la Libération Nationale (FLN) en de groeiende fundamentalistische islambeweging voelen de gewone Algerijnen zich angstig en machteloos. Kleine groepen van democraten, socialisten, feministen en verdedigers van de etnische Berberminderheid voeren een heroïsche strijd, die onze volledige solidariteit verdient. Via een interview met Nejib Abdou[1], lid van de nationale leiding van de PST (Partie Socialiste des Travailleurs) – de sympathiserende sectie van de Vierde Internationale in Algerije – proberen we inzicht te krijgen in de oorzaken van deze dramatische situatie.

Vervolgens belichten we het verloop en de resultaten van de presidentsverkiezingen die plaats hadden in november ’95.

Eerst dus het interview met Nejib Abdou:

Wat ging er fout in Algerije?
Het eenpartijregime van het FLN is volledig gediscrediteerd. Voor de bewindvoerders zijn alle middelen goed om de enorme privileges te beschermen die zij verwierven tijdens de “socialistische” periode die volgde op de dekolonisatie in 1962.[2] In de late tachtiger en de vroege negentiger jaren probeerde het FLN de politieke en sociale crisis te beheersen door de democratische oppositie en de islamitische partijen samen te brengen in het “geweldloos” territorium van een meerpartijensysteem. Ze trachtten op een wanhopige manier de sociale radicalisatie om te buigen die in de arbeidersmiddens en fabrieken broeide en die een golf van onrust teweegbracht in 1988. Het verlangen naar een nieuw alternatief dat de waardigheid van de werkende klasse zou herstellen, de enorme frustraties van de meeste jongeren zou wegwerken en antwoorden zou geven op de groeiende economische moeilijkheden en de morele crisis vormde heel vlug de basis voor het Front Islamique de Salvation (FIS).

Passieve beheersing van de crisis was niet langer genoeg voor het regime. Het FIS was niet langer onmogelijk en onzichtbaar. Het was integendeel een onmiddellijk en concreet alternatief geworden voor een regime dat zijn legitimiteit verloor. De crisis diepte zich verder uit.[3] Wat volgde is bij iedereen voldoende gekend: de afkondiging van de noodtoestand op 9 februari 1992, een massale repressie, de ontwikkeling van een islamitisch-fundamentalistische guerrillabeweging, golven van moordpartijen en de terreur en hopeloosheid daaraan verbonden.

En vandaag?
Na de aanhouding van moslims op grote schaal, startte het regime operaties tegen de guerrilla’s in de meest ongecontroleerde gebieden. Een versterkt offensief van een militair team, gestuurd door de Franse regering, en ondersteund door een leger met verbeterde antiguerrilla technieken is begonnen met het vernietigen van de ondergrondse bewegingen. Lange tijd voerden de guerrilla’s het aantal aanslagen op, werd de infrastructuur gesaboteerd en werden politie- en legereenheden in hinderlagen gelokt. Dit gaf de indruk van een sterke guerrillabeweging die overal aanwezig was en die het initiatief in de politieke en militaire arena behield. De bevolking en de democratische bewegingen begonnen zich af te vragen hoe dit alles zo gemakkelijk kon gebeuren. Zonder twijfel hebben het FIS en de Groupe Islamique Armée (GIA) angst en onzekerheid gezaaid en dit niet alleen in eigen land maar ook in Frankrijk.[4] De indruk van onmacht van het regime om het hoofd te bieden aan de integristen werd versterkt door de politieke dialoog waaraan president Liamine Zeroual deelnam en de daaruit voortvloeiende concessies die hij deed aan het FIS. Na de besprekingen in november 1994 leken Zeroual en het leger een politiek te voeren die erop gericht was de verzetsbewegingen uit te roeien en een massale repressie te voeren in de islamitische bolwerken. De toegebrachte ravage is enorm. De Algerijnse pers spreekt van meer dan 45.000 doden en 2 miljard dinar materiële schade. Meer en meer lijken de verdeeldheid en de verborgen conflicten in het leger plaats te maken voor een bundeling van krachten en meer homogeniteit.

En de fundamentalisten?
Omdat ze geen kans maken op een militaire overwinning, spitsen de gewapende fundamentalisten zich toe op spectaculaire acties, vooral in de steden. Sommige FIS-leiders hebben zich al gerealiseerd dat er een doelbewust leger nodig is om de macht in handen te krijgen en zij spreken dan ook met een zeker respect over het leger. Dit betekent dat het leger eerder een politieke behandeling van het islamisme en het FIS beoogt in de toekomst, maar op voorwaarde van een liquidatie van de hele ondergrondse beweging van AIS en GIA die nauw verwant zijn met het FIS. Ook met het oog op de geloofwaardigheid van de verkiezingen moet het leger vat krijgen op de islamitische ondergrondse beweging, die er juist op uit is om de verkiezingen te boycotten.

