Frank Slegers

Uitgelezen

Het neoliberalisme volgens Jaap Kruithof


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2000, winter, (nr. 75), jg. 44
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Het laatkapitalisme
Het neoliberaal fiasco
Neoliberale globalisering en armoede

Jaap Kruithof heeft een boek geschreven tegen het neoliberalisme. In Vlaanderen werd het een tophit.

Voornamelijk voor onze Nederlandse lezers, wie is Jaap Kruithof? Jaap Kruithof was hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Gent van 1962 tot 1995. In mei ’68, midden in de studentenrevolte, was hij in Gent de jonge professor die de ‘moralisten’ vormde, de toekomstige leraars moraal. Heel wat militanten van de nieuwe generatie Belgische trotskisten zat bij hem op de studiebanken en zouden met hem een nooit aflatende haat-liefderelatie ontwikkelen. Kruithof was radicaal, maar ook een einzelgänger. In zijn boek vinden we er een spoor van terug: “Ik schreef in 1963, na de gebeurtenissen in Algerije, al dat er in West-Europa geen echte linkerzijde meer bestond. Die was in de jaren vijftig ten onder gegaan.” (blz. 474). Onafhankelijk, eigenzinnig, is Kruithof uitgegroeid tot een “goeroe” van de onafhankelijke linkerzijde in Vlaanderen. We zetten goeroe tussen aanhalingstekens, want Kruithof is een bescheiden en beminnelijk man.

Zijn nieuwste boek doet Kruithofs radicale reputatie alle eer aan. Dat komt bijvoorbeeld sterk uit de verf in het hoofdstuk over de vluchtelingen en de migranten. Kruithof is niet gelukkig: “De wereld is een stinkende puinhoop geworden” (blz. 65). Dit treft hem persoonlijk: “Sinds jaren ervaar ik met bitterheid dat veel mensen blijkbaar niet beseffen op welke onleefbare wereld we afstevenen door het despotisme van het kapitaal” (blz. 219). Met zijn radicaliteit heeft Kruithof een gevoelige snaar geraakt: het boek stond nummer één op de hitlijst van de non-fictie, en als spreker lokt hij veel publiek. Het feit dat het alternatief van Kruithof erg gematigd is (een gereguleerde markteconomie[1]) doet hier niets aan af. Een stroming in de publieke opinie zat duidelijk te wachten op een stem met gezag om te zeggen dat het zo niet meer verder kan.

Megasystemen

De centrale idee van het boek is dat de ‘megasystemen’ (de grote mondiale kapitaalsgroepen) de overhand gehaald hebben op de staten. Dit is een novum in de menselijke geschiedenis (blz. 46). Dit heeft een belangrijk gevolg: de nationale staat, het traditionele terrein waarop de politieke besluitvorming tot stand komt en de democratie wordt beoefend, kan die functie niet meer vervullen. Aan politiek doen, in de zin van deelnemen aan verkiezingen en institutioneel politieke macht verwerven, is een zinloze bezigheid geworden, hoorden we Kruithof zeggen op een debat. In het boek is Kruithof voorzichtiger: “De economische macht dreigt het politieke gezag aan zich te onderwerpen. Waar komen we, als dat de waarheid wordt, dan terecht? Wordt het politieke debat een lachertje met verkiezingen die nergens op slaan en partijen/regeringen die de markt gedwee volgen? Zal een andere soort politieke ordening zich ontwikkelen binnen de dictatuur van de markt? Heeft dat nog iets te maken met de politiek in de klassieke zin van het woord? Vragen die voorlopig onbeantwoord blijven” (blz. 59).

Het antwoord op de megasystemen is het uitbouwen van de sociale beweging, het versterken van de netwerking, en het leggen van verbanden. Het is zeer belangrijk dat deze sociale beweging zich op wereldvlak organiseert (blz. 483-484). “Waar het nu op aankomt is de genoemde krachten, de bewuste werknemers, de werklozen, daklozen, mensen zonder papieren, boeren en actievoerenden van Attack, over wie verder meer, samen te bundelen in één krachtig front. Dat zou een wezenlijke stap betekenen in de socialistische strijd” (blz. 508).

