T.W.

Ernest Mandel over de vakbeweging


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, okt. 1967, jg. 10
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Ernest Mandel-archief

In de “Groene” van 31 december 1966 schrijft E. Mandel over de vakbeweging. Zijn interessante en alleszins lezenswaardige artikel gaat er van uit dat “de vakbeweging in alle West-Europese landen bedreigd wordt door de inkomenspolitiek.” Enkele uitingen in dat artikel noodzaken ons echter hier toch op in te gaan.

De versnelde technologische ontwikkeling heeft tot gevolg dat het kapitaal in nieuwe machines en technieken gestoken, voordat het “terugverdiend” is waardeloos wordt omdat het door nieuwere uitvindingen alweer achterhaald is. De monopolies welke dan opnieuw tot vernieuwing overgaan zullen vanwege deze nieuwe ondernemingsmethode scherper moeten calculeren, langer moeten vooruitzien en loonacties worden daarom steeds ongewenster. Ernest Mandel schrijft:

“Het neokapitalisme wordt anderzijds gekenmerkt door een hogere graad van tewerkstelling dan het klassieke kapitalisme ... Daardoor wordt de voornaamste loonregulator binnen het raam van het kapitalisme, te weten het industrieel reserveleger van werklozen in zekere mate UITGESCHAKELD. Dit wederom leidt tot verhoudingen op de “arbeidsmarkt” die voor een bijna ononderbroken stijging van de nominale lonen voordelig zijn.”

De nu weer steeds sterker wordende werkloosheid en de in Amerika – waar de automatisering verder doorgevoerd is – reeds lang bestaande grotere werkloosheid moeten ons toch wel van het tegendeel overtuigen. Het West-Europese kapitalisme (nog niet geautomatiseerd als het Amerikaanse) heeft inderdaad een periode van bijna volledige werkgelegenheid gekend, maar naarmate er nu meer geautomatiseerd is komen de ontslagen los en herstelt zich de “normale” verhouding. De VS bewijzen dat er geen “hogere graad van tewerkstelling” is en de negers van Detroit zijn juist door het feit dat zij geen werk kunnen vinden, door de “lagere tewerkstelling” in opstand gekomen tegen deze “economische” rassendiscriminatie.

Mandel schrijft dat “de ondernemers deze loonsverhogingen automatisch op verkoopsprijzen” overdragen, hetgeen betekent dat de “ononderbroken stijging van de NOMINALE lonen” geen stijging van de werkelijke lonen ten gevolge heeft. Hierdoor ontstaat een permanente inflatie in het neokapitalisme.

“Wil men die ontwikkeling ophouden, zonder de kapitalistische winst aan te tasten, dan bestaat daarvoor slechts één middel: de vakbonden er aan te herinneren, de gunstige verhoudingen op de arbeidsmarkt uit te buiten ten voordele van bestendige loonsverhogingen.”

Wat wil Mandel hier? Bestendige loonsverhogingen, dus zonder prijsverhogingen, geen inflatie? En niet de kapitalistische winst aantasten. Waar moet de loonsverhoging dan vandaan komen? Zonder inflatie en zonder de winst aan te tasten? En waarom mag de winst eigenlijk niet aangetast worden?

Vervolgens richt Mandel zich tegen de “inkomenspolitiek”, die het bestaansrecht van de vakbeweging uitholt. Deze politiek “wurgt de mogelijkheid van doelmatige vakbondsactie”. Zij maakt de vakbeweging tot een verlengstuk van de kapitalistische loonpolitiek, welke tot doel heeft in de hoogconjunctuur grotere loonsverhogingen tegen te houden teneinde inflatie te voorkomen en bij achteruitgang van de conjunctuur genoegen te nemen met loonsvermindering omdat het bedrijf het niet lijden kan. Hij toont aan dat dit moet leiden tot een “autoritaire” staat met een “autoritaire” vakbeweging.

Maar deze ontwikkeling is niet noodzakelijk. De vakbonden kunnen zich er tegen verzetten. Vervolgens komen we aan de behandeling van de socialistische planning.

“Socialisten”, zegt Mandel, “zijn voorstanders van socialistische planning, niet van gelijk welke economische dwangmaatregelen vanwege de staat.” Wat is deze socialistische planning? Het Plan van de Arbeid of de socialistische maatschappij? De volgende zin schijnt het antwoord te geven: “Socialisme is de bevrijding van de arbeid van de heerschappij van het kapitaal.” Bevrijding van de arbeid: door wie? Door de arbeidersklasse waarschijnlijk! De gedachte van Lassale schijnt weer op te duiken. Stond in het program van Gotha niet: “De bevrijding van de arbeid moet het werk van de arbeidersklasse zijn, ...”? Laten wij even zien wat Marx hierover zegt in zijn kritiek op het program van Gotha:
De eerste zin is uit de inleidende woorden van de Internationale Statuten, maar “verbeterd”. Daar wordt gezegd: “De bevrijding van de arbeidersklasse moet de daad van de arbeiders zelf zijn”; hier moet daarentegen “de arbeidersklasse” – wat bevrijden? “De arbeid”. Begrijpe wie het kan.