Zulke evolutie veronderstelt natuurlijk een volgehouden harde lijn van de regering. De dictatuur heeft zich na de gebeurtenissen van oktober 1988 hersteld in alle aspecten van het sociale leven. Het gaat niet enkel om repressie en uitsluiting, het gaat ook om de angst om te spreken en te handelen en het gaat klaarblijkelijk om politiek wantrouwen tegenover de partijen en de angst voor het systeem. Dit alles legitimeert de dictatuur en laat het geweld tot een deel van het dagelijkse leven worden. Het is in deze psychologische en politieke sfeer dat de dictatuur zichzelf bevestigt.

Betekent het vredesplan van Rome dat de oppositie het initiatief heeft genomen?
Op 21 november 1994 startte in Rome een “colloquium voor Algerije”, op initiatief en onder toezicht van de Sint-Egidiusgemeenschap – een niet-gouvernementele organisatie – met deelname van verantwoordelijken van de democratische partijen en van het FIS. De gesprekken duurden een week. Er werd uiteindelijk een consensus bereikt en een platformtekst opgesteld in januari 1995 waaruit de gemeenschappelijke overtuiging blijkt dat het geweld moet stoppen. De concretisering ervan is echter niet zo evident. Om het vredesplan geloofwaardig te maken moet het FIS de ondergrondse terroristische groepen controleren om tot een wapenstilstand te komen en een dialoog met het regime te rechtvaardigen. Het belangrijkste argument voor de houding van GIA en de andere gewapende groepen komt neer op een weigering tot dialoog of het aangaan van compromissen met het regime. Gesprekken tussen de oppositie en het FIS kunnen alleen als het leger stopt met de wrede repressie en als de herlegalisatie van het FIS wordt aanvaard.

De alomtegenwoordigheid van de dictatuur moet plaats maken voor wettelijk gezag en democratische vrijheden moeten opnieuw ernstig worden genomen. Momenteel is dit scenario moeilijk te realiseren omdat de geloofwaardigheid van de betrokkenen met bloed besmeurd is. Het geweld is wijd verspreid en de verantwoordelijken moeten veroordeeld worden. De radicale standpunten en uitspraken, in het bijzonder van Benhadj, een van de leiders van het FIS, geven weinig vertrouwen. Het FIS als geheel stelt ook problemen, want alhoewel de frustraties en het radicalisme van de FIS-militanten kan begrepen worden door de verkiezingsperikelen van 1992, is hun profiel sterk gekenmerkt door moordpartijen, collectieve misdaden en ontoelaatbaar geweld. En als men de FIS-politiek nader bekijkt mag men niet vergeten dat haar radicalisme steunt op de diepe sociale crisis. Haar politiek verbergt ook een autoritair en achterhaald soco-politiek plan waarin de religie niet alleen een ideologie is.

Samengevat kunnen we zeggen dat het initiatief van Rome de situatie in Algerije kan verbeteren als het regime onder internationale druk onderhandelingen met de oppositie aanvaardt op een minder precaire basis dan voorheen. Op dit ogenblik is dit ondenkbaar. Zeroual en het leger zullen altijd hun slag willen thuishalen via chantage en geweld. Ze zullen toegevingen doen, maar de repressie aanhouden. De fundamentalisten van hun kant, gesteund door de legeroffensieven op het platteland, zullen zich terugtrekken in de steden en hun spectaculaire activiteiten met geweld en psychologische terreur opdrijven. De overgangsperiode zal gekenmerkt worden door een ondraaglijke spiraal van geweld. De vermoeide bevolking, de uitgeputte guerrilla’s en een verzwakt leger zullen uiteindelijk tot een politieke wapenstilstand worden gedwongen en dit zal resulteren in een onechte sociale vrede.

Wat is de huidige situatie van de democratische beweging?
De mobilisatie en de spectaculaire strijd van vrouwen en vrouwenbewegingen in 1991-1992 waren moedig en boden weerstand aan de politieke plannen van het FIS. Omdat ze geïsoleerd waren, werden ze niet ernstig genomen, in het bijzonder in de representatieve democratische partijen, zoals het FFS (Front de Forces Socialistes) en het RCD (Rassemblement pour la Culture et la Démocratie). De marxistische linkerzijde was actiever en zichtbaarder, maar haar invloed bleef beperkt. De democratische beweging van vandaag is de Mouvement Culturel des Berbères (MCB). De mobilisatie rond de eisen van de Berbers in Kabilië reactiveerde de energie die gedurende twee jaar stilgevallen was en verbrak het pessimisme dat alle lagen van de bevolking had aangetast.

De MCB bewees dat de strijd mogelijk is door de mensen op grote schaal te mobiliseren, efficiënt te reageren op de alomtegenwoordigheid van het regime en de terreur te bevechten.

