Redactie

Conferentie


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1972, nr. 3, jg. 15
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De trotskistische beweging in Nederland
Revolutionair-socialisme in Nederland
Nederland nĂ¡ de Oktoberrevolutie

Voorbereid door een aantal discussiebijeenkomsten onder leiding van een vertegenwoordiger van het Internationaal Executief Comité van het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale, vond op 1-2 juli jl. een conferentie van de sectie plaats. Deze conferentie, waarop een groep revolutionair-marxistische jongeren toetrad tot de beweging, was gewijd aan een nadere bepaling van de tactiek. Uitgaande van de grondslag, vervat in de resolutie van het IEK van december 1969 (Voorbereiding en opbouw van revolutionaire massapartijen in kapitalistisch Europa), werden een aantal teksten behandeld en met enkele wijzigingen aanvaard, omtrent: de Nederlandse situatie; de nieuwe linkse stromingen; de tactiek en de werkterreinen.

T.a.v. de Nederlandse situatie van de arbeidersbeweging, noemen we het feit dat de opgaande ontwikkeling van de klassenstrijd in de allerlaatste jaren licht werpt op een aantal zaken. Allereerst op het politieke vacuüm waarin de arbeidersklasse verkeert en dat o.a. is ontstaan en versterkt door de omvorming van de PvdA van een rechts-reformistische arbeiderspartij tot een burgerlijk-democratische volkspartij. Verder op het feit dat de CPN, als enige arbeiderspartij, in dit vacuüm haar invloed niet onbelangrijk heeft kunnen uitbreiden, doch tegelijkertijd de lege ruimte maar zeer beperkt heeft kunnen vullen, door haar buitengewoon stalinistisch, bureaucratisch en sektarisch karakter, waaruit nu een politieke lijn voortvloeit van: praktisch tot iedere prijs proberen samen te werken met, en linkse, proletarische dekking te geven aan de bureaucratie van NVV en PvdA. Minstens even belangrijk is daarnaast de tendens tot grotere zelfstandigheid van de vakbeweging t.o.v. de politieke partijen; een tendens die tot uiting komt in de steeds verdergaande samenwerking in het bijzonder tussen NVV en NKV, en in een steeds openlijker onafhankelijk, min of meer politiek, optreden van de vakbondsbureaucratie. Dit heeft te maken met de maatschappelijke veranderingen van de naoorlogse periode, waarin, met grote vertraging in vergelijking met oudere geïndustrialiseerde kapitalistische landen, duidelijker de groeiende massa van oude en nieuwe arbeiders tegenover een kleine groep van machtige kapitalisten is komen te staan. Bij de afwezigheid van een grote arbeidersmassapartij, en van een sterke revolutionaire voorhoede, is het politieke initiatief voorlopig in handen van de kleinburgerlijke progressieve concentratie, PvdA, D’66, PPR, die poogt de massavakbeweging te gebruiken als pressiemiddel en stemvee; de CPN, opvanger en beteugelaar van de klassenstrijd, waarop de bourgeoisie en de vakbondsbureaucratie, in nood, altijd kunnen terugvallen, en tegelijkertijd, bij gebrek aan beter, de voornaamste aantrekkingskracht direct en indirect, voor bepaalde sectoren van radicaliserende jongeren en studenten, voor zover deze zich min of meer partijpolitiek oriënteren.

Genoemd vacuüm, de traditionele zwakte en verdeeldheid van de arbeidersbeweging en de afwezigheid van een sterke revolutionaire organisatie, schiepen een enorme ruimte reeds jarenlang voor alle mogelijke initiatieven buiten de traditionele arbeidersbeweging, lopend van de meer politiek georiënteerde organisaties als de PSP en de maoïstische groepen, tot aan de derdewereldbeweging en de onnoemelijk vele actiegroepen op praktisch elk denkbaar terrein.

De PSP, die jaren geleden nog een zekere progressieve functie kon uitoefenen bij een betrekkelijke stilstand van de klassenstrijd en de afwezigheid van enig duidelijk radicaler perspectief, werd als kleinburgerlijke groepering zonder enige arbeidersaanhang en zonder een werkelijk socialistische oriëntering, geheel gepasseerd door de ontwikkeling van de radicale jongeren en van de klassenstrijd. Dit laatste stimuleerde weer de vorming van een links-socialistische oppositie, die bij de stagnatie van de PSP, onvermijdelijk buiten die partij kwam te staan en zich nu als zelfstandige organisatie ontwikkelt.

Waar de PSP met haar sociale samenstelling en politieke oriëntering, reeds lang gefunctioneerd had op de linkervleugel van een progressieve concentratie van PvdA, D’66 en PPR, op weg naar een kleinburgerlijk-democratische volkspartij, zal zij nu, ontdaan van haar linkervleugel, alleen nog maar sneller in die richting worden meegezogen.

