Leon Trotski

Over het vakbondsvraagstuk


Geschreven: 23 maart 1923
Vertaling: Peter den Haan (CWI Nederland)
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
Massastaking, partij en vakbonden
Syndicalisme en communisme
De vakbonden in het tijdperk van de imperialistische ontaarding

Een noodzakelijke discussie
met onze syndicalistische kameraden


Dit artikel is direct na het Vierde Wereldcongres van de Komintern geschreven. Als antwoord op de argumenten van kameraad Louzon. Want op dat moment was de aandacht meer gericht op ons gevecht tegen de socialistische rechtervleugel, tegen dissidenten van de tweede lichting, Verfieul, Frossard en dergelijke. In dit gevecht trokken we samen op met de syndicalisten en heb ik er voor gekozen de publicatie van dit artikel uit te stellen. We zijn er sterk van overtuigd dat ons uitstekende wederzijdse begrip zal blijven bestaan. Het toetreden van onze oude vriend Monatte tot de Communistische Partij was voor ons een grootse dag. De revolutie heeft mannen van zijn statuur nodig. Maar het zou een grote fout zijn om voor deze toenadering te betalen met een verwarring over onze ideeën. In de loop van de afgelopen maanden is de Communistische Partij opgeschoond en geconsolideerd; daarom kunnen we in een kalme en vriendschappelijke discussie treden met onze syndicalistische kameraden, met wie we schouder aan schouder, nog veel gezamenlijke gevechten zullen moeten doormaken.

Kameraad Louzon heeft in een aantal artikelen en persoonlijke verklaringen standpunten naar voren gebracht ten aanzien van de fundamentele kwestie in de verhouding tussen partij en de vakbonden die radicaal afwijken van de opvatting van de Komintern en het marxisme. Franse kameraden wiens mening ik ken en respecteer spreken met veel lof over kameraad Louzon en zijn toewijding aan het proletariaat. Daarom vind ik het des te noodzakelijker om de fouten die hij maakt over dit belangrijke vraagstuk te corrigeren. Kameraad Louzon verdedigt de volledige en ongekwalificeerde onafhankelijkheid van vakbonden. Waartegen? Overduidelijk tegen bepaalde aanvallen. Van wie? Tegen aanvallen van de partij. Vakbondsautonomie, ontegenzeggelijk noodzakelijk, wordt door kameraad Louzon met een zeker absoluut en welhaast mystiek belang gepropageerd. En onze kameraad beroept zich hier, zeer ten onrechte, op Marx. Kameraad Louzon stelt dat de vakbeweging de ‘arbeidersklasse in haar geheel vertegenwoordigd’. De partij is daarentegen maar een partij. De arbeidersklasse als geheel kan niet ondergeschikt zijn aan de partij. Ze kunnen zelfs niet gelijkwaardig zijn, die ruimte ontbreekt. De arbeidersklasse heeft vanuit zichzelf haar eigen doel, de partij kan alleen ofwel de arbeidersklasse of zichzelf dienen. De partij kan de arbeidersklasse niet annexeren. De congressen in Moskou en de wederzijdse vertegenwoordiging van de Komintern en de Profintern (de Rode Vakbondsinternationale) betekenden, volgens kameraad Louzon, een feitelijke gelijkstelling van de partij en de klasse. Deze gezamenlijke vertegenwoordiging is nu beëindigd. En daarmee neemt de partij haar positie van dienaar weer in. En kameraad Louzon is het hier mee eens. Volgens hem was dit ook het standpunt van marx. De beëindiging van de wederzijdse vertegenwoordiging van de politieke en de vakbondsinternationale is volgens Louzon een afwijzen van de fouten van Lasalle(!) en de sociaaldemocraten(!) en een terugkeer tot de marxistische principes. Dit is de essentie van een artikel dat verscheen in La Vie Ouvrière (Arbeidersleven) op 15 december [1922].

