Leon Trotski

Een krachteloze Conventie van verwarring[1]


Bron: Nashe Slovo (Ons Woord) 18 augustus 1915
Vertaling: uit het Engels door Peter den Haan
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
Over de ongelukkige vrede
Het vredesprogramma van Zimmerwald
De internationale vredesactie van het proletariaat

Sinds Rusland haar zogenaamde “maatschappelijke mobilisatie” is begonnen, nog steeds gekenmerkt door een complete vormeloosheid van doelen en methodes, hebben de verwijzingen naar de parlementaire controle waar onze “democratische” bondgenoten zo van profiteren een steeds terugkerende rol gespeeld in de kolommen van de Russische liberale pers. Maar de listen van de historische ontwikkeling hebben het dusdanig georganiseerd dat het huidige gevecht in Frankrijk om parlementaire controle te vestigen en te vernieuwen wordt gevoed met verwijzingen naar de parlementaire vrijheden van onze Staatsdoema, tot meerdere glorie van onze nationale trots. Niet alleen de senator Ember, maar ook Clemenceau en zijn beul Hervé bevelen ons een republikeinse democratie aan, die wordt geïnspireerd door de hoge standaard van de Bobrinski en Savenko-groep opdat de Nationale wil zal triomferen over de initiatiefloosheid van de bureaucratie en de beperkende eisen van de kapitalistische kliek.[2]

Dit systeem van elkaar de bal toespelen wordt verder nog bemoeilijkt door het feit dat het Russische liberalisme, dat werd geïnspireerd door het Franse parlementarisme, bezig is om de kwestie van ministeriële verantwoordelijkheid van zich af te schudden, zodat de parlementaire controle grotendeels wordt tenietgedaan tot driekwart loze rituelen. Aan de andere kant beroepen de Franse radicalen zich niet alleen op de praktijken van de Doema van de Derde Juni, maar ook op de tradities van de revolutionaire oorlogen en het Comité voor Openbare Veiligheid.[3] In al deze verwarring van ideeën zit niet alleen wat spot ten aanzien van het historisch besef, maar ook een belangrijke les voor diegenen die geen reden hebben om weg te kijken van het geschiedkundig belang of deze te negeren. De Franse burgerlijke democratie erfde haar parlementaire regime uit het tijdperk van de Grote Revolutie, en het beroep hierop is een belangrijke factor in de semiofficiële propaganda van de Republiek. Maar de historische ontwikkeling in de laatste decennia heeft sociale weefsel van de democratie uiteindelijk ondermijnd. Zij is niet te verenigen met het imperialisme. En omdat het imperialisme sterker is, wordt dit weefsel uit elkaar getrokken en verscheurd. Formeel gezien is het product van Algemeen Kiesrecht het Parlement en het Parlement vormt een regering. Maar de Regering is nu verstrikt geraakt in de troep van geheime diplomatieke verplichtingen, invloed van banken en ze voert de wensen van het Financierkapitaal uit, die in de laatste verkiezingen bijna openlijk haar gelaat toonde. Clemenceau is ongelukkig over de onmacht van het parlement… . Hoewel de jacobijnen natuurlijk volledig onbekend waren met een Clemenceau, is vanuit utopisch gezichtspunt het kapitalistische imperialisme ondergeschikt aan het democratische regime en dus wil Clemenceau alleen de schil van democratie bewaren, omdat het openlijk afwijzen ervan een te gevaarlijk experiment zou kunnen betekenen voor de Franse bourgeoisie. Tegelijkertijd probeert hij parlementaire middelen te gebruiken om de excessen dan wel de tekortkomingen van het militarisme te bestrijden wanneer hij, Clemenceau, niet zelf aan de touwtjes trekt. Maar uiteindelijk zijn zulke politieke schermutselingen die de balans op maken van de erfenis van 1792, geen enkel probleem voor de mensen van de Derde Juni, onze oorspronkelijke parlementariërs. Zij stappen moeiteloos over van het ene op het andere paard om de vastgelopen staatskar te trekken, net als Oom Mitia en Oom Minja.[4]

Dus hoe paradoxaal ook, zijn deze ‘verantwoordelijke’ politici van de Seine en de Neva slechts twee kanten van dezelfde medaille. Dit verband tussen beide heeft veel meer politieke betekenis dan de hoop die door onze ‘Berg-Democraten’[5] wordt gekoesterd, dat de Russische militaire samenwerking met Frankrijk en Engeland zal betekenen dat in het tsaristische lichaam elementen van parlementaire democratie zullen worden geïntroduceerd.