De MCB heeft door de mobilisatie ook de politieke gebeurtenissen beïnvloed want de beweging symboliseert niet alleen de vastberadenheid, maar ook de democratische wil om het opkomende “islamitische fascisme” te bestrijden.

De democratische beweging, is bovenal een dynamische beweging, waarin democratische partijen, de linkerzijde, vakbonden, MCB-militanten, intellectuelen enz. ... verzameld zijn en die tezamen betrokken zijn bij de strijd om te overleven, voor meer vrijheden, tegen repressie en martelingen, voor de strijd van het Algerijnse volk voor een eigen identiteit, tegen de schuldenlast en de imperialistische verdrukking, enz. ... Dit zijn de vele thema’s en eisen die de basis vormen voor de democratische beweging, die echter nog zwak is en die nog een lange weg heeft af te leggen.

Wat kan de marxistische linkerzijde doen?
Essentieel voor ons is het aanmoedigen van de autonome expressie van de massa’s in georganiseerde vorm. Dit betekent het opbouwen van een actief front rond de Berberbeweging, de vrouwenorganisaties en de vakbonden. Het doel van dit front is niet het ontwikkelen van een democratie die het huidige regime toelaat om zichzelf te herlegitimeren, maar een echte democratie op te bouwen, die het raamwerk moet zijn voor het opheffen van het huidige regime. Het democratische front dat we zouden opbouwen zou druk moeren zetten op de bestaande democratische partijen die het leger steunen en die zich afzetten tegen de fundamentalisten. We moeten alleszins de sociale wanorde en massale onzekerheid bestrijden en er moet gestreefd worden naar een beleid dat afrekent met de liberale IMF-dictaten.

Tot daar het interview met Nejib Abdou.
Ondertussen zijn er op 16 november 1995 presidentsverkiezingen gehouden in Algerije. Hoe verliepen ze, welke waren de resultaten en wat zijn de mogelijke gevolgen voor het land
?

Vooreerst dient gezegd dat de aanloop naar deze verkiezingen in een uiterst gespannen sfeer verliep. Er waren de aankondigingen van de fundamentalisten, die beweerden dat ze met geweld de verkiezingen onmogelijk zouden maken. Bovendien deden de grootste partijen niet mee en hadden ze hun aanhangers opgeroepen om de stembusgang te boycotten: het FIS omdat het buiten de wet was gesteld sinds 1991, het FLN en het FFS die zegden dat het gezien de omstandigheden onmogelijk was om eerlijke verkiezingen te organiseren.

Er waren vier kandidaten:
De uittredende president Liamine Zeroual (54), die zonder mandaat twee jaar aan het hoofd van het land had gestaan. Hij werd beschouwd als de kandidaat van het militaire regime, al deed hij zelf zijn best om dat tegen te spreken. Zeroual, de verzoener – die tot tweemaal toe geprobeerd heeft een dialoog te beginnen met de FIS-leiders in gevangenschap – maar ook de man die de totale oorlog verklaarde aan de gewapende integristen toen zijn pogingen tot dialoog op niets waren uitgedraaid. Een tweestrijd die ook tijdens zijn campagne aanwezig was: op zijn meetings beloofde Zeroual de kiezers, afhankelijk van de regio en de omstandigheden, amnestie of de totale uitroeiing van de gewapende integristen.

De ex-psychiater SAID SAADI (48), die hoopte verkozen te worden op basis van het feit dat hij tegen iedereen was: de moslimfundamentalisten én het regime. Afkomstig uit Kabilië, waar de mensen er net zo over denken, gaf hem dat een kans. Het Berbervolk uit Kabilië heeft zich altijd verzet tegen Algiers, waarvan het meer autonomie en de erkenning van de eigen cultuur eist. Anderzijds waren de Berbers de eersten om burgermilities op te richten om hun dorpen te beschermen tegen aanvallen van de integristen. Saadi is sinds 1988 voorzitter van de RCD, de belangrijkste Berberbeweging. In zijn campagne beloofde hij Algerije te zullen uitbouwen tot een “democratische, pluralistische en republikeinse maatschappij”. Als vrijzinnige kon hij op veel stemmen rekenen onder de Algerijnen in Europa (vooral in Frankrijk), maar het vervreemde hem van de eigen Algerijnse bevolking, die grotendeels trouw is gebleven aan de traditionele waarden.

NOURREDINE BOUKROUH (45), voorzitter van de Partie du Renouveau Algérien, een gematigde islamiet die de Koran probeert te verzoenen met het liberale gedachtegoed. Hij is voorstander van de islamisering van Algerije via haar elite en niet via de massa, zoals het FIS heeft willen doen.

