G. Barendrecht

Boekbespreking

Gorz een belangrijk theoreticus


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1969, nr. 1, jg. 12
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Over het onderscheid tussen maatschappij en gemeenschap
Groen en rood
Ideologie en macht

Reeds enige jaren is er een internationale socialistische discussie op gang gekomen, waarbij alle mogelijke opvattingen van verschillende stromingen uit de traditionele arbeidersbeweging op de helling worden gezet. Een der figuren die daarin een groot aandeel heeft gehad en nog heeft is André Gorz,redacteur van het tijdschrift Temps Modernes (opgekomen onder leiding van Sartre c.s.) dat een zeer belangrijke stimulerende rol speelt in die discussie. De Nederlandse linkervleugel is pas kort uit zijn provinciale isolement verlost en met die discussie bekend geraakt, waardoor elke nieuwe bijdrage tot het toegankelijk maken van serieuze buitenlandse socialistische geschriften zonder meer moet worden toegejuicht; met name ook in dit concrete geval van de vertaling van Gorz Le socialisme difficile (uitgegeven door Polak en Van Gennep, Amsterdam 1968; f 12,50) dat als een vervolg op zijn Stratégie ouvrière et néocapitalisme wordt beschouwd.

Het vorige werk bracht eigenlijk voor het eerst een samenhangende poging om de Europese arbeidersbeweging uit het slop te halen door een aanzet tot een nieuw socialistisch overgangsprogram dat aanknoopt bij de oude en nieuwe steeds veelzijdigere behoeften van de massa der werkers; behoeften die in wezen cirkelen rond het probleem van de volledige ontplooiing van de mens en daarmee met dat van de totale bevrijding uit het kapitalisme door strijd voor de vestiging van een van onderop zelfbeheerd socialisme. Een algemene oriëntering waarmee wij wel kunnen instemmen.

Een zwak punt in dat werk leek ons een wat al te grote concentratie op de vakbondsstrijd en de idee van geleidelijke machtsvergroting van de arbeidersklasse via de verovering van sterke posities in de bedrijven, wat ons inziens gevaarlijk reformistische afglijdingsmogelijkheden in zich borg door een onvoldoende bewustzijn van de politieke, de totale strijd om de macht waar het om moet gaan.

We krijgen de indruk dat Gorz met dit nieuwe werk op een aantal punten aan helderheid heeft gewonnen. Zo is duidelijk het accent gelegd op het centrale belang van de politieke strijd gekoppeld aan die op het meer economische vlak. Volkomen terecht wijst Gorz op de noodzaak van een nieuwe revolutionaire massapartij die het nieuwe revolutionaire overgangsprogram moet ontwikkelen in een discussie met andere stromingen. Zeer belangrijk zijn ook de nadere uitwerking van zijn analyses van ontmenselijkende werkingen van de kapitalistische maatschappij op alle mogelijke gebieden en Gorz’ eis dat daartegenover niet alleen een economisch en politiek program voor opbouw van een andere, een socialistische maatschappij, maar een alomvattende visie op een totaal andere beschaving moet worden gesteld.

We noemen nog enkele andere – onder de vele – positieve punten.
- De these dat de ontwikkeling van het Amerikaanse kapitalisme niet met die van het Europese kan worden vergeleken als een toekomstperspectief omdat het Amerikaanse kapitalisme onder uitzonderlijk gunstige omstandigheden tot ontplooiing kwam en expandeerde waarvoor nu voor andere kapitalismen de ruimte, de voorwaarden, niet meer bestaan.
- De kritiek op het stalinistische en post-stalinistische “ontwikkelingsmodel” met een eenzijdig en autoritair toegepast accumulatieprimaat dat atomiserend, ontpolitiserend werkte op de massa, en dat nu – onder invloed ook van het kapitalisme – marktmechanismen instelt langs de weg van de minste weerstand mede om de nieuwe individualistische consumptiebehoeften tegemoet te komen, in plaats van de nadruk te leggen op uitbreiding en verbetering van de gemeenschapsvoorzieningen; wat alles samenhangt met de wil van het partij en staatsapparaat om zijn positie te handhaven.
- De eis die Gorz hiertegenover stelt van vergaande democratisering, van onafhankelijkheid van vakbond en partij ten opzichte van de staat.
- De waarschuwing dat het zelfbeheer wel een essentiële zaak is maar desalniettemin geen “wondermiddel” is voor alle problemen.
- De stelling dat het monopoliekapitalisme niet alleen de Derde Wereld koloniseert maar ook het eigen binnenland (een stelling die zekere verwantschap vertoont met die van André Günder Franck).

Vakbonden

Ook al zijn we het met de formuleringen niet altijd eens, toch kunnen we rustig zeggen dat alle positieve elementen in de beide werken, de lectuur van Gorz onmisbaar maken voor elke socialist die ernstig wil meewerken aan de ontwikkeling van een nieuw revolutionair program en die van een revolutionaire partij. Maar dat neemt niet weg dat er een aantal zwakheden blijven waar scherp op gewezen moet worden; des te scherper zelfs waar er tegenwoordig van de ideeën van Gorz een grote soms al te grote invloed uitgaat.

Om te beginnen kan er worden opgemerkt dat nog steeds te grote verwachtingen worden gewekt van een verbeterde vakbondsstrijd. Hierbij wordt onvoldoende beseft dat een vakbond – hoe onmisbaar en belangrijk ook zowel in de kapitalistische als in de socialistische maatschappij – altijd maar een beperkt niveau van het bewustzijn van bepaalde sociaaleconomische belangen vertegenwoordigt; per definitie is een vakbond geen revolutionaire strijdorganisatie.