Het is ons niet altijd duidelijk wat Kruithof bedoelt. Soms geeft hij de indruk dat voor hem de rol van de staten, en dus van de politiek, is uitgespeeld, en dat alleen sociale actie telt. In het laatste hoofdstuk (“strategie”) lijkt Kruithof zich echter vooral te willen afzetten tegen strategieën[2] die eenzijdig mikken op een hervorming van de politiek. Hij lijkt vooral te willen pleiten voor wat vroeger werd aangeduid met “buitenparlementaire actie”, liefst op internationale schaal, met linkse partijvorming en versterking van de politiek als opties voor een latere fase. Met de stelling van Kruithof over de relatie tussen de “megasystemen” en de nationale staten hebben we toch een probleem. Op de aan de gang zijnde discussie over de betekenis van de mondialisering gaat Kruithof niet in.[3] Zijn besluit over de onmacht van de politiek is echter betwistbaar. Een kritiek op die opvatting hebben we in De Internationale al gepubliceerd met een artikel van Ellen Meiksins Wood (Monthly Review).[4] Het is niet waar dat de rol van de staten is uitgespeeld en dat “de markten” de staten aan zich onderwerpen. Precies de staten zijn de drijvende kracht achter de globalisatie. De globalisatie is geen natuurlijk proces. Het is het resultaat van politieke beslissingen (deregulering, privatisering,...). Dus zijn ook andere politieke beslissingen mogelijk. Wanneer de politiek haar handen in onschuld wast en zich onheus behandeld voelt door critici (de politiek wordt “overvraagd”), is dit een leugen. Die leugen is bedoeld om de mensen machteloosheid aan te praten.

Vrijhandel

We hebben best geen naïeve opvatting over het verhaal van de “vrijhandel”. De “vrijhandel” is de inzet van een permanent politiek gevecht tussen belangen en nationale staten. De belangen van de grote voedselmultinationals worden door de ene staat meer ter harte genomen dan door een andere. De financiële deregulering wordt vooral gewenst door de Verenigde Staten, die via het financieel kapitaal parasiteren op de wereldeconomie. De Europese Unie hoopt met de Euro ook een stem in het kapittel te krijgen. Tegenstellingen tussen staten ontstaan omdat zij zich identificeren met specifieke sectoren van het kapitaal, omdat zij een andere economische ontwikkeling hebben, of omdat de sociale krachtsverhoudingen er anders liggen.

Dit heeft een belangrijke praktische draagwijdte. Politieke strijd moet in het hart staan van elke strategie tegen het neoliberalisme. En het is mogelijk. De “globalisatie” is immers niet alleen het resultaat van politieke beslissingen, rond die politieke beslissingen ontstaan tegenstellingen tussen staten. En dus is er ook ruimte voor verzet. Dat verzet kan met een autonome agenda ingrijpen op de politieke strijd rond de “globalisatie” die tussen de staten wordt gevoerd. Het ontbreekt toch niet aan voorbeelden: de succesvolle strijd voor het afvoeren van het MIA, de mobilisatie in Seattle, ...

Europese Unie

Zeker in Europa is dit een belangrijke vaststelling. De Europese burgerijen bouwen immers aan de Europese Unie, een embryo van een supranationaal staatsapparaat waarmee ze hopen sterker te staan in het mondiale strijdperk. Indien de politiek irrelevant is geworden, is het onbegrijpelijk waarom de Europese burgerijen zich zoveel moeite geven de Europese Unie uit te bouwen.