MAHFOUD NAHNAH (53), een integrist en leider van de Hamas-partij, die met vredelievende middelen ijvert voor een islamstaat. Om die reden wordt hij gewantrouwd door zowel de radicale integristen, die hem ter dood veroordeeld hebben, als door zijn wereldlijke tegenstrevers, die vermoeden dat hij de democratie gebruikt als een hefboom naar een fundamentalistische maatschappij.

Voor de verkiezingen waren 20.000 reservisten opgeroepen en de kans is groot dat zij zullen blijven en de reeds 150.000 sterke troepenmacht van soldaten en politie zullen vervoegen.

De stembusgang zelf verliep buiten verwachting zonder ernstige incidenten en de opkomst lag hoger dan verwacht. Van de 16 miljoen stemgerechtigde Algerijnen (waarvan 800.000 in Frankrijk) kwamen bijna 12 miljoen kiezers opdagen of 74,92 procent.

Die onverwacht succes wordt door politieke waarnemers geïnterpreteerd als een signaal van de bevolking dat zijn buik vol heeft van het geweld en de weg van de democratie wil inslaan.

De uitslag dan:
Liamine Zeroual haalde met 61,34 procent van de stemmen een ruime overwinning. Een tweede ronde was overbodig. Van de andere kandidaten haalde Mahfoud Nahnah van de Hamas-partij 25 procent, en Said Saadi en Nourredine Boukrouh kwamen respectievelijk op 9,29 en 3,78 procent.

Daar waar het FIS vlak na het bekendmaken van de uitslag Zerouals herverkiezing nog afdeed als een schijnvertoning, maakte het een week later een grote bocht door in een open brief aan de nieuwe president aan te dringen op vredesgesprekken. “Wij zijn van mening dat de steun die u van het volk gekregen heeft een gelegenheid biedt om de hindernissen die vrede in de weg staan op te ruimen. Wij zijn bereid tot dialoog, overleg en samenwerking met de regerende macht en de oppositie”, aldus het FIS.

Zeroual van zijn kant drukte de hoop uit dat Algerije een “bloeiende en democratische toekomst” tegemoet zou gaan.

Dé hamvraag is dus wat Zeroual zal doen om de democratie die hij beloofd heeft te vestigen. Veel zal afhangen van zijn bereidheid om met de oppositie in dialoog te gaan. Sommigen vrezen echter dat de repressie nog een hele tijd zal aanhouden voor er echt onderhandeld zal worden.

Eveneens van enorm belang zal de strijdbaarheid van de arbeidersmassa’s zijn om een breed front tot stand te doen komen dat de polarisatie: regime <–> FIS, kan doorbreken en eisen kan formuleren tegen de IMF-recepten die het land, met 29 miljard dollar staatsschuld, grote werkloosheid en acute woningnood, economisch en sociaal in een wurggreep houden.

_______________
[1] In maart ’95 verscheen een interview van Sonia Leith met Nejib Abdou in het tijdschrift “International Viewpoint”.
[2] Toen het land in 1962 onafhankelijk werd, was de “bevrijding” door het FLN slechts van korte duur. In 1965 kwam kolonel Boumedienne aan de macht, een militair die tot 1979 de plak zwaaide. Het leger heeft sindsdien rustig zijn privileges uitgebouwd. De landbouw werd verwaarloosd ten nadele van de oliewinning. In plaats van een gepland beleid werden duizenden nutteloze verordeningen uitgevaardigd. Dit en de belabberde economische toestand hebben een klimaat geschapen waardoor de bevolking in 1992 de overheid uitspuwde.
[3] In het begin van de jaren negentig kon de overheid niet anders meer dan verkiezingen uitschrijven. Bij die stembusgang van 1991 kwam slechts 50 procent van het kiezerskorps opdagen. Zij verkozen toen het fundamentalistische FIS als grootste partij, net voor de Berberpartij FFS. Een tweede ronde is er nooit gekomen en het FIS, dat door het militaire regime buiten de wet werd gesteld, heeft sindsdien voor de wapens gekozen.
[4] GIA is meer dan waarschijnlijk verantwoordelijk voor een reeks aanslagen die de voorbije maanden in Frankrijk gepleegd zijn. Die moet gezien worden in het licht van de beschuldigingen van het FIS en GIA aan het adres van de Franse regering. Volgens deze beschuldigingen zou Frankrijk militaire steun aan het Algerijnse regime verlenen om de oppositie te onderdrukken. Alhoewel Frankrijk die ontkent, bevestigen sommige diplomatieke bronnen dat helikopters worden geleverd en piloten opgeleid. De krant al-Ribat, een FIS-gerichte publicatie uit Duitsland, beweert bovendien dat 30 procent van de Franse hulp “terecht komt op de bankrekening van enkele Algerijnse generaals.”