Het meest opzienbarende is dat de schrijver in deze duidelijk, bewust en volhardend zijn ogen sluit voor wat er feitelijk gebeurd in Frankrijk. Men zou kunnen denken dat dit artikel op een andere planeet was geschreven. Hoe anders is het mogelijk om te beweren dat de vakbonden de gehele arbeidersbeweging vertegenwoordigen? Over welk land heeft Louzon het? Als hij Frankrijk bedoelt, vertegenwoordigen de vakbonden helaas nog niet de helft van de arbeidersklasse, voor zover wij hierover juist geïnformeerd zijn. De schurkachtige manoeuvres van de reformistische vakbonden, op links gesteund door een paar anarchisten, hebben tot een splitsing in de Franse vakbondsorganisatie geleid. Geen der beide vakbondsfederaties omvatten meer dan 300.000 arbeiders. Noch apart, noch tezamen hebben ze het recht om zich te identificeren met het gehele Franse proletariaat, waarvan ze maar een bescheiden deel uitmaken. En bovendien volgt elke vakbondsfederatie een eigen, verschillende koers. De reformistische vakbondsfederatie (CGT, Conféderation Générale des Travailleurs) werkt samen met de bourgeoisie; de Verenigde Vakbondsfederatie (CGTU, Conféderation Générale du Travaille Unitaire) is gelukkig revolutionair. In deze laatste vertegenwoordigt kameraad Louzon alleen een bepaalde tendens. Wat bedoelt hij dan met de bewering dat de arbeidersklasse, die hij overduidelijk als synoniem beschouwd met de vakbondsorganisatie, haar eigen doel in zich draagt?. Met wiens hulp en hoe drukt de Franse arbeidersklasse dit doel uit? Met behulp van de organisatie van Jouhaux? Overduidelijk niet. Met behulp van de CGTU? De CGTU heeft al grote diensten geleverd. Maar helaas omvat zij nog niet de gehele arbeidersklasse. En de CGTU werd oorspronkelijk geleid door de anarchosyndicalisten van het Pact.[1]

In welke van deze twee periodes vertegenwoordigde de CGTU de belangen van de arbeidersklasse het beste? En wie bepaalt dat? Als we proberen, met behulp van de internationale ervaring van onze partij, deze vraag te beantwoorden dan komen we volgens Louzons mening in een gevaarlijk dilemma. Want dan vragen we aan de partij om te oordelen wat het beste is voor de arbeidersklasse. Dan plaatsen we de partij boven de arbeidersklasse. Maar als we dit aan de gehele arbeidersklasse voor zouden leggen, dan krijgen we helaas een versplinterde, verdeelde en uiteindelijk impotente respons. De verschillende vakbondsfederaties, hun aangesloten vakbonden en de verschillende groepen binnen die bonden zouden ons allemaal andere antwoorden geven. Maar de overgrote meerderheid van het proletariaat, die bij geen van beide vakbondsfederaties is aangesloten, zou op dit moment helemaal geen antwoord geven.

Er is geen land ter wereld waar de vakbondsorganisaties de gehele arbeidersklasse omvat. Maar in een aantal landen bestaat ze in ieder geval uit een groot deel van de arbeidersklasse. Maar dit is in Frankrijk niet het geval, helaas. Als, zoals Louzon beweert, de partij de arbeidersklasse moet ‘annexeren’ (wat wordt met die term eigenlijk bedoeld?), met welke reden geeft hij dan dit recht aan het syndicalisme? Hij zou kunnen antwoorden: “Onze vakbondsorganisatie is nog steeds erg zwak, maar we twijfelen niet aan haar toekomst en haar uiteindelijke overwinning!” Waarop wij zouden antwoorden: “Natuurlijk, die overtuiging delen we. Maar we twijfelen net zo min aan het vermogen van de partij om het ongekwalificeerde vertrouwen van de overgrote meerderheid van de arbeidersklasse te winnen”. Noch voor de partij, noch voor de vakorganisaties is het een kwestie van het ‘annexeren’ van het proletariaat. Louzon doet er slecht aan deze term te gebruiken die door onze opponenten van de revolutie wordt gebruikt. Het is zaak het vertrouwen van het proletariaat te winnen. En dat is alleen maar mogelijk door de juiste tactiek te gebruiken, getest door ervaring. Waar en door wie wordt deze tactiek bewust, zorgvuldig en kritisch voorbereid? Wie stelt deze voor aan de arbeidersklasse? Ze komen in ieder geval niet vanzelf uit de hemel vallen.