Het in eerste instantie uit de CPN voortgekomen maoïsme vormt een der meest interessante ontwikkelingen sinds 1970. Het vond een hoogtepunt in het actief optreden tijdens de Rotterdamse havenstaking. In het algemeen was het maoïsme gedurende een bepaalde periode van nadere politisering van bepaalde studenten- en jongerensectoren, en later ook van de wending naar de arbeidersklasse, de belangrijkste vorm van het zoeken naar een politieke oriëntering, links van de CPN. Het verkeert nu, niet alleen in Nederland, maar ook internationaal, in een neergaande fase, deels door de tegenstrijdigheden van de beweging zelf en de gemaakte fouten (tijdelijke afwending van de afgeschreven westerse arbeidersklasse; geforceerde poging tot verbinding met de arbeidersklasse; aparte Rode Vakbond, e.d.), en deels door de steeds duidelijker rechts-bureaucratische wending van de politiek van de Chinese leiders. Deze fase komt niet alleen tot uiting in een verzwakking en versplintering van het maoïsme, maar ook in een differentiatieproces waarin een tendens naar voren komt die enigszins kritisch staat t.o.v. een aantal zwakheden in de politieke tradities van het maoïsme.

De studentenbeweging verkeert nu in een impasse. De dalende invloed van het maoïsme kwam vnl. ten goede aan de CPN, die, in het politieke vacuüm ook in de studenten- en jongerensfeer kans ziet met een minimum aan tot de partij toegelaten studentenkaders in Amsterdam en Groningen een onevenredig sterke directe, maar nog meer indirecte invloed uit te oefenen. In dit kader functioneert het nu overheersend politieke vakbondsconcept vnl. als een regelend kanaal, waarmee de studentenbeweging en acties binnen reformistisch kader kunnen worden gehouden, althans voorlopig.

Binnen deze aangeduide verhoudingen, is de trotskistische beweging door tal van oorzaken, wel uit het extreme isolement getreden van de periode van vóór de jongerenrevolte, maar toch nog niet uitgekomen boven het niveau van een propagandakern. Om haar plaats in de meer gepolitiseerde linkse kringen verder te ontwikkelen is het noodzakelijk dat zij nu haar algemene politieke stellingnames en analyses omzet in een praktisch politiek optreden. Zonder dit laatste blijft de op zich zelf zeer belangrijke kadervorming een academische zaak; evenals het uitsluitend activistisch optreden zonder kadervorming en verantwoorde politieke analyse het gevaar van verdrinking inhoudt.

Het is duidelijk dat in de bestaande krachtsverhoudingen de revolutionair-marxistische beweging zich in de eerste plaats moet richten op de meest gepolitiseerde milieus; d.w.z. op de jongerenbeweging, en dan nog in het bijzonder op het meest vooruit geschreden deel daarvan, de studentenbeweging. Dit wel te verstaan, in het kader van de meer algemene politieke oriëntering “van de rand naar de kern”, de kern van de massa der arbeiders. Waarbij deze concentratie op een bepaalde randsector slechts een stadium vormt op de weg naar de arbeidersklasse. Deze specifieke taak kan het beste worden volbracht door een jongerenorganisatie (de RCJ-revolte), die tegelijkertijd staat op de basis van een revolutionair-marxistisch program, een revolutionaire organisatie, die het optreden op het jongeren- en studentenvlak weet te combineren met een activiteit op het vlak van de arbeidersstrijd, om zo ook een verbinding tussen die sectoren te kunnen leggen.

Daarnaast kan een belangrijke bijdrage tot de voorbereiding van een toekomstige revolutionaire arbeiderspartij worden geleverd door Proletarisch Links, dat een aantal links-socialistische stromingen omvat. De sectie beschouwt het als een der taken van de trotskistische beweging PL verder tot ontwikkeling te brengen, m.n. in die zin dat PL steeds meer een vruchtbare verbinding tot stand brengt tussen de politieke praktijk en de socialistische theorie.

Er is in Nederland meer nog dan elders een schreeuwende tegenstelling tussen de zwakte van de totale revolutionaire beweging en de politieke mogelijkheden en noodzakelijke taken, waaronder nu het politiek ingrijpen in de klassenstrijd. Meer dan ooit is het noodzakelijk tot een zorgvuldige verbinding te komen tussen een programmatisch-strategische oriëntering, internationaal en nationaal, een analyse van de nationale werkelijkheid, en anderzijds de tactische uitwerking van een lijn voor een concreet gericht politiek optreden. Daarbij zal telkens opnieuw naar het juiste evenwicht moeten worden gezocht tussen de absolute noodzaak van revolutionair-marxistische duidelijkheid tegenover alle vormen van reformisme en centrisme, die telkens weer in het slop blijken te voeren, en anderzijds de soepele verbinding met alle werkelijk revolutionaire elementen in het kader van de voorbereiding van de revolutionaire partij.