Deze Europese Unie is echter fragiel, heeft geen legitimiteit. Om te winnen tegen Amerika en Japan moet het Europees kapitaal het obstakel nemen van het “Europees model”, de “naoorlogse welvaartsstaat”. Dit heeft een geweldige legitimiteitscrisis van de Europese Unie als gevolg.[5] De bevolking ervaart de Europese Unie terecht als een bedreiging. Bovendien worstelt de Europese Unie met tegenstellingen tussen de lidstaten. Met alle macht probeert het Europees kapitaal deze zwakheden voor de Europese bevolking te verbergen (cf. het fluiten in het donker na het Deens “neen” tegen de Euro), maar ze zijn er niet minder reëel om.

Kruithof onderschat zowel de mogelijkheden als de noodzaak aan politieke strijd, meer bepaald op het Europees terrein dat zich volop aan het ontwikkelen is. Het is spijtig dat in een boek over het neoliberalisme zo weinig aandacht wordt besteed aan de Europese Unie. Het is alsof een Amerikaan een boek zou schrijven over het imperialisme en daarbij vergeet te schrijven over de Verenigde Staten. Bovendien, behalve in de kritiek op het ‘Fort Europa’ (het vluchtelingenbeleid), wordt de Europese Unie eerder positief benaderd, en lijkt Kruithof een voorstander van de versterking ervan: “Wat met de continentale bestrijding van onveiligheid bijvoorbeeld op Europese schaal? Ook hier ontbreekt eendracht en stootkracht. Er is geen volwaardig Europees parlement, geen geünifomiseerd Europees belastingstelsel. Een Europees leger ontbreekt, evenals een adequaat Europees politiekorps. Tegen de tijd dat een efficiënt antwoord is gevonden, hebben de criminele systemen zich allang op mondiaal vlak geïnstalleerd en die positie kan Europa niet vernietigen” (blz. 310). Een oproep tot versterking van de Europese Unie in de strijd tegen de uitwassen van het neoliberalisme?

Wij verdedigen een ander perspectief. De uitbouw van de Europese Unie is een oorlogsmachine, niet alleen tegen de transatlantische concurrenten, maar ook tegen de eigen bevolking. De versterking van de Europese Unie is de versterking van het neoliberalisme. Gelukkig gaat de uitbouw van de Europese Unie met moeilijkheden gepaard, en dat geeft openingen, mogelijkheden voor de sociale beweging om een eigen agenda naar voor te schuiven. Daartoe mag de sociale beweging zich echter niet afkeren van het politieke terrein, integendeel, zij moet aan politiek doen, meer bepaald op het Europese niveau.

Laten we de Europese burgerijen niet onderschatten. Zij hebben zeer veel politieke ervaring in huis. De opbouw van een Europese supermacht gaat met horten en stoten, maar ze gaat vooruit. Het ene na het andere obstakel wordt genomen. Men probeert een Europees chauvinisme uit de grond te stampen. Crisismomenten en mislukkingen worden gebruikt als hefbomen om stappen vooruit te zetten (cf. de manier waarop het Europees fiasco in Kosovo een hefboom wordt voor de uitbouw van een Europees leger).

De Europese burgerijen manoeuvreren politiek tegen het verzet van de sociale beweging. De sociale beweging moet daarom ook zelf een politieke tactiek en strategie ontwikkelen (ordewoorden, platforms, waarmee de bevolking wordt uitgenodigd zich te richten tot de politiek overheid), wetend dat het zwaartepunt van de Europese Unie intergouvernementeel blijft, dus dat de nationale regeringen het zwaartepunt vormen in de Europese politieke besluitvorming. Het ontbreekt niet aan goede voorbeelden. Zo hebben de ‘euromarsen’ een eisenplatform uitgewerkt om op Europees niveau een minimumloon en minima voor de sociale uitkeringen af te dwingen. Zo hebben de ‘euromarsen’ ook goed het politiek belang begrepen ten strijde te trekken tegen het Europees Handvest van Grondrechten dat in Nice zou worden aangenomen. In dezelfde zin heeft Attack een gevecht gelanceerd tegen de poging Europees commissaris Pascal Lamy fast track bevoegdheden te geven bij de onderhandelingen in het kader van de WTO.