Maar het Russische imperialisme kwam te vroeg, of het Russische parlementarisme te laat; de mensen van de Derde Juni hadden geen revolutionaire voorvaderen die hen de erfenis van een parlementair regime nalieten. En dus was het onze imperialisten niet gegund om hun honger te verbergen achter revolutionaire tradities en een zorgvuldig georchestreerde terugval van algemene soevereiniteit. De mensen van de Derde Juni moeten door de fouten van hun voorgangers het strijdperk van de interne en externe politiek geheel naakt betreden. Al zeven jaar stond Miljoekov[6] op de drempel van het Comité ter Nationale Verdediging, maar verhulde zeer energiek het gehele Russische militarisme aan de nationale bevolking. Vijf jaar lang gaf Goetskov zelf leiding aan het Comité, maar slaagde er niet in wat te doen aan de smeergelden binnen het commissariaat. Elk van deze “volksvertegenwoordigers” op eigen terrein, bereidde de huidige oorlog voor en Rusland voor de oorlog. Miljoekov waagde het in relatie tot de Minister van Oorlog om deze te beschuldigen van het “misleiden van de Doema”, een jacobijnse opvatting (hoewel de Doema misleid wilde worden), dat het niet alleen genoeg was om hem te ontlasten van een riant pensioen, maar dat hij ook voor het gerecht gebracht diende te worden. Bovendien sprak hij de hoop uit dat Goetskov, als de Carnot[7] van de Derde Juni, de munitie zou leveren om Vilna en Riga te evacueren en zich publiekelijk zou uitspreken over de gevaren om Sint Petersburg te hernoemen in Petrograd. Imperialisten tot op het bot, willen ze alleen de overwinning. Eentje die ze Galicië en Armenië zou opleveren, Constantinopel en de Bosporus en hieraan gelegen het hele schiereiland van de Balkan. Maar naar bleek hadden hun voorlopers hen niet alleen onthouden van parlementarisme, maar ook van veel andere zaken, inclusief de voorwaarden tot een militaire overwinning. Door de strijd voor de macht en verantwoordelijke ministeries op te geven in naam van de overwinning, riepen de mensen van de Derde Juni alleen maar een grotere nederlaag over zichzelf af. En ze hebben deze geaccepteerd. Militaire nederlagen zijn te verkiezen boven een revolutie, die de dreiging van een sociale nederlaag met zich meedraagt. Het is natuurlijk waar dat de mensen van de Derde Juni in de figuur van Kerenski een patriottische revolutionaire radicaal hebben gevonden, die het programma van de overwinning wil koppelen aan een programma van democratische omwenteling. Maar twee of drie succesvolle toespraken zijn natuurlijk niet voldoende om de feitelijke hopeloosheid van hun positie te verhullen. Als die klassen die zijn geïnteresseerd in overwinning, banger zijn voor een revolutie dan voor een nederlaag, dan is de klasse die de grootste kracht vormt achter de revolutie, niet een verbinding van het lot van de Russische democratie met het lot van nationale bewapening, maar met het lot van de revolutionaire strijd van het internationale proletariaat.

In contrast met Kerenski, was het Tskeidse, die ook in de Doema sprak, die Mankov[8] uit de sociaaldemocratische fractie zette. Als Miljoekov de aanvulling is op Clemenceau, dan is Mankov de vertaling van Sembat[9] in de taal van Oost-Siberië, om nog maar te zwijgen van San Remo (voormalige woonplaats van Plechanov[10]). Als de geslepen Clemenceau verwijst naar de parlementaire energie van de Vierde Doema, dan verwijst de simpele geest Mankov naar het voorbeeld van de Engels-Franse socialisten die tegen het Duitse militarisme vechten. Maar helaas! Zijn voorlopers hebben aan Mankov geen erfenis van een democratische vorm van een parlement nagelaten, waarachter hij de inhoud van een imperialistische oorlog kon verbergen. Daarom is Mankov niet alleen een Ver-Oostelijke aanvulling op het pan-Europese sociaalnationalisme, maar ook haar meelijwekkende karikatuur.