Tot zover Marx; verder commentaar is hier overbodig!
Hoe juist Mandel ook ziet dat de vakbeweging in het kapitalistische apparaat ingeschakeld wordt en hoe hij zich ook keert tegen deze “inkomenspolitiek” en opkomt voor “een politiek die in een antikapitalistische zin invloed wil nemen op de economie in haar geheel (vandaag nog vooral de nationale; morgen waarschijnlijk al de internationale, tenminste in EEG-verband) en de volledige tewerkstelling en een stijgend aandeel van de Arbeid aan het nationale inkomen kan waarborgen”, toch blijft men in dit artikel het “economisme” proeven en krijgt men het onbehaaglijke gevoel dat de enige uitkomst welke hij voor de vakbeweging ziet, “de doorbraak naar de strijd voor antikapitalistische structuurhervormingen, nationalisaties onder arbeiderscontrole en socialistische planning van de hele economie”, behoren tot de radicale geluiden welke in sociaaldemocratische kringen af en toe gehoord worden, zonder een werkelijk alternatief te stellen en te verklaren dat het de taak van de vakbeweging is altijd en overal voor de belangen van de arbeiders op te komen, maar tegelijkertijd de arbeiders duidelijk maken dat het haar taak niet is de “economie” op te lappen of te “saneren”, maar dit kapitalistische stelsel te vernietigen.

Weer is het goed terug te grijpen op het program van Gotha:

De Duitse arbeiderspartij eist, om de oplossing van het sociale vraagstuk voor te bereiden, het oprichten van productieve associaties met staatshulp onder de democratische controle van het werkende volk. De productieve associaties moeten voor de industrie en de landbouw in zulk een omvang in het leven worden geroepen, dat daaruit de socialistische organisatie van de gehele arbeid ontstaat.

Na de Lassaleaanse “ijzeren loonwet” het heilmiddel van de profeet. Het wordt op waardige wijze “voorbereid”. In plaats van de bestaande klassenstrijd komt een journalistenfrase: “het sociale vraagstuk”, welks “oplossing” men “voorbereidt”. In plaats van uit het revolutionaire transformatieproces van de maatschappij “ontstaat” de “socialistische organisatie van de gehele arbeid” uit “de staatshulp” die de staat aan de productieve associaties geeft, die hij, niet de arbeider, “in het leven roept”. Het is de fantasie van een Lassalle waardig, dat men met staatsleningen evengoed een nieuwe maatschappij kan bouwen als een nieuwe spoorweg!

Uit een rest van schaamte stelt men “de staatshulp” – onder de democratische controle van het “werkende volk”.
Ten eerste bestaat het “werkende volk” in Duitsland voor de meerderheid uit boeren en niet uit proletariërs.
Ten tweede betekent “democratisch” “volksheerschappelijk”. Wat betekent echter “de volksheerschappelijke controle van het werkende volk”? En nog wel bij een arbeidersvolk, dat door deze eisen, die het aan de staat stelt, zijn volledig besef uitspreekt, dat het noch aan de heerschappij is, noch rijp is voor de heerschappij!
(...)Dat de arbeiders de voorwaarden van de coöperatieve productie in sociale en eerst bij zichzelf in nationale maatstaf willen scheppen, betekent slechts, dat zij aan de omvorming van de huidige productievoorwaarden werken, en heeft niets gemeen met het stichten van coöperatieve verenigingen met staatshulp. Wat echter de huidige coöperatieve verenigingen betreft, deze hebben slechts waarde, voor zover zij onafhankelijke, noch door de regeringen, noch door de bourgeois beschermde scheppingen van de arbeiders zijn.
(Karl Marx, Kritiek op het program van Gotha)

In de huidige fase van de maatschappelijke ontwikkeling, nu allerwegen in de koloniale landen de strijd aan de gang is en de wereldheerschappij van het kapitalisme is aangetast, terwijl in Zuid-Amerika de guerrilla’s de vakbewegingspolitiek hebben vervangen, nu de overspannen arbeidsmarkt in West-Europa verdwenen is en de negers in Amerika, die de eerste slachtoffers van de automatisering in dit land zijn, het niet langer nemen, gaat de strijd niet meer om “Plannen van de Arbeid”, structuurhervormingen en socialistische planning van de economie, maar kan de enige oplossing zijn de strijd van de arbeidersklasse voor de verbetering van hun maatschappelijke positie met zulk een kracht door te zetten, dat deze strijd rechtstreeks voert tot het doel, de vernietiging van de kapitalistische maatschappij, die door geen enkele “structuurhervorming” nog te redden is!

t.w.