Jaap Kruithof bewijst de sociale beweging geen dienst wanneer hij de inzet van dergelijke politieke gevechten impliciet minimaliseert. Het (politiek) terrein van de Europese Unie zou voor de sociale beweging in de komende jaren een prioritair aandachtspunt moeten zijn.

We kunnen leren uit de moeilijkheden van de “witte beweging”, die België op zijn grondvesten deed daveren. Eén van de belangrijke lessen is toch wel de enorme politieke manoeuvrecapaciteit die het regime in dergelijke situaties ontwikkelt.

Sociale beweging en politieke organisatie

Dat betekent niet dat er niets mis is aan de verhouding tussen de sociale bewegingen en de politieke organisaties die er actief in zijn, integendeel. Autoritaire en manipulerende praktijken zijn schering en inslag geweest, en de vijandige concurrentie binnen klein links heeft zeker geen positieve gevolgen gehad. Maar in reactie op dat mislukken verdedigen dat het politieke terrein (voorlopig) best wordt terzijde gelaten, getheoriseerd in een verhaal over het verdwijnen van de betekenis van de staten onder druk van de ‘megasystemen’, is een vlucht achteruit die enkel tot een impasse kan leiden.

Een andere vraag is het wanneer de tijd rijp is het electorale terrein te betreden. De balans aan de “linkerzijde van de linkerzijde” lijkt erop te wijzen dat het te vroeg is. Daarbij wordt misschien uit het oog verloren dat ook dit niet alleen een kwestie is van chronologie (te vroeg), maar wel een verhaal van gemiste kansen in de jaren ’70 en ’80, door tactische fouten (vooral ten gevolge van het onderling sektarisme). Wie altijd bang is te vroeg te zijn, kan wel eens te laat komen. Immers, als er een electorale opening komt, zal het niet zonder belang zijn wie die bezet. De sociale beweging heeft er belang bij dit actief te volgen, anders dreigt ze in een tweede fase door de politieke kracht die in het politiek gat is gesprongen, voor voldongen feiten te worden geplaatst. De verhouding tussen de milieubeweging en Agalev kan ons in dat verband veel leren.

Jaap Kruithof, Het neoliberalisme, Berchem, EPO, 2000, 522 blz., met een voorwoord van Eric Goeman van Democratie 2000.

_______________
[1] Kruithof heeft een genaturaliseerde niet-historische visie op de markt: “De mens is van nature een sociaal wezen, vandaar dat er altijd ruil was en dat zal zo blijven” (blz. 77). Kruithof is ook niet vies van nieuwe markttechnieken, zoals teleshopping, maar het bestelde moet dan wel tijdig worden thuisgebracht en dat is nog een probleem” (blz. 80) Blijkbaar heeft Jaap een slechte ervaring gehad met teleshopping...
[2] In België aangeduid met het codewoord “nieuwe politieke cultuur”, nadat de doorbraak van extreemrechts, maar ook de “witte beweging” en de “dioxinecrisis” het bestaan hadden aangetoond van “een kloof tussen de politiek en de burger.”
[3] Voor een goed overzicht van de discussie verwijzen we naar Le triangle infernal, Crise, mondialisation, financiarisation, Actuel Marx Confrontation, PUF dec. 1999, 938 BEF. Dit boek bevat de bijdragen ter zake gedaan op het Congrès Marx International II.
[4] Arbeid, klasse, staat en globalisatie, DI nr. 64, juni 1998.
[5] Cf. het Deense ‘neen’ tegen de Euro, de lage opkomst bij de Europese verkiezingen, de electorale afkalving van de sociaaldemocratie, de scepsis van de Britse publieke opinie, enz.

Frank Slegers is lid van de redactie van De Internationale