Een krachteloze conventie van verwarring! Dat is het ware gezicht van de huidige Doema-sessie. Maar soms groeien uit de verwarring van de heersers grote gebeurtenissen. Maar voordat grote gebeurtenissen tot grote resultaten leiden in de ontwikkeling van het land is het noodzakelijk dat de verwarring van de heersers wordt overtroffen door de vasthoudendheid en de kracht van diegenen die overheerst en bedrogen worden.

_______________
[1] Voor het eerst vertaald uit het Russisch in het Engels door Pete Dickenson in Trotsky on World War One, socialist publications, 2015.
[2] Ember was een lid van het Franse Hogerhuis, de Senaat. Hij was zeer kritisch over de Franse militaire voorbereidingen tot de oorlog. George Clemenceau was de leidende politicus van de Derde Republiek, welke werd ingesteld na de Parijse Commune van 1871. Hij weigerde de regering te dienen in het begin van de oorlog, maar werd uiteindelijk minister-president in 1917. Gustave Hervé was de oprichter van La Guerre Sociale; een Franse socialistische krant. Tot 29 juli 1914 was deze tegen de oorlog. Daarna nam zij een extreem sociaalchauvinistische positie in. Bobrinski en Savenko waren leidende politieke figuren voor de Zwarte Honderd. De Zwarte Honderd waren antisemitische moordbendes, gesponsord door tsaar Nicolas de Tweede.
[3] Als gevolg van de revolutie in 1905 werd in 1906 een vertegenwoordigend orgaan ingesteld, de Eerste Doema, dat al snel weer werd ontbonden. De Tweede Doema, ingesteld in 1907, werd al weer na 42 dagen ontbonden op 3 juni 1907, hoewel daarin meer vertegenwoordigers van de linkervleugel zaten. Het Comité voor openbare Veiligheid werd in 1793 gevormd tijdens de Franse Revolutie. Feitelijk was dit het uitvoerende orgaan van de regering. De mensen van de Derde Juni is een verwijzing naar het regime en haar supporters dat werd ingesteld na de ontbinding van de Tweede Doema.
[4] Oom Mitja en Oom Minja zijn twee karakters uit Gogols boek Dode Zielen. 2 dorpelingen die om de kar van Tsjitskov vooruit te helpen, van de binnenste paarden overstapten op de buitenste paarden in het span.
[5] De nogal obscure verwijzing naar de “berg” kan in dit geval slaan op de afkomst van de afgevaardigde uit een bergstreek, maar ook een verwijzing zijn naar de ironische montagnards, de linkse jacobijnen in de Franse Revolutie die de bovenste plaatsen in het Franse parlement tijdens de revolutie kregen toegewezen.
[6] Miljoekov en Goetskov waren leiders van respectievelijk de Kadettenpartij, de Constitutionele Democraten en de oktobristen.
[7] Lazare Carnot, leidend figuur in de Franse revolutie, voornaamste organisator van de revolutionaire legers.
[8] N.V. Tskeidske, een leider van de mensjewieken nam vanaf het begin van de oorlog een nogal wisselende positie in; soms voor en dan weer tegen de oorlog. Later gaf hij steun aan de oorlog. I. Mankov van lid van de mensjewistische fractie en afkomstig uit Oost-Siberië. Hij werd uit de fractie van Tskeidske gegooid toen hij een pleidooi voor de oorlog hield in de Vierde Doema.
[9] Marcel Sembat, ooit lid van de linkervleugel in de Franse socialistische partij, sloot zich bij de regering aan na het uitbreken van de oorlog.
[10] G.V. Plechanov was de grondlegger van het Russische marxisme, in 1914 werd hij voorstander van de oorlog waardoor Lenin hem bestempelde als sociaalchauvinist.