Alleen in de loop van langdurige gevechten, moeizame beproevingen en vele schommelingen, gepaard met uitgebreide ervaringen, groeit het begrip over de juiste wegen en methodes in de hoofden van de beste elementen van de arbeidersklasse, de voorhoede van de massa’s. Dit geldt zowel voor de partij als voor de vakbonden. Ook de vakbond begint als een kleine groep van actieve arbeiders en groeit geleidelijk als haar ervaring haar in staat stelt het vertrouwen van de massa’s te winnen. Maar terwijl de revolutionaire organisaties moeite doen om aan invloed te winnen onder de arbeidersklasse, voeren burgerlijke ideologen oppositie tegen haar en zetten de ‘arbeidersklasse als geheel’ tegen partij en vakbonden op, haar beschuldigend dat zij de arbeidersklasse willen ‘annexeren’. Le Temps schrijft hierover op ieder moment dat er een staking is. Met andere woorden, de burgerlijke ideologen stellen de arbeidersklasse als object tegenover de arbeidersklasse als bewust subject. Want alleen door haar klassenbewuste minderheid wordt de arbeidersklasse geleidelijk een factor in de geschiedenis. En dus zien we dat de kritiek van kameraad Louzon tegen ‘ongefundeerde claims’ van de partij net zo goed van toepassing zijn op de ‘ongefundeerde claims’ van ‘de zaak op zichzelf’. En qua tactiek worden we er ook geen stap wijzer van. Het lijkt erop dat kameraad Louzon niet heeft stilgestaan bij dit vraagstuk. “De arbeidersklasse heeft vanuit zichzelf haar eigen doel”. Als we deze zin ontdoen van haar mystieke valkuilen, betekent dit in feite dat de historische taak van het proletariaat wordt bepaald door haar sociale positie als klasse en door haar rol in de productie, de samenleving en de staat. Dit staat buiten kijf. Maar deze waarheid helpt ons niet om de vraag waarmee we ons bezig houden te beantwoorden, namelijk; hoe gaat het proletariaat haar subjectieve inzicht verkrijgen over de historische taak die haar door haar objectieve positie wordt opgelegd? Als het proletariaat als geheel in staat zou zijn haar historische taak te begrijpen, zou ze geen partij of vakbond nodig hebben. De revolutie zou dan tegelijk met het proletariaat worden geboren. Maar feitelijk is het proces dat het proletariaat tot het inzicht over haar historische missie weet te brengen erg lang en pijnlijk en vol van interne tegenstrijdigheden. Vooral in Frankrijk, omdat het Franse syndicalisme, we kunnen het niet genoeg herhalen, in haar theorie en organisatie, een partij was en is. Daarom kwam ze in haar klassieke periode tussen 1905-1907 op de theorie van een actieve minderheid en niet op de theorie van een ‘collectief proletariaat’. Want wat is een actieve minderheid, bijeengehouden door gezamenlijke opvattingen, anders dan een partij? En aan de andere kant, wat zou een vakorganisatie anders zijn dan een puur formele en betekenisloze organisatie, als ze niet onder haar massa’s een klassebewuste minderheid had?

Het feit dat het Franse syndicalisme een partij was werd volledig bevestigd door het feit van een splitsing die plaatsvond zodra er een scheiding over de politieke richting onder haar achterban ontstond. Maar de partij van het revolutionaire syndicalisme vreest de afkeer die het Franse proletariaat heeft voor partijen als zodanig. Daarom heeft ze geen partijnaam aangenomen en is ze organisatorisch als zodanig incompleet gebleven. De partij poogde haar leden te laten samenvallen met dat van de vakorganisaties, of probeerde zich achter de vakorganisaties te verschuilen. En daarmee wordt de feitelijke ondergeschiktheid van de vakbonden aan bepaalde tendensen, fracties en zelfs kliekjes van syndicalisten verklaard. Dat is de verklaring van het ‘Pact’ [1], met haar karikatuur van vrijmetselarij, bedoeld om een partijorganisatie binnen het lichaam van een vakorganisatie bijeen te houden. En omgekeerd, de Komintern heeft zich buitengewoon vastberaden verzet tegen de splitsing in de vakbondsorganisaties in Frankrijk, oftewel een feitelijke omzetting in een syndicalistische partij. De belangrijkste overweging van de Komintern in deze was de historische missie van de arbeidersklasse als geheel en het enorme onafhankelijke belang van de vakbondsorganisaties in het oplossen van de taken van het proletariaat. In dit opzicht heeft de Komintern vanaf de eerste dag van haar bestaan de werkelijke en levende onafhankelijkheid van vakbonden verdedigd, in de geest van het marxisme.

Het revolutionaire syndicalisme, dat in Frankrijk in veel opzichten de voorloper van het huidige communisme was, heeft de theorie van een actieve minderheid bevestigd, oftewel de noodzaak van een partij onderkend, maar zonder openlijk een partij te worden. En op die manier heeft ze voorkomen dat de vakbonden dan wel niet de organisatie van de hele arbeidersklasse is geworden (wat onder het kapitalistische systeem onmogelijk is), maar ook niet de organisatie van brede lagen van de arbeidersklasse. Communisten zijn niet bang voor de ‘partij’, omdat haar partij geen overeenkomsten heeft en zal hebben met andere partijen. Haar partij is geen politiek verlengstuk van de burgerlijke samenleving; het is de actieve, klassenbewuste minderheid van het proletariaat en haar revolutionaire voorhoede. Daarom is er voor communisten geen enkele aanleiding zich te verbergen achter de vakbonden. Noch in ideologisch of organisatorisch opzicht. Zij misbruiken de vakbonden niet voor machinaties achter de schermen. Zij willen de onafhankelijke ontwikkeling van de vakbonden niet verstoren en steunen haar tijdens acties in alle opzichten. Maar tegelijkertijd behoud de Communistische Partij zich het recht voor om haar mening te geven over alle aspecten van de arbeidersbeweging, inclusief de vakbondsvraagstukken, kritiek uit te oefenen op de tactiek van vakbonden en om afgeronde voorstellen te doen aan vakbonden welke zij, op haar beurt in alle vrijheid mag aannemen of afwijzen. De partij probeert het vertrouwen van de arbeidersklasse te winnen, met name dat deel dat in vakbonden is georganiseerd.

Wat is de bedoeling van de opmerkingen van Marx die kameraad Louzon aanhaalt? Het is een feit dat Marx in 1868 schreef dat de arbeiderspartij zou ontstaan uit de vakbonden. Toen hij dit schreef dacht hij met name aan het Verenigd Koninkrijk, op dat moment het enige ontwikkelde kapitalistische land dat al uitgebreide arbeidersorganisaties had. Sindsdien is er een halve eeuw voorbij. De historische ervaring heeft in het algemeen de voorspelling van Marx bevestigd, in zoverre het Engeland betrof. De Engelse Labour Party is uit de vakbonden opgebouwd. Maar gelooft kameraad Louzon werkelijk dat de Engelse Labour Party heden ten dage, geleid door Henderson en Clydes, beschouwd kan worden als vertegenwoordiger van de belangen van de gehele arbeidersklasse? Echt niet, toch? De Engelse Labour Party verraadt de zaak van het proletariaat net zo als de vakbondsbureaucratie dit doet, hoewel in Engeland de vakbonden meer dan waar ook bijna de gehele arbeidersklasse omvatten. Aan de andere kant twijfelen wij er niet aan dat de communistische invloed in de Engelse Labour Party, die uit de vakbonden ontstond, zal toenemen. En dit zal er toe bijdragen dat de strijd tussen de massa’s en de leiders acuter zal worden, ook binnen de bonden, totdat de verraderlijke bureaucratie uiteindelijk is verdreven en de partij volledig wordt hervormd en vernieuwd. En wij, net als kameraad Louzon, behoren tot een Internationale, waar de kleine Communistische Partij van Engeland onderdeel van is, die de Tweede Internationale bestrijd. Terwijl deze wordt gesteund door de Engelse Labour Party die uit de vakbonden is voortgekomen.

In Rusland - en de wet van kapitalistische ontwikkeling is bij ons precies tegenovergesteld aan die van Engeland - is de Communistische Partij, de voormalige Sociaaldemocratische Partij, ouder dan de vakbonden en heeft deze geschapen. Vandaag de dag zijn de vakbonden en de arbeidersstaat in Rusland volledig onder de invloed van de Communistische Partij, die dus niet uit vakbonden is ontstaan, maar deze heeft opgericht en getraind. Wil kameraad Louzon beweren dat Rusland zich heeft ontwikkeld in tegenspraak met het marxisme? Is het niet eenvoudiger om te stellen dat Marx’ beoordeling over het ontstaan van de partij uit vakbonden op basis van de Engelse ervaring correct is gebleken, al was het niet 100% correct, maar dat Marx nooit van plan is geweest om iets wat hij zelf nogal spottend ‘super-historisch’ noemde, als wetmatig te beschouwen. Alle andere landen in Europa, inclusief Frankrijk zitten in de kwestie ergens tussen Engeland en Rusland in. In sommige landen zijn de vakbonden ouder dan de partij, in andere landen is het andersom, maar nergens, behalve in Engeland en in bepaalde mate in België, is de partij van het proletariaat uit de vakbonden voortgekomen. Maar hoe dan ook, nergens is de Communistische Partij van origine uit vakbonden ontstaan. Maar moeten we hier uit concluderen dat de Komintern de verkeerde oorsprong heeft?

Toen de Engelse vakbonden afwisselend de Conservatieven en de Liberalen steunden en in bepaald opzicht het arbeidersaanhangsel van deze vormden, toen de politieke organisatie van de Duitse arbeiders niets meer was dan de linkervleugel van de democratische partij, toen de aanhangers van Lasalle en Eisenach nog onderling aan het kibbelen waren, eiste Marx de onafhankelijkheid voor vakbonden van alle politieke partijen. Deze formule was toegespitst op de wens om arbeidersorganisaties tegenover alle burgerlijke partijen te plaatsen en om te voorkomen dat ze zich teveel met socialistische sektes zouden worden vereenzelvigd. Maar kameraad Louzon zal zich wellicht ook herinneren dat het Marx was die de Eerste internationale oprichtte, met als doel om de arbeidersbeweging in alle landen richting te geven, in alle opzichten en haar doeltreffend te maken. Dat was in 1864 en de Internationale die door Marx werd gecreëerd was een partij! Marx weigerde om te wachten totdat de internationale partij van de arbeidersklasse zich op een of andere wijze zich zou vormen uit de vakbonden. Hij deed zijn uiterste best om de invloed van het wetenschappelijk socialisme binnen de vakbonden te versterken, zoals voor het eerst verwoord in het Communistisch Manifest in 1847. Toen Marx van de vakbonden volledige onafhankelijkheid van partijen en sektes van de kleinburgerij en de bourgeoisie eiste, deed hij dat zodat het wetenschappelijk socialisme makkelijker de overheersende ideologie binnen vakbonden kon worden. Marx beschouwde de partij van het wetenschappelijk socialisme nooit als een van de vele gewone parlementaire democratische partijen. Voor Marx was de internationale de klassenbewuste arbeidersklasse, op dat moment vertegenwoordigd door een werkelijk hele kleine minderheid.

Als kameraad Louzon consequent zou zijn in zijn vakbondsmetafysica en zijn interpretatie van Marx zou hij moeten zeggen: “Weg met de Communistische Partij, laten we wachten totdat deze partij uit de vakbonden ontstaat”. Want de huidige Franse vakorganisaties kunnen alleen hun eenheid herwinnen, net als hun beslissende invloed over de brede lagen, als haar beste elementen zijn verenigd in de klassenbewuste revolutionaire voorhoede, oftewel, in een Communistische Partij. Marx gaf geen definitief antwoord op het vraagstuk van de relatie tussen politieke partij en vakbond en kon dat natuurlijk ook niet. Want deze zijn afhankelijk van wisselende omstandigheden in elk apart geval. Of de partij en de vakbondsfederatie wederzijds zijn vertegenwoordigd in hetzelfde centrale comité, of dat ze een gezamenlijk actiecomité vormen in tijden van nood is niet van doorslaggevend belang. De organisatievormen kunnen veranderen, maar de beslissende rol van de partij staat buiten kijf. De partij, als ze haar naam waardig wil zijn, behelst de gehele voorhoede van de arbeidersklasse en gebruikt haar ideologische invloed om ieder tak van de arbeidersbeweging vrucht af te laten werpen, vooral de vakbeweging. En als de vakbeweging haar naam eer aan wil doen, dan omvatten ze steeds grotere groepen arbeiders, waaronder veel nog niet geschoolde nieuwkomers. Maar ze kan alleen haar taken vervullen als ze bewust worden geleid op stevig gebaseerde principes. En zo’n leiding kan ze alleen hebben als haar beste elementen zijn verenigd in de partij van de proletarische revolutie.

De opschoning van de Communistische Partij van Frankrijk, die zich aan de ene kant wist te bevrijden van de jammerende kleinburgers, tekentafel-helden, politieke Hamlets en ziekmakende carrièretijgers en aan de andere kant erin slaagde communisten en revolutionaire syndicalisten dichter bij elkaar te brengen, vertegenwoordigd een grote stap voorwaarts naar het scheppen van geschikte verhoudingen tussen de vakbondsorganisaties en de politieke organisatie. En dat op zijn beurt is een groot voordeel voor de revolutie.

Leon Trotski, 23 maart 1923.[2]

_______________
[1] Het Pact verwijst naar een overeenkomst welke werd getekend door achttien anarchisten en semi-anarchisten, waaronder leden van de communistische partij in Frankrijk en gedurende lange tijd geheim werd gehouden na haar ondertekening in februari 1921. Het was doorspekt van vrijmetselarij opvattingen en ‘puur’ syndicalisme en de ondertekenaars stelden zichzelf ten doel de leiding in de vakbeweging in Frankrijk te bemachtigen en te behouden, tegen de leiding van de communisten. Toen dit uitkwam, net voor de conventie in St. Etienne van de CGTU, leidde dit tot enorme reuring. De opstellers ervan, waaronder Besnard, Verdier, Totti en anderen, slaagden er niet in de leiding van de CGTU in handen te krijgen. Integendeel, de communisten en communistische syndicalisten behaalden de meerderheid.
[2] Robert Louzon was machinist. Sprak zich uit tegen de 1e Wereldoorlog en sloot zich in Tunesië aan bij de CP. Werd twee keer gevangen gezet en uiteindelijk gedeporteerd. Werd journalist voor L’Humanité, dagblad van de Franse CP. In 1924 geroyeerd uit de CP. Sloot zich daarna aan bij Monatte in de groep Revolutionaire Proletaren. Vocht in Spanje in 1937 en werd geïnterneerd tijdens de 2e Wereldoorlog. Leon Jouhaux (1870-1954) was revolutionair syndicalist voor de 1e Wereldoorlog. Daarna sociaalpatriot tijdens de oorlog en secretaris van de CGT, de reformistische vakcentrale tot aan de 2e Wereldoorlog. Richtte na de 2e Wereldoorlog Force Ouvrière op.