En dit hangt weer samen met Gorz’ visie op de etappe gewijze strijd voor de vestiging van de socialistische maatschappij. Het is volkomen begrijpelijk dat hij geen genoegen neemt met enkele traditionele radicale kreten en formules die in de door hem als “maximalistisch” aangeduide uiterste linkervleugel van de arbeidersbeweging worden gekoesterd. Het is waar dat alle tot nog toe ontwikkelde programs onvoldoende zijn voor de huidige situatie van de massa’s in de hoogontwikkelde kapitalistische maatschappij.

Maar dit neemt niet weg dat de gehele gedachte van Gorz’ revolutionaire “hervormingsstrategie” levensgevaarlijk is. Er zal geen sprake zijn van het geduldig oprukken van de ene positie van macht van de arbeidersklasse naar de andere nieuwe sterkere zoals Gorz zich dat voorstelt.[1]

De door hem zelf aangeduide autoritaire tendensen in het kapitalisme en de daarmee verbonden internationale vervlechting van de economische, politieke en militaire macht van de bourgeoisie schept meer dan ooit een toestand waarin elke serieuze aanval op de strategische posities van het kapitalisme, een totale reactie oproept. Elke volgehouden samenhangende revolutionaire strijd die het kapitalisme werkelijk aantast brengt onmiddellijk een totale burgeroorlog met zich mee. En daarin gaat het direct na de eerste explosie in de toekomst – die dan op een veel hoger politiek plan al zal moeten liggen dan de “mei-juni” revolutie in Frankrijk - om de bewapening van de massa om de veroverde posities, bezette bedrijven en andere strategische punten, met geweld te kunnen verdedigen tegen de massale vernietigingskracht die de bourgeoisie in beweging zal brengen. Dat wil niet zeggen dat er niet systematisch, intelligent en genuanceerd moet worden nagedacht, geschreven en gediscussieerd over een nieuwe strategie. Maar dat zal moeten geschieden vanuit het bewustzijn van het begin af aan, dat het gaat om de macht, een revolutionaire strijd voor de vernietiging van de macht en de machtsorganen van de bourgeoisie. En het werk van Gorz ademt dit bewustzijn onvoldoende.

Hiermee hangt ons inziens ook samen de overgrote aandacht die hij besteedt aan de sociaaldemocratie. Deze wordt wel vaak scherp in zijn zwakheden geanalyseerd, maar blijft dan toch uiteindelijk een coalitiepartner, met hoeveel reserve dan ook en met hoeveel nadruk hij ook zegt dat men zich moet oriënteren op de basis van de sociaaldemocratische partijen, meer dan op de top.

Het stalinisme

Daartegenover staat – alweer verbonden in wezen met de genoemde zwakke posities – een merkwaardig beknopte aandacht voor de traditioneel communistische beweging in kapitalistisch Europa. Deze beweging wordt impliciet eigenlijk veel te gunstig voorgesteld. Geen analyse geeft Gorz van de funeste reformistische greep van deze beweging op grote delen van de massa. Zoals Gorz ook niet voldoende diep ingaat op het wezen van het stalinisme, op de ontwikkeling van de Russische bureaucratie en zijn zeer specifieke conservatief eigenbelang dat bij herhaling leidde tot contrarevolutionair ingrijpen in de klassenstrijd. Bij de pretenties die Gorz heeft van een volstrekt ondogmatisch onafhankelijk vernieuwer te zijn, kunnen we rustig constateren dat hier van een stuk opportunisme sprake is, van onvoldoende zelfstandigheid en onvoldoende radicale vernieuwingsdrang.

We zijn en blijven Gorz echter zeer dankbaar voor het vele goede dat hij ons gegeven heeft en dat langdurig een positieve stimulans voor de internationale discussie zal zijn.

We hopen later nog nader in te gaan op bepaalde ideeën, Gorz verdient een grotere aandacht dan een beperkte boekbespreking als deze.

G. BARENDRECHT

_______________
[1] Het gaat mij vooral om de volgende passages in het hoofdstuk Hervorming en Revolutie.
“Het (socialisme) kan slechts het resultaat zijn van een welbewuste actie op lange termijn die kan beginnen met het trapsgewijze tot stand brengen van een samenhangend geheel van hervormingen, maar die alleen voortgezet kan worden met een reeks min of meer heftige krachtmetingen, die nu eens gewonnen, dan weer verloren worden en die in hun geheel zullen bijdragen tot vormen en organiseren van het socialistisch bewustzijn en de socialistische wil van de werkende klassen.” (p. 78)
Mijn bezwaar richt zich vooral tegen het door mij gespatieerde deel [hier cursief], welk bezwaar niet wordt weggenomen door de beperkingen die Gorz er direct op laat volgen.
Hetzelfde geldt voor een passage op p. 79. Daar schrijft Gorz, nadat hij de mogelijkheid van het vormen van “eilandjes van socialisme” in een “kapitalistische oceaan” heeft ontkend, dat een “socialistische hervormingsstrategie” wél betekent: “Het veroveren van macht door de arbeiders en van het volk, het vormen van centra maatschappelijk beheer en van directe democratie (met name in de grote industriële ondernemingen en de productiecoöperaties) het veroveren van machtsposities in de vertegenwoordigende lichamen, het buiten de markt stellen van producten en diensten die in de collectieve behoeften voorzien, met als onvermijdelijk gevolg een intensivering en verdieping van de tegenstelling tussen de logica van de maatschappelijke productie volgens de behoeften en verlangens van de mensen, en de logica van de kapitalistische accumulatie en van de macht van de ondernemers.” (p. 79). Mijn bezwaar richt zich hier vooral tegen het door mij onderstreepte